BONT, thans de droom der dames, is eeuwenlang een herendracht geweest LEIDEN, zoals u het niet ziet ZO'N ZACHT GLANZEND VELLETJE ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1953 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 In historische tijden was het bont alleen voor de machtigen der aarde II7ELKE VROUW IN ONZE lezers- dragen van bont' beperkt was tot de kring zou niet graag een bont- machtigen der aarde Dat waren niet alleen koningen en zo, maar op de mantel willen dragen en welke echt-eerste pIaat/de rijkeni degenen, die genoot zou niet gaarne in staat zijn in de toenmaals gebruikelijke ruil- I om een extra duur exemplaar" met handel zich een aardig kapitaaltje een royaal gebaar aan z'n-vrouw ca- 0,a- aan kostbaar bont by elkaar 4 hadden geruild. Wat droegen de an- deau te doen? Alleen te weten dat deren dan, zal men vragen, want we je het zou kunnen doen is al een hebben toch op de wandplaten in de prettig idee! Een bontmantel is de klas op school gezien hoe de Bata- droom van iedere vrouw en als het i ^ifcren, <Üe omstreeks het jaar 100 ,;i j,r„„ 1 op boomstammetjes de Rijn kwamen geen hele mantel lijden kan, dan toch 7 v,. afzakken, allemaal m bontjasjes ge- een driekwart of een cape, of een stoken waren. De „gewone man" bontkraag. j droeg een jasje van grote gedroogde Zacht, glanzend en fluwelig bont boombladeren en smeerde zich overi- hoort nu eenmaal bij de vrouw; een Sens ^ik met vet in. Dat helpt goed pelsjas voor een heer of een bont-1 tegen de kou; vraag het de Eskimo's muts vinden wij tegenwoordig zelfs maar aanstellerig. En toch is bont eigen lijk vanouds een herendracht en ty- IN MEER BESCHAAFDE TIJDEN pisch is, dat de bontindustrie nog vrij- 1 toen de jagersvolken honk- wel uitsluitend mannenwerk is. De vast werden en zich op veeteelt en heren der schepping hebben hun landbouw pingen toeleggen en de privilege van bontdragen aan de da- vrouwen dus meer gelegenheid kregen mes moeten afstaan, het werk van ,im zich aan de kunst van weven te het maken der pelzen hebben zij ech- wijden toen men met andere ter genadiglijk mogen behouden. i woorden kleren van gaweven -.toffen ging dragen, liet men het IITAT WAS DAT VROEGER anders! bont niet in de steek. Men gebruik- Nu spreken wij niet van de al-te bet als voering. leroudste tijden, die verre eeuwen I Eigenaardig, maar toch ook wel van de vöor-historie, toen in deze begriineliik is het, dat men in vroe- Noordelijke streken de IJstijd z'n .t g*»i tijden het bont aan de binnen- sneeuwstormen over de verlaten kant droeg. Het was immers van vlakten joeg. Toen hebben die oude ouds de gewoonte om de dierenvel-1 knapen ongetwijfeld de berqp en vos- Jen niet bepaald voor de fraaiïvheid sen hun jasje uitgetrokken en die j te dragen maar voor de warmte en velletjes met kop er nog aan om het daar men de binnenkant van de vel- bibberende lijf gehangen. Hun vrou- len nog nauwelijks kon bewerken, wen zullen ze ook wel warm inge- was het aangenamer om het harige I stopt hebben met een wollig dieren-1 deel der vellen op het lichaam te j velletje; dat ligt zo in de aard der I dragen Omdat de mens nu een- j dingen, zouden wij zeggen. Zeker is maal conservatief is, ging hij vanzelf dat evenwel niet, want wij bezittenspruitend door met deze wijze Links: een lange bontmantel, geheel van blauwvospoten gemaakt, een zeer bewerkelijk stuk. j Rechts: Een korte mantel van grijs Indisch lam. (Foto's: „De Leidse Courant"). uit die tijd geen mode-bladen met foto's van elegante mannequins, waaruit de vrouwenmode van die da gen zou kunnen blijken. Wel zijn er bontdragen ook toen men de ruwe en mindeT prettige kant van de bees tenvellen met wol, katoen fluweel of zijde kon bedekken. Te?enwocriip in rotsholen voorhistorische