„Spookverlaat" te Hazerswoude
rochelt bij eerste slag van twaalf
LEIDEN, zoals u het niet ziet
„AMALIE, BEMINT GE MIJ NOG?'
Leidse straten en stegen
TEGEN MIDDERNACHT
De moderne staar-operatie
ZATERDAG 16 MEI 1953
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD - PAGINA 1
Heel langzaam, bijna onmerkbaar,
kwam de avond aangeslopen, maar
plotseling waren wij gevangen in die
geheimzinnige ban, welke hij voor
zich uit dringt. De wind ging over
in een zacht geruis en de Rietveldse
molen begon zich reeds op te lossen
in vagere contouren. Zienderogen
smolt het opgaande essen- en wilgen
hout samen tot een zwarte veeg, die
zich midden in het polderland enigs
zins luguber aftekende tegen de vale
avondlucht. De schemering hield
maar even stand. Donkerder werd
het, steeds donkerder, tot er tenslot
te niets meer te zien was en alleen
het aanslaan van een hond vertelde,
dat er ginds nog iemand over de weg
«ing.
Wij behoren tot de mensen, die ner
gens een been inzien zolang de zon
schijnt, maar na het vallen van de
avond geen andere vreugde kennen,
dan in een rustige huiskamer naar de
radio te luisteren.
Helaas, de luchtig stemmende zon
neschijn had ons tot andere dingen
verleid. Tegen zes uur waren we de
polder ingetrokken, om er niet uit te
komen, voordat onomstotelijk vast
stond, dat er geen spoken bestaan.
En waar is dat beter vast te stellen
dan in Hazerswoude. Hebben niet er
gens langs de Gemeneweg eertijds de
galgen gestaan, waar misdadigers aan
opgeknopt werden, en liggen onder
't malse gras van de weiden in die om
geving niet talrijke, onbekende kne
kelopslagplaatsen? En staat daar mid
den in de polder ook niet het naar
geestige staketsel van geteerde
dwarsliggers, dat officieel de naam
„Spookverlaat" draagt?
Vol goede moed.
Vol goede moed hadden we met
tweeën je zoekt toch altijd nog
stiekum een steuntje de Rijndijk
verlaten en wrongen ons door ontel
bare damhekjes, nieuwsgierig be
snuffeld door koeien, naar de een
zame boerderij van Kerkvliet.
De baas stond achter het huis zijn
aardappelen te schoffelen en toen
wij vroegen naar het „Spookverlaat"
haalde hij achteloos dc schouders op
en zei: „Ik geloof niet aan spoken!"
Dat is zijn goed recht.
Maar wij hadden er niet veel aan,
want als je wilt bewijzen, dat er geen
spoken zijn, moet je eerst mensen
vinden, die er wèl aarv geloven. We
knapten daarom een uiltje in zgn
verrukkelijke hooiberg, om vervol
gens op zoek te gaan naar iemand,
die zich gemakkelijk in de wereld
der spoken beweegt. Nu is het daar
op de Kruiskade in Hazerswoude niet
zo gemakkelijk om iemand tegen te
komen. Een politie-agent om het ver
keer te regelen is er niet nodig,
maar we hadden tenslotte toch ge
luk. Een oude boer, die eens even
naar zijn beesten was gaan kijken,
schoof zijn pet een tikje omhoog,
krabbelde even er. zei toen: „Tja, dat
„Spookverlaat" hé? Ik zou d'r voor
geen tweeduizend gulden een nacht
bij gaan zitten".
Natuurlijk: De liefde.
„Tja, kijk een hier", zei de boer,
„ik heb m'n Mien gevraagd Zondags
na de Hoogmis, maar vroeger sche
nen de mensen het zich moeilijker te
maken zogezegd".
„Hij is d'r in gesprongen hé en d'r
niet meer uitgekomen zogezegd".
En hier gaan we van de letterlijke
tekst afwijken, omdat de krant an
ders te klein is. De geschiedenis komt
hierop neer, dat er eens een jonge
man in Koudekerk woonde, die veel
hield van een meisje in Hazerswou
de. Zjjn vader, die nogal goed in zijn
duiten zat, zag niet veel heil ini het
meisje, omdat haar vader slecht in
zijn duiten zat. Enfin, dat is een
verschijnsel zonder ouderdoms ver
schijnselen. De jongen tippelde en
schreef een briefje aan het meisje,
waarin hij haar verzocht naar een
plaats in de polder te komen, waar
heden ten dage het „Spookverlaat"
ligt.
