De kat had vrouwenogen ZATERDAG 20 MAART 1954 Dh LEIDsE COURANi IWEEDE Bl.AD - PAGINA I /""VP HET MOMENT, dat ze de auto iets, wat geen van beiden zou durven zijn neus doof de poort zag ste- ZE ZAG HET weer voor zich, als of het gisteren gebeurd was. Het was omstreeks 8 uur 's avonds en op bevel van haar tante was ze naar de piano gegaan om een paar stukken te spelen. Als een tempel wachter zat haar tante achter het theeblad, met een stijf-deftige, zwar te japon, waarop geen ander versier sel te bekennen was, dan een kanten kraagje, dat hoog om haar hals sloot. Toen kwam George binnen. Zij zag hem nog voor zich op dat moment: z'n haar had hij wat te net jes willen kammen; hij had zich ken nelijk bijzonder goed gewassen en zijn boord klemde een beetje. Maar het best van alles herinnerde ze zich zijn blik, toen hij op haar toeliep en haar een klein pakje gaf: „Het is een verlovingsring", zei hij, „wil je hem een prins te eten hebben?" Haar tante keek alsof ze een be roerte kreeg, maar spoedig kwam ze weer bij: „Verdwijn onmiddellijk", zei ze, „verdwijn onmiddellijk en kom niet meer terug". George keek haar zelfs niet aan: „Wat zeg jij, Greet?" ken, die het begin was van de dik met sneeuw bedekte laan, waarop haar raam uitzag, was het haar, alsof er een felle zonnestraal door de grauwe wolken kwam gluren. „George", zei ze, terwijl het plot seling was alsof ze een hele tijd geen adem gehaald had, „het is de wagen van George", en onmiddellijk rende ze naar boven om voor de spiegel vrij overbodige dingen aan haar kapsel te doen. Terwijl ze nog poogde om een kleurtje op haar plotseling bleek ge worden wangen te brengen, kon ze het plotseling opgekomen gevoel niet van zich afzetten, dat deze dag haar iets heel bijzonders zou brengen. „Misschien heeft hij dat andere meisje wel de bons gegeven", dacht ze met kloppend hart en ze voelde het alleen al als een overwinning, dat ze gelijk gekregen had: Ze had nooit begrepen, wat hij in dat meisje zag „Natuurlijk is het uit", zei ze tot zichzelf, „waarom zou hij anders hier komen?" Hij liep door naar de achterdeur, zoals hij dat zeven jaar geleden al tijd gedaan had en zijn belletje klonk nog precies hetzelfde; een beetje be scheiden, zoals een marskramer zou bellen, die vani te voren weet, dat er aan de deur niet gekocht wordt. Ze ven jaren geleden had dat belletje nog zijn nut gehad, want haar tante was maar zeer moeilijk enthousiast te krijgen over het bezoek van hard werkende, maar weinig kapitaal krachtige jongemannen. IK HOOP niet, dat Ik ongelegen kom, Greet", zei hij. „Helemaal niet, George", antwoord de ze, terwijl ze vergeefse moeite deed om haar zenuwen de baas te worden, „wil je niet binnenkom en?" Hij nam z'n hoed af, bestudeerde de binnenkant maar kwam niet van zijn plaats af. Ze keek hem eens terzijde aan; hij zag er erg knap uit, nog veel knap per, dan jaren geleden en toen was ze al zo diep onder de indruk ge raakt. „Ik hoorde vertellen, dat je je Per- sian-kater wilde verkopen en ik heb er eentje nodig", zei hij. Greet hoopte, dat het zwakke ge voel, dat door haar heenkroop niet in haar gezicht tot uiting zou komen: Hij kwam voor de kat, niet voor haar. Voordat ze iets kon zeggen, ging hij verder: „Voor zover ik het me herinner, was hij een prachtbeest en ik kan me bijna niet voorstellen, dat je hem kwijt wil. Maar als dat zo isik heb hem als cadeautje no dig". Greet kreeg het plotseling koud. Dus de kat was nog niet eens voor hemzelf, maar voor haar, voor die raadselachtige vrouw, waar hij de laatste jaren omgang mee had. „Ikik ben, geloof ik, van ge dachten veranderd", zei ze stame lend, „ikik geloof niet, dat ik Carlyle verkoop". Een druppel gesmolten sneeuw viel precies boven op de revers van zijn I ,e1 keeu "T a'!0' hji het'je absoluut onterfd wo'rdt; je krijgt heel