Kapitein Kurt Carlsen bezoekt de Noordwijkse reddingsploeg JAN VAN KAN, DE SMID VAN NOORDWIJK, REDDE ZEER VEEL SCHIPBREUKELINGEN WOENSDAG 10 JUNI 1953 DE LE1DSE COURANT i WEEDE BLAD PAGINA 1 DE MAN VAN DE „FLYING ENTERPRISE Als het bericht van de redding. Londen bereikt is moeder Carlsen slagzij rond, Rechts: Nadat de sleeptros gebroken was, dobberde het schip met grote Hoewel de toestand HIJ WILDE AL VROEG NAAR ZEE Op 8 Januari 1952 stond in een deftig hotel te Londen een oude tuin man uit Kopenhagen met de hoorn van de telefoon tegen zijn oor ge drukt. Het was Martin Carlsen. Bij zijn buren had hij de reputatie zo flegmatiek te zijn als een Engels man, maar daar in dat hotel trilde hij op zijn benen van emotie. Naast hem stond zijn vrouw, nog ze nuwachtiger en steeds maar weer herhalend: „Hoor je nu nog niets?" r. Met korte, afgebeten stem klonk re- welk* hem op de Flying Enter- Een kapitein is verantwoordelijk voor schip en lading en wanneer de „Flyinig Enterprise" niet zou zin ken, was de ellende voor een ge vluchte kapitein niet te overzien. Nee, de bemanning en de passagiers rijn in veiligheid, de baas moet het risico nemen. Zeven dagen lang blijft hij alleen op het schip en dan doet stuurman Kenneth de levensgevaarlijke sprong gelmatig zijn „nee". Maar dan tussen de krakende storingsgeluiden door klinkt plotseling, heel veraf, een bekende stem: „Lieve vader en moeder, het ziet er naar uit, dat we het zullen halen Ik verlang erg naar jullie en naar mijn vrouw en kinde ren. Het beste. Daag!!" Zodra het laatste woord is door gekomen, breekt in de telefoon weer het helse lawaai los van ge knetter en gesputter. Maar de oude Carlsen slaat er geen acht op. Hij heeft de hoorn laten vallen en schreeuwt opgewonden: Móéder, ik heb hem gehoord. Dat was de stem van Kurt". Moeder Carlsen kan echter geen woord uitbrengen en 's avonds, als zij de woorden van haar zoon op de gramofoonplaat heeft gehoor, zegt zij ontroerd tot een verslaggever: „Kurt is altijd een flinke jongen ge weest, maar vreselijk koppig. Ik kan maar niet begrijpen, waarom hij ook niet overboord is gesprongen. Hij is nog veel te jong om te sterven, maar hij zal de „Flying Enterprise" niet gemakkelijk verlaten." En dan begint het eindeloze wach ten weer op berichten. Regelmatig komen er nieuwtjes binnen over ka pitein Carlsen en stuurman Dancy, die hun hopeloze strijd niet willen opgeven, maar het bericht, waar moeder Carlsen op wacht, blijft voor lopig nog uit. Haar zoon heeft nog geen plannen om het vaste land te gaan opzoeken. Carlsen alleen. Het heeft geen zin nogeens de ge schiedenis van de „Flying Enterpri se" te gaan herhalen. Zij is overbe kend! Maar enkele punten eruit, die pas later bekend zijn geworden, verdienen bij deze gelegenheid een nadere beschouwing. Toen de toestand zeer gevaarlijk begon te worden, gaf kapitein Carl sen het bevel, dat bemanning en passagiers het schip moesten verla ten. Erg gemakkelijk was dat niet. Er woede nog steeds een orkaan en de zee ging tekeer als een wild beest. Maar het moest! De reddingboten konden onmogelijk worden uitgezet en daarom koos de kapitein de enig mogelijke weg. Overboord springen en de inmiddels ter hulp gesnelde boten zien te bereiken. Sommige passagiers geraakten in een panische angst. Zij durfden niet te springen. De oplossing werd echter gevonden. Telkens sprong er een lid van de be manning en deze nam een van de passagiers mee. Uren duurden het, voordat allen het schip verlaten