Goed 800 mensen leefden erg gemoedelijk tussen bos en duin Konijnen en fazanten voor de deur Noordwijkerhout 60 jaar geleden Mevrouw Van den Nieuwendijk aan top van bevolkingsregister ZATERDAG 20 NOVEMBER 1954 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 DEZE „LUCHTFOTO'S" GEVEN EE N DUIDELIJK BEELD VAN DE GE WELDIGE VLUCHT, WELKE NOOR DWIJKERHOUT IN KORTE TIJD HEEFT GENOMEN. (Foto: v. d. Horst). r\E BEJAARDE INWONERS VAN NOORDWIJKERHOUT vinden, dat hun dorp een grote vlucht heeft gemaakt. En dat is geen idee zonder meer. Toen zij geboren werden had het inwonertal de duizend nog niet bereikt en r.u zij de zeven kruisjes voorbij zijn, wordt er reeds uitgekeken naar de 10.000ste Noordwijkerhouter. De prachtige bossen, die het plaatsje vroeger omarmden zijn verdwenen. Vlakke velden zijn ervoor in de plaats gekomen. Van het natuurschoon is niet veel overgebleven, maar het is misschien een troost, dat de bollenvelden flinke deviezenpotten bleken te zijn. In dat ver band is het wel grappig in de dorpsplantsoenen bordjes te zien met het opschrift: Wat in Uw dorp is aangeplant, verdedig dat met hand en tand. Het artikel, dat hieronder volgt, is niet uit een historisch archief geput. Het is niet meer dan verzameling losse aantekeningen, gemaakt tijdens een gesprek. Want is het niet gezellig, om eens een praatje te maken met iemand, die het dorp zijn vlucht zag nemen. Met iemand, die ergens in zijn hoofd 'n plekjet heeft, dat men ook 'n historisch archief zou" kunnen noe men. Waar hij zijn indrukken bewaart, om ze af en toe nog eens voor de dag te kunnen halen, het stof te verwijderen, en ze als nieuw aan een jeugdige toehoorder door te geven. Wij hebben deze week 'n praatje gemaakt met de heer Vermin, de smid, die 76 jaar lang met alles, wat er in Noord wijkerhout gebeurde, meeleefde en zo graag nog eens vertelt over de ouwe tijd, toen alles er nog zo heel gemoedelijk naar toe ging. Toen de heer Vermin als jongeman1 door Noordwijkerhout wandelde, zag het dorp en heel anders uit dan tegenwoordig. „Hoe anders?" Dat is een erg moeilijke vraag. Moeilijk, omdat het zo hélemaal an ders is. In het hele dorp was geen straat te bekennen. De huisjes ston den in de kom natuurlijk wel zo'n beetje op rijtjes, maar wat men te genwoordig de rijweg en het trottoir noemt, was toen een zand al zand. In het midden was een soort kar- respoor, waar wagens met eigenaar dige grote wielen tot aan de assen doorploegden. STEL JE MAAR VOOR. Kijk, zegt de heer Vermin, je moet één ding maar goed in het oog hou den. Alle plaatsen in Nederland zijn gegroeid, maar Noordwijkerhout waarschijnlijk het snelst. Vandaag aan de dag hebben we dik 9000 inwoners, maar zestig jaar ge leden zaten de meesten nog in de boe renkool. Ik kan me nog wel herinne ren, dat er hier goed 800 mensen woonden Een gedeelte daarvan zat nog verspreid over het vrij uitgebrei de grondgebied van de gemeente, zo dat de eigenlijke kom van het dorp nog niet aan de 800 mensen kwam. In die kleine gemeenschap ging het er gemoedelijk naartoe. Als we nu naar buiten stappen, zal je niemand in zijn onderbroek zien lopen, maar toen was dat heel gewoon. Ongeveer 25 sChelpenkarren reden de gehele dag op en neer naar het strand en bij goed weer zag je de voerlieden gewoonlijk in hemd en onderbroek op „de openbare weg". Schoenen en sokken waren er ook niet bij. Foto boven: Kent u de Kerk straat nog? Op deze plaats woont tegen woordig kruidenier Aart man. Foto hier naast: Zo zag het er uit op de hoek Dorpsstraat Harde Pad. De te genwoordige toe stand is wel heel anders. BEGRAFENISSEN. Als u nagaat, zo vertelt de heer Ver min verder, hoe de wegen in het dorp eruit zagen, dan is het gemak kelijk te begrijpen, hoe het vervoer buiten de kom was. Als er aan de duinkant iemand gestorven was, be stond er geen schijn van kans, dat men met een lijkwagen het