EEN AVOND IN
HET VERLEDEN
DE LEIDSE COURANT
F\IT WORDT geen geschiedenis vol
avontuur en liefde, of misschien
juist wel; maar in ieder geval speelt
een oude vrouw in een oude boerde
rij er de hoofdrol in en verder dan
een golf van gedachten komt het ver
haal bijna niet.
Judy Macholm was eenzaam, zoals
veel vrouwen eenzaam kunnen zijn,
die het doel van hun leven gemist
wanen, die niet kunnen begrijpen,
waarom de halve eeuw. waarvan zij
zoveel verwacht hadden, zo geheel
anders verlopen is.
Iri de kamer bij de open haard zat
Sidny in zijn invalidewagentje en
door de half-geopende keukendeur
kon zij hem precies zien zitten. Hij
sliep nu en Judy was er blij om, want
sinds Sidny gedwongen was in een in
validewagentje te zitten, was alle
kracht uit hem geweken en was hij
een lastige oude man geworden, die
naar de dood verlangde.
En Sidny was haar man, op wie ze
eens zo geweldig trots was geweest,
misschien wel te trots, want in haar
bewondering had ze zich altijd on
machtig gevoeld orn zich tegen hem
te verzetten, en wellicht was dat juist
nodig geweest om van het leven de
droom te maken, die vele jaren ge
leden haar ogen had doen schitteren.
Het werd donker in de keuken en
deze tijd van de dag haatte Judy het
meest; het werk van alle dag was ge
daan en meer viel er niet te doen op
een boerderij, die verwaarloosd was,
waar niemand meer echt werkte en
waar twee oude mensen hun laatste
levensjaren sleten. Er moesten nu
nog enkele uren verlopen, voordat ze
zouden kunnen gaan slapen en wat
deed ze met deze uren, die vroeger
altijd gevuld waren met werk; Judy
zocht al jarenlang naar de oplossing
van dit probleem.
Zachtjes, om Sidny niet wakker te
maken, maakte ze de keukendeur
open en keek in de snel-duister-wor-
dende tuin, waar een. overal wonder
lijke plekjes waren geweest en waar
nu een wildernis heerste, die alleen
maar droevig was. Verder dan de
tuin keek ze, omlaag langs de heuvel
rug, waar vroeger 'n lokkende boom
gaard vruchten voor het gehele jaar
en meer beloofd had en waar nu een
donkere verveling het verval van de
bomen verborg.
Het was allemaal zo vlug gegaan;
een mens kreeg te weinig tijd om
echt te leven en toch kon soms het
leven een lange marteling toeschij
nen.
Judy kwam niet uit haar philoso
phic en liet het probleem gelaten
schieten.
ZE LIEP ZACHTJES de kamer
binnen en vond op het buffet een
foto, die ze de laatste dagen misschien
wel honderd maal in haar hand ge
had had en waarvan ze het beeld fei
telijk nooit helemaal uit haar gedach
ten had gehad, gedurende de lange
reeks van jaren, dat haar zoon niet
meer thuis was.
„Oh, Johny, als je ons maar niet op
deze wijze achtergelaten had, zou
alles nog veel gemakkelijker te dra
gen zijn. Je vader is oud nu en zal je
altijd blijven haten, maar jij bent
jong en je bent in je hart zo'n goede
jongen. De tijd van haten is voorbij".
Ze had de woorden fluisterend ge
zegd en nu zag ze in één flits weer
alle gebeurtenissen van de afgelopen
weken voor zich, die de oude wond
weer zo enorm pijnlijk hadden ge
maakt.
De vrachtrijder had op zekere dag
verteld, dat hij Johny een lift gege
ven had naar de stad, waar hij een
ontmoeting had gehad met oom Alex.
Oom Alex had een zware hvpo-
theek op de boerderij en Johny wilde
deze van hem overnemen.
Er kon geen fellere manier van
wraak gevonden worden, dan een
oude man van de boerderij te jagen,
die hij met eigen handen opgebouwd
had en die hij tot bloei gebracht had,
door jarenlang een taai gevecht te le
veren tegen het steeds weer opstu
wende woud, waaraan hij het ont-
rükt had.