Tegen het vallen van de avond
kwamen ze daar samen en de on
stuimige jongeling stelde voor, om
er tussenuit te trekken. Het meisje,
dat meer gevoel voor gezagsverhou
dingen had, weigerde en daardoor
ontstond een woordenwisseling, die
eindigde met het vertrek van de ge
liefde.
De jongeman moet toen geroepen
hebben: ,,Kom terug!"
Het meisje gaf hieraan echter geen
gehoor. Zij hoorde nog een doffe
plons, een geluid, dat ontstaat ten-ge
volge van een oprisping, welke men
populair aanduidt met een boertje en
tenslotte een verstikte stem, die
riep: „Amalie, bemint ge mij?"
En nu wil de geschiedenis, dat bij
het eerste en laatste kwartier, als
mede bij volle maan, dat slottafereel
zich herhaalt. In het verlaat klinkt
dan tegen twaalf uur een licht ge-
borrel, bij de eerste slag van de klok
een luide boer en bij de laatste slag:
„Amalie, bemint ge mij?"
Klinkt niet ongezellig.
Nu geven wij toe, dat zo'n verhaal
op klaarlichte dag riet ongezellig
klinkt en wij hadden er derhalve ook
het grootste plezier in. Vooral toen
we nog vernamen, dat de oude spits-
I boeven, die op de galgenvelden in de
1 polder liggen, bij wijze van muzikale
omlijsting tijdens de periodiek weer
kerende ceremonie met hun knekels
plegen te rammelen.
We hadden de grootste pret, toen
we op onze geleende klompen naar
het „Spookverlaat" tippelden. Over
landelijke, bijna onbegaanbare paad
jes stevenden we op ons doel aan de
Papevaart af en zonder onheil arfi-
veerden we daar, hoewel onze collega
nog even door een soort brug zakte.
We gingen rustig op dc balken-
van het verlaat zitten, rookten een
sigaretje, maar allengs kwam de stil
te van de avond. De zon zocht de
zee al op en het gras begon klam
te worden. Ons enige baken was het
huiskamerlicht in de Rietveldse mo
len, maar toen de klok elf uur sloeg,
ging ook dat uit.
En daar zaten we!
Koud en naar, zonder enige lust tot
spreken. Ook de weilanden- zijn in de
r.acht vol van vreemde geluiden en
de enkele boomgroepen zouden een
prachtig décor zijn voor een detec
tive-stuk, waarin alleen twee bijfi
guren er het leven afbrengen.
Wachten wachten.
Eindelijk bromde onze collega iets.
,-,Wat zeg je?", vroegen wij.
„Als je nog eens een ideetje krijgt,
neem dan je zusje mee", jengelde hij.
„Bang?", vroegen wij.
Hij gaf geen antwoord.
Een half uur later zei hij: „Het is
tien over half twaalf. Kunnen we
eigenlijk niet beter van die balken
afgaan, want als die vrijer van Ama
lie nu eens echt komt, gaan we alle
bei van schrik het water in".
We kropen van dc balken af, gin
gen naast elkaar op de rand van het
verlaat zitten en lieten onze benen
bengelen boven het water.
Tien minuten voor twaalf.
„Laat asjeblieft geen boer", zei on
ze collega, „want ik krijg de stui
pen".
„Hadden we maar een borreltje
meegenomen", zeiden wij. „Voor de
kou natuurlijk".
„Ik heb het niet koud", zei de col
lega nors, ,,'t is vijf voor twaalf".
En we wachten maar. Het kon nog
maar enkele minuten zijn. Ieder ogen
blik kon het boertje ontsnappen en
we zaten in een afgrijselijke span
ning op de rand van het „Spookver
laat", zenuwachtig friemelend met de
voeten en het ogenblik van de eer
ste klokslag verbeidend als het begin
van een nieuwe wereldoorlog.
Laat 'm nou maar boeren.
Met een erg onbehaaglijk gevoel
gingen we door dc weilanden terug
naar de Rijndijk. Af en toe sprongen
wc een meter in de lucht, als een
vochtige koeienneus tegen onze hand
gedrukt werd of plotseling een kik
ker in de sloot dook.
