Ome Piet Langelaan (86) droeg
de wapenrok onder Willem III
„De Uiver" bij Sassenheim rustpunt
voor chauffeurs in de zwarte nacht
Praatje tussen kaartende bejaarden
Met f 110.- kon levensreis in
de huwelijksboot beginnen
Sterke koffie tegen de slaap
Vluchtelingen ellende in Vietnam
ZATERDAG is JANUARI 1955
DE LETDSE COURANT
TWEEDE BLAD - PAGINA 4
In het Patronaatszaaltje te Lisse
heerste de ingetogen, bijna gewijde
sfeer, die zich meester pleegt te ma
ken van een ruimte, waar men de
bejaarde heren der schepping afzon
dert met een voldoende aantal kaart
spelen. De azen en vrouwen rolden
geruisloos over de tafel en het ge
dempte „pas", „praatje" en ,,ik
gaan" vormde een waardige omlijs
ting van de gedachte, dat de hier
verzamelde heren tezamen over ge
noeg jaren beschikten, om een keten
te smeden, welke zich uitstrekt van
de datum boven dit blad tot aan het
stalletje van Bethlehem.
De oudste van dit gezelschap was
de heer Piet Langelaan, die op 5 .No
vember j.l. zijn 8öste verjaardag vier
de. In zijn lange leven heeft hü het
aanzien van de aarde danig zien ver
anderen en hoewel iedere verande
ring geen vooruitgang was, draagt
hij de moderne tijd een goed hart toe.
„Die goeie ouwe tijd mogen ze voor
mijn part in de soep hakken!", is zijn
krachtige standpunt. Want toen was
het heus geen rozengeur en mane
schijn! Als ik u vertelen daar
mede startte het interview met ome
Piet, die bij zijn verhalen geassis
teerd werd door een jonger neefje,
de heer Thomas Ruigrok, die wat de
jaren betreft hoog tegen zijn oom
opziet, maar niettemin zelf reeds ze
ventig verjaardagen achter de rug
heeft.
Soldaat van vroeger.
Ome Piet Langelaan heeft 's lands
wapenrok nog gedragen onder ko--
ning Willem III. Die tijd staat hem
nog fris voor de geest en hij kan zich
nog goed herinneren, dat de soldij
destijds 0.35 per week bedroeg. De
levensstandaard was natuurlijk wel
even anders dan tegenwoordig, maar
de 86-jarige verzekerde ons: „Er is
nooit een tijd geweest, dat je met
zeven stuivers een deur kon intrap
pen!"
Met een klein voorbeeld weet hij
de mogelijkheden van een week sol
dij duidelijk aan te tonen.
„Een retourtje LeidenLisse kost
te in die jaren veertig cent. De tram
reed nog niet, maar er was een boot
verbinding, die je naar de Haven in
Lisse 'bracht. De enige mogelijkheid
om naar huis te gaan was é£n keer
met de boot en één keer lopen!"
Toen de tram kwam werd de prijs
nog hoger. Vijftig cent voor een re
tourtje. Voor de meeste mensen was
die uitgave te groot en het was heel
gewoon, dat iemand, die naar de
stad moest, minstens één keer ging
lopen. Als je om twee uur uit Lisse
vertrok, was je tegen half vijf in
Leiden. Stevige kerels, die zuinig op
hun duiten waren, gingen heen en
terug lopen.
De lonen bedroegen gemiddeld zer
ven gulden en daarvan ging onge
veer een gulden af voor huishuur.
Twee kwartjes vormden derhalve
een heel bezit, dat niet zo gemakke
lijk voor tramgeld werd uitgegeven.
Trek je witte broek aan.
Terwijl we zo verder sloffen in de
oude tijd, zegt ome Piet Langelaan
ineens: „Wacht effe! Ik ben nog niet
uitgepraat over de militaire dienst!"
En dan snijdt hij het onderwerp aan:
„Hoelang moest men dienen?"
Dat was een weinig gecompliceer
de geschiedenis. Je diensttijd liep tel
kens af, maar als je geen baas had,
kon je weer bijtekenen. „Broodsge
brek" heette dat! Je moest het na
tuurlijk een beetje handig weten in
te pikken. Oppasser of zo bij een
hoge ome! Ome Piet heeft die functie
lang gehad en hij zag oók nog kans
een baantje te krijgen op de Militaire
Academie in Breda, wat onder de, sol
daten als een geweldige boffer gold,
omdat je er zo buitengewoon te bik
ken kreeg.
Met de liefde was het moeilijker.