Judy dacht mild over haar zoon;
je kon het hem niet kwalijk nemen,
want zijn vader had hem altijd ge
haat, al toen hij een kleine jongen
was.
Judy keek in de donkere, scherp-
kijkende ogen van de jongen op de
foto en fluisterde: „Het is begrijpe
lijk, Johny, maar het strookt zo wei
nig met je aard".
Het was deze herfst juist
30 jaar geleden, dat je bü ons
kwam, Johny. Toen alles voorbij was
en je rood gezichtje glom tussen de
dekens, keek ik uit het raam van
mijn kamer en zag de vallei op zijn
mooist. De lucht was even blauw als
jouw ogen en de waranda, die toen
nog sterk en nieuw was, had je vader
juist geverfd en de nieuwe kleur gaf
aan de gehele omtrek een bijzondere
betovering. Verder naar beneden la
gen de boomgaarden en ik kon de
geur van rijpende appels ruiken; de
gehele wereld scheen toen zo prach
tig, zc onverwoestbaar mooi en zo
vol beloften.
Na een poosje kwam je vader bin
nen en hij had zijn overall uitgetrok
ken, omdat hij die kennelijk niet op
zijn plaats vond bij zo'n gelegenheid.
Ik vond hem erg knap die morgen en
toen hij zich voorover boog en mijn
hand nam, hield ik zoveel van hem,
dat mijn ogen vochtig werden. Hij
kuste me niet, zo was je vader niet,
maar de manier, waarop hy jou in
zijn armen nam, vertelde me, dat hij
erg dankbaar was.
Met een beverig lachje zei ik:
„Dat het nu juist tijdens de oogst
moest gebeuren; nu heb je een kost
bare halve dag gemist".
Een brede glimlach verscheen toen
op het gezicht van je vader; met zijn
ruwe hand woelde hij voorzichtig
door mijn haar en streek even over
mijn wang: „Ik ga nu meteen naar
het veld", zei hij lachend, „en die hal
ve dag is voor de avond ingehaald".
Toen hij de kamer uitging, zong het
diep in mijn hart en de gehele dag
ling en zou daarin alleen maar ge
sterkt zijn, wanneer ik hem jouw
verhalen verteld had.
jyiAAR JE HAD je vader niet zo
onbarmhartig moeten veroorde
len, Johny. Zijn wereld was nu een
maal een geheel andere, dan de jou
we. Hij begon zijn leven met geen
ander bezit dan een paar stevige ar
men en een wil, die voor niets te
rugdeinsde. En voor hem was de we
reld slechts een verzameling dingen,
die hij zijn wil wilde opleggen; bo
men moesten gesnoeid worden, rot
sen opgeruimd en vee geslacht. Ja,
Johny hij was een jager; hij dreef
ons soms zo erg op, dat we 's avonds
te moe waren om te kunnen slapen.
Het was wreed en het was ver
keerd, maar ondanks alles hield ik
ken. Hij vond, dat je nergens voor
deugde en dat we niets dan verdriet
van je zouden hebben.
r\E JAREN GINGEN voorbij en je
vader kreeg steeds meer land en
meer vee; hij werd erg rijk, maar hij
bleef voortjagen, omdat hij niet
meer kon ophouden.
Toen kwam je vader op zekere dag
met een lange broek uit de stad en
het deed me pijn, dat ik zo plotse
ling ontdekte, dat je geen jongen,
maar een man was.
Toen kwam Martha
Ernst kreeg altijd wat hij wilde
hebben; hij had al een aardige vee
stapel en een flinke lap grond, die
hij zelf tot cultuur gebracht had;
Martha werd dus het meisje van
Ernst.
IK WAS NIET IN STAAT om ook
maar iets te zeggen, John, en mis
schien heb je die avond gedacht, dat
ook ik de partij van Ernst trok, dat
ook ik meende, dat je Martha niet
waard was. Maar, John, in mijn hart
klonk muziek en ik was zo geweldig
trots op je.
De volgende morgen sloop Ernst
het huis uit, voordat iemand van ons
wakker was. Hij rukte al je bloe
men uit, schoot de slangen dood en
slachtte de fazanten. Toen ging hij
gewoon naar het land toe en werkte
rustig de gehele dag naast zijn vader
of er niets gebeurd was.
