Wandeling door historie van parochie aan de vooravond van het jubileum Rijnland en Haarlem naar Kevelaer Mariaal hoogtij in oude bedevaartsplaats Rond 40.000 dahlia's zullen in Treslong geëxposeerd worden ZATERDAG 4 SEPTEMBER 1954 DE LEIDSE COURANT VIERDE BLAD PAGINA 1 ZOETERWOUDE GAAT FEESTEN MEDE DOOR HET OPTREDEN VAN PASTOOR PELT was niet alleen het Jansenistisch gevaar voor de Hollandse Missie bezworen, maar bovendien stelde hij de toekomst van zijn parochie in Zoeterwoude veilig (•.oor het ijveren voor een rechtzinnige opvolger: Antonius Dierhout, die in 1720 de oude pastoor opvolgt, die in Utrecht gaat genieten van een wel verdiende, rustige levensavond. Het patronaat was bij Dierhout in goede handen, zelfs Johan van den Berg, baljuw van Leiden, getuigt in 1730 dat hij de sentimenten van Jan- senius niet is toegedaan. Dezelfde baljuw geeft echter geen toestemming om pastoor Dierhout te laten assisteren door een kapelaan, omdat twee priesters gesteld tegenover één dominee aan de ..Roomse religie voet en oorsaek van aanwas" kunnen geven bij volk ten platte lande dat volgens de baljuw „niet seer in de gronden van de religie ervaren is, en tot bijge lovige sentimenten over te halen." Hier blijkt al uit, dat het katho licisme nog allesbehalve vrij geko men was van het controlerende Hol landse Hof. Het Hof oefende niet al leen druk uit bij benoemingen, maar het meest gehaat waren haar „fis- kale" maatregelen. In geen gewest zijn hoger recognies geheven dan in Holland. Vooral de steden Leiden, Delft, Gouda en Enkhuizen waren berucht om hun afpersingen. De ka tholieken in de buurt van Stompwijk en Zoeterwoude waren bijzonder zwaar belast; zo kostte de admissie van pastoor Otgens, opvolger van Antonius Dierhout, de statie in Zoe terwoude 750 gulden. Dit bedrag bij de aankomst van de nieuwe pastoor werd toen betaald aan de Dijkgraaf van Rijnland. Geld als water. Bovendien moest er nog gevoteerd worden aan diens substituut, de secre taris; daarna kwamen de dienders nog een graantje wegpikken en ten slotte moest er nog een som geld be taald worden voor het opmaken van de acte. Hiermee was het nog niet afgelopen, de katholieken moesten jaarlijks nog de recognito-gelden bij een garen wat in Zoeterwoude de somma bedroeg van 220 gulden. De katholieken waren deze kneve larijen gewend en brachten waar schijnlijk graag deze grote bedragen,, op, als ze daarmee een pastoor kre gen die zoals Otgens „gants niet van de soogenaamde Jansenisten" was. De pastoor kon niet goed wennen in het stille, landelijke Zoeterwoude en aanvaardde daarom in 1739 het rec toraat van een klooster in Huissen. Als hij echter hoort, dat de zusters geschillen hebben met de pastoor en de magistraat van Huissen, bedankt hij schielijk voor het rectoraat, waar hem twist en onmin wachten. Zeven jaar daarna wordt hij pastoor van de Appelmarktskerk te Leiden; hij zat in Zoeterwoude op hete kolen, want een maand voor hij in Leiden de eed aflegt, oefent hij er zijn func tie al uit. Deze wispelturigheid was er dan ook oorzaak van dat hij in Zoeterwoude niet erg gezien was. Na deze onrustige herder kwam in de statie in 1746 de alleszins rustige Henricus de Meyer. Hij had ook een kalm leven, in 1758 waren er maar 302 zielen te leiden; dit aantal was in 1775 aangegroeid tot 511. Van de pastoors Leonardus Reynen f17771791) en Cornelis Bakker (17911801) is weinig bekend. Pastoor Reynen liet in 1778 een nieuwe pastorie bouwen. Een kapelaan. In 1727 sterft Joannes van Bijlevelt en na hem wordt er geen nieuwe apostolisch vicaris benoemd. De ne gen aartspriesterschappen waarin de provincies Holland en Zeeland ver- deeldzijn