Hongaren ervaren de zegeningen
van het rode regiem
Op transport naar onbekende bestemming
ZONDAGMORGEN
we Staan weer in ons hemd
Hard werken en flinke wandelingen
brachten opoe Post naar de 100 jaar
Breeder Phocas viert zijn
40-jarig klooster jubileum
SATERDAG 8 AUGUSTUS 1953
VE LEIDSE COURANT
DERDE BLAD PAGINA
EINDELIJK KANS OP ONTSNAPPING
V. (Slot)
In Minsk op Russisch grondgebied stopte de trein
Het was nacht, het was duister en het was stil. Op de houten banken in
die trein sliepen al die mensen, die gedeporteerd werden en nu al in Rus
land waren. In Minsk, een heel eind weg van hun vaderland. Of misschien
sliepen zij niet en dachten zij aan het verleden, aan het land waar zij ge
boren waren en geleefd hadden en dat zij nu hadden moeten verlaten om
in ballingschap te gaan. Bij sommigen vielen misschien in het nachtelijk
duister de tranen over de wangen, niet zozeer om het onzekere lot, dat zij
tegemoet gingen, of om het niet weten, wat en waar het einde van deze
reis zou zijn, maar om hetgeen zij achtergelaten en verloren hadden, om
het vreselijk lot van hun vaderland. Ieder liet daar iets achter, dat hem
lief en dierbaar was en waarvan hij nauwelijks of in het geheel geen af
scheid had kunnen nemen.
ALLES IN BESLAG GENOMEN.
De communistische begeleider van
dit droeve transport had reeds spoe
dig nadat de trein vertrokken was,
alle papieren, die een legitimatie
konden betekenen en al het geld, dat
de deportanten bij zich droegen, in
beslag genomen. In plaats daarvan
kregen zij elk vijf en twintig roebel.
Dat was alles. Zolang de trein op
Hongaars grondgebied had gereden,
was er nergens gestopt om ontvluch
tingen te voorkomen. Daarna, op
Russisch gebied, werd er op stations
enige bewegingsvrijheid toegestaan.
Men kon daar iets kopen: sigaretten
of wat versnaperingen. Eten werd
in de trein verstrekt. Hier achtte men
het gevaar voor ontvluchten niet
meer aanwezig. Men rekende er im
mers op, dat geen vreemdeling zon
der papieren en practisch zonder geld
uit Rusland zou knnen ontkomen.
Zo was de trein der tranen nu tot
Minsk gekomen.
Het was vier uur in de nacht, don
ker en stil. De begeleider van een
der wagens was nergens te zien.
Nagy lag languit op een bank. Te
genover hem een jonge kerel, vlieger
luitenant, die hij in de trein had le
ren kennen. Zij hadden met elkaar
gepraat en waren spoedig vertrou
welijk geworden. In die gesprekken
was het plan tot ontvluchten gerijpt.
Het was gerijpt in de sfeer van een
va banque: ondergang of vrijheid.
Zij waren het er over eens, dat zij
met deze trein de ondergang tege
moet gingen zonder ooit nog enige
kans op verlossing. Immers van één
zaak waren zij overtuigd, namelijk
dat zij diep genoeg in het onmete
lijke Rusland zouden worden ge
bracht om nog ooit uit die onmetelij
ke gevangenis te kunnen ontsnappen.
Was er nog ooit een kleine kans
om te ontsnappen, dan was die kans
er ru. Nu waren zij nog betrekkelijk
dicht bij de Poolse grens.
Stil en geruisloos stonden zij op
van hun bank. Zij trokken hun win
terjas, die over hen had gelegen aan.
Hun koffertje lieten zij waar het was,
in het bagagenet. Slechts een scheer-
apparaat hadden zij eruit genomen
en in hun zak gestoken.
De kans.
Paul Kerus, de gerei van Nagy,
opende voorzichtig de deur aan de
andere zijde van de wagen en gleed
naar buiten. Nagy volgde hem. Vóór
hen in de duisternis lagen de kron
kelende glimmende rails, die naar
andere perrons en ver weg naar an
dere steden voerden. Zij liepen in
het duister over die rails, tot zij aap
de achterzijde van het perron kwa
men. Zij zagen niemand. Zij lieten
zich van een muur omlaag zakken en
kwamen terecht in een donkere
straat.