Ik smeekte je niet met hen te vech
ten, omdat je het toch niet kon win
nen, maar jij ging naar het land en
begon een gevecht tussen je broer en
je vader. Toen je thuis kwam, bloe
dend en gekneusd, wist ik, dat je niet
meer op de boerderij zou blijven.
Martha verdween een paar weken
later ook; je hebt haar nog steeds en
ik kan je niet zeggen, hoe gelukkig
ik daarom ben.
Och, de gehele geschiedenis is al
heel, heel lang geleden en de jaren,
die volgden op jouw vlucht, hebben
maar al te duidelijk aangetoond, hoe
juist jij de schoonheid zocht en hoe
verkeerd je vader en je broer geld
en macht poogden te veroveren.
Je hebt nu naam gemaakt met de
schilderijen, Johny en momenteel sta
je op het punt om naar het buiten
land te gaan, waar je uitgever ten
toonstellingen van jouw werk ver
zorgd heeft.
Je hebt geld nu, wel niet erg veel,
maar voldoende, omdat je geleerd
wilde de muziek niet meer ophouden;
toen wist ik, dat je vader en ik van
elkaar hielden op een manier, die we
ons nooit hadden kunnen voorstellen.
DIE AVOND KWAMEN je vader en
Ernst de kamer binnen en je va
der zei: „We noemen hem John, dat
j is een korte en handige naam". Je
vader had niet gevraagd hoe ik er
over dacht, maar ik vond alles goed,
wat hij in die tijd deed.
Toen kwam Ernst naar mijn bed
om je te bekijken. Hij was toen vijf
jaar en hij ging al met je vader mee
naar.het land. Ernst was nooit een
echte baby geweest, want zijn eerste
woorden sprak hij tot paarden en
koeien en toen hij nauwelijks lopen
kon zat hij al op het land. Je vader
was trots op hem, omdat hij zo han
dig was.
„Hij ziet er uit als een oude man
in het klein", was de mening van
Ernst, toen hij je bekeken had en
zonder een glimlach verliet hij de ka
mer. In die tijd was Ernst al precies
als je vader en ik ontdekte de tragiek
niet, die er school achter dat vroeg
rijpe gezichtje.
Toen je nog geen jaar oud was, ont
dekte ik al, dat je nooit als Ernst
zou worden en misschien hield ik
daarom zo veel van je. Na enkele ja
ren nam je vader je mee naar het
veld, maar je kon nooit tegen Ernst
opboksen. Als je de zon op de bergen
zag of een mierenhoop ontdekte, liet
je het werk in de steek en wijdde
je volle aandacht aan het wonder
lijke verschijnsel, dat je ontdekt had
en altijd ontdekte je iets nieuws.
De gehele wereld was voor jouw
een wonderland en de vreemde
schoonheid van al je ontdekkingen
leek jou veel belangrijker toe, dan
de mestwagen, waarmee je broer
zeulde of het onkruid, dat zo nodig
gewied moest worden.
In het begin vonden we het een
beetje vreemd, toen je plotseling een
grote voorliefde aan de dag legde om
's morgens in alle vroegte de koeien
naar de bovenweide te brengen. Ik
vermoed, dat je vader nooit begrepen
heeft, dat je de zon wilde zien op
gaan, en dat dit de mooiste gelegen
heid daartoe was. Je hebt mij dik
wijls verteld, hoe de kleuren plotse
ling uiteenspatten en hoe de gehele
lucht een schilderij werd dat een
schilder in zijn stoutste dromen niet
op doek zou kunnen krijgen. Ik heb
dat nooit aan je vader verteld, want
hij vond je nu eenmaal een zonder
van hem, omdat liefde leert te ge
ven, zonder er ooit iets voor terug te
vragen. En ik kreeg er veel voor te
rug, want het ruwe, onvruchtbare
land werd lieflijk en begon rijke
vrucht af te werpen door ons werk.
De grond, die woest was geweest,
werd geel van het koren en het vee
werd vet in de velden, die met inge
wikkelde systemen water gekregen
hadden.
Toen jij ongeveer twaalf jaar was,
hadden we de beste boerderij uit de
omtrek. En wanneer een vrouw kin
deren heeft en een man, waarop zij
te allen tijde kan bouwen, wat zal ze
dan meer verlangen?
