Koudste plekje ter aarde wordt in Leids laboratorium gevonden De Psalmen in een nieuwe berijming Gabriël Smit opende deur tot geestelijke verkwikking Ververs in de Ververstraat werkten van 's morgens 5 tot 's avonds 8 uur ZATERDAG 6 DECEMBER 1952 -TE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD - PAGINA 1 STEEDS DICHTER NAAR HET ONBEREIKBARE MET MODERNE ELECTROMAGNEET NAAR HET ABSOLUTE NULPUNT MEN IS GENEIGD het koudste plekje ter aarde aan een van de polen te zoeken; het is echter veel dichterbij. Men kan het vinden in Leiden, in het Kamerlingh Onnes- laboratorium aan de Nieuwsteeg, dat dezer dagen een nieuwe uitbreiding in gebruik nam, ter waarde van een millioen gulden, aangeboden door de N.V. Bataafse Petroleum-maatschap- pij. In een van de kelders vindt men er een onaanzienlijk toestelletje met een cylinder van nauwelijks 10 cm. lang en 5 cm. doorsnede, waarin de temperatuur kan dalen tot een heel klein stukje (enkele duizendste gra den) boven het absolute nulpunt. Om dit echter te bereiken, is er een ma chinehal nodig, die wel iets weg heeft van een grote fabriek: 250 m2. Daar naast beslaan de werkruimten een cvengroot vloeroppervlak en boven dien is er een motorvermogen van 500 pk. voot nodig. Al is het toestel letje dus onaanzienlijk, er komt toch wel wat voor kijken om het koudste plekje op aarde in Leiden te maken! Men neemt aan, dat het absolute nulpunt nooit bereikt wordt. Deze laagste bestaanbare temperatuur ligt 237,15 gr. Celsius onder wat wij in het dagelijks leven nul graden noe men, het smeltpunt van ijs. Naar boven schijnt er echter geen grens te bestaan. Water kookt bij 100 gr. C. en diamant smelt bij 3900 gr. C. In het laboratorium heeft men onlangs zelfs een temperatuur van 20.000 gr. C. bereikt, hetgeen nog riets is in vergelijking met de tem peratuur in het inwendige van de sterren, die millioenen graden bedra gen. Men kwam tot het inzicht, dat elke stof in drie toestanden kan voorko men: als vaste stof, als vloeistof en als gas. Dat betekent dus, dat het moet lukken om alle gassen vloei baar en vast te maken. In 1787 slaag de men er reeds in ammoniakgas vloeibaar te maken, in 1805 volgde chloor, in 1835 kooloxyde. De grote Engelse natuurkundige Faraday slaagde er ten slotte in alle bekende gassen, op zes na, vloeibaar te maken door ze samen te persen bij een tem peratuur van 110 gr. C. Men bereikt dergelijke lage tem peraturen door snelle verdamping van een vloeistof. Ieder weet, dat verdamping warmte kost. Als wa ter bij 100 gr. C. kookt, moeten we voortdurend warmte blijven toevoeren om het aan de kook te houden en tot stoom te verdampen-, maar de temperatuur stijgt niet bo ven de 100 gr. C. En als we Eau de Cologne op onze huid betten, we ten we dat de huid afkoelt. De vloeistof verdampt en onttrekt daartoe warmte aan de omgeving. Hoe sneller verdamping des te snel ler is de afkoeling. Men gaat nu als. volgt te werk. Een gas, methylchloride genaamd, wordt samengeperst en daardoor vrij gemakkelijk vloeibaar. Daarna gaat men de druk boven de vloeistof sterk verlagen door de damp snel weg te pompen. Het methylchoride gaat snel verdampen, daalt daardoor in temperatuur en onttrekt daartoe ook een grote hoeveelheid warmte aan zijn omgeving. Men slaagt er op de ze wijze in een temperatuur vatti 85 gr. C. te bereiken. Tot deze tem peratuur koelt men dan een weer barstiger gas af, het aetheen. Door het tegelijk samen te persen, kan men ook dit gas dan vloeibaar ma ken. Opnieuw pompt men de damp sflel weg en bereikt door verdamping van het vloeibare aetheen een tem peratuur van 150 gr. C. Bij deze temperatuur volgt de derde stap: zuurstof is nu het slachtoffer en de temperatuur daalt tot ca. 210 gr. C. Zuurstof is één der zes gassen, waarop Faraday zijn krachten tever geefs had beproefd. Het was aan Pictet (1877) voorbehouden ook dit gas te „temmen". De andere volgden spoedig, zoals stikstof, maar water stof en helium bleven tegenstribbe len. De oorzaak hiervan is deze: elk gas moet beneden een bepaalde tem peratuur worden afgekoeld om door samenpersing vloeibaar te kunnen worden. Deze temperatuur heet kriti sche temperatuur. Ten slotte kwam de oplossing door toepassing van een ander beginsel. Als een gas wordt