Nagy had angst te worden ont
dekt, maar tegelijk bleef het rustig
makende besef levendig, dat zo deze
poging mislukte, die alleen maar de
ellende zou kunnen verkorten, waar
toe zij waren veroordeeld, indien zij
zich gewillig met de trein naar hun
verbanningsoord hadden laten voe
ren.
Maar indien er kans was om te
slagen, dan was het zaak zo gauw
mogelijk de stad te verlaten. Hun
vlucht zou kunnen zijn ontdekt en al
was er niet zoveel kans, dat men mid
den in de nacht groot alarm zou ma
ken, men zou toch de politie kunnen
waarschuwen met alle gevolgen van
dien.
Zij wilden naar Polen, waar Kerus
een vriend hrd, wiens adres hij ken
de. Zij wisten, dat zij in de richting
van Ruda moesten gaan. Zij zochten
een wegwijzer en vonden er een.
Zwijgend gingen zij langs de huizen
hun weg. Zij zagen, dat de stad al
weer voor een groot deel was her
bouwd en dachten eraan, hoeveel
uren van slavernij dit had gekost,
hoeveel tranen en hoeveel leed. Tra
nen en leed mischien van de vele
tienduizenden krijgsgevangenen, die
Rus!2nd nu al zeven jaar lang vast
hield als goedkope werkkrachten, als
slaven, erger dan in de Romeinse
oudheid. Tranen en leed van hon
derdduizenden gedeporteerden uit
andere landen, die in de concentratie
kampen leefden en werkten tot zij er
bij neer vielen. Acht en twintig uur
lang liepen zij zonder eten of drin
ken.
Om steden en dorpen heen.
Zij waren spoedig buiten Minsk en
weraen toen rustiger. Steden en dor
pen vermeden zij. Vermeden ook de
grotere wegen, want daar gingen
vele militaire transporten in de
richting Polen en 't was te gevaarlijk
om die te ontmoeten. Zelfs om klei
nere dorpen liepen zij met een wijde
boog heen, bang voor ongewenste ont
moetingen. Scms gingen zij zelfs
dwars door het land. Daar lagen die
hele kleine boerderijtjes van die ar
me Russische boeren, die het niet
slecnter maar ook niet beter hadden
dan in de Tsarentijd. Die leefden in
de meest armoedige boerenwoningen,
die opgetrokken waren van hout en
leem, die bestonden uit één enkel
vertrek, waarvan de vloer bestond
aangestampte koemest. Alleen
bij die arme boeren, die tamelijk ver
van de kolchose woonden, durfden zij
aankloppen om eten.
Het was wonderlijk hoe goed die
mensen waren, die zelf toch ook niet
veel hadden. De meesten droegen nog
altijd aan een touw een kruisje om
de hals. Niet meer van metaal zoals
vroeger, maar eenvoudig van hout,
eigenhandig gesneden. Het was er on
menselijk smerig.
Zij kwamen in een vertrek, waar.
behalve ouders, grootmoeder en elf
kinderen ook, zoals gebruikelijk, de
levende have huisde: een varken,
een paar geiten en een stuk of wat
kippen. Maar altijd kregen zij daar
wel een stukje spek, wat maisbrood,
een handvol mais of wat aardappelen.
Overnachten durfden zij daar niet,
daar zij altijd, bang waren, dat men
intussen de kolchose zou waarschu
wen voor twee vreemdelingen, die
kennelijk geen Russen waren.
Door het eindeloze land.
Zo gingen zij door dat eindeloze
land. Hun wegwijzer was de zon.
Een horloge hadden zij niet. Dat had
den de Russische soldaten Nary
reeds afgenomen, toen zij als „be
vrijders" het land waren binnenge
komen. Het verlies van dit horloge
had Nagy nog het ergst gevonden.
Hij had het van zyn vader gekregen,
toen hij geslaagd was voor zijn eind
examen gymnasium. In 1944 was hij
op een avond naar het theater ge
gaan. Toen hij terug kwam was de
woning van zijn ouders vernietigd.
Er was een bom gevallen, die in
de kelder, waar zijn ouders met tien
tallen anderen dekking hadden ge
zocht, was ontploft. Zijn vader, zijn
moeder en zijn broer waren toen ge
dood. Het enige dat hem van zijn
ouders gebleven was, was dit hor
loge geweest
Een nieuw horloge had deze inge-
Tenslotte had Nagy de winterjas,
die hij droeg, voor eten geruild om
nier altijd te behoeven bedelen bij
die^rme mensen. Hij had er vier kilo
spek voor gekregen, wat brood, uien
en_zout.