had den, maar eindelijk was het toch zo ver en vrij kort daarna kreeg Carl sen bericht, dat alle opvarenden ge red waren. En dan is hij alleen op het schip, dat zware slagzij maakt. Velen zullen hierbij hebben stil gestaan. Helemaal alleen in de don kere nacht op de wilde zee. Het is om krankzinnig te worden Maar Carlsen blijft kalm. Hij heeft een bed in zijn stuurhut gezet, waarop hij kan rusten. Slapen mag hij niet; dat is te gevaarlijk. De onvervaarde kapitein doodt de tijd met lezen. Er zit een klein kansje in om het schip te behouden. Een heel klein kansje, maar.... Verzoek afgewezen. Erg lang nadenken over dat kansje lijkt Carlsen niet nuttig. Want hoe langer je er over nadenkt, des te kleiner wordt heeft. Van zijn maatschappij uit New Vork bereikt hem het verzoek van 'ijn vrouw om het schip te verla ten. Dat verzoek wordt afgewezen. prise" brengt. De sleeptros wordt bevestigd, maar breekt ook weer af. Nog enkele dagen wordt er getracht om een nieuwe verbinding tot stand te brengen, maar dan komt het ogen blik, waarop Kurt Carlsen de moei lijkste beslissing moet nemen van zijn leven. De achtersteven van zijn schip gaat steeds dieper liggen. In tussen vaart het Engelse schip „Tur moil" zo dicht mogelijk langs. Ka pitein Parker beduidt de twee mannen, dié tegen de schoorsteen- wand staan, waartegen het water reeds klots, dat zij moeten springen. En dan gebeurt het. Hand in hand wagen Carlsen en Dancy de sprong. Zij blijven elkaar vasthouden, ter wijl zij trachten van het zinkende schip verwijderd te raken. De Flying Enterprise" steigert als een ros. Dan verdwijnt ze onder water, dan komt ze weer boven. En intus sen vechten de twee mannen voor hun leven. Het is Carlsen tenslotte, die een touwladder van de „Turmoil" te pakken krijgt en even later staan de zeehelden op het dek. gerustgesteld. Eindelijk zou zij kun nen gaan slapen, maar in plaats daarvan achtte zij nu de tijd geko men om de verslaggevers een en an der over haar zoon te vertellen. Toen hij nog een kleine jongen was, wilde Kurt al zeeman worden. Zijn ouders lieten hem maar praten, in de overtuiging, dat het wel over zou gaan. Maar het ging niet over. Op 14-jarige leeftijd spijbelde zoon lief en trok er met een zeilschip op uit. Zijn vader mobiliseerde alles wat varen kon en liet overal naar Kurt zoeken. De knaap was ech ter niet te vinden en keerde pas en kele dagen later terug. Hij was zeer verontwaardigd, toen hij vernam, dat de halve stad naar hem gezocht had. „Ik kan toch wel varen," zei hij. Vader Carlsen had echter maling aan dat zelfvertrouwen. Telkens als zijn zoon op eigen gelegenheid ging varen, kreeg hij een flinke afram meling bij zijn thuiskomst. Maar ein delijk moesten de ouders toch capi tuleren. Er werd besloten, dat de verdere opleiding van Kurt in het teken van de zee zou staan. De stu die werd betaald met de spaarcen tjes van vader Carlsen en een pre mie van de Deense regering, gege ven voor het bouwen van een eigen huis. Als koksmaat maakte Carlsen zijn eerste "reis op een Pools jacht en maakte daar kennis met de vrouw, die thans de scepter zwaait in zijn woning. Hoogste eer De weg naar de kaïpiteinsbiezen is heel. lang. Carlsen had echter de wind mee. Toen Hitler in 1940 in West Europa de oorlog in alle he vigheid liet losbarsten en o.a. Dene marken bezette, bevond Carlsen zich toevallig in New York. De te rugweg was afgesloten, maar dat wilde niet zeggen, dat hij afscheid nam van de zee. In geallieerde dienst voer