Met kaninktgk gezin in Zuiitóevland
C 1
Ni
>E KRANTENTUIf
l*
■DE DOLLE MUSKETIERS"
ZATERDAG 2 JANUARI 1954
DE LEIDSE COURANT
DERDE BLAD PAGINA 2
Heer. Twee vrouwen raakten in
(gesprek over haar respectievelijke
•echtgenoten. Nadat elk het hare had
igezegd, besloot er een met: „Maar
tdèt moet ik hem tot zijn eer nage
ven, in zijn hart is hij een gentle-
tman: hij heeft een hekel aan werken.
Service. „Ik heb een dozyn ap-
rpelen besteld en ik kreeg er maar
tien".
„Oh, dat behoort bij onze service,
mevrouw. We hebben de rotte er vast
Uitgegooid."
Onbegrepen. Jantje: „Wat zei je
vader van je rapport?"
Pietje: „Aoh, hij wilde maar niet
(begrijpen, dat er één laagste moet
feijn in de klas en dat ik me daarvoor
lop offer."
Moeilijk. Gesprek aan het ziek
bed: „En nu zou ik me maar geen
(zorgen maken, want we zijn op kan
toor allemaal bereid om je werk over
te nemen, zodra wij weten waar dat
eigenlijk uit bestaat".
Tegen de lamp. Hij: „Nu zit ik
tal van onze huwelijksreis af te
Wachten tot je eindelijk die jas eens
fcal maken!"
Zij: ,Zo, dus dat is de reden, waar
om je mij ten huwelijk vroeg".
Kort gesprek. Agent: „Zo, al
weer dronken?"
Dronkaard: „Zo.... hikal
weer jaloers?"
Sfeer. Gast: „Obe.r er zit 'n haar
in mijn soep."
Ober: „Opzettelijk gedaan, mijn
heer. Dat is een van die kleine at
tracties, waarmede we de huiselijke
(sfeer zoveel mogelijk willen benade
ren."
Winnaar: Vader: „Waarom zit jij
onder het bloed, Jantje?"
„Jantje: „Oh, ik had met Piet ge
wed, dat hij me nooit een ladder zou
kunnen opdragenenne.... nou
heb ik het gewonnen."
Hatelijk: „Is die kerel wel te
vertrouwen?"
„Ik zou hem mijn leven durven toe
vertrouwen!"
„Oh, en iets van waarde ook?"
Groen. Een nieuwe verkeers
agent was in moeilijkheden geko
men en hoe meer het verkeer in de
■knoop raakte, des te zenuwachtiger
werd hij. Met een hoofd zo rood als
een biet stond hij tussen de opstop
ping machteloos toe te zien. Plotse
ling riep een jongen met een bak
fiets: „Hé, moeten we soms wachten
'met doorrijden tot je hoofd groen
•geworden is?"
Logica. Hij: „Maak toch wat voort.
Je weet dat er op ons wordt ge- i
wacht!"
Zij: „Oh, als er toch op oris ge-1
wacht wordt, behoef ik me niet te
haasten."
Gevoel. Prof: „Hoe komt die
'bult op uw voorhoofd?''
Student: „Ze hebben er een meet-
•kundëboek tegen gegooid.".
Prof. „Zo, dat is waarschijnlijk
uw enige gevoel voor wiskunde".
Overbodig. „Wil je een gouden
of een zilveren schaal? Nou....?"
Zij antwoordt niet.
„Waarom zeg je niets?"
,Ach je weet toch, dat spreken zil
ver en zwijgen goud is."
Ervaring. Zondagsjager: „Waar
om gaat die hond zo te keer?"
Opziener: „Hij is waarschijnlijk
bang, dat u hem voor een haas aan-
ziet"
Gelijk spel. Criticus (tot muzi
kant): „Kerel, je speelt als koning'
David, maar niet zo mooi."
Musicus: „En u spreekt als koning
Salomon, maar niet zo wijs."
Dinerpraatje. Opschepper: „Och
ja, ik ben min of meer gedachten-
lezer. Ik weet precies, wat een ander
denkt".
Tafeldame: „Neemt u me niet kwa
lijk, het was niet mijn bedoeling om
u te kwetsen."