"Sèheren hadden zij nadien meestal
gedaan, zoals de boeren het zelf ook
deden, zij zetten het ruwe keuken
mes aan op een steen en schoren zich
alleen met behulp van een beetje
warm water.
Een scheermes kenden zij niet en
toen zij dat van deze twee vluchte
lingen zagen, waren zij hoogst ver
baasd. Dat was dus de welvaart, wel
ke meer dan dertig jaar communisme
in Rusland had gebracht.
Over de grens.
Na vele weken trokken zij de Pool
se. grens over. Zij hadden het niet
eens bemerkt. Er was blijkbaar in de
praetijk geen grens meer tussen Rus
land en Polen. Alleen voor de bui
tenwereld was er een z.g. Poolse
Natie, Practisch was dit land evenals
Hpngarije en andere satellietlanden
reeds volkomen ingelijfd.
Zij hadden wel ergens een douane
huisje gezien, maar dat werd blijk
baar niet georuikt, want er was geen
douanebeambte geweest, men had
het alleen niet nodig gevonden het
af te breken Zij lieper verder en
kwamen in Dantzig. Daar woonde
de vriend. Die wist een Scandinavi
sche kapitein over te halen de twee
vluchtelingen mee te nemen. Men
zeide naar Engeland. Zij werden des
nachts met een bootje vanuit zee naar
he: schip get-racht. Elf dagen lang
zaten zij in de hete ankerkamer. Toen
kwam een matroos zeggen, dat zij er
waren en clandestien aan land zou
nieur nooit kunnen kopen. Horlq*
ges waren luxe geworden, die alleai
nog hier en daar in een etalage la
gen om te laten zien, dat er in Hon
garije ook horloges waren en andere
zaken, die in het Westen tot de da
gelijkse dingen behoren, maar kopen
kon een ingenieur het niet. Dat was
te duur. Dat was ook niet de bedoe
ling. Men had alleen maar te werken
voor Rusland en niet voor eigen luxe
als horloges, stofzuigers en andere
„nutteloze" zaken. Zij, verwonderden
zich over die arme boeren, die ver
telden, dat zij geen geld hadden,
maar leefden van bonnen, die zij
kregen op de kolchose als zij de
producten van hun stukje grond in
leverden. Op het land droegen zij
lappen om hun voeten, omdat het
doodzonde was van het enige arm
zalige paar schoenen, dat zij hadden,
daarmee op het land te gaan wer
ken. Tot zijn verbazing bemerkte
Nagy zelfs, dat die boeren gekleed
gingen in oude soldatenjassen en
tunieken, uit de eerste wereldoorlog
nog. De kentekenen waren ei1 wel af,
maai hij had zich een keer willen
scheren, nadat zij hun scheerappar-
ten reeds lang voor eten hadden om- den worden geze. Men roeide hen
HET valt ons veel gemakkelijker i met de wijde mouwen van ons koor
de blauwe kiel aan te trekken,hemd, omdat „het" toch ergens van-
dan de witte kiel of het witte koor- daan moet komen....
hemd, waarmede wij ons sinds jaar
en dag op deze avond plegen te be
kleden, om enige zalvende verma
ningen aan het papieren gehcror
van de Leidse Courant uit te delen.
Bij het aantrekken van het onge
wijde witte koorhemd of superpli sla
ken we allerhande verzuchtingen.
We raken in de knoop met de witte
bandjes en trekken ze te nauw om
onze hals toe. We kreukelen de wijde
mouwen en struikelen over een
leen maar wat losse gedachten,
uit, vragen, vragen, vragen, waarop
iedereen zelf het antwoord moet ge
ven.
Vraag: wanneer we morgen naar
de Mis gaan, gaan we er dan heen
omdat we moeten* óf omdat we er
naar verlangen?
Vraag: gaan we naar de kerk om
Christus te zien in de bescheiden
toog welke ons niet past zodat ^a„~edë HU zich aan
kondet gijl onsontwaren, zoak w 8 TertMnt of hebben we er geen
op 't ogenblik boven de rand van de te]li vonr, Christus te zien
kanse^ uitkomen - gij een beeld van 6 8gedaante dan ook?
ontreddering zoudt aanschouwen als
Vraag: Indien we er geen belang-
geruild, en toen had één van die ar
moedige boeren hem een bajonet ge
geven, waarin hij de woorden „Kön
und Kais. Ungarische Armee" had
gelezen. Ook hun soldatenjassen wa
ren van het model uit die tijd.
naar de wal.