belangrijk vond: „Ze had een „iets, wanneer je met hem meegaat''. IK GELOOF", zei Greet plotseling besloten, „dat ik de kat verkoop", maar ze zag er geen kans toe het hard-op te zeggen. Alsof hij haar gefluisterde woor den gehoord had en alsof hij haar hiervoor beschaamd wilde maken, kwam op dat moment Carlyle bin nen. Hij kwam vanuit de badkamer, waar hij zich beziggehouden had met het vloerkleedje rond te slepen over de gladde vloer en hij stapte naar het midden var» de kamer; daar aangeko men ging hij op zijn gemak zitten, legde zorgvuldig zijn staart rond zich en keek toen, gelijk een vorst, naar Greet. „Je doet het toch niet", zei George zachtjes, „je durft niet!". Greet keek naar de kat en zei: „Er zijn tijden, dat ik zoveel last van hem heb, dat ik hem naar een asyl zou kunnen brengen. Hij krijgt als zoals je tante hem ook placht te voeden. maar hij wordt met de dag las tiger en onhandelbaarder". Greet aar zelde even, „doch altijd, wanneer hij iets gedaan heeft, wat hij niet mag doen, kijkt hij me aan, alsof hij hier de baas is en niet ik". strak aan, dat de klok op de schoor steen rumoerig begoft te worden. VOORUIT, LATEN we nog een kop- je thee drinken", zei ze om een einde aan de voor haar vrij onge makkelijke situatie te maken; ze sprong op en ging naar de keuken. „Waarom ben ik zo eeuwig stom, om dat beest hier te houden?" vroeg Greet zich af, terwijl ze in de keu ken wachtte tot het water kookte, „waarom geef Ik hem niet aan die heks, die beslag op George gelegd heeft; ze heeft niets beters verdiend. Het gerinkel, dat haar met een ren naar de kamer riep, klonk, alsof de hele tafel onderste boven gekeerd „Als je die stomme ring aanneemt", „Ik geef je er twintig dollar voor, klonk weer de scherpe stem van haar tante, „kun je vanavond nog dit huis verlaten". „Dat is ook de bedoeling", ant woordde George kalm. „Wees ervan overtuigd, Greet, dat Persian-kat, die de vorige week ver ongelukte en nu praat ze de gehele dag nergens anders over, dan over een nieuwe Persian-kat". „Wat kunnen vrouwen toch dwin gen", zei ze met een beverig lachje, „maar kom toch binnen" en ze ging hem voor naar de huiskamer, waar een openhaardvuur een ouderwetse sfeer schiep. 'TOEN HIJ ZAT, merkte ze met een schokje, dat hij het eerst naar het grote olie verf-portret van haar overleden tante keek, dat in volle glorie boven de schoorsteen hing. „Dus ze is er nog steeds!" consta teerde hij rustig. - Greet deed, alsof ze druk bezig was met het zoeken naar de kat en alsof ze zijn opmerking niet gehoord had. George keek weer naar haar tante en zei: „Ik had verwacht, dat je dit monster-schilderij allang naar de zol der gebracht had". Carlyle, Carlyle", riep Greet ijve rig en dook onder stoelen en kasten om naar de kat te zoeken. „Thuis", ging George onverstoor baar verder, „hing in onze zitkamër een meer dan levensgroot portret van mijn grootmoeder; alle jongens, die mijn zusjes kwamen opzoeken, kon den in die kamer maar niet de juiste woorden vinden en een van mijn zus Geórge stond met de rug naar haar tante en vroeg voor de tweede maal: „Wat denk jij ervan Greet?" En toen zorgde tante voor de ver rassing; zij scheen haar woede te ver- nu of nooit!" Ze stond op het punt om „ja" te zeggen, toen ze een fout maakte. Ze keek nog even naar de kat, die in het midden van de kamer zat en de kat scheen haar zwaar te beschuldi gen. „Zullen we.zullen we niet eerst even een kopje thee drinken, voordat we de beslissing nemen?" zei Greet aarzelend. Hij glimlachte en zei: „Goed". geten en begon te smeken: „Na al /"\P EEN DRAFJE ging zij de tafel deze jaren.' Greet, na alles, wat ik klaar zetten en van pure opwin deze jaren,' Greet, na alles, wat ik voor je gedaan heb. Hoe kunt je er zelfs aan denken zo ondankbaar te zijn?" Dat gaf de doorslag. „Nu niet, George", zei