De meisjes zagen ook toen wel iets
in de soldaten, maar zodra een pa
of ma het in de gaten had, begon de
ellende. De soldaat kreeg lelijke brie
ven en de dochter werd er door ieder
een op aangekeken. Wat dat betreft
zijn de jongens tegenwoordig veel
op vooruitgegaan, merkt ome Piet
grinnikend op.
En streng dat ze waren!
„Je zat zo in de witte broek!", kis
U begrijpt, wat ik bedoel.
Niks aan te doen!
Eerlijk gezegd, begrepen wij het
niet, want bij witte broeken komen
er tennisbanen in onze gedachten en
het leek erg onwaarschijnlijk, dat die
er iets mee te maken hadden.
„Ik zal het even uitduiden", zegt
ome Piet. „Kijk, ik liep eens in Lei
den en toen vond ik een dronken
soldaat in de goot. Nou ja, zo'n jon
gen laat je niet liggen, dus zeulde ik
hem naar de kazerne. Maar nou komt
het! Net was ik de poort binnen, of
er stapt een sergeant op me af, die
zegt: „Je bent'erbij! Trek maar gauw
je witte broek aan. Ik zeg: „Sergeant,
ik ben niet dronken!" Maar hij trok
er zich niet van aan. Vijf minuten
later zat ik met m'n witte werkbroek
aan achter de tralies. Een week lang,
zodra de dienst afgelopen was, kon
ik achter de deur met de grendels.
Een kapitein, die ér iets over ver
nam, wilde er werk van maken, maar
mij niet gezien. Dan had die ser
geant straf gekregen en als je vroe
ger een sergeant tegen had, kon je
beter ineens naar huis gaan.
Naar kerk en raadhuis.
Voor de verloofde paartjes is het
misschien leuk, om eens te horen, hoe
hun grootouders vroeger de huwe
lijksboot instapten.
„Ik kan me nog goed hehinneren",
En intussen ging het gezelschap gewoon door. De azen en
vrouwen rolden ever de tafel.
zegt ome Piet Langelaan, „dat ik des
tijds zes stoelen kocht, die per stuk
zestig cent kostten. De tafel was
duurder, maar ik heb er geen cent
meer voor neergeteld dan 2.40. In
Leiden tikte ik een mooie kast op de
kop voor 11,—Om even het som
metje voor te rekenen. De inrich
ting van het huis, het trouwen en de
bruilofstborreltjes, dat allemaal bij
elkaar kostte me precies ƒ110,
Met rijtuigen werd toen niet zo erg
druk gewerkt. Twee aan twee. het
bruidspaar v oorop, wandelde men
rustig naar kerk en raadhuis. Na af
loop van de plechtigheden werd er
thuis koffie gedronken, waarbij be
legde broodjes gepresenteerd wer
den en tenslotte stapte men in de
middag naar een café, waar het feest
gevierd werd. Zo ingetogen en stil
de bruiloftsgasten naar de kerk gin
gen, zo zingend en joelend trokken
zij in de avonduren naar huis!"
En konden de mensen zo'n ƒ110,
gemakkelijk bijeen krijgen?
„Dat kun je denken", antwoordden
ome Piet en zij neef in koor. „Met
kwartjes en dubbeltjes werd dat be
drag gespaard ei- een zuinig stel had
er zeker een jaar of vier voor nodig.
En trouwringen droegen de mannen
niet. Die waren alleen voor de vrouw
en dikwijls kwam het voor, dat men
met een geleende ring de huwelijks
boot instapte".
Jammer van Ome Keesje.
Ome Piet heeft tot zijn tachtigste
jaar gewerkt, het laatst als huis
knecht. Hij is ook nog landarbeider
géweest, een baantje, dat vroeger in
Lisse het best betaald werd in ver
gelijking tot de andere bollendorpen.
„Er is veel veranderd", lacht hij.
„Als Lisser jongen moest je het vroe
ger niet wagen met een meisje in
Sassenheim of Hillegom te vrijen.
Want als je haar Zondags' thuis
gebracht had, stonden de jongens van
het dorp al klaar om je af te drogen.
Gelukkig is dat nu niet meer.
Ik ben best tevreden met de mo
derne tijd. Twee dingen vind ik erg
jammer. Vroeger zag je met nieuw
jaar de mensen uit een buurtschapje
bij elkaar op bezoek gaan. Dat is er
helemaal uit. En verder, dat is de
mening van alle ouden van dagen,
is het ontzettend jammer, dat Ome
Keesje niet meer op de radio komt.
Wat hebben we van dat mannetje
genoten.
„Enfin", besloot hij wijsgerig, „je
kunt niet alles hebben. Ik voel me
nog goed gezond en ik kan me best
amuseren. Voorlopig hoop ik maar,
dat ik de honderd zal halen!"