Daar vroegen zij aan een boeren
vrouw de weg naar Londen.
En toen bleek het, dat zij in Neder
land waren.
De boot was doorgevaren.
(Advertentie)
Feest in de Weipoort
Charley Chaplin in zijn
vertoningen. stelling voor hebben om Christus te
Zo staan we dan vanavond weer ontbreekt er dan niet zo het
voor u, beminde papieren parochia- «n en ander aan ons Christendom?
nen, om de gewijde redenaars van Vraag: indien dat gebrek aan be-
morgen net even vóór te zijn met on- j langstelling voorkomt uit een niet
ze ongewijde weisprekendheid. Ik eens goed weten, wie Christus eigen-
zou me de moeite kunnen sparen! lijk was en is, is het dan niet eerste,
Want wie luistert naar vermanin- allererste en voornaamste taak er
g_n, waar de predikant zelf niet achter te komen, wie Hij was, door
naar luistert of er althans niet naar zijn levensbeschrijving, het Nieuw
leeft; een predikant, die preekt voor Testament, doo" te lezen?
een gehoor, dat beter is dan hij? Vraag: indien ge het Nieuw Testa-
Daaxom bekruipt ons, iedere week ment of althans de vier Evangelie
dat we struikelend de treden van verhalen, nooit hebt gelezen, be-
deze kansel opgaan, de vrees, dat we schouwt ge uzelf dan nóg als een
eraf tuimelen en als wijlen konin- beschaafde man of vrouw?
gin Jezabe] door critische honden Vraag: trachten we het zal al-
zullen worden verscheurd. Van ko- tijd trachten blijven! ons leven
ningin Jezabel ie juist bezig was gelijkvormig te maken aan de „man-
haar wen- brauwen te verven en nenmaat" van Christus, zo sterk en
haar kapse! in orde te maken, bleef, nederig, of inteiesseert het ons heie
toen Hare Majesteit uit het venster maal niet ons naar zijn edel voor-
werd geworpen, ook niet veel meer beeld om te vermen?
over: Men vond niets meer van y verwacht christus van
haar dan de seheoel. de voeten en de Hjj tQt 2jjn lTienden heeft uit_
handen verkoren, dat wij door ons leven, zijn
Maar komaan, moed gevat. Nog propagandisten zullen zijn onder de-
een, twee treden en daar staan we genen, die nog niet of niet meer in
weer op de hoge stoel en schudden Hem geloven7 Of zijn we door onze
zure, eigenwijze en zelfgenoegzame
manier van leven „vijanden van het
kruis"?
Vraag: wanneer we 's morgens
wakker worden, gaat onze eerste
gedachte en bede dan ook uit naar
I „de Vader van onzen Heer Jezus
thans Christus", of beschouwen we God als
„Geen stok en geen wagentje, dat
is me allemaal te ouwelijk"
P.T.T.-man stal
uit brieven
Uit de postttreinen, die de wwtu
ontslagen 49-jarige expediteur der „wemlg Practisch en zakelijk be-
P.T.T. J. M. v. d. M. uit Amsterdam, lanS-
begeleidde, werden meermalen stuk- I Vraag: als we bidden, hebben we
ken vermist. De verdenking daarvan het dan tegen „iemand"?
is onlangs gevallen op genoemde v.
d. M. Daarom verzond de postrecher- *j0 blijven we maar aan onze wij-
che twee expressebrieven met een £u de ongewij.de mouw schudden. We
muntbiljet van een gulden, die met steken 0nze armen in wanhooo om-
een fluorescerend poeder waren be- h omdat er andprs no„ veel meer
stroold. Formeel is dit een overtre- m ujt de bus komen v?1)en
ding van de postwet, want een geld-
zending moet woeden aangegeven, I Maar in ernst: wanneer het ant-
zo deelde de als getuige gehoorde j woord on deze vraff,n fin evre mend
politieman gistermiddag voor de is, wordt het hoog tijd dat we een
rechtbank te Amsterdam mede. ommezwaai maken opdat niet over
De postambtenaar liep in de vaL I .ritv^"r^ vój van he^en de
Ter zitting gaf hij toe, uit een brief j Christenheid, de bittere v^cht en
die, naar hij zeide, niet was gesloten, ^a^Harht uit »o e 11 mond
het biljet van een gulden te hebben I wo- tt va-nomen: „Dat v^k eert
genomen. De brief was, zo deelde de J met de linnen, maar hun hart
politieman mede, wel degelijk behoor- i" TTQ~ v'i M"".