Greet, ter wijl ze hem het doosje teruggaf en met haar tranen vocht. „Ik kan je nu geen antwoord geven". Hij had haar goeden dag gezegd en was vertrokken om nooit meer terug te komentot vanmiddag. OET WAS VOOR HAAR een op- luchting, dat hij niet meer kwaad scheen; misschien begreep hij nu een klein beetje hoe moeilijk het voor ding kwamen er kleurtjes op haar wangen. „Ik zou wel eens willen weten", vroeg Greet zich in stilte af, „of de vrouw, die hem momenteel in haar ban heeft, hem wel voldoende waar deert; volgens de mensen moet het een echte furie zijn!" „Zuiver Chinees porcelein", zei ze glimlachend, toen ze eerbiedig kopjes op tafel zette, „je mag je wel een beetje vereerd voelen, want ik ge bruik het ahders nooit". Hij tilde voorzichtig een kopje op en zette het vlug weer neer: „Je moet me vooral bang maken, dan haar geweest w;as. Wat had ze die laat ik beslist een van die kostbaar- avond anders kunnen doen? Toege- heden uit m'n hand vallen'" werd. In feite beperkte de schade zich tot een kopje, de koekjesschaal, en het roomkannetje van het Chinese servies. Niets veratiderlijker dan een man!" „En dan willen ze wat van ons zeg- genl MaSr op mijn man slaat 't ook. Gisteren zei hij, dat hij misschien niet kwam eten. En toen kwam hij notabene met twee gasten. Was Ik even blij, dat ik een paar blikken groenten in huls had. Ikwas zo klaar. Niet schoonmaken, niet afhalen, niet koken, dan heb je je handen vrij voor de rest. En lekker I Want blikgroenten zijn heerlijk I" (Advertentie.) Ze was niet vlug genoeg om Car lyle van de tafel te zien springen, maar toen ze binnenkwam vluchtte de kat in ijltempo naar de badka mer. „Mijn hemel", riep ze verschrikt, „het Chinees porcelein: oh, die af- schuwel:kat". Ze buke zich bedroefd om de scher ven op te rapen. „Dat porcelein was ook van je tante, hé?" vroeg George. „Dat was een van de weinige din gen, die ze me naliet, waaraan ik werkelijk gehecht was", zei Greet zachtjes". „Ben je nu kwaad "genoeg?" „Neem hem meeneem hem di rect mee, voordat ik van gedachte verander". Greet was ineens zo fu rieus, dat George verbaasd opkeek. Met een sprongetje was hij in de badkamer en riep vandaar: „Je kunt beter even naar de keuken gaan, tot dat ik hem weggebracht heb; ik voel er niet" voor, dat hij je weer hypno tiseer', met de ogen van je tante". 70 ZAG GREET niet, hoe Carlyle weggedragen werd; ze hoorde zijn protesten en zijn verontwaardig de kreten. Toen klonk de slag van de buiten deur en was hij het huis uit. Zodra de deur dichtsloeg werd ze bang, dat ze spijt van haar impul sief optreden zou krijgen. Ze durfde niet de kamer binnen te gaan, bang voor de beschuldigende ogen van haar tante boven de schoorsteen. Toen ze een beetje op haar gemak gekomen was, begon ze het hele geval erg vreemd te vinden. Zeker Carlyle liep dikwijls over de tafel, maar hij was altijd erg voorzichtig en had nog nooit iets afgegooid. In het huis liep George druk heen en weer en na een poosje kwam hij de keuken binnen: „Het is helemaal in orde", zei hij lachend, „Carlyle zit veilig bij me ini de wagen en ik kom even kijken, of je dat monstertje erg mist". Greet haalde diep adem en vroeg toen: „Smeet Carlyle werkelijk het percelein zo maar van de tafel. George?" George bekeek met studie de bin nenkant van zijn hoed en zei toen aarzelend: „Och, het is soms nodig het fortuin een beetje op te ja gen". „Ik geloof, dat het beter is, wan neer je de kat onmiddellijk weer te rugbrengt", zei Greet stijfjes. „Nee", antwoordde hij, terwijl hij met aandacht in zijn hoed bleef kij ken, „dat doe ik niet. De koop is ge sloten. Daarbij moest ik hem eerst het huis uit hebben, voordat ik je een belangrijke vraag kon stellen". Greet begreep hem niet. I^IJK", begon George, „ik ben nu ongeveer 7 jaar de loopjon gen van het dametje