Niet duur. Man: „Zeg ben je nu
helemaal gek? Een nieuwe auto ge
kocht voor 3500,
1 Vrouw: „Maak je toch niet zo
Idruk. Die auto weegt ruim 3500 pond,
dus ze is nog goedkoper dan car-
bonade.
Aetherklanken
ZONDAG.
HILVERSUM L 402 M.
8.00 VARA. 12.00 AVRO. 17.00 VARA
18.30 VPRO. 19.00 EKOR. 20.00—24.00
AVRO.
VARA: 8.00 Nws. en weerber. 8.18
Gram. 8.55 Sportmeded. 9.00 „Langs
ongebaande wegen", caus. 9.15 Dub-
belkwadt. 9.30 „Geestelijk leven",
caus. 9.45 Met en zonder omslag.
10.20 „Ach Gott, wie manches Her-
zeleid", cantate. 10.40 „De verkla
ring", hoorsp. 11.15 Promenade-ork.
en sol. AVRO: 12.00 Sportspiegel.
12.05 Hammondork. 12.35 ,Even af
rekenen, Heren!" 12.45 Gram. 13.00
Nws. 13.05 Meded. of gram. 13.10
Twee piano's. 13.30 Lichte muz. 14.00
Boekbespr. 14.20 Groot koor en omr.
ork. en soL 14.50 Filmpraatje. 15.05
Vierhandig pianospel. 15.45 Disco-
caus. 16.30 Sportrevue. VARA: 17.00
Gram. 17.30 Voor de jeugd. 17.50
Sportjourn. 18.15 Nws. en sportuit
slagen. VPRO: 18.30 Korte kerkd.
IKOR: 19.00 Voor de kinderen. 19.35
Bijbellezing. AVRO: 20.00 Nws. 20.05
Gevar. muz. 21.05 Meded. 21.10
„Blauwbaard", hoorsp. 21.55 Strijk-
ork. 22.25 Act. 22.40 Orgelconc. 23.00
Nws. 23.15—24.00 Populaire muz.
HILVERSUM n. 298 M.
8.00 KRO. 9.30 NCRV. 12.15 KRO.
17.00 IKOR. 19.00 NCRV. 19.45—24.00
KRO.
KRO: 8.00 Nws. 8.15 Gram. 8.30
Hoogmis. NCRV: 9.30 Nws. en wa- i
terst. 9.45 Vocaal ens. 10.00 Geref.
Kerkdienst. 11.30 Omr. ork. 11.45
Kerkconc. KRO: 12.15 Gram. 12.20
Apologie. 12.40 Harmonie-ork. 12.55
Zonnewijzer. 13.00 Nws. en kath.
nws. 13.10 Strijkork., koor en solist.
13.40 Boekbespr. 13.55 Gram. 14.00
Voor de jeugd. 14.30 Viool en piano.
14.55 „Katholiek Truisfront overal!"
15.00 Amus. ork. en koor. 15.40 Gram
16.00 Sport. 16.30 Vespers. IKOR:
17.00 Jeugddienst. 18.00 Zangdienst.
18.45 Pastorale rubriek. NCRV: 19.00
Nws. uit de Kerken. 1905 Orgelconc.
19.30 „Weg en werk der Kerkher
vormers", caus. KRO: 19.45 Nws.
20.00 Gram. 20.25 De gewone man.
20.30 Symphonette-ork. en sol. 21.00
Voor de jeugd. 21.20 Dansmuz. 22.00
Voor de jeugd. 22.25 Gevar. muz.
22.45 Avondgebed en lit. kal. 23.00
Nws. 23.15 Eng. muz. 23.45J24.00
Gram.
MAANDAG.
HILVERSUM L 402 M.
7.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20—24.00
VARA: 7.00 Nws. 7.13 Gram. 7.50
Quatre-mains. 8.00 Nws. 8.18 Gram.
8.40 Dansmuz. 9.00 Gym v. d. vrouw.
Op Oudejaarsdag arriveerde ook Z. K. H. Prins Bemhard in Grindelwald om tezamen met Koningin en Prinses
sen Oudejaar te vieren. In de middag poseerden de leden van ons Vorstenhuis voor de fotografen. Van links
naar rechts: Prins Bernhard, Koningin Juliana, Prinses Margriet, Prinses Marijke, Prinses Beatrix en Irene.