worden nu samengevoegd tot één district: het aartspriester schap van Holland, Zeeland en West- Friesland. Als dan bovendien in 1730 het platkaat uitgevaardigd wordt over de toelating van priesters mits ze een eed afleggen („de gouden handschoen aanbieden") waarin ze zweren geen pauselijke bullen af te kondigen zonder toestemming van de burgemeester, dan verklaren de Sta ten van Holland de benoemingen door de aartspriester rechtsgeldig. Zo wordt het dan eindelijk mogelijk, dat er in Zoeterwoude een kapelaan komt; Reynen en Bakker hebben dan ook geprofiteerd van deze rui mere bepalingen. De patriottische tendenzen versterkten de verdraag zaamheid nog ten opzichte van de katholieken en leidden er uiteindelijk toe dat in 1787 de gehate, voor Zoe terwoude zo zware recognities wer den afgeschaft. De nederlaag van de patriotten veroorzaakt een nieuwe golf van anti-papisme en leidt tot troebelen, ook in Zoeterwoude. Ach tereenvolgens klagen kapelaan Fron- hof en pastoor Reynen in 1788 dan ook over de droevige toestand in de pastorie tengevolge van de relletjes. Als in 1795 de Fransen komen zijn de katholieken vrij. De geestdrift in Zoeterwoude ontlaadt zich dan in een poging om de kerk op het dorp weer in bezit te krijgen. In een adres, getekend door pastoor Hermanus de Kelder (18011807) en Govert van der Poel wordt recht gevraagd voor de katholieken, die Zoeterwoude toen telde. Zonder succes overigens. Pastoor Jan van Banning. In 1807 komt van Banning als pas toor in Zoeterwoude. De statie was zowel in tijdelijk als geestelijk op zicht benijdenswaardig. Schuld was er niet op het kerkje en volgens een rapport aan Rome waren de gelovi gen „van goede inborst, volgzaam en vroom, zeer gehecht aan godsdienst en priesters". Pastoor van Banning, zuinig en berekend, heeft met zijn zuinigheid de wijsheid bedrogen want na vele accidentele veranderingen werd de kerk in 1842 getypeerd als zijnde laag, nauw en oud. In 1808 liet hij de tegen de kerk leunende huisjes slopen en negen jaar later werd het kerkhof aangelegd en ingewijd, het eerste in Rijnland. In 1818 werd op de kerk een torentje gebouwd met lui-klokken en werden de huisramen vervangen door ogief-vormige ramen. Van Banning was sinds 1800 docent geweest aan het seminarie te War mond te samen met de begaafde Lexius. Als hij in 1819 deken van Rijnland en coadjutor wordt van J. J. Cramer en in 1824 zelfs aartspriester wordt van Holland, Zeeland en West-Fries land, wordt zijn bevoegdheid niet zodanig, dat hij een bepaalde cate chismus kan voorschrijven, maar wel zorgt hij er voor dat het onder richt zo goed en zo veelvuldig mo gelijk zou zijn. Doordat de aartspriesters door geen enkele waardigheid te onderscheiden waren van hun medemissionarissen, gaven de benoemingen die zij de den dikwijls aanleiding tot hardnek kig verzet. Weigering om de admi nistratie in te zien, wederrechtelijke in bezitneming van een statie, bij testamentaire beschikking vermaken van een parochie aan een familie-lid of vriend waren euvels die tot het herstel van de hiërarchie voorkwa men, omdat er geen gezaghebbende leiding bestond. Streven naar verbetering. Van Banning hoopte door een sa menwerking van de aartspriesters een krachtig Missiebestuur mogelijk te maken omdat hij zelf geregeld ge confronteerd werd met de gevolgen van het manco aan centraal, gezag hebbend bestuur. Dit gemis leidde bij vele pastoors tot zeer persoonlij ke opvattingen over b.v. de goede zeden. In 1835 schreef Van Banning nog, dat hy „voor God en alle menschen dorst belijden immer zijn plicht te hebben gedaan". Is een schoner slot denkbaar? Pastoor Van Banning, die zijn