geweest, dat mij goed genoeg achtte om haar bood schapjes te doen, toen jouw tante zei, dat jij te goed voor mij was. Ik wil nu echter van betrekking veranderen en het een beetje hogerop zoeken. Haar verdriet over het verlies van haar kat, kan ik nu nog opheffen en ik ben er zeker van, dat de blijdschap over de nieuwe aanwinst, de smart over mijn vertrek ruimschoots zal vergoeden". Greet voelde een warme stroom door zich heen trekken, maar-ze kon niet het juiste woord vinden om hem te antwoorden. „Dus", zei George ten slotte, „waarom zou ik die kat niet bij wijze van afscheidscadeautje bij haar brengen?" „Ja, waarom niet?" zei Greet flauwtjes, daar haar op dat moment niets beters te binnen schoot. Tevreden bekeek Cupido naar het resultaat van zijn werk en toen Greet eindelijk weer adem kon halen en George haar losliet, ging ze weer een kopje thee schenken. In de kamer was boven de schoor steen en grote lege plek en Carlyle moest heel wat eenzame uurtjes in de auto doorbrengen, voordat hij met de laatste postbestelling naar zijn nieuwe meesteres gestuurd werd. Vrij naar „The Family Herald and Weekly Star". lste Neger Seminarist: Ik dacht dat de mensen in Nederland gedu rende de Vasten extra gaven. 2de Neger Seminarist: Natuurlijk doen ze dat en de Rector zal ons gauw genoeg laten weten dat de mensen in Nederland wel degelijk onze weldoeners zijn. De Rector vraagt U: Wie heeft gelijk van de twee. Het antwoord hangt ook van U af. Nodig 500.000 gulden. Father R. Knaaip, Rector van het klein Seminarie „Pius X" van het bisdom Tororo Oeganda. Tijdelijk adres: Simon v. Capel- weg 131, Noorden Z.H. Gironum mer 621811. 7574 Een oase van rust in een slapend landschap geven, dat tante haar getvrannieerd had, maar had zij niet tevens voor een veilig tehuis gezorgd, toen ze ner gens meer heen kon? Geen man kon vani haar verwachten, dat ze dat zou vergeten. „Wat die kat betreft", zei George plotseling, weer terugkomend op het doel van zijn bezoek, „verkoop je hem nu of niet?" „Oh, de katmaar we hebben iX„dwd"datm0nSte"ChiIderij n00it nog niet ééns gevonden. getrouwd' Het laatste was weer een van die grapjes, die haar vroeger ook zo aan het lachen hadden gemaakt en ze voelde zich opgelucht, dat hij in ieder geval niet kwaad meer was. l^OU, DIE KAT is niet te vinden", zei ze en ging tegenover hem zitten om de dingen te zeggen, die iedereen tegen een toevallige bezoe ker zou zeggen. Ze vertelde hem, dat ze nog steeds secretaresse was en dat ze erg goed met haar collega's over weg kon, dat ze nog dezelfde huis houdster had en dat de oude stoker nog steeds zorgde, dat er voldoende hout was voor de haard. Ze praatte vlug achtereen, want ze wilde voor alles voorkomen, dat hij zou merken, dat ze nog steeds het strakke saaie leven had, dat haar deel was, toen haar tante nog leefde. Alsof hij dat niet allang in de ga ten had! En hij vertelde haar, dat hij nu een prachtige betrekking had als verte genwoordiger en dat hij zelfs een eigen karretje had.... alsof ook zij lit niet allang wist. Maar ze was er zeker van, dat on der dit gebabbel, beiden dachten aan Ze begon weer te zoeken: „Hij moet hier in de buurt zijn", zei ze. „Hij heeft alleen maar geen zin om te voorschijn te komen; hij doet precies, wat hij wil". George keek weer naar het por tret: „Het is precies, wat ik daar even ook al zei: Ze is nog steeds hier in de kamer". „Ik begrijp niet, wat je bedoelt", zei Greet, terwijl ze achter een fau teuil kroop om de kat te zoeken". „Ik bedoel, dat het haar kat was". „Nu, wat zou dat, ze hield inder daad erg veel van Carlyle. Soms kreeg ik zelfs de indruk, dat „Dat ze meer Om de kat gaf, dan om jou". Greet negeerde de conclusie en maakte kalm haar zin af: .dat ze hem te veel verwende en dat de kat meer de baas over haar speelde, dan zij over hem'. George