9.10 „Onder de pannen", hoorsp. 9.30
Waterst. 9.35 Gram. VPRO:: 10.00
„Voor de oude dag", caus. 10.05 Mor- j
genwijding. VARA: 10.20 Fluit, cel-1
lo en piano. 10.40 Voor de zieken.
11.40 Voordr. 12.00 Gram. 12.07
Dansmuz. 12.30 Land- en tuinb. me
dedelingen. 12.33 Voor het platte
land. 12.38 Dansmuz. 13.00 Nws. 13.15 I
Voor de middenstand. 13.20 Orgel en
zang. 13.45 Gram. 14.00 Voor de j
vrouw. 14.15 Quatre-mains. 14.45
Gram. 15.00 Gevar. progr. 16.00 Gram
16.45 Voor de jeugd. 17.15 Gram.
17.30 Roemeens ork. 17.50 Mil. comm.
18.00 Nws. en comm. 18.20 Gram. j
18.45 Pari. overz. 19.00 Voor de jeugd
19.10 Muzikale caus. 19.25 Volks- j
zangkoor. 19.45 Regeringsuitz.: Ir J. i
van Gaaien: „Actuele problemen v.
d. bietenteelt". 20.00 Nws. 20.05 „In
Holland staat een huis", hoorsp.
20.35 Aetherforum. 21.20 Dansmuz.
21.50 „Huurverhoging en compensa
tie", lezing. 22.05 Omr. ork. en groot
koor. 23.00 Nws. 23.15 Orgelspel.
23.3524.00 Gram.
HILVERSUM II. 298 M.
7.00—24.00 NCRV.
NCRV: 7.00 Nws. 7.10 Gram. 7.15
Gym. 7.30 Gram. 7.45 'n Woord v. d.
dag. 8.00 Nws. en weerber. 8.15 Gram
8.30 Tot Uw dienst. 8.35 Gram. 9.30
Voor de zieken. 9.30 Voor deg vrouw.
9.35 Gram. 10.30 Morgendienst. 11.00
Kamermuz. 11.45 Gram. 12.25 Voor
boer en tuinder. 12.30 Land- en tuin-
bouwmeded. 12.33 Orgelconc. 12.59
Klokgelui. 13.00 Nws. 13.15 Gram.
13.45 ld. 14.00 Voor de jeugd. 14.30
Gram. 14.45 Voor de vrouw. 15.15
Gram. 15.30 Strijkkwartet. 16.00 Bij
bellezing. 16.30 Pianorecital. 17.00
Voor de kleuters. 17.15 Gram. 17.30
Voor de jeugd. 17.45 Regeringsuitz.:
Prof. Dr. R. van Lier: Rijksdelen
overzee: Suriname. 18.00 Meisjes
koor. 18.20 Sport. 18.30 Gram. 18.45
Eng. les. 19.00 Nws. en weerber. 19.10
Gitaar en dwarsfluit. 19.30 „Volk en
Staat". 19.45 Huismuz. 20.00 Radio
krant. 20.20 Gram. 20.50 „Anny van
de Watermolen",hoorsp. 22.00 Ka-
merork. 22.45 Avondoverdenking.
23.00 Nws. en SOS-ber. 23.15—24.00
Gram.
(V ervolg verha al
Lex wist alles zo mooi voor te stellen
dat tante Jeanne er wel zin in kreeg.
Zelf had ze geen kinderen en was zo
doende dikwijls alleen en vooral op de
feestdagen, zoals nu komende Pasen,
voelde zij zich eenzaam. Ze vond het
zelfs fijn toen ze er goed over nadacht
en besloot dus Hannie bij zich te nemen
tot ze beter was.