strenge godsdienstzin aan zijn gelovigen wist in te prenten, werd in 1840 opgevolgd door Everardus Stephanus van der Haagen. Deze was voorheen pastoor te Loosduinen aan welke plaats hij zijn gehele le ven gehecht bleef. Eén der grootste redenen dezer gehechtheid was zijn kinderlijke liefde tot Maria, want Zij was de beschermheilige van Loosdui nen en het was altijd zijn wens ge weest een parochie te mogen wijden die aan haar was toegewijd. De door Van Banning verzamelde gelden werden door Van der Haagen ge bruikt om een nieuwe kerk te stich ten. De kerk, een ontwerp van Mol- kenboer, werd 17 Juli 1844 door de bisschop van Curium, mgr. van Wy- ckersloot, ingewijd. De „Godsdienstvriend" wijdde in trekschuit-stijl enkele pagina's aan de kerk en aan de bijzondere gebeur tenis dat de eerste „gothieke" kerk op het platteland werd ingewijd. In 1846 werd pastoor Van der Haagen achtereenvolgens provisor van het seminarie Hageveld en aartspriester van Holland, Zeeland en West-Fries- land. Minder autoritair dan zijn voor ganger was hij zeer gezien en gaf door het opstellen van het priester- request en door de geregelde cor respondentie met Rome geen belang rijke stoot tot het herstel der Bis schoppelijke hiërarchie; dit herstel zou hem van zijn aartspriesterlij ke taak verlichten, maar de levensrust vond hij toch niet. Want ondanks zijn ondermijnde gezondheid was hij om zijn kennis van zaken voor de Bis schop van Haarlem, Mgr. Van Vree, onmisbaar en zo bleef hij tot zijn dood op 20 April 1861 vicaris van het bisdom Haarlem. Hij was de eer ste deken van Zoeterwoude en werd in zijn laatste levensjaren Proost van het kathedrale kapittel. Deken Mosmans. Bij het herstel van de Bisschoppe lijke Hiërarchie werd hij om zijn vele werkzaamheden verricht voor dit herstel Geheim Kamerheer van de Paus. In 1861 kwam in Zoeterwoude pas toor C. J. M. Bottemanne die later bisschop van Haarlem is geworden. In 1870 was de kerk te klein gewor den en werd vergroot. De verdienste van pastoor Bottemanne is vooral geweest dat hij de grondslag heeft gelegd voor het bloeiende bijzondere onderwijs. In 1869 liet hij de school bouwen aan de Zuidbuurt, nu in ge bruik voor het V.G.L.O. Jongens en rrteisjes verlieten de Openbare school. In verband met de viering van het gouden jubileum der Dekenale Kerk van Zoeterwoude-Zuidbuurt, kunnen wij een uitzonderlijke foto publiceren van de bouwheer van de kerk van Sint Jans Onthoofding, die van 18901921 Deken en Pastoor van Zoeterwoude was: de Zeereerwaarde Heer F. C. X. Mosmans. Deze foto is gemaakt door de kunstschilder Theo Molkenboer, die met behulp hiervan de afbeelding van de Deken op de zevende Kruisweg statie vervaardigde. Zij is thans in het bezit van Pastoor W. Q. Versteegen té Wassenaar. Tijdens het pastoraat van W. J. van Grossel (1876—1883) liet het kerk bestuur het klooster aan de Zuid- buurt bouwen voor de Franciscanes sen van Bennebroek die hier het on derwijs voor meisjes ter hand na men. Pastoor van Grossel liet ook de pastorie bouwen en had, evenals zijn voorganger Jan Van Banning, bij zondere aandacht voor het catechis mus-onderricht. Hij eiste een zeer uitgebreide geloofskennis voor de toelating tot de eerste H. Communie. Eén van de eerste bestuursdaden van Mgr. Bottemanne is geweest pastoor 'Van der Werf als opvolger te benoe men van pastoor Van Grossel. Deken van der Werf was zeer goedig van aard en meestal ziekelijk, daarom had hij ook twee kapelaans. Na zijn dood in 1890 werd hij opgevolgd door Deken Franciscus Cornelius Xave- rius Mosmans die door zijn grote ijver en wilskracht het huidige aan zien gegeven heeft aan de parochie. Met zijn