Ik was gelukkig, Johny en ik hield
van je vader. Maar ik hield ook van
jou met een vreemde, bangmakende
liefde, want ik wist, dat eens de dag
zou komen, dat deze liefde niet meer
in staat zou zijn jou aan mij te bin
den. Ik wist, dat eens de dag zou
komen, dat je weg zou gaan en ik
wist niet, wat ik daartegen moest
doen.
70 WERDEN DE DAGEN jaren en
je vader werd welvarend. Hij
kreeg boerderijen uit de omtrek in
bezit op een manier, die mij soms
benauwd maakte; hij werd onbarm
hartig.
Op de dag, dat de oude Isaak, die
stervende was, aan de betere hand
geraakte, was je vader woedend en
dit maakte me bang, maar ik poogde
me zelf te vertellen, dat je vader een
goed zakenman was en dat ik trots
op hem behoorde te zijn.
En gedurende al die tijd dwaalde
jij rond de boerderij met een vreemde
droom in je ogen, die niemand scheen
te begrijpen.
Ernst was anders.
Toen hij 15 jaar was, ontdekte hij,
dat de goedkoopste manier om iets
in zijn bezit te krijgen, was, te wach
ten, totdat de bezitter in moeilijk
heden geraakte. Op deze manier
kocht Ernst zijn eigen varkens, zijn
eigen paard en zijn eigen stal en je
vader was trots op hem.
Maar jij stond geheel buiten deze
wereld. Je bracht je vader tot razer
nij, omdat je op zekere dag weiger
de een veldmuis dood te maken en
eens vloog je met een stok op Ernst
af, omdat deze een zwaluwnest van
het dak stootte. Die dag kwam je
thuis met een buil op je hoofd en
een Oog, dat gezwollen was en nadat
ik je verbonden en naar bed gebracht
had, begon je vader over je te spre
Martha was een lief meisje; ze
kwam uit een gezin, waar men haar
werken geleerd had en ze beloofde
een pracht vrouw te worden.
Niemand dacht er ook maar aan,
dat Martha enige belangstelling' voor
jou kon hebben, toen ze het meisje
van Ernst was, want iedereen vond
jou een zonderling, waar ze hoog
stens om lachen konden. Je deed je
werk op de boerderij, zei weinig en
voor de rest wist feitelijk niemand,
wat je uitvoerde. Zelfs ik wist niet,
dat je in de buurt van de boerderij
een eigen tuin aangelegd had met
prachtige bloemen, een klein huisje
en vreemde vogels. Ik herinner me
nog wel de dag, dat je vader schold
op de schildersezel, die op je kamer
stond, maar toen ik de volgende dag
boven kwam, was ze verdwenen.
Je moet wel erg gelukkig geweest
zyn in dat kleine huisje temidden
van al de dingen, die je liefhad en
die jou begrepen. Het was geen lou
ter toeval, dat precies Martha je daar
moest ontdekken.
Ik vraag me nu nog af, hoe dik
wijls zjj er al geweest was, voordat
die avond kwam, dat Ernst jullie
beiden in dat huisje vond; het is me
een raadsel hoe Ernst verdenking op-
vatte en ertoe kwam je die avond te
volgen.
Ernst volgde jullie en ontdekte,
wat er gaande was, maar toen hij
thuis kwam, was er geen triomph in
zijn ogen, want ze waren gezwollen
en bloed liep langs zijn kin omlaag.
„Dat heeft John me geleverd", zei
hij met een stem, die bijna verstikt
werd door woede. „Ik vond uit, dat
hij een soort aards paradijs geschapen
heeft beneden aan de voet van de
vallei, waar hij alles bij elkaar ge
stouwd heeft tot slangen toe. Toen ik
er een, die lastig werd wilde doden,
sprong hij met een stok op me af".
Hij zag niet dat jij( zachtjes bin
nengekomen was; je was niet bang
en je stem was rustig: „Het was geen
stok", zei je, „ik heb hem met mijn
vuist geslagen. En als hij het nog
eens waagt om daar te komen, zal ik
hem breken!"
Alhoewel je lelijke dingen zei, was
ik trots op je.
Je vader trok natuurlijk partij voor
Ernst: „Nota bene slangen!" zei hij
met verachting in zijn stem.