Lex en Niek kwamen met deze goede
tijding weer terug in de hut, maar Han
nie en Rinus begonnen allebei tegen te
stribbelen. Waarom mochten ze niet alle
twee naar die tante? Opnieuw werd een
boodschap naar tante Jeanne gezonden
en ze mochten alle twee komen. Hannie
was hiermee heel blij, dan was ze ten
minste niet meer zo alleen overdag en
Rinus vond het prettig om toezicht op
zijn zusje te houden en haar te bescher
men. Op de dag van him vertrek deed
Rinus nog eens extra zijn best om
hut op te ruimen, de pannen te schuren
en nog meer van die karweitjes. Hij
deed dit uit dankbaarheid omdat de
mannen zo goed voor hen geweest waren.
Toen het ogenblik van afscheid
gekomen, vonden ze het plots toch wel
jammer om bij de vier mannen vandaan
te gaan, maar Hannie troostte zich met
de gedachte dat het bij tante Jeanne ook
wel leuk zou zijn. Niek zou hen weg
brengen en nog het nodige afspreken.
Hannie kon dat hele eind niet lopen, ze
kon zelfs niet op de zere voet staan, dus
moest er wat anders op gevonden wor
den. Achter de hut stond een vrij grote
kruiwagen, waarin de mannen het ge
zaagde hout mee vervoerden. Hannie
werd nu in die kruiwagen gezet en Rinus
plantte er nog een paar boomtakken
naast en daar ging de optocht, nage
wuifd door de drie andere mannen, die
weer naarstig aan het werk gingen.
Bij Lex vlotte het werken niet erg:
ioms bleef hij zelfs enige minuten op
zijn schop geleund staan nadenken, diepe
rimpels in zijn voorhoofd. De anderen
moesten hem dan flink bij zijn naam
roepen om hem als het ware wakker te
schudden. Ze waren dat wel van hem
gewend. Hij deed zo wel meer, als hij
een plan aan het uitwerken was.
Lex was hard aan het denken hoe hij
het doosje met de „goudschat", zoals hij
het zelf noemde, in zijn bezit kon krij
gen, nu de kinderen alle twee weg wa
ren. En een grote vraag speelde hem
door het hoofd: heeft Hannie ook zo*n
doosje bij zich? Dan kwelde hem de
vraag: zou hij één van de mannen in
vartrouwen nemen of zou hij dat zaakje
alleen opknappen? Niek was wel een
geschikte helper, maar zou hij de kin
daren willen beroven? Want hij geloofde
stellig dat Niek werkelijk van de kin
daren hield.
Niek had zich weer bij de mannen ge
voegd en ging opgewekt aan het werk,
nu hij wist dat de kinderen goed be
zorgd waren. Hij praatte wat met Lex
over het afscheid en dat ze de kinderen
met hun vrolijk gebabbel wel zouden
missen, maar verder werd er niet meer
over gesproken. Als gewoonlijk gingen
ze met het donker worden naar huis, na
eerst nog de nodige strikken gezet te
hebben. Het Paasfeest naderde en ze
zouden de haasjes en konijnen tegen 'n
goede prijs kunnen verkopen. Dat was
het werk van Siem, die keek altijd goed
uit zijn ogen of de politie hem op de
hielen zat, want ze mochten zonder
jachtvergunning geen wild vangen in het
bos.
Ze kwamen om nog meer redenen niet
graag met de politie in aanraking, want
als ze de kans schoon zagen, hielpen ze
mee smokkelen. Daarvan hadden Hannie
en Rinus nooit iets gemerkt in de paar
dagen, die ze bij de mannen doorge
bracht hadden. Trouwens deze nachten
viel er niet veel te smokkelen, het was
volle maan en dan konden ze zich moei
lijk verbergen. Die nacht kon Lex de
slaap niet vatten. De gedachte aan de
„goudschat" hield hem klaar wakker.
Het ene plan na het andere spookte
door zijn hoofd. Ze lazen nooit een
krant, een radio bezaten ze niet, hoe
konden ze dan weten dat oom Johan in
de kranten een oproep had laten zetten
om de kinderen op te sporen en hij had
een flinke beloning uitgeloofd aan
degene, die de kinderen gezond en wel
weer terug zou brengen. Ook door de
radio was een oproep omgeroepen, maar
alles was zonder resultaat gebleven en
geen wonder want niemand kon ver
moeden dat de kinderen in handen van
smokkelaars gevallen waren en nu in
het huisje van tante Jeanne waren, dat
zelfs over de grens van het land stond.