grote kunstzin was hij de aangewezen persoon om de ver ouderde kerk uit 1844 te vervangen door een waardig Godshuis. Van deze taak kweet hij zich op buitengewone wijze zodat zijn nagedachtenis nog lang zal leven in Zoeterwoude. weer hebben we dit kunnen beamen. Pontificaal Lof Na de Pontificale Hoogmis volgde de Sacramentsprocessie, waarbij mgr. Kramer werd geassisteerd door kape laan Cornelis van Roelofarendsveen en kapelaan L. Biemans uit Alphen a. d. Rijn. Te ongeveer half 12 was dit indrukwekkend gebeuren beëin digd en hadden de pelgrims vrije tijd tot 3 uur, op welke tijd men zich naar het Vaandelhuis begaf, om vandaar in processie naar het Kerkhof te trekken, waar kapelaan L. M. G. Bie mans een predicatie hield over „Ma ria's offer bij het Kruis". Allen zijn wij hier gekomen met de bede om verhoring van vele gunsten, welke wij vragen. Nodig is echter, al dus spreker, dat ook wij aan ons le- van, mét Jezus en Maria, de bedoe ling durven geven van het offer, dat van ons gevraagd wordt. Zoals Jezus hoegste offer bestond in zijn dood en Maria's hoogste hulde in het offeren van Haar Goddelijke Zoon, zo moet ook onze hulde voornamelijk bestaan in het blijmoedig durven brengen van het offer, dat God aan ons vraagt. Bovendien had Jezus' Offer en dat van Maria onze redding tot gevolg; ons offer zal de redding van ons en van zovelen tot gevolg hebben indien wij met Jezus en Maria op de wijze naar him voorbeeld onze hulde aan God brengen. In processie trok men biddend en zingend terug naar de Kapel-plaats waar men deze plechtigheid besloot met het zingen van „O Koningin vol majesteit". Om half 8 in de avond verzamelden zich de pelgrims voor het vaandel huis met een lampion, waarna men naar het z.g. „Rode Kruis" trok waar pastoor H. Drost uit Heemstede een gloedvolle predicatie hield over „Slechts één ding in noodzakelijk". Met zijn welbekende welsprekend heid boeide hij 3 kwartier langde pelgrims met een actueel onderwerp over de noodzakelijkheid van het ge loof in deze tijd. Met diverse voor beelden zijn betoog belichtend deed hij het Geloof van de Maagd Maria uitkomen en Haar Lof bezingend toonde hij de pelgrims aan, hoe het geloof redding kan brengen in deze tijd. Met een massaal gezongen „Cre do" werd deze plechtigheid beëin digd, welke tevens het besluit vorm de van deze pelgrimsdag. Kruisweg In de vroege morgen van de Woensdag, werd een H. Mis van Re quiem opgedragen voor de afgestor venen leden van de Broederschap door pater Van Schie O.F.M. uit Haar lem. Om kwart voor 9 verzamelde men zich voor de kaarsen-kapel, waarna men in processie naar de Kruisweg trok, welke oefening in groepen ge houden werd met aan het hoofd een der deelnemende priesters. Te half 12 volgde de plechtige Uittocht vanuit de kex-k Oud-Kevelaer, waar mgr. Kramer een kort Lof opdroeg. Te ongeveer half 4 bracht het ver trek naar Nederland een eind aan de heerlijke dagen van dit godvruchtig en gezellig samenzijn in Maria's ge nade-oord, welke dagen voor de pel grims, die uit zo goed als alle paro chies van het Dekenaat Alphen aan den Rijn en omgeving kwamen, in dit jaar als onmiskenbaar „onverge telijk" betiteld zijn. Een oude traditie werd in ere her steld, de processie naar Kevelaer draagt weer een ouderwets, voor-oor- logs karakter en allen die haar mee maakten zullen er volgend jaar weer gaarne naar terugkeren. Kevelaer met zijn typisch Nederlands devote sfeer bereid ons weer zoals van ouds: dagen van Mariafeest welke voor de christen én geestelijk èn materieel gevierd worden, bij uitstek in dit ge moedelijk Maria-oord. Vermelding verdient nog dat na dat de pelgrims zich in de kerk van