„Het ging helemaal niet om de
slangen", zei jij kalm. „Ernst vond
Martha bij me en dat maakte hem
razend. Martha is van nu af aan mijn
meisje en dat zal ze blyven ook".
hebt levensgeluk te zoeken in dingen,
die weinig kosten.
IE VADER ZIT op het ogenblik in
de kamer hiernaast, in een inva
lidewagentje, een gebroken kracht.
De boerderijen, die eens van hem wa
ren, is hij allemaal weer kwijtge
raakt. Ernst, die nooit tevreden kon
zijn met wat hij had, drong er bij je
vader op aan, dat hij landspeculaties
zou wagen. Ernst heeft hem gedwon
gen deel te nemen aan een twijfel
achtige bankinstelling, die in de cri
sisjaren fabelachtige winsten zou
kunnen behalen. Je vader was niet
in staat hem te remmen of zijn wil
te dwarsbomen; het kind, dat eens
zijn trots was geweest, werd nu oor
zaak van zijn ondergang en in enkele
jaren verloren we alles, wat we met
jarenlang hard werken verdiend
hadden.
Toen de ondergang vaststond, ging
Ernst met het laatste vee, dat nog
over was naar de stad en nooit heb
ben we meer iets van hem gehoord.
Je vader heeft toen geprobeerd om
het alleen klaar te spelen en het re
sultaat is, dat hij momenteel in een
invalidewagentje zit en met bittere
blik naar het verleden staart. Alleen
de boerderij, waar we het eerst ge
woond hebben, waar jij geboren bent
en vanwaar je uitgetrokken bent om
de wereld te veroveren, hebben we
nog in bezit.
Ons verdere bezit bestaat uit een
angstwekkende stapel doktersreke
ningen en zelfs de boerderij is niet
meer van ons, want er drukt een
loodzware hypotheek op.
De mensen van de vallei bezoeken
ons niet meer, want ze vinden ons
zonderling en de kinderen roepen ons
soms na; de post brengt geen andere
brieven dan circulaires en nieuwe re
keningen die we niet meer kunnen
betalen.
CN JUIST OP DIT MOMENT,
Johny, nu we een dieptepunt be
reikt hebben, dat enkele jaren gele
den nog zo onvoorstelbaar was, juist
op dit ogenblik doe je moeite om ons
ook van hier te verdrijven.
Ik kan begrijpen, dat je haatgevoe
lens koestert; zelfs al zou Ernst je
vader niet tot zoveel dwaasheden ge
bracht hebben, dat we alles verloren
hadden, dan nog zou jij er nooit een
cent van hebben gezien. Je vader
heeft je altijd uitgescholden als een
nietsnut; hy is er nu eenmaal vast
van overtuigd, dat een man alleen
maar met zweet en kracht een eer
lijke boterham kan verdienen en jij
wilde spelen met de kleuren van de
regenboog.
Maar, Johny, ik geloof, dat het vol
doende wraak is, wanneer je hem
hier zou zien zitten, een oude en ge
breken man. En je had toch ook aan
mij kunnen denken. Ik ben niet meer
zo jong en waar moet ik met je va
der naar toe, als jij ons van de boer
derij jaagt? Tot nu top ben ik zo ver
schrikkelijk trots op je geweest; ik
durfde het niet te bekennen, omdat
ik van je vader hield en ik ook een
beetje bang voor hem was, maar in
mijn hart heb ik tegen je opgezien,
als tegen een man.
Maar wat je nu gedaan hebt, past
je niet. Wanneer je vader of Ernst
het gedaan hadden, ^ou het gewoon
zijn geweest, maar jij had dit nooit
mogen doen, omdat in jouw ogen de
zon schijnt.
IN DE KAMER BEWOOG Sidny
1 zich moeilijk in zijn rolstoel; hij
was wakker geworden en voorzichtig
liep Judy de kamer binnen, want ze
vond Sidny zo vreemd geworden de
laatste dagen.
„Judy", klonk plotseling een scher
pe stem vanuit het duister, „wil je
even hier komen om een brief aan
John te schrijven?"
Judy bleef onbewegelijk staan ew
het bloed liep weg uit haar gezicht.