hij naar de landen, waar men op materialen wachtte, en hij had het geluk, dat geen enkele vijandige torpedo ooit zijn schip trof. Het feit, dat de Isbrantsen Lijn, die bekend staat om haar stalen of ficierenkorps, hem een kapiteins plaats aanbood, spreekt voor zich zelf. Zijn veelzijdigheid had hem een goede reputatie bezorgd. Want niet iedere vrachtbootkapitein verstaat de kunst van de walvisjacht en nog minder van een radiozendapparaat te bouwen en te bedienen. Alle offi cieren moeten enige medische ken nis bezitten, maar er zullen er niet veel zijn, die kans zien een slagader te hechten, iets, wat Carlsen deed, Vervulling van een grote wens Kurt Carlsen, de zoon van een eenvoudige tuinman uit een kleine voorstal van Kopenhagen, die bij de jaarwisseling van 1951/'52 zijn naam bracht op de voorpagina's van duizenden dagbladen over de gehele wereld, zal Zaterdagochtend in Noordwijk een doek verwij deren van de boeg van een gloednieuwe motorreddingboot en op dat moment zullen de vele belangstellenden de naam lezen van de man, die dertien dagen vocht tegen het geweld van de elementen, om ten slotte toch te moeten toezien, dat zijn schip de „Flying Enterprise" in de golven verdween. Daar aan het Noord wijkse strand zal Kurt Carlsen staan temidden van mannen, wier namen minder bekend zijn, maar die op ieder ogenblik van de dag of de nacht bereid zijn de kolkende zee te trot seren, om de levens van mensen te redden. Op het moment, dat de naam „KURT CARLSEN" van achter het doek te voorschijn komt, zal de Noord wijkse Reddingsploeg van de Noord-Zuid Hollandsche Redding Mij. in het bezit zijn van de zo lang verbeide reddingboot, in de moderne uitvoering, met motor. De roei boot men moet roeien met de riemen, die men heeft zal dan gelukkig op stal gezet kunnen worden en men zal aan een nieuwe bladzijde kunnen beginnen in het roemrijke dagboek van de Noord wij kse kust. Het zal een mooie dag worden voor Carlsen en de Noord wij kers. De beroemde kapitein, die de deftige huldigingen veraf schuwde, zal zich best thuis' voelen tussen mannen als Jan van Niet en „Lange Aai", die waarschijnlijk minder rnet gemeenplaatsen wer ken, maar met wie hij een onverbrekelijke band heeft, die „de zee" heet. reeds hopeloos was, bevonden Kurt Carlsen en Dancy zich nog aan boord. Links: Het gestelde doel werd niet bereikt, maar zodra Carlsen voet aan wal had gezet, drongen de Engelsen hem met Dancy voor de microfoon. om een machinist het leven te red den. De man was met een dolk ge stoken en Carlsen opereerde hem bij het licht van een scheepslantaarn. Dit feit bracht hem voor het eerst in de kolommen van de dagbladen, temeer, omdat hij nog even voor de tective speelde en kans zag, de dolk steker te vangen en aan de politie over te leveren. In 1939 huwde Carlsen met de stewardess van een Pools schip. Hij woont thans in Amerika, waar hij zijn buren aanvankelijk versteld deed staan door op een motorfiets te rijden, een voertuig dat in de States niet veel gebruikt wordt. Met trots vertelde moeder Carlsen dat haar zoon de Scandinavische ge woonten in Amerika hoog houdt er nog steeds het plan koestert na ver loop van tijd naar Denemarken terug te keren. Toen de eerste berichten over de „Flying Enterprise" binnenkwamen, was zij haar huisje aan het schoon maken. De buren vertelden haar de heldhaftige houding van haar zoon. Bescheiden Twee dagen later omhelsde moe der Carlsen haar zoon en op dat mo ment klikten de sluiters van vele camera's. Bescheiden