Oud-Kevelaer verzameld hadden een ontroerend ogenblik aanbrak, waar op 2 van de deelnemers het ere-te- ken ontvingen uit de handen van mgr. Kramer. Na een kort woord door de leider van de Processie, pa ter Van Schie, zegende de Bisschop de 2 ere-medailles, waarna hij met een treffend woord het gouden ere teken voor 50-jarige deelneming aan de processie uitreikte aan de heer J. van Steenvoorden afkomstig uit Aar- landerveen thans wonend in Noord- wijk en aan de heer Van Leeuwen van de Haarlemse processie, die de zilveren medaille ontving bij gelegen heid van de 25ste deelname aan de processie. Begunstigd door het schitterende1 zomerweer, hebben het Rijnland en de stad Haarlem en omgeving in dit Maria-jaar een grootse processie ge organiseerd, welke diepe indruk ge maakt heeft op de pelgrims. Vooreerst omdat de processie stond onder de eminente leiding van mgr. C. Kramer O.F.M., die zo bereidwil lig geweest is alle plechtigheden bij zondere luister bij te zetten. Ten tweede, omdat de organisatie tot in de uiterste puntjes door de lei ding, met name pater van Schie O.F. M. en de diverse broedermeesters, verzorgd was. De reis werd gemaakt met bussen van de firma Maarsen en Kroon, zo dat alle vermoeienis tot het minimum beperkt bleef. Opgewekt ving men de plechtige intocht aan, voorafge gaan door de diverse vaandels en het grote processie-kruis van de stad Haarlem. Bij deze intocht merkten wij o.a. op: mgr. Kramer, deken L. H. M. Nieuwenhuizen van Alphen aan den Rijn, prof. dr. Goemans van de Universiteit van Nijmegen en de pastoors Vloothuis, Schulte, H. Drost en Trouwborst. Na de plechtige intocht, welke door het feestelijk gebeier van de nieuwe klokken een bijzonder karakter droeg sprak pater Van Schie uit Haarlem, een welkomstwoord, waarna mgr. Kramer een kort Lof celebreerde. De grote offerkaarsen werden gezegend door de deken van Alphen aan den Rijn. Met een door allen meegezon gen „Maria mild en machtig" eindig de het Lof, waarna men in de Kaar senkapel de kaarsen offerde, welke gedurende het verblijf van de pel grims zouden blijven branden. Hierna kreeg ieder gelegenheid naar de ge nadekapel te gaan om daar zijn per soonlijke intenties aan de Moeder Maagd aan te bevelen. Sacramentsprocessie Te half acht ving het Pontificale Lof aan, gecelebreerd door mgr. Kra mer, daarbij geassisteerd door de ka pelaans L. M. C. Biemans uit Alphen aan den Rijn en P. Heemskerk uit Castricum. Tijdens het Lof hield mgr. Kramer een predicatie en zette de be doeling van de Heilige Vader uiteen betreffende het Maria-jaar. Zelf bis schop van een vervolgde kudde, deed mgr. een bijzonder beroep op de pel grims toch te bidden, dat het rijk van Satan overwonnen zal worden door het rijk van Maria. De pelgrims aan sporend vol vertrouwen tot de Moe der Gods te gaan, gaf mgr. tevens de De deelnemers kwamen natuurlijk ook nog even voor de lens. richtlijnen om veel vrucht uit de be devaart te kunnen trekken. Hierna verzamelden de pelgrims ziqh in de Basiliekstrasse voor de lichtprocessie, waarna de omgang volgde door de straten van Kevelaer, die gedurende de bedevaart-tijd goed zijn afgesloten voor het doorgaand verkeer, met als slot een Mariahulde bij de Genade-kapel. Dinsdagmorgen had om 7 uur een Algemene H. Communie plaats tot in tentie van de bedevaart in de Grote Kerk, terwijl om 9 uur de Pontificale Hoogmis volgde, opgedragen door mgr. Kramer, die daarbij werd geas sisteerd door pater Nolascus van Vliet O.F.M. Gardiaan van het Willibror- duscollege te Katwijk als presbyter- assistens, de pastoors Drost en Trouwborst als troon-diakens, prof. dr. A. Goemans en kapelaan P. Heemskerk