De 70-jarig neef
Thomas Ruigrok.
Wie 's nachts, om welke reden dan
ook, langs de rijksweg Den Haag
Amsterdam moet zijn en moe is ge
worden van het voortdurend oplet
ten en het dansen van de lichtbundel
voor zijn wagen of motor uit, die
houdt nog even vol tot hij in de
buurt van slapend Sassenheim de
lichten van koffietent „De Uiver"
ziet verschijnen. Hij drinkt daar dan
zijn hete kop koffie of zijn chocomel
alcoholhoudende dranken worden
er niet verkocht eet er een bete
broods en stapt opgefrist weer de
duistere nacht in. Of, als hij nog een
lange tocht voor de boeg heeft, gaat
hij een poosje zitten knikkebollen,
slaperig gemaakt door het suizen van
de blinkende koffieketel op het buf
fet, het zachte rammelende geluid
van de ventilator of van het mono
tone stemmengemompel aan de an
dere tafeltjes.
Alle nachten brandt er in „De
Uiver" licht. En omdat bovendien
ook overdag nog vermoeide wegge
bruikers deze koffietent plegen te be
zoeken, alles sinds 1934, mag men
vaststellen, dat „De Uiver" twintig
jaar achtereen dag en nacht in be
drijf is geweest. De biljart-ballen
hebben er overdag vrijwel nooit rust
gekregen en er is geen nacht ge
weest, waarin geen gehaktballen
dampend op een schoteltje zijn ge
legd, de mosterd er bij.
„Is „De Uiver" werkelijk twintig
jaar lang dag en nacht open ge-
i weest?" vraag je aan Piet van Zoen,
de man, die met zijn maat Wout
Koppes het duo der nachtelijke gast-
heren vormt.
„Ja", zegt Piet, „we zijn nooit
„dicht" geweest. We moeten wel
open blijven ten gerieve van de klan
ten. Eén keer maar hebben we de
deur voor twintig minuten op slot
gedaan. In die twintig minuten werd
de radio uit het buffet gestolen".
Tja, dan is het te begrijpen.
LondenMelbourne.
Wie nog weet heeft van de Mel
bourne-race, weet natuurlijk al waar
om „De Uiver „De Uiver" heet, ook
omdat zoeven de maand October van
het jaar 1934 werd genoemd. In die
dagen stond Holland op de kop. De
K.L.M. en Nederland hadden zich in
de race naar Melbourne luchtvaart-
roem verworven. Martinus van Zoen
en zijn echtgenote E. van 't Hart,
die samen in 1934 een koffietent be
gonnen, noemden hun tent naar het
vliegtuig, waar nog altijd iedere Ne
derlander de naam van kent.
Boven het buffet hangt een mooie
herinnering aan die dagen: „Ter her
innering aan de grootsche prestatie
van „De Uiver". LondenMelbourne,
19.877 km in 90 uur en 17 minuten.
October 1934".
Van 't Hart en Van Zoen, bij elkaar
passende namen. „Daar moest wel
iets goeds uit voortkomen", zegt Piet
van Zoen lachend. Hij zelf is gehuwd
met een nicht van Martinus van Zoen.
Zijn vrouw heet mevrouw Van Zoen-
Van Zoen. In zijn ogen achter de
brilleglazen staan lichtjes. Piet doet
altijd nachtdienst. Hij houdt er van
om 's nachts te werken midden in een
wereld, die slaapt. Hij schuift in het
lamplicht met geroutineerde gebaren
over de plavuizen, die rondom het
biljart een beetje uitgesleten zijn
door honderden voeten, gestoken in
de goed gepoetste schoenen van de
handelsreizigers of in de vetleren
kistjes van de vrachtautochauffeurs.
Piet van Zoen kan nazeggen, wat je
aan de tafeltjes van de vrachtauto
chauffeurs kunt opvangen en dan
meent Piet werkelijk, wat dte chauf
feurs als een niet gemeende grap
beschouwen ,,'t is zo gezellig des
nachts als je niet thuis bent".
„Het zwikkie".
Dat men hieruit niet afleide dat
geen enkele chauffeur, die 's nachts
langs de weg is, zijn beroep vrijwil
lig uitoefent. Het gaat de meeste
chauffeurs net als heel veel andere
mensen. Hun critiek op de eisen, in
het dagelijks werk aan hen gesteld,
is minder mals dan een croquet van
„De Uiver", maar een andere baan
kiezen, „Nee, dat toch nog maar
niet!"