sterfhuis kon bereiken. Een of andere boer stelde meestal zijn kar ter beschik king en daarmede werd de kist naar het grintpad gereden, waar de eigen lijke begrafenisstoet werd gevormd. Je werd hier zo'n beetje in het zand geboren en getogen. Aan alle kanten lagen bos en duin uitgestrekt. In de avond wandelden fazanten en konijnen midden in het dorp. Natuurlijk werd er druk ge stroopt. Zóveel verdienden de men-, sen in die tijd niet en de lekkere hap jes wild zaten voor je huisdeur te wachten. Met lichte maan klonk er vaak een droge knal door het dorpje. Dan stond er iemand voor zijn huis een lekkere maaltijd bij elkaar te schie ten. Strikt genomen mocht het toen ook niet, maar alles was nu eenmaal veel genoeglijker. ELKANDERS BORG. En dan de houtveilingen! Op ge zette tijden kwam er een notaris voor en het behoorde tot de voorschriften, dat ieder een borg had. Een pro bleem was dat helemaal niet. Alle kopers stonden voor elkaar borg, zo dat de notaris in de practijk geen enkele borg had. Op 'n keer kreeg hij het in de ga ten. Hij keek de lijst eens door en zag alle kopers op de borgenlijst staan. Die notaris moet toen de historische woorden hebben gesproken: „Wat is dat hier voor een dorp? Poep staat borg voor pies en pies staat borg voor poep!" De veiling ging echter rustig door. De mensen namen het leven in die tijd veel gemakkelijker en het merk waardige is, dat de centen er altijd gekomen zijn. Niemand dacht er over de notaris een poets te bakken en trouw kwam men met de duiten over de brug. En toch was het in de tuin derij geen florissante boel. Wel een hoop verdriet. De groente was niet veel waard en men moest meestal voorschotten bij de gemeente vragen, len. Langzamerhand kwamen er echter betere modellen en die 'begon nen al gauw aftrek te vinden. Ook de motorfiets maakte er spoedig vrienden. In zestig jaar tijd kan er veel gebeuren. Van fiets tot straal jager! LANGE DAGEN. Op het land werden in die tijd lan ge dagen gemaakt. Om drie uur ging men naar zijn werk en tegen 8 uur 's avonds keerde men huiswaarts. Het is eens voorgekomen, vertelde de heer JiTermin, dat een man twee dagen vrij kreeg, om de aardappelen op zijn eigen veldje te rooien. Toen hij 's middags thuis aan tafel ging zitten, zeiden de kinderen: „Wie is die man?" „Dat is jc vader nou", antwoordde de vrouw des huizes. Mannen als v. d. Linden en Aart man bereidden in die dagen reeds de weg voor de landarbeidersbond „St. Deusdedit". Het is eens voorgekomen, dat éen baas zich afvroeg: „Waar zit die knecht todh van me?" Overal werd gezocht, maar niemand vond hem. Tenslotte kwam er iemand op het idee, om de deur van de W.C. te openen. En daar zat de knecht. Hij was bezig een toespraak uit het hoofd te leren, die hij 's avonds moest houden op een vergadering. NAAR DE DOKTER. Met ƒ6,in de week moest men rondkomen. Tijd voor bijverdiensten was er niet, want men was altijd in touw voor zijn baas. Alleen een eigen tuintje kon er wel op over schieten. De huur voor grond in het Lange- veld was 5 cent per roe. Bijna ieder een had een varken, maar dit beestje had weinig met welstand te maken. Als men veel dokterskosten had, ging bijna het gehele varken naar de ge- om drijvende te blijven. Zodra er een paar centen binnenkwamen, begon men het geleende geld weer in te houden. EERSTE FIETS. Toch draaide de tijd ook in dit klei ne plaatsje verder en op zekere dag aanschouwde men een dorpeling op de fiets. Alles liep uit om hem te zien. Deze pionier was mijnheer De Wilde uit het Regthuis. Het voorwiel was abnormaal groot en om het achterwiel te zien had je een bril no dig. Als mijnheer De Wilde van de Piet Gijzenbrug kwam afrijden, hing hij achterover met zijn volle gewicht op het achterwiel. Dat was de enige manier, om niet over de kop te slaan. De heer Vermin was de tweede Noordwijkerhouter, die een fiets aan- schafte. Erg