resp. als diaken en sub diaken. Het zangkoor bracht een prachtige H. Mis ten gehore, daarbij begeleid door koper-instrumenten en orgel. Geen bedevaartsplaats kan met meer luister het Liturgisch Hoogtij vieren als Kevelaer, zo ver telde men ons jaren terug; thans ook kers. In het Hillegomse „Treslong" ver strekte men inlichtingen over de in ternationale dahl iatentooonstelling, die daar volgende week van 10 t.e.m. 12 September wordt gehouden. Om u niet lang in onzekerheid te laten: er zal daar een expositie worden op gebouwd, die alles wat er op dit ter rein in het verleden al is vertoond met stukken gaat slaan. Tussen de 135.000 en 40.000 bloemen zullen in de zalen opgesteld worden en vraag naar expositieruimte is zó groot, dat men zowel de beurszaal als de foyer en de keuringszaal no dig zal hebben. Het wordt daar trouwens een „dub bele" show: één binnenshuis en één buiten. Voor „Treslong" ligt name lijk de demonstratietuin van de Kon. Alg. Ver. v. Bloembollencultuur en daarin heeft men ongeveer tweedui zend dahlia's geplant in honderd verschillende soorten. Een betere gelegenheid, om een dahlia-show te houden, is dus nauwelijks denkbaar. Doordat diverse Belgische groot meesters op dahlia-gebied ook hun collecties zullen laten zien, draagt de show een internationaal karakter. In de beurszaal krijgen de grote groepen een plaats. Deze collecties moeten decoratief worden opgesteld. In de keuringszaal zal men die va riëteiten vinden, die een serieuze gooi naar de wisselbeker voor de beste dahlia van Nederlandse oor sprong doen. Daar staan ook de bes te paradepaarden van buitenlandse oorsprong, die eveneens naar een wisselbeker dingen, terwijl men daar ook de kleinbloemige dahlia's kunt zien. Om het over de prijzen te hebben: men heeft daar geen gebrek aan. Er zijn zestig a zeventig medailles, be- plaquettes en noem-maar-op beschikbaar. In dit verband noemde men ook de medewerking van het Hillegomse gemeentebestuur, dat niet alleen prijzen beschikbaar stelde, maar ook deelnam in het waarborg fonds. In de foyer komen de amateurs met hun inzendingen. De Nederland se Dahliavereniging stelt namelijk ieder jaar grote hoeveelheden dah lia-zaad met gebruiksaanwijzing gra tis ter beschikking van de liefheb bers. Verscheidene malen trok een door een amateur gewonnen dahlia sterk de aandacht en het zou de eer ste keer niet zijn dat zo'n variëteit in het handelssortiment werd opge nomen. Op deze tentoonstelling zullen de voorname semicactussen stellig een grote plaats innemen met de grillig gevormde cactus-dahlia's. Daarnaast: de statige decoratieven, de uitdagen de -pompons, de gracieuze halskraag- of colorette-dahlia's, de grappige, kleine Topmix en tenslotte de Mig- r.ons, die zich door hun lage groei zo uitstekend lenen voor perkbeplan- ting. Hier zal men kunnen zien, dat de Nederlandse dahlia aan de spits staat niet alleen wat kwaliteit, vorm en stengel betreft, maar óók wat de ge zondheid aangaat. Want de weg van een dahliakweker gaat waarlijk niet uitsluitend over rozen om in de bloe- mentermen te blijven. Het was en kele jaren na de oorlog, dat het vi- rusziek een regelrechte bedreiging voor de cultuur vormde. Men ver gaderde en confereerde en onder zocht. En toen kwam dan de beslis sing: een keuring instellen en alle planten, die er verdacht uitzien, ver nietigen. Een orkaan was niets ver geleken met het stof, dat dit besluit deed opwaaien. Er kwam zelfs een protestvergadering, waar men van dik hout planken zaagde. Maar als men nu achterom kijkt, dan zal men de dag prijzen waarop dit besluit werd genomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1954 | | pagina 11