Na veel gepeins besloot Lex om Niek
in de arm te nemen, dan zouden ze
samen de kinderen ontvoeren, want dat
wat uiteindelijk zijn uitgedacht plan.
Niek was ook de geschiktste man, de
kinderen hielden van hem en zij zou
den weer gemakkelijk met hem terug
gaan.
De volgende morgen heel vroeg stond
Lex al op om Niek te roepen, die er
niets van begreep, waarom hij zo bui
tengewoon vroeg op moest. Maar toch
was hij terstond klaar wakker. Als Lex
zo deed, dan was er geld te verdienen
en daar was hij altijd dadelijk voor te
vinden.
In de vroege ochtend liepen Lex en
Niek dus samen door het bos terwijl Lex
zijn uitgedacht plan aan Niek voorlegde.
Ze waren hier veilig, want geen ster
veling kwam op dit vroege morgenuur
in het bos.
Niek stond stom verbaasd te horen
dat de kinderen zulke schatten bij zich
hadden. Het kwam geen ogenblik bij
hem op te veronderstellen dat Lex in
zijn gedachten alles zeer overdreven
had. Ze kwamen nu overeen dat Niek
de kinderen zou terughalen mits niemand
hen enig kwaad zou doen.
BIJ TANTE JEANNE.
Gaan we nu nog even terug naar de
twee weesjes, die met Niek op weg wa
ren naar hun nieuwe tehuis. Tante
Jeanne stond al op de uitkijk en toen ze
de kleine stoet aan zag komen kwam
de kinderen haastig tegemoet. Dat
was een leuk gezicht want ze was nogal
dik en ze waggelde zo gezellig heen en
weer. Ze liep onmiddellijk naar Hannie
en omhelsde haar: „O, lief kind, kom
je bij me, wat ben ik daar blij om; en
doet je voet nog pijn?" Ze moesten alle
maal lachen om die lieve tante Jeanne,
maar al was het misschien wel 'n beetje
overdreven, Hannie vond het toch heer
lijk. Ach wat was het al lang geleden
sinds iemand zo lief tegen haar deed, ze
huilde bijna van vreugde over zoveel
hartelijkheid. Ze waren zo zoetjes aan
b(j het huisje gekomen en daar wachtte
hun een grote verrassing. In de kamer
stond warempel een hele gedekte tafel
met brood en allerlei heerlijkheden.
„Kom maar gauw zitten kinderen",
klonk tantes stem, „jullie zullen wel trek
hebben in wat lekkers na zo'n lange
wandeling". En dat was ook zo, dat
merkten ze nu pas, tante keek tenminste
met verbazing wat zij allemaal naar
binnen konden slaan, vooral Niek en
Rinus deden hun best. Eindelijk waren
ze dan toch verzadigd, want toen tante
Jeanne hen aanmoedigde nog iets te
nemen, bedankten ze toch heus.
Wordt vervolgd.
HET KERSTFEEST VAN JOEP.
Er zaten maar weinig jongens in de
klas van mijnheer Schaper en als er dan
iets gewichtigs besproken moest worden,
kwamen de vijftien jongens rondom het
tafeltje van mijnheer staan en dan was
het zo echt gezellig.
Nu was het ook weer zo. De hele klas
stond rondom hem toen hij met zijn
jongens de aanstaande kerstviering wilde
bespreken. Ze zaten nog in de Sint Nico-
laastijd, maar ze hadden de weken voor
Kerstmis hard nodig, want mijnheer
wilde met de hele klas een mooie kerst
enthousiast en riepen al door elkaar:
„Mijnheer mag ik de kamelen maken
van klei, hè mijnheer ik de schapen",
enz., enz. Ieder kreeg een taak toen de
grote plakken klei werden uitgedeeld
en weldra was de hele klas rustig bezig.
Onze Joep mocht één herder en twee
schaapjes maken, 't Jonge, die schapen
vielen niet mee, met een klein houtje
moesten die wollige vlokjes gemaakt
worden en dan die dunne pootjes. Hij
keek wat verdrietig, het lukte niets van
daag, telkens moest hij hoesten en dan
bibberden zijn handen.