lijk gesloten geweest. De verdachte Wanneer we morgen ter kerke
zeide, dat dit de eerste en enige gaan, laten we dan eens, al is het
keer was geweest, dat hij zióh aan maar even bedenken, hoe vlak-bij
hem toevertrouwde poststukken had de Goddelijke Drmëmheid wij gaan
vergrepen. Dit ene geval was hem naderen we kunnen de Tweede
ook alleen maar ten laste gelegd. Persoon der All-rhoö*ste Heiligheid
De officier van justitie, mr. J. F. aanraken en zelfs in ons oonemen
Hartsuiker, zeide in zijn requisitor, door te eten!en hoe rampzalig mis-
dat o-p de treinen waarop v. d. M. selijV wij ons gedragen voor een God.
dienst heeft gedaan elf vermissingen die Zichzelf geheel vóór ons ónof^ert
zijn geconstateerd. Hij kwalificeerde j on dit bloedeloos Golfotha van het
de daad als hoogst ernstig en eiste altaar geer enkel werkelijk van harte
Op 15 Augustus a s. hoopt de Wed.
M. v. d. Post-van Dalen haar 100ste
verjaardag te vieren en wij mochten
haar in het gezellige huis in de Wei-
poort, waar zij met haar zoon en
twee kleindochters zo'n goede oude
dag heeft, horen praten over al wat
in haar lange leven is gepasseerd.
Het oude vrouwtje is, haar leeftijd
in aanmerking'genomen, lichamelijk
en vooral geestelijk nog heel goed.
En toch zo begon zij te vertellen
heb ik nog nooit 100 pond gewo
gen. Vol verbazing luisterden wij,
hoe zij vertelde hoe hard en lang zij
in haar jonge leven en ook in de
trouwdag heeft gewerkt. Zij is gebo
ren in de herenplaats van Baron van
Brienen aan de Haagkant, waar haar
vader tuinbaas was.
Naar de Weipoort
De boer van dat buitengoed vroeg
haar dienstbode te worden op de
boerderij van zijn vader Van Steyn in
de Weipoort. Zo kwam zij 80 jaar
geleden in de Weipoort waar nu Jac.
v. d. Salm Wzn. woont; later, toen
v. Steijn heenging kwam zij bij Wil
lem van Velsen. Daar leerde zij haar
man kennen, want de fam. Van der
Post stamt uit de Weipoort. Ja, ja, zo
ging ze verder, het was daar hard
werken: ochtend en avond melken
en de komijnekaasmakerij geeft ve°l
sjouw- en schrobwerk. Eenmaal ge
trouwd was haar leven niet minder
zwaar. Drie van haar zeven kinderen
zijn jong gestorven en thans zijn nog
in leven haar oudste dochter, 75
jaar, en haar oudste zoon, S5 jaar oud.
Hard werken.
Spoedig na haar trouwen kreeg
haar man een oogziekte en kon hij
geen schipper blijven, zodat de ver
dienste zó klein waren, dat zij bij de
boeren uit werken en melken moest
gaan om wat bij te verdienen. Zes en
zestig jaar lang woonde zij in hetzelf
de huis van „de Muskadel", waarna
zij nu tien jaar geleden bij
haar zoon ging wonen en een hulp!
was voor diens inmiddels overleden;
geheel invalide vrouw.
Ledigheid heeft zij nooit gekend,'
nu nog niet, want zij stopt nog dè
zijden koüsen en groenten schoonma-'
ken doet zij maar liever zelf, want
dan weet zij zeker dat er geen beest»,
jes in blijven steken.
Op onze vraag of zij pastoor Bot-5,
temanne later bisschop geworden;
nog gekend had, begon ze te
lachen en zei: Ik weet nog, dat hyj
in de Zuidbuurt eerst als kapelaan
heeft gestaan.
Dit kan zy echter alleen maar van
horen zeggen weten, want mgr. Bot-1
temanne stond van 1861—1876 in
Zoeterwoude als pastoor.
Wandeling naar Den Haag.
Heel aardig waren hare verhalen
over de grote voetreizen, waaraan
zij met hard werken het lange leven
toeschrijft.