In een cafétje aan dc Rijndijk na
men we enig anti-schrik-water. Toen
we wat op verhaal gekomen waren,
ontdekten we in de hoek van de ge
lagkamer het oude boertje, dat ons
's middags de geschieden^ van het
„Spookverlaat" nad verteld. Met gla
zige oogjes zat hij achter zijn glaasje,
maar niettemin herkende hij ons.
„Pik der eentje van Amalie", lalde
hij olijk.
En twee minuten later: „En nou
nog een van d'r vrijer".
En zo werd de hele familie afge
werkt. Een van e vader met duiten
en een van de vader zonder duiten.
Het werd tenslotte een vrolijke boel
en het was reeds laat, toen we op de
Rijndijk wankelend afscheid namen
van onze zegsman.
„Ik ga naar m'n Mien", zei hij en
voegde daaraan toe alsof hij zich
n-iet helemaal veilig voelde: ,,'t Is
anders wel laat geworden. Maar en
fin. ik had m'n vrije avond hé".
Langzaam en onzeker schuifelde hij
weg in het duister. Toen wë hem al
lang niet meer zagen, schreeuwde
hij nog: „Jongens!"
„Ja", riepen wij.
„Laat die vrijer maar boeren hé?",
zei hij. „Dat kan die beter doen, dan
met zijn kop tegen een muur op lo
pen. Wamt dat heb ik gedaan, zoge
zegd".
FLIP.
Patiënten met plastic ooglens geholpen
RESULTATEN ZEER BEMOEDIGEND!
Het dramatische ogenblik, dat een
patiënt die door staar Jarenlang
blind is, op de operatietafel met ont
roerde stem verklaart, dat hij weer
licht ziet, maakt men zelden meer
mee.
Bij het overgrote deel der geval
len van staar wordt de troebele oog
lens tegenwoordig verwijderd voor
dat volslagen blindheid is opgetre
den.
Het oog is een wel zeer ingewik
keld optisch systeem. Eerst vallen
de lichtstralen door het doorzichtige
hoornvlies, meer naar achteren door
do ooglens, om daarna daar het hel
dere glasvocht het netvlies te berei
ken.
Van het netvlies moeten dc opge
dane lichtindrukken langs dc oogze
nuw nog naar de betreffende hersen
centra worden geleid voordat er van
„zien" sprake kan zijn. x
Het spreekt vanzelf, dat er bij een
dergelijke ingewikkeld mechanisme
meer dan één kink in de kabel kan
komen. De oorzaken van blindheid
zijn dan ook van velerlei aard.
Is bij staar het gezichtsvermo
gen gestoord door een troebel wor
den v^n de lens, ook processen in de
hersenen, ziekten van de oogzenuw,
afwijkingen in het glasvocht en aan
doeningen van het hoornvlies kun
nen blindheid ten gevolge hebben.
•pOEN VERLEDEN WEEK ZATERDAG de 50ste aflevering ver
scheen in de serie „Leidse Straten en Stegen" was daarmede een
einde gekomen aan deze rubriek. Niet omdat Leiden slechts 50 stra
ten heeft, of slechts 50 straten waarover Iets te vertellen valt. Maar
wel omdat we op die wijze wel zes jaar door hadden kunnen gaan,
want Leiden telt meer dan 300 straten en stegen, hetgeen onze lezers
ongetwijfeld evenzeer verveeld zou hebben als ons. Daarom nu Iets
anders. Met ingang van vandaag vangen wij een nieuwe rubriek aan
onder de titel: „Leiden, zoals U het niet ziet". Iedere Zaterdag zullen
we trachten een foto te publiceren van een stadsbeeld, dat de door-
snee-Leidenaar niet gewend is zo te zien. We houden ons hierbij
gaarne aanbevolen voor alle mogelijke tips!
Perspex ls doorzichtig.
Het vereist een grote technische
vaardigheid cn een zeer bijzonder
instrumentarium om do vrij kleine
lens, zonder vitale delen van het oog
te beschadigen, tjit zijn kapsel te ver
wijderen.