Het is natuurlijk wel duidelijk, dat
het hier om vrachtautochauffeurs
gaat. Zij zijn niet de enigen, die „De
Uiver" frequenteren, maar ze vor-
Ome Piet Langelaan houdt van een praatje over het
verre verleden.
Ho Tsji Min's
overredingskracht
Ontroerende onthullingen over de
dramatische uittocht van honderd
duizenden katholieke Vietnamezen
uit de communistische gedeelten van
Indochina doet de Osservatore Ro
mano. De grote uittocht loopt nu
langzamerhand ten einde.
Slechts kleine groepjes hebben nu
nog de moed en de gelegenheid de
gevaarlijke tocht te wagen. In Zuid
Vietnam zijn velen op de hulp van
regering en internationale Caritas-
organisaties aangewezen, maar an
dere vluchtelingen zfjn reeds begon
nen een nieuw bestaan op te bou
wen.
Van Juli tot 9 October, zegt de Os
servatore, zijn de vluchtelingen naar
Hanoi gestroomd, van waar zij ge
makkelijk met Franse en Amerikaan
se schepen konden wegkomen en al
dus hebben velen het land verlaten,
waar zij niet wensten te blijven. Na
de evacuatie van Hanoi op 9 Octo
ber was het enig overgebleven ver
zamelpunt Haifong. Doch deze stad
is moeilijk over land te bereiken,
daar rivieren en strenge controle
der communisten op alle bruggen
zware belemmeringen vormden. Der
halve probeerden de vluchtelingen
de op de rede liggende Amerikaan
se en Franse schepen te bereiken.
Zij gebruikten daarbij elk beschik
baar vaartuig en zelfs vlotten. Zij
riskeerden hun tochten onder be
scherming van de duisternis. De
stormen, de hoge getijen, de contro
le van de communisten en gewapen
de jonken alsmede de Spaanse rui
ters veroorzaakten talrijke schip
breuken en ongelukken.
De Franse schepen probeerden
toen dichter onder de wal te komen.
Maar een communistische aanklacht
bij de bestandscommissie dwong de
schepen weer verder in zee voor an
ker te gaan. Ofschoon dus hier in do
strikte zin van het woord de Franse
schepen de conventie van Genève
schonden, deden zij dit slechts om
de vluchtende Vietnamezen te hel
pen, die eveneens in strijd met de
conventie op alle mogelijke manie
ren door de communisten in hun
vlucht werden belemmerd.
Vlucht de enige uitkomst.
De vluchtelingen probeerden over
zee weg te komen, daar het uitgeslo
ten was zulks over land te doen. Een
enkeling slaagde er wel eens in door
de blokkades heen te breken. Groe
pen lukte dit echter nooit, want zij
werden steeds teruggestuurd dank
zij de „overredingskracht" van de
Ho Tsji Min soldaten. De leiders van
zulke groepen werden gearresteerd,
kinderen werden van hun ouders
gescheiden en zelfs werden dikwijls
babies uit de armen van hun moe
der gerukt. Het is waar zegt de
Osservatore dat de Vietminh-
autoriteiten verklaard hebben om
buiten verplichting van de Geneefse
conventie een pas te zullen verstrek
ken aan ieder, die erom zou vragen.
Met het oog echter op de overre
dingskracht" van de Vietminh heeft
slechts een enkeling daartoe de moed
gehad. De meerderheid gaf de voor
keur aan vluchten.
Al deze feiten zijn de Bestands
commissie bekend. Maar wat kon de
ze doen, als geen n.ens bij haar een
klacht durfde indienen of zelfs het
aandurfde te beantwoorden. De Com
missie ging heen, maar de anderen
bleven en zij hadden t.z.t. verant
woording tegenover de communisten
af te leggen.
Dat is de reden, waarom velen al
le gevaren van de zee hebben geris
keerd. En wanneer deze moeilijkhe
den piet groot genoeg waren om de
vlucht te stoppen, dan kan men
slechts de gevolgtrekking maken,
dat de toestand, die men wilde ont
vluchten, zeer bedroevend is. Velen
zijn erin geslaagd weg te komen,
maar velen zijn verdronken. Vele
anderen zijn nog op het laatste nip
pertje gered.
De vlucht van al deze ongelukki-
gen is niet, zoals van communistische
zijde steeds wordt beweerd, een uit
stapje. De vluchtelingen verlaten al
les: hun huizen, hun rijstvelden, hun
vertrouwde omgeving. En zij die we
ten, hoe de Vietnamees aan zijn ge
boortegrond hecht, kan zich over de
ze massale uittocht verbazen, maar
zal zich tevens gedwongen zien over
het feit van de exodus zelf na te den
ken.