Als ik jarig was dat was altijd
op Zondag (15 Aug.) kreeg ik van
Willem v. Velsen vrijaf, d.w.z. dan
behoefde ik 's middags niet te mel
ken en kon ik mijn verjaardag thuis
gaan vieren, 's Morgens 3 uur op
staan om te melken en kaas te ma
ken, dan gauw eten en naar de vroe
ge kerk in de Zuidbuurt, die 8 uur
begon, en dan lopen naar Den Haag,
bijna 4 uur lang en 's avonds, natuur
lijk, voor donk-r thuis. Dezelfde rek
maakte ze na haar trouwdag met
een kinderwagen, met de kinders.
Wel ja, zo ging ze verder, je kon
wel met de Hollandse Spoor mee,
maar eer ik op 't station Leiden was
liep ik al een heel eind heen en in
den Haag moest ik toch ook weer ver
lopen van het station naar de Haag
kant, Wassenaar.
Te „ouwelijk".
Een leunstoel of een stok wil zij
niet hebben, w -mt dat staat zo „ouwe
lijk". Zij kan nog goed de krant le
zen en haar gehoor is ook nog heel
goed.
Op haar 100ste verjaardag, wordt
een H. Mis uit dankbaarheid in de
Sint Janskerk opgedragen en als
-Opoe zich goed houdt, zal zij de H.
Mis bijwonen, maar niet in een inva-
Jidewagen, dat is te „ouwelijk".
De dokter heeft gewaarschuwd
voor te grote inspanning op die dag,
want het hart is oud, 100 jaar oud.
Dus rusten na de H. Mis tot twee uur.
Dan begint tot 3 uur de receptie,
.waarna de intieme bijeenkomst plaats
Jjfieft, waarbij het buren-comité aan
wezig zal zijn
i 's Avonds blijft het bij de familie
^ustig. Alleen de kleine familieschaar
zal met de 100-jarige aan een feest-
m<ijd het heuglijk feit ten- einde
tenslotte een gevangenisstraf van een
jaar met aftrek van het voorarrest.
De raadsvrouwe wees in haar plei
dooi op het feit, dat haar cliënt 33
gemeend góed woord en een dank
bare gedachte van hulde over te
hoVheo.
En nu trekken we, welgemoed om-
jaar m dienst van de P.M. is ge- dat het karwei er weer on zit_ maar
weest Zy verzocht de rechtbank een ^verontrust, omdat we zelf antwoord
uiterste clementie te betrachten en moeten aeven on al die vr ons
een deels voorwaardelijke straf op te „,-t
leggen. Op 21 Augustus zal de recht-, 011gewljde wltte hemd Ult'
bank uitspraak doen. MARIUS.
LANGERAAR
Op 15 Aug. a.s. zal broeder Pho
cas (Theodoras L. v. d. Hoorn) van
de Broeders der Onbevlekte Ont
vangenis van Maria, de dag te her
denken waarop hy voor 40 jaren de
kloostergelofte heeft afgelegd.
Nadat broeder Phocas in Mei 1911
in het klooster was getreden legde
hij in 1913, nu dus 40 jaren geleden,
de eeuwige gelofte af. Van deze 40
jaren heeft de broeder er 32 gewijd
aan de lijdende mensheid door zijn
werkzaamheid in de ziekenverple
ging. In verschillende plaatsen heeft
hij gewerkt en door zijn liefdevolle
verpleging aan ontelbare zieken
troost en steun verleend in vaak
moeilijke uren.
Achtereenvolgens werkte hij 2 jaar
in Maastricht, 6 jaar in Amersfoort,
9 jaar in St. Michielsgestel, 3 jaar in
Maastricht en 12 jaar in Weert. En
nog wijdt de jubilaris, die nu 64 jaar
oud is dagelijks zijn kracht aan de
jeugdige zieken vau het pensionaat
„St. Louis" te Weert. Broeder Phacas
was voor zijn kloostertijd veelal in
de tuinderij, werkzaam. Hieraan zal de
keuze van de kloosternaam Phocas wel
te danken zijn. St. Phocas toch is de
patroon van de tuinders. De jubilaris
was de laatste uit een gezin van 19
kinderen, waarvan er nu maar vier
in leven zijn. Steeds echter onderhoudt
hij een nauw contact met zijn geboor
teplaats, zodat broeder Phocas hier in
Langeraar bij iedereen bekend is.
Daarom zal het hem op zijn feestdag
niet aan belangstelling ontbreken,
want menigeen zal er prijs op stellen
deze goede bekende een gelukwens
te doen toekomen.
Moge God aan Broeder Phocas nog
geruime tijd de kracht schenken om
zioh te kunnen wijden aan zyn heer-
lyk ideaal.