Na zulk een staaroperatie kan de
patiënt, nu hij van de troebele lens
verlost is, weer dragelijk zien. Wel
heeft hjj daarvoor de hulp nodig
van twee sterke brillen: één voor
veraf en één voor dichtbij.
Een oogarts uit Londen, dr. Harold
Ridley, is er thans in geslaagd de
rieke lens te vervangen door een
andere. Hij gebruikte daarvoor pers
pex, één van de moderne kunststof
fen.
Bij de operatie wordt de lanskap
sel het zakje waarin de lens ls
opgehangen gespaard. In deze
kapsel wordt de nieuwe plastic lens
geschoven, nadat de troebele daar
uit is verwijderd.
Reeds bij 25 patiënten is deze
nieuwe techniek toegepast, bij 22
hunner had de operatie succes. Het is
helaas nog te vroeg om al te kunnen
zeggen of de plastic lens ook op den
duur zal voldoen.
De aldus behandelde patiënten
kunnen voorwerpen die zich op meer
dan zes meter afstand bevinden met
het blote oog scherp onderscheiden.
Dat is van zeer groot belang. Omdat
de geopereerde staarpntiënt die op
straat zijn „vcrtebril" kwijt rankt
tot nu toe een volslagen invalide
was.
Dat men om dichtbij te kunnen
zien toch nog een bril nodig heeft is
van minder practische betekenis. Al
le oude mensen zetten een leesbril
op als er van dichtbij moet worden
gekeken.
Blijkt het, dat de plastic ooglens
ook door de jaren heen goede dien
sten blijft bewijzen, dan zal deze
nieuwe operatieve techniek ongetwij
feld algemeen worden toegepast.
De geneeskunde zal dnn weer een
belangrijk winstpunt hebben geboekt
in de strijd tegen ziekte en invali
diteit.
Rechts: Een uiltje knappen in zijn
verrukkelijke hooiberg
Links: Achteloos haalde hij zijn
schouders op: „Ik geloof niet aan
spoken".
„Nee, natuurlijk niet", was het ant
woord, „maar hij viel precies voor
die kant en daar zat een wilde eend
met jongen, die er ineens vantussen
gingen.
onze collega zakte nog
Dc seconden schenen plotseling
uren, maar ecnsk.aps beierde de eer
ste slag van het laatste uur over de
velden.
Bijna tegelijk klonk er in het ver
laat een luide plons, gevolgd door
de kreet: „Grijp hem".
Weg was de stilte.
Beneden ons was het water in be
roering gekomen. Het was een tumult
van jewelste. Wij sprongen óp, ren
den weg, maar verstijfde bij de roep,
die Amalie eens trotseerde: „Kom te
rug!"
„Zijt gü het, vrijer van Amalie?",
bierden we in panische angst.
„Nee sufferd", riep onze collega,
j ..ik ben het. Mijn klomp is in het
water gevallen",
i Bij het verlaat stond bleek en ont
daan de man, die een klomp ver
speelde.
„Mar. wat schrok ik, toen je «p*
tussenuit ging", zei hij.
„Maar die klomp kon toch niet zo
veel lawaai maken", merkten we op.
atTv.
^ELFS de beste kenner van Leiden
zal, als we ons niet vergissen,
zich even moeten bedenken voordat
hij vertellen kan wat deze foto voor
stelt en hoe zij is genomen. De win
kels zullen hem vermoedelijk bekend
voorkomen, maar die leeuw.... Er
zijn zóveel leeuwen in Leiden (ste
nen leeuwen, wel te verstaan) dat
men zich er heel gemakkelijk in kan
vergissen. Wie nauwkeurig kijkt, zal
echter spoedig ontdekken, dat deze
foto genomen is op de Brecstraat, om
precies te zijn: op het stadhuisbor
des, dat aan weerszijden geflankeerd
wordt door wapendragende leeuwen,
trouwe bewakers van het prachtige
bouwwerk, waarvan de voorgevel aan
het einde van dc 16c eeuw door Lie
ven de Key gebouwd werd. Na de
stadhuisbrand van 1029 bleef deze
gevel grotendeels behouden, zodat
men in staat, was dit prachtige speci
men van Rcnaissance-bouwkun-st te
restaureren en voor het nageslacht te
bewaren.
(Foto: „De Leidse Courant"),
Zonder onheilen kwamen we er, tenminste
door een soort brug.