en stil stond Carlsen in de drukte, volkomen in tegenstelling tot de jolige Dancy, die wuifde tegen de meisjes achter de afzetting. Kenmerkend is het antwoord, dat Carlsen gaf op de vraag, of hij op „Flying Enterprise" met Dancy ook over andere dingen had gesproken dan het schip. „Ja," luidde het antwoord, „over een eventuele persconferentie, die zol volgen. We hadden er allebei een hekel aan". Eén van de reporters vroeg naar de reactie op het breken van de sleeptros. Even bleef het stil, dan zegt Dan cy: „Niet geschikt voor publicatie". Uit deze woorden blijkt wel het ling voor Kurt Carlsen was, toen hij ging beseffen, dat zijn schip onder moest gaan. Maar de reporters vroegen ver der, zij wilden alles weten. „Wat vond u het ergste ogenblik?" „Toen het sdhip zonk," klonk het lichtelijk verwijtend. Voor een kapitein is zo'n vraag belachelijk. Zeker voor een Carlsen, die dertien dagen lang streed voor het behoud van zijn schip en ten slotte moest ondervinden, dat afl'le moeite vergeefs was geweest. Het was de laatste vraag die de kapitein beantwoordde. Daarna maakte hij zich los uit de journalistenkring en duidelijkst, hoe groot de ontgooche- begaf zich naar zijn hotel. Toen Koningin Wilhelmina voor de oorlog eens een bezoek aan Noord- wijk bracht, werd er een vrouwtje van 84 jaar aan haar voorgesteld. „Bent U de moeder van de beroemde Jan van Kan", vroeg de vorstin en meteen stak zij haar hand uit. Ont hutst pakte het oude vrouwtje die hand en antwoordde: „Ja, eer waarde". Moeder Van Kan en moeder Carl sen. Twee eenvoudige vrouwen. De een woonde haar hele leven in Zoe- termeer, de ander in een voor stadje van Kopenhagen. Het feit, dat hun namen ver buiten hun woon plaatsen bekend werden, danken zij aan het feit, dat hun zonen die een degelijke opvoeding kregen mannen van karakter werden. Privé redder. Jan van Kan, een van de bekend ste mensenredders uit de Noordwij k- se geschiedenis, kwam heel toeval lig bij de Noord-Zuid-Hollands'e Red ding Mij. terecht. Eigenlijk, omdat hij de reddings ploeg te gehaaid af was. Als 18-jarige smidsknecht was hij er eens getuige van, dat een Katwijk- se bomschuit omsloeg voor de Noord wij kse kust. „Span je paard uit en ga er heen", zei hij tegen een scheplpenvisser. „Ga je gang maar, hoor", ant woordde de man sarcastisch. Maar hij had niet tegen doven- mansoren gesproken. Jan spande het paard uit, sprong er op en joeg het dier de goiven in. Achteraf beschouwd was het een Een tafereeltje, dat spoedig tot het verleden zal behoren. De roeireddingboot wordt uit het botenhuis gesleept. k JAN VAN KAN. hachelijke onderneming. Maar zoals het meer gaat, wanneer men niet. te veel redeneert, het paard kliefde door de branding en zag kans bij de dren kelingen te komen. Het waren er twee, die in de mast van het schip de dood reeds onder ogen zagen. Van Kan kwam tot vlak bij hen, gaf opdracht om de staart van het paard te grijpen en even later trok een van de merkwaardigste zeekara vanen naar de kust terug. Juist op het moment, dat de red dingsploeg de boot in zee wilde trekken, leverde Jan van Kan de drenkelingen op het droge af. Nou, dat was iets! De schipper begon uit te varen te gen de „snotjongen" en de roeiers deden lustig mee. Jan trok er zich erg weinig van aan en uiteindelijk hadden de redders toch zoveel ple zier in het ventje, dat ze hem vroe gen als roeier van de reddingboot. Zwarte dag. Voor Jan was het een kolfje naar zijn hand. Hij nam deel aan vele reddingen