best gingen de wagen tjes er in het begin niet in. Ze wer den met wantrouwen bekeken. Nu was het ook al een kunst op zich om op te stappen. Meestal kwam men daarbij te val- neesheer en bleef de eigenaar alleen met het vet zitten. Als men de dokter nodig had, ging de boer er met de tilbury op uit, om hem te halen. Dat was de enige ma nier. Er is in de loop der jaren heel wat veranderd, vindt de heer Vermin, maar eigenaardig genoeg schijnen de mensen toch niet gelukkiger gewor den te zijn. Door de krant en de ra dio zijn ze wijzer geworden, maar door dezelfde dingen is een heleboel narigheid dichterbij gehaald. STEEDS VERDER. Siem Pennings, een boer, heeft goed gezien, welk een vlucht Noord wijkerhout zou nemen. Hij heeft be slag weten te leggen op heel wat gronden en daar kan de gemeente hem dankbaar voor zijn. Burgemeester Dommer v. Polder- veld zorgde er voor, dat er wegen kwamen. Als iets met vreugde be groet is, dan zijn het de wegen. (Zie vervolg pag. 2, Tweede Blad) In het verleden moet Nortekerhout de Hoofdplaats van het Baljuwschap zijn geweest. Hier werden vonnissen geveld en de misdadigers uit de om streken hadden het twijfelachtige genoegen hun misdadig leven te mogen eindigen in Noordwijkerhout. Door geïsoleerde ligging is de gemeente gedurende vele jaren achter ge bleven bij de omgeving, doch sedert de laatste 50 jaren is de bevolking sterk toegenomen. Telde de gemeente in 1904 nog slechts 2350 inwoners, binnen zeer afzienbare tijd zal dit aantal de 10.000 overschrijden. Deze bevolkingstoename is voor een groot deel te danken aan het in cul tuur brengen van geestgronden. De gemeente, welke een oppervlakte heeft van 2332 hectaren, biedt voor de bollenteelt nog grote mogelijkheden. Ondanks haar sterke toename heeft de bevolking van Noordwijkerhout haar eigen karakter bewaard. Moge zulks in de toekomst zo blijven. Over het algemeen is het niet netjes aan dames naar haar leeftijd te vragen, maar aan mevrouw A. van den Nieuwendijk kan men het ge rust doen. Wat jaren betreft heeft zij niets te verbergen. vi"dt het zelfkwel leuk! Verbazing behoeft dat niet te wekken. Mevrouw A. van den Nieuwendijk is nog kern gezond. In de burgerlijke stand van Noordwijkerhout is niemand te vinden, die ouder is dan zij. Z\j vult haar dagen met het lezen van kranten en tijd schriften en het verrichten van lichte huishoudelijke be zigheden. Aan niets doen heeft zij een hekel en als men haar vraagt, hoe een mens oud kan worden, antwoordt zij: „Hard werken en sober leven, daar blijf je gezo'nd bij." Van haar zeven kinderen zijn er twee ongehuwd, een zoon en een dochter, en die wonen nog steeds bij moeder. Mevrouw van den Nieuwen dijk is reeds 52 jaar weduwe. Haar man werkte bij de spoor wegen en zij woonden bij het station in Lisse. Zelf was zij 14 jaar „wachteres". Dat be tekende, dat zij tussen de wasjes en het koken van de aardap pelen door telkens de bomen moest sluiten en de seinen omhoog zetten. Dat begon 's morgens vroeg en duur de tot in de nacht, want destijds pas seerde de laatste trein pas om één uur 's nachts. Vooral toen haar man wegens zijn zwakke gezondheid niet lang meer kon werken, moest zij heel wat doen, om het gezin van zeven kinderen draaiende te houden. Toen haar man gestorven was, heeft mevrouw Van den Nieuwendijk de spoorwegen vaarwel gezegd. Zij kreegeervol ontslag en het briefje van de HollandsChe IJzeren Spoor weg Maatschappij, waarin dat ver meld stond, bewaart ze nog trouw. Haar pensioen als wachteres bedraagt momenteel de kapitale som van ƒ36.48 per jaar. Sedert 1928 woont mevrouw van den Nieuwendijk aan de Pilarenlaan te Noordwijkerhout, doch ook daar voor verbleef zij reeds in de ge meente, in totaal thans 37 jaar. Zij draagt nog altijd de traditionele kanten muts van de streek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1954 | | pagina 7