In al die jaren, die verstreken waren,
sinds John de boerderij verlaten had,
was het nooit voorgekomen, dat Sid
ny een brief aan John geschreven
had en hij had haar ook verboden te
schrijven. „Ach, Sidny", stamelde
ze, „je kunt de zaken beter laten,
zoals zc op het ogenblik zijn; harde
woorden zullen de toestand alleen
maar erger maken."
„Haal pen en papier!" zei Sidny
scherp en ongeduldig; hij keek naar
het vuur in de haard, kuchte eens
en vond geen woorden meer. Judy
keek hem angstig aan, toen hij ten
slotte zei: „Vertel hem, dat de kui
kens het goed doen en dat het groen
tetuintje ook niet tegenvalt....", de
stem van Sidny stokte weer even en
toen ineens kwam eruit: „Schrijf
hem, dat hij Martha naar de boerderij
moet stuien, zolang als hij in het bui
tenland is, want ze zal zich wel niet
op haar gemak voelen in de grote
stad alleen".
Hij keek Judy aan en werd kregel,
omdat zij hem met open mond aan
staarde: „Wat vind jij daar nu weer
voor vreemds aan?" blafte hij plot
seling, „als je zoon naar het bui
tenland moet, is het toch heel nor
maal, dat je z'n vrouw vraagt om bij
je te komen, of niet soms?"
Judy pakte met een vreemd ge
voel in haar'hoofd de pen en vroeg
zich tobbend af wat Sidny zo plotse
ling veranderd kon hebben; het werd
voor haar een kwellende vraag en
zij had het idee, dat ze dit probleem
eerst moest oplossen, voordat ze de
brief kon schrijven. Maar Sidny keek
strak voor zich uit en ze wist, dat hij
het haar toch niet zou vertellen.
Voorzichtig schreef ze een paar zin
nen op papier, verzonk weer in ge
peinzen en schreef weer wat.
jj^E KEEK OP, toen ze een regel-
matig ademhalen uit de stoel
hoorde en ze zag, dat Sidny weer in
geslapen was.
En toen vond zij de brief.
Hij was enige dagen daarvoor aan
gekomen, maar zij had gedacht, dat
het weer een onbetaalbare rekening
was en had er niet op gelet: ook Sid
ny had haar niet meer over de brief
gesproken.
Deze brief was nu uit Sidny's
hand gerold; hij had hem dus weer
gelezen. Die brief moest van Johny
zijn, wist Judy ineens.
Voorzichtig pakte ze de brief weg
en terwijl ze een ooeie op de sla
pende man gericht hield, las zij hem:
Beste vader,
Even in haast een krabbeltje,
want over enkelp ogenblikken ver
trekt mijn trein en wellicht hebt
U er geen behoefte aan om een
lange brief van mij te ontvangen.
Maar er zijn enkele zaken, die U
moet weten. Ik heb oom Alex ont
moet. en de hypotheek afgelost; de
boerderij is nu weer helemaal van
U en U zult de papieren hierbij
ingesloten r nden. Ook de dokters
rekeningen heb ik te pakken ge
kregen en het betalingsbewijs
vindt U eveneens in deze brief.
Dan zit er nog een cheque van
100.in, want moeder is over
een paar weken jarig en dan moet
U haar een cadeau kopen voor mij.
Met Martha gaat het reusachtig
en ze is nog even lief- als vroeger.
Ik vind het alleen erg vervelend
voor haar, dat ze hier midden in
de stad alleen moet achterblijven,
nu ik op reis ga voor mijn uitge
ver.
Ik moet stoppen, want de trein
rolt binnen; het allerbeste er mee
en hartelijke groeten.
JOHNY.
Zelfs nadat Judy de brief gelezen,
dichtgevouwen en weer teruggelegd
had, was ze bang, dat Sidny zou ont
waken, want ze wilde niet, dat hij
haar zou zien huilen.
Een half uur later was Judy nog
uan haar brief bezig en toen werd
Sidny weer wakker.
„Judy".
„Ja?"
Je zou Johny nog kunnen schrij
ven, dat er weer zwaluwen op de
boerderij zijn en dat zij hun nest te
gen de rand van het dak gebouwd
hebben.
Vrij naar
„The Familv Herald en
Weeklv Star".