Bij het uitgaan van de school nam
mijnheer Joep even apart en zei hem
maar vroeg naar bed te gaan en als de
hoest niet overging moest hij morgen
maar thuisblijven. Toen Joep thuis
kwam, was er niemand in huis, moeder
werkte elke middag bij andere mensen,
Miep, zijn zusje, was op de naaischool
en kwam later thuis. De huissleutel
hing om zijn hals en Joepje was dus
alleen thuis. De kachel brandde gelukkig
heel zachtjes, hij ging er bij zitten,
pakte zijn kleurboek en ging wat verven.
Miep hoorde in de gang al het scherpe,
snerpende hoesten van Joep. „Gauw
maar boterhammen voor hem klaar ma
ken, dan kan hij vroeg naar bed", dacht
ze, terwijl ze haar manteltje ophing. Ze
liep meteen door naar de keuken om
thee te zetten, dat vond moeder altijd
zo prettig als ze moe thuis kwam van
haar werk en de tafel was dan al ge
dekt. Joep had vanavond geen erge trek
en Miep was al blty dat hij er twee bo
terhammen met wat thee in had. Ze
maakte vlug een kruik en Joepje lag al
in zijn bed toen moeder thuis kwam.
I
Goedkeurend keek moeder haar grote Joep geen wijs uit kon worden, tot hij
dochter aan, die zo goed voor haar eindelijk begreep, dat mijnheer Schaper
broertje gezorgd had. Met haar hand vanmiddag gezegd had, de stal met alles
streek ze de rimpels weg uit haar voor- wat er in stond, te zullen verloten,
hoofd, als om de zorgen weg te vagen, j Joep's gezichtje betrok, nu kon hij niet
die haar soms zo benauwden. Sinds j meeloten, wat was dat weer jammer,
vader gestorven was, moest zij het geld Eén van de jongens zag het verdrietige
verdienen. Over een paar jaren zou gezicht van Joep, haalde gauw een grote
Miep mee helpen verdienen, dan zou ze j toverbal uit zijn zak en stale die naar
kunnen naaien voor de mensen. i Joep, maar het raam was toe. Zou hij
's Avonds ging moeder nog eens kijken eventjes het raam aan een kiertje oj!»en-
naar Joep, die nu met een hoogrode schuiven? Met zijn knie klom hij op de
kleur lag te woelen in zijn bed. vensterbank en trok aan de knoppen 't
„Morgen maar in je bed blijven Joep, raam op, de jongens aan de andere kant
je bent een beetje ziek, doe nu maar wat j hielpen mee. 't Ging moeilijk, maar ein-
moeder zegt, dan ben je weer gauwdelijk met vereende krachten ging het
beter". j raam omhoog en natuurlijk veel te hoog.
Joep praatte nog wat over herders en j De wind woei naar binnen. Hij stak zijn
schapen, waar moeder niet veel van be- hand uit naar de toverbal en duwde het
greep, maar ze was zelf zo moe, dat ze raam weer toe. De jongens hielpen weer
hem lekker toedekte en gauw in bed mee, maar het vlotte niet zo best. Het
stapte. j raam ging bijna nooit open. Allemaal
Maar Joep werd niet gauw beter, het t nog eens duwen en met een smak klapte
hoesten werd erger, de dokter moest ko- i het dicht. Joep wuifde zijn vriendjes
men en hij moest in de verwarmde nog eens toe en met de suikerbol in zijn
alleen,
men een paar vriendjes uit de klas ver
tellen hoe het met de kerststal ging en
Kees, die vluggerd, had de herder en
schaapjes van Joep voor zijn rekening
genomen. Op een middag kwamen ze
vertellen dat de beeldjes klaar waren en
stonden te drogen, ze moesten nu nog
geverfd worden en dan moest de stal
nog gemaakt worden. Het liep al tegen
Kerstmis en nog altijd lag Joep in zijn
bed voor het raam. De dokter was wel
tevreden, maar er was geen sprake van,
dat hij met Kerstmis op straat mocht,
misschien, als hij goed gehoorzaamde,
dat hij in de kamer op mocht
't Was toch zo jammer, nu zou hij niets
zien van hun eigen gemaakte stal. Er
zouden kaarsjes bij gebrand worden, zij
zouden er kerstliedjes bij zingen en hij
lag hier maar in zijn bed. Soms kreeg
mond glipte hij weer onder de dekens.