lachte kort: „Ze heeft de kat achtergelaten om nu verder over jou de baas te spelen en jij leert nooit! Je haat die kat, zoals je ook een hekel gehad moet hebben aan je tante, maar toch zul je hem niet ver kopen en toch laat je dat schilderij in de kamer hangen, omdat ze beiden nog steeds baas zijn in dit huis". „De beste cake, die er in de stad te krijgen is, ..ging Greet onverstoor baar verder, terwijl ze een schaal op tafel zette, „Carlyle is er dol op". De thee was niet warm genoeg om hem zó lang op te houden, als zij gehoopt had. Hij had zijn kopje in een wip leeg en keek misprijzend naar Carlyle, die bedelend om cake met zijn kopje langs haar benen steek. „Nii, wat besluiten we?" vroeg George. Carlyle nam een sprongetje en be landde op Greets schoot; hu ging op zijn gemak liggen en bekeek George met koele hoogmoed. „Ik geloof maar, dat ik hem houdt", zei Greet. George leunde achterover in zijn stoel: „Dat dacht ik wel". Toen keek hij naar het trotse gezicht boven de haard: „Ik geloof, dat je altijd in dit huis zult blijven, oude dame, en dat je hier altijd koningin zult zijn". 1JIJ NAM zijn hoed en Greet zag, dat hij aanstalte maakte om goe den dag te zeggen. „Zal ik nog een kopje thee zetten", vroeg ze wanho pig. „Het is zo gebeurd". Hij gaf haar geen antwoord, maar zei zonder speciaal het woord tot haar te richten: „Hoe kan ik je be vrijden van de dictatuur, die dat verwaande beest op je uitoefent?" Ze probeerde te lachen en zei: „Je moest eens binnenvallen, wanneer ik kwaad op hem ben, dan zou je weinig meer van die dictatuur merken. Ik kan me nogal opwinden, weet je?" „Werkelijk?" antwoordde George en keek haar daarbij zo lang en zo Ergens in de buurt van Breukelen, langs de Rijksweg AmsterdamUtrecht, waar overdag het snelverkeer jachtend voortraast, staat een oud molentje: de water molen van het voormalige waterschap Kortrijk en Hiel tjesdorp, dat thans alleen nog maar Kortrijk heet, omdat een nieuwe tijd voor nieuwe dingen heeft gezorgd. Een honderd jaar geleden begon het kittige molentje zijn taak: het omliggende land van water vrij te hou den. Het leven van het molentje was niet opwindend, het deel zijn werk in de lauwe zomerbries of in een zwiepende najaarsstorm en het sierde met zijn elegante vormen, nauwgezet bijgehouden door zijn verzorgers, zonder enige pretentie, het wijde landschap. In 1940 begon de aanleg van Rijksweg 2 en dat bracht mee, dat een electrisch gemaal zou worden gebouwd en de Molenvliet zou worden gedempt. De molen draai de lusteloos zijn wentelingen tot de laatste daar zou zijn. De oorlog echter, die voor vele mensen en dingen het einde betekende, was voor de molen een tijdelijke red ding. Fierder dan ooit grepen zijn wieken in de Holla ndse luchten, de vernieuwing ging nog niet door, het bestaan van de oude had nog zin. En juist de vrede, die opbouw en vernieuwing inluidde, betekende voor deze vertegenwoordiger van het Utrechtse type het einde. De molenvliet werd afgedamd, er kwam een nieuw gemaal en zo kwam in 1949 toch de dag, dat de wieken voor altijd rust kregen en werkloos de windvlagen moesten weerstaan. Het Rijk zorgde ervoor, dat van verval geen sprake kon zijn. Maar het beeld van overtolligheid werd on vermijdelijk. Rondom de molen nestelde zich een verlatenheid, die nimmer meer door wiekengewoel zou wor den verdreven. Soms is er in het leven van de dommelende molen een schitterend moment: dan glijdt de brutaal zoekende bundel licht van een passerende auto over zijn sierlijke vormen, dan schrikt de bejaarde uit zijn gemijmer en wordt zijn lijnenspel even levendig. Wijkt dan de bun del weer, dan keert de verdroomde stemming terug, voor dagen en nachten, voor weken, voor maanden of jaren misschienSic transit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1954 | | pagina 7