teke- j doen de heren d<a'. nóg zo, voorzo ningen bewaard gebleven en daarop i ver zij fenminste pelsjassen dragen, staan soms mannen in dierenhuiden j maar o'e dauies hebcen het allang in afgebeeld. Maar vermoedelijk is dat de gaten dat het veel mooier staat geen aanwijzing voor de toenmalige de pelzen aan d--» Duitenkant te dra- herenmode, doch veeleer een weer-gen. gave van rituele gebruiken en ma- I Het zOU v0or de hand liggen te glsche dansen. veronderstellen, dal het cragen van Maar hoe dit ook zij, zeker is wel, bontjasjes dus van geweven kle- dat in meer historische tijden het! dingstukken mei bontvellen er aan De bontwerker in zijn werkplaats bezig aan een mantel van Ameri kaans opossum. Verder ziet men op de tafel een aantal osselot-vellen liggen. de binnenkant tegen aan genaaid een uitvinding is van het kille Noorden, maar cïat schijnt toch niet zo te zijn. ft ant ir vakkringen is men er van ovzrtaigd, dat 't de Egypti sche koningen van omstreeks 1500 vóór Ciuisius geeest zijn, die de grondleggers van onze hedendaagse bontmode varen. Zij droegen n.l. fraaie gebeurde lappen over de schouders met oontvellen aan de1 binnenkant en hun voorbeeld werd door de edelen en rijksgroten nage volgd. Ï^AT WIL ZEGGEN, tot op zekere hoogte, want wy hebben reeds gezegd, dat bet dragen van bont een privilege was, dat slechts aan de machtigen dezer aarde was gegund. Nu ja, in later eeuwen mochten de lagere goden dan ook wel een goed kopere bontsoort dragen, maar de voorname soorten, de duurdere van zelfsprekend, bleven gereserveerd v ooi de hogere goden. Een bekend voorbeeld daarvan is bijv het her toelijn, dat lange tijd slechts aan icomngen en kerkelijke hoogwaar dighe'dsbekleders voorbehouden is geb>ven. Men noemt het hermelijn dan ook nog wel „koningsbont", en bij plechtige gelegenheden zijn de gewaden der koningen nog altijd met hermelijn getooid. Maar als u van daag uw virouw met een hermelijn- ijf zoudt wilier verrassen, dan kunt u gerust uw gang gaan en behoeft u met bang te zijn, in de gevangenis gegooid te worden. Vroeger wel! Op de schilderijen van de oude meesters kan men zien, hoe de voor name heren, die hun portret lieten maken, zich tooiden met bontvoe ring en met bontgarnering en wie deze oude welgedane heren thans beziet, moet erkennen, dat zij er in hun maskeradepakjes fraai en voor delig uitzien, waarbij ons colbertje maar een armzalig kloffie is. De bontwerkers van de Middeleeuwen kenden hun vak en waren vast niet zulke dwazen als Tijl Uilenspiegel, d;e ook een bontwerker was, althans in de tijd, dat hij geen grappen uit- naalde. yOALS GEZEGD, WAS VROEGER de mode van bontdragen een uit gesproken herenmode; de dames kwamen er niet aan te pas. Het is baast niet te geloven, maar de eerste damesbontmantel werd pas in 1848 in Frankrijk gemaakt. In de vak kringen van de bontwerkers weet men u nog precies te vertellen, hoe deze er uit zag; het was n.l. een jas var Seal-vellen. En wist u, dat de thans zo bekende en door velen hef tig begeerde Persianer-mantèls date ren van 1885? Het dragen van bont door de da mes is eigenlijk in de laatste halve eeuw pas goed populair geworden, hetgeen gelijke tred hield met het goedkoper worden van het bont, doordat men minder kostbare vel letjes ging gebruiken, zoals molle tjes, katten, konijnen en dat soort. Overigens lijkt ons zo'n mollig mol- ietje of een poezerig kattevelletje geenszins te vermaden; waarom moet het altijd een of ander beest van het andere einde van' de wereld zijn? Zeker wij weten wel, dat er dieren zijn, die een mooiere pels hebben én wier bont beter houdbaar is, maar in de vrouwenwereld spreekt de zeldzaamheid van de exotische exem plaren toch v/el een geducht woordje mee. Neem nu eens de duurste bont soort, de