Wat zich verder afspeelt.
Deze vluchtelingen, nu 600.000 in
getal, hebben een keuze gemaakt
tussen de vrije beleving van hun
godsdienst en het verlies van al hun
goederen. Zij vertoeven thans in
Zuid-Vietnam in zeer moeilijke om
standigheden en zijn volmaakt af
hankelijk van de hulp, die zij ont
vangen van de Regering en de In
ternationale Caritas organisaties. Een
ooggetuige in Vietnam verklaart, dat
de vluchtelingen vurige Katholieken
zijn, die niets vragen, nooit klagen
en al blij zijn met de meest proviso
rische oplossing. Des nachts bidden
zij te samen in de sdhaduw der ker
ken. Zij zijn de armsten der armen.
Reeds is echter een kentering waar
te nemen in deze aanvankelijk zo
sombere situatie..
Want behalve dat de internationa
le caritas eigenlijk nu pas op volle
toeren begint te draaien, proberen
vele vluchtelingen reeds een nieuw
bestaan op te bouwen, dorpen verrij
zen en nieuwe plantages worden
aangelegd.
itiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinnnTn
men wel de belangrijkste groep on
der de nachtelijke gasten. En daar
om kun je in „De Uiver" nog wel
eens goedmoedige opmerkingen ho
ren: „Als je met je vrouw overhoop
wilt liggen, moet je chauffeur wor
den" en ,,'t Is dag en nacht rijden";
verder:: „Je hebt nooit een vroe
gertje".
Die groep vrachtautochauffeurs
kan nog weer verder worden ver
deeld. Je hebt b.v. bollenrijders en
stenenrijders. De bollenrijders zijn
de élite-chauffeurs, stenenrijders
noemen zichzelf „het zwikkie".
Beste jongens.
„Zuurkool rijden is ook heel goed
werk, maar het moest wel wat beter
betalen", zegt soms een bollenrijder
tegen de man van de zuurkool. „Ja",
zegt de zuurkool, „jullie zijn gewend
aan die dure bollen!" Maar bollen-,
zuurkool- of stenenrijder, men is het
er roerend over eens, dat het met de
vlasrijders „allegaar vullis" is. Die
kerel, die vlas van Wieringen naar
de fabriek in Zuidland brengt? Och
man, die heeft toch de hele weg no
dig. Zo wordt er vaak gekift. Wie op
de ernstige gezichten alleen let,
waarmee zulke dingen worden ge
zegd, zou aan ruzie gaan denken.
Maar daarvan blijft het kiften verre.
,,'t Zijn beste jongens", zegt Piet van
Zoen en hij laat de kassa rinkelen.
Piet kan 't weten.
Het mag 's nachts eenzaam zijn
langs de weg, er is nog vaak genoeg
wat te beleven. Je kunt bij Hoorn
een koe voor de wagen krijgen of op
de Veluwe een trekstang in de kreu
kels rijden. Je hebt ergens in Utrecht
een fietser in een sloot zien sprin
gen, omdat de chauffeur van een
klein Renaultje te dicht langs hem
joeg. En over de dakhazen, die je
hebt doodgereden, praat je dan nog
niet eens, als zijnde van onderge
schikt belang.
Olie en melk.
Soms is het even rustig in „De
Uiver". In een hoek bij een raam kan
iemand met zijn hoofd op de armen
liggen slapen. In het buffet wordt in
het kasboek geschreven over zoveel
koffie, zoveel croquetten, zoveel ge
haktballen en zoveel sprits. De kof
fiepot suist. Iemand verschuift een
stoel. Over de weg raast een auto,
het licht van de koplampen snelt
eerst langzaam, dan steeds vlugger
langs de ruiten. In de verte onweert
een goederentrein voorbij.
Dan rijdt een vee-auto met ram
melende achterklap het parkeerter
rein op. De motor slaat af. Even la
ter gaat de deur open en het hoofd,
dat naar binnen wordt gestoken,
roept: ,Piet, doe je me wat olie?"
„Kom er an", ^gt Piet. Hij laat het
buffet even over aan zijn maat Wout
Koppes en gaat naar buiten, „in de
olie".
Zo wordt er in en bij „De Uiver"
service verleend aan hen, die des
nachts langs de weg moeten verke
ren. Je kunt er net zo goed een li
ter olie krijgen als een glas melk. En
als er iemand in de cabine van zijn
auto een dutje wil doen, dan wil de
tenthouder 's morgens vroeg ook het
portier nog wel even opentrekken
om hem een duw tegen de schouder
te geven. Zó gaat het leven in „De
Uiver" zijn gang, nu al twintig jaar
achtereen.