samengeperst, wordt het heet. Laat men omgekeerd nu gas uitzetten, dan koelt het af. Als men waterstof samenperst tot 200 atmosfeer bij eei temperatuur van 220 gr. C. en men laat het dan uit zetten, dan koelt het nog verder af. Dit i£ het beginsel van het Joule Keivin proces. Door de volgens dit beginsel afgekoelde waterstof te ge bruiken om een volgende hoeveel heid voor te koelen en daarna even eens te laten uitzetten, komt men steeds vercjer. Ten slotte is de tempe ratuur laag genoeg om de waterstof vloeibaar te doen worden. Vloeibare waterstof heeft bij 1 atmosfeer een temperatuur van bijna 253 gr. C.; dit is dus het kookpunt. Door de druk sterk te verlagen, hetgeen snelle verdamping ten gevolge heeft, bereikt mem een temperatuur van 259 gr. C., waarbij de waterstof vast wordt. Men werkt op wetenschappelijk terrein en zeker in dit gebied van lage temperaturen bij voorkeur met een temperatuursschaal, die bij het absolute nulpunt begint te tel len. De graden, graden Keivin (°K) geheten, zijn even groot als die van de Celsius-schaal, zodat de temperatuur van 290 gr. C., de laagste met waterstof bereikt kan worden, meestal wordt aangeduid als 40 gr. K. Bij 140 gr. K. is nog slechts één gas over: helium. De aanval op dit hardnekkigste aller gassen slaagde op 18 Juli 1908, door prof. Kamerlingh Onnes. Wanneer men bedenkt, dat de kritische temperatuur van helium ligt bij 5.2 gr. K., dus nog negen gra den onder de laagste temperatuur die met waterstof kan worden bereikt, kan- men zich enigszins een voorstel, ling maken van de moeilijkheden die overwonnen moesten worden. Laat men helium snel verdampen met behulp van een gewone pomp, dan bereikt men een temperatuur van ongeveer 1,1 gr. K. Met een pomp van zeer grote capaciteit is het prof. Keesom eens gelukt 0,7 gr. K. te be reiken, maar daar ligt dan ook de grens. Een krachtig magneetveld kan ecb- 'er nog verder helpen en het is éJn der vele verdiensten van de Neder lander Debye en zijn medewerker Giauque deze weg te hebben aange geven. De Haas en Wiersma hebben hun idee in werkelijkheid omgezet. Men gebruikt hierbij een stof, waarvan de moleculen kleine mag neetjes zijn. Het gaat hier om de pa- ramagnetische stoffen, zoals cobalt en verbindingen. Hiervan zijn de mole culen kleine mrgneetjes, maar veel zwakkere dan die der ferromagneti- sche stoffen. Hun magnetisme blijkt pas in een magnetisch veld: ze wor den dan aangetrokken. Men kan er echter geen permanente staafmagrae- ten van maken. Het naar buiten toe merkbare ef fect van de magnetisatie in 'n stijging van de temperatuur van de stof. Ver dwijnt het i^agneetveld, dan daalt de temperatuur weer. Hierop berust de kunstgreep: voert men eerst de door de magnetisatie ontstane warmte af en Iaat men daarna het veld verdwij nen, dan is het uiteindelijke resultaat een temperatuurdaling. De gevolgde werkwijze is nu deze: tussen de polen va»' een zeer krachti ge electromagneet brengt men een kryostaat met vloeibaar helium (temp. 1,1 gr. K.), waarin zich een glazen buis bevindt. Onderin die gla- Geheel links: het heliumlokaal met de daarin opgestelde helium-lique- factor, waarin het helium vloeibaar gemaakt wordt. Daarnaast de twee grote kolommen voor de rectificatie van vloeibare lucht tot zuivere stik stof en het apparaat vooor het vloei baar maken van lucht. Rechts: het magneetlokaal met de solennoïde, die een magneetveld van 100.000 Oersted kan leveren. (Foto's „De Leidse Courant") zen buis, op een zeer dun glazen voetje, is een stuk paramagnetische stof opgesteld. In de glazen buis brengt men heliumgas. De electro magneet wordt nu ingeschakeld en de vrijkomende warmte wordt via het heliumgas afgevoerd naar het vloei bare helium. De temperatuur van het gemagnetiseerde preparaat wordt op die manier dus weer tot 1,1 gr. K. teruggebracht. Daarna pompt men het gasvormige helium weg en als dit gebeurd is en er geen warmte overdracht tussen het vloeibare he lium en de paramagnetische stof meer plaats kan hebben, wordt de stroom uitgeschakeld. He veld valt weg en de temperatuur van de paramagneti sche stof daalt sterk. Men komt al dus tot temperaturen, die nog slechts enkele duizendsten van een graad Keivin boven het absolute nulpunt liggen. Ook deze installatie