Aardige jongens toch!
's Avonds had hij weer koorts en de
dokter was ontevreden. Het hoesten be
gon weer van voren af aan. Geen
sprake van met Kerstmis uit bed.
't Was de Zondag voor Kerstmis toen
mijnheer Schaper Joep weer eens op
kwam zoeken. Hij zag dadelijk dat de
jongen achteruitgegaan was. 't Was een
tegenvaller voor hem, maar het was een
beetje zijn eigen schuld. Moeder legde
de sinaasappelen die mijnheer meege
bracht had op een schaaltje en bleef
daarna nog een poosje met hem in de
gang praten over Joep en over alle
zorgen.
Het was doodstil in de klas. de kerst
liedjes waren gezongen, de kaarsjes uit
geblazen, alleen de lampen brandden
nog hel op de van spanning gekleurde
gezichten. De verloting zou beginnen.
hij er tranen van in de ogen. Terwijl hij Öp een dichtgevouwen papiertje stond
zo alleen lag te denken, werd er op het het nummer.
raam geklopt en een opgewonden troep „Kom Kees, ik begin bij jou", zei mijn-
jongens stond er voor. Joep ging rechtop heer. Kees keek eens rond, maar zei
in zijn bed zitten, deed de gordijnen op niets.
zij en wenkte hen binnen te komen, I „Niet zo teuten jongen, en anders Leo
maar moeder had vergeten het touwtje i maar!" Maar ook Leo zei niets en zat
van de deur buiten de brievenbus te met een hoogrode kleur. Mijnheer be-
doen. Ze konden er dus niet in. Nu was greep er niets van en vragend keek hij
het een gekakel en geschreeuw waarde jongens aan.
„Mijnheer, we willen niet loten om c
stal, geef hem maar aan Joep".
Alle jongens knikten van ja, ja en
nog eens ja.
„Nou, jongens, dat vind ik prachtig
van jullie. Het Kerstkindje zal jullie
zeker voor deze goede daad belonen en
bidden jullie eens voor Joep, dat hij
weer gauw gezond mag worden".
De jongens hielpen mee, de beeldjes
in een grote doos pakken, 't Ging alle
maal zo voorzichtig.
Toen Joep al sliep en moeder de ka
mer aan het versieren was, werd er nog
zachtjes gebeld. Wie zou dat nog kun
nen zijn? Moeder deed open en daar
stond mijnheer Schaper met een groot
pak in zijn armen. Hij wilde niet eens
binnenkomen, maar vertelde in de gau
wigheid dat de jongens van de klas de
stal met inhoud voor Joepje bestemd
hadden.
Moeder nam het pak mee naar binnen
en begon uit te pakken. Miep, die al
boven was, kwam nieuwsgierig kijken,
wie daar nog zo laat gebeld had. Een
kastje werd leeggemaakt en daar werd
de stal opgezet. Miep strooide het mos
over de grond van het stalletje en zette
daarop de beeldjes. Kandelaars en
kaarsjes, alles was er bij. Wat zou Joep
verwonderd kijken.
Moeder en Miep kwamen uit de
Nachtmis en Joep sliep nog als een roos.
De kachel brandde lekker warm en in
een wollen deken werd Joep nu In de
kamer gedragen.
Maar wat stond daar? Hij rukte zich
los en bleef dol gelukkig staan kijken.
Hij kwam gewoon niet uitgekeken. Wat
was het toch allemaal mooi en zo mooi
gekleurd. Hij zag al dadelijk zijn eigen
schaapje dat nu zo mooi wit geverfd
was en dat hij direct een ander plaatsje
gaf, dicht bij de voetjes van het Jezus-
kindje.
Voor alle nieuwjaarswensen, die vele
kinderen ons stuurden, hartelijk dank.
Wij wensen alle* kinderen en hun ouders
een Zalig Nieuwjaar.
TANTE JO en OOM TOON.