en ook zijn zonen kwamen later bij hun vader in de boot. Drie leden van het g=»zin Van Kan na men deel aan de reddingspogingen, toen op 24 November 1919 een Kat- wijkse logger op de banken voor Noordwijk werd geworpen. Het was bar weer. De storm gierde, maar voor de reddingsploeg was er slechts één doel: De mensenlevens redden. Onder commando van de beroem de Dirk Ammeraal koos men zee en alles scheen voorspoedig te zullen verlopen tot plotseling een grondzee de boot te pakken kreeg en deed kaüseizen. Vader Van Kan wist zich zwem mend te redden en zijn zoon Arie wist eveneens het strand te berei ken, zijn broer meevoerend, die be wusteloos was geraakt. Drie redders, J. Cramer, H. Vink en L. Hellenberg kwamen om het le ven. In die donkere nacht haalde Jan v. Kan het sterkste staaltje van zijn leven uit. Hij trok droge kleren aan, zocht wat vrijwilligers bijeen en keer de terug naar het wrak, waar hij nog acht mensen het leven kon redden. Zo'n geestkracht, die bijna onge lofelijk is, bezitten de meeste man nen, die altijd gereed staan als er mensenlevens gered kunnen wor den. Tot het einde. De zee heeft Jan v. Kan steeds ge boeid en ook op hogere leeftijd zag men hem altijd langs het strand zwerven. De zee heeft hem ook in direct het leven gekost. In 1938 het jaar, waarin hij stierf zwom hij midden in de winter de zee in, om een vrouw te redden. Hij was toen reeds in de zestig en het koude bad stelde te zware eisen aan zijn lichaam. Na deze redding is hij nooit meer de oude geweest Een ernstige gewrichtsrheumatiek werd in Decem ber van dat jaar zijn dood. De Noordwij kse geschiedenis heeft veel van dergelijke mannen gekend. Jan Cramer b.v., de schipper van de reddingboot, die met zijn tachtigste verjaardag nog aan het roer stond, en Dirk Ammeraal, de doorbijter, die nooit van opgeven wist en zelf nadat hij vele mensenelevens ge red had de dood vond in de gol ven. Maar nog steeds zijn er mannen, die de goede naam van het reddlngs- wezen in Noordwijk hooghouden. Jan v. Niet. de koene stuurman en ..Lange Aai", de zoon van Jan van Kan en nog vele anderen. Eindelijk. De keren, dat zij de zee hebben afgespeurd naar een neergestorte piloot, naar drenkelingen van een scheepsramp, kan men niet tellen. Als men stuurman v. Niet vraagt iets te vertellen over zijn ervarin gen, antwoordt hij vast en zeker: „Ga maar naar Aai, die kan beter praten dan ik" En Aai verstaat die kunst, welke hij waarschijnlijk heeft geërfd van zijn beroemde vader. Ieder, die hem in de laatste jaren wel eens iets ge vraagd heeft, kreeg behalve een ant woord ook het een en ander te ho ren over de roei-reddingboot. „Dat ding is uit de tijd' zei hij dan, „we hebben een motorboot nodig". Maar een motorboot kost geld en dat was nu juist erg moeilijk te verkrijgen. Kapitein Carlsen heeft in zekere zin de wens van „Lange Aai" en de andere redders in vervulling doen gaan op het moment, dat hij zijn „Flying Enterprise" verloor. Een on bekend persoon is door deze held haftigheid zó ontroerd, dat hij de lang geuite wens heeft overwogen en besloot om de Noord wij kse red dingsploeg een motorreddingboot ca deau te doen, die de naam „Kurt Carlsen" zou dragen. Die boot wordt Zaterdag a.s. over gedragen en dat 's werelds grootste kapitein daarbij aanwezig zal zijn, is voor de Noordwijkers niet alleen een eer, maar ook een stimulans om de traditie van hun vaderen te blij ven voortzetten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1953 | | pagina 5