Chinchilla. Die vachtjes zijn afkomstig van een rat om van te rillen de kleur (fijne lange zijde achtige blauw-grjjze haren) is nog niet eens zó buitengewoon mooi en de kwaliteit is zeker niet sterk. Maar toch komt zo'n jas u op minstens 50.000,omdat dat beestje zo ontzettend zeldzaam is. Het komt nl. alleen voor in het Andes-gebergte in Zuid-Amerika en er is bovendien al zoveel jacht op gemaakt, dat de Zuid-Amerikaanse regeringen bijzon dere maatregelen hebben moeten nemen om het voor algehele uit roeiing te beschermen. IETS MINDER KOSTBAAR, maar toch nog aardig aan de prijs, is de Nertz, of, zcals de Amerikanen zeggen, Mink. Dat is een visottertje uit Noord-Amerika, dat een mooi bruin velletje heeft met een diepe en warme gloed. Soms is het velletje beige, grijs of zelfs wit. In tegenstelling met de al gemene gangbare opvatting, dat in de dierenwereld de mannetjes de mooiste pelzen hebben, is het buiten kijf, dat mevrouw Mink een kost baarder velletje bezit dan meneer Mink. Een N-rtz-mantel is te koop voor 12 a 15 mille, maar men heeft er dan ook een aardig jasje aan, sterk, glanzend enniet zo alge meen. Maar als u nu aan een bontwer ker vraagt om u een Nertz-mantel te leveren, die niet zó duur is, dan weet hij daar wel raad op. Vroeger gebruikte men alleen de rugvellen, doch tegenwoordig heeft men inge zien, dat ook de staartjes en de pootjes best te gebruiken zijn. Die staartjes zijn maar klein, en het verwerken van al die honderden kleine stompjes tot een behoorlijke mantel is een heel karwei, doch het geheel ziet er lang niet gek uit, wan neer alles vakkundig aan elkaar ge stikt is. Evenwel ook staartjes zijn Nertz-velletjes en dat gevoegd bij het arbeidsloon, maakt zo'n mantel toch nog zó prijzig, dat de „gewone man" er niet zo gemakkelijk bij kan. Hij komt op ruim 3000, De manier om velletjes van staart, kop en poten te verwerken past men trouwens ook toe op andere min der kostbare bontsoorten, met het gevolg, dat er menig behoorlijk bontmanteltje wordt vervaardigd, dat ook voor niet al te royale beur zen te betalen is en toch gemaakt is van bont, dat een duurdere reputa tie heeft. Zo heeft een Persianer een man tel voor het leven! nog altijd een behoorlijke stand op te houden, maar een Persianer van pootjes (pattes) geeft toch een niet onbelangrijke be sparing. Zeker, waar zoveel naadjes zijn is ook het gevaar van scheur tjes groot, doch een goede vakman weet dit gevaar wel te bezweren. Bovendien moet u een bontjas 's zomers bestellen, dan is het niet zo druk en kan er meer tyd aan be steed worden. jyjAAR LATEN WIJ AFSTAPPEN van die dure en onbetaalbare soorten en even een klein kijkje ne men in de midden-klasse. Bekend is daar bijv. de Naturel Bisam, welke vroeger meer gedra gen werd dan nu; tegenwoordig ziet men veel geverfde bisammantels in uitstekend geslaagde Nertz-uitvoe- ring. En dan de zilvervossen, die een mooi, soepel, licht en glanzend bont leveren. Of wat denkt u van dat neefje (of nichtje) van de Persianer, het z.g. Indisch lam? Dit bont komt voor in grijs, bruin en zv/art. Het grijs Indisch lam wordt nogal eens geel, maar dat geeft niet, want het kan meermalen gebleekt worden. Kunt u nog gen keus maken, dan noemen wij nog Nertz Murmel, Oce lot, Toscaans- en Bever Lam, Ge- notte, Biberette, Kalf en nog tiental len andere soorten, in allerlei tint en tekening. Genoeg om u graag te maken naar zo'n fraaie, moderne mantel, cape, stola of collier. Eén raad tot slot, een raad, welke weliswaar overal geldt, maar hier zeer zeker niet overbodig is: wend u tot een vakman, als u bont wilt kopen. Een goede voorlichting is zijn reclame en uw voordeel. OVERWERKT ZIJN IS ONZIN „OVERWERKT ZIJN" bestaat eigenlijk niet. Toch wordt er tegen deze uitdrukking zelden protest aan getekend, het begrip heeft volledig burgerrecht gekregen. „Overwerkt zijn" behoort om zo te zeggen tot onze cultuurgoederen. Wij kunnen voor dit alles geen an dere verklaring vinden dan dat de mensheid het werken als een straf, althans als iets zeer onplezierigs op vat. Daarom is iedereen er vast van overtuigd, dat er een ziektetoestand moet bestaan, die veroorzaakt wordt door het doen van veel werk. MENSEN die aardigheid in hun> werk hebben, kunnen echter jaren achtereen, zelfs zonder dat zij ooit vacantie nemen, dagelijks tien en meer uren per dag werken terwijl er zich bij hen geen verschijnselen van lichamelijke of geestelijk uitputting voordoen. Wanneer men daarentegen door een verkeerde manier van leven zijn weerstand vermindert en daarmee zijn gezondheid ondermijnt, treden er ook zonder dat men iets bepaalds te doen heeft wel verschijnselen van uitputting op. Zo komt het lang niet zelden voor, dat mensen in hun va cantie totaal „overwerkt" raken! Niet naar bed. STEEDS zijn het lieden, die hun krachten niet kunnen verdelen en die niet tot een harmonische dag indeling kunnen komen, bij wie men deze ziekelijke toestand ziet ontstaan. Zij komen chronisch slaap te kort, Niet omdat zij steeds tot diep in de nacht aan het werk zijn, maar veel eer omdat zij gewoonweg niet naar bed kunnen komen. In hun bezigheden nemen zij steeds meer hooi op hun vork en zij verlie zen zich daarbij nog dermate in klei nigheden, dat zij er op den duur zelf geen raad meer mee weten. Worden hierbij nu ook de maaltij den nog op onregelmatige tijden in derhaast genuttigd en is er een over matig gebruik van nicotine en alco hol, dan zyn alle voorwaarden te gelijkertijd aanwezig, die een licha melijke ineenstorting bevorderen. Vrouwen en mannen. DE „OVERWERKTHEID" doet zich niet alleen voor bij bezige en ner- veuse mensen, meestentijds zijn de ze lieden ook intelligent en begaafd. Het is daarom vreemd, dat er bij sommigen juist op dit punt van levenskunst zulk een oordeelszwakte schijnt te bestaan, die hen bij voort during parten speelt. De „overwerktheid" ziet men by vrouwen in het huishouden, zogoed als bij mannen in een beroep. Ook vooraanstaande staatslieden hebben nogal eens met dit euvel te kampen! Dr. ALFR. BRIEDE. \7£EL VRAAGTEKENS roept deze foto niet op. De aandachtige zoe ker zal spoedig gevonden hebben, dat dit de St. Lodewijkskerk is, gefoto grafeerd aan de achterzijde, die slechts vanuit de hoogte te bereiken was. Moeilijker is wellicht de vraag: waar werd deze foto genomen? Daar toe nemen wij U in gedachte mee naar het terrein van de brandweer kazerne aan de Langebrug, waar een twintig meter hoge toren staat, die dient voor het drogen der slan-1 gen. Het bleek echter onmogelijk i vanuit deze toren de kerk te foto graferen. „Da:s geen bezwaar", zei de heer W. A. Kosten, onder-comman dant van de brandweer, „dan draaien we de Magyrusladder wel even uit". En hoe we ook protesteerden en be zwoeren, dat we nooit van ons leven naar boven zouden durven klimmen, de ladderwagen werd uit de garage gereden en enkele -minuten later stond de ladder uitgedraaid, twintig dreigende meters hoog. Terwijl het halve brandweercorps ons luide aan moedigde en verzekerde, dat het niets bijzonders was, zijn we met de moed der wanhoop de klimtocht begonnen, ieder moment een fatale stap ver wachtend op de stalen sporten. Maar er gebeurde niets en zo stonden we dan even later twintig meter boven het stadsgewoel verheven, om de St. Lodewijkskerk in al haar oude,( grijze en verweerde pracht beneden ons te zien. Zó mooi als we de kerk nog nooit gezien hadden. De foto is er slechts een flauwe afspiegeling van! (Foto: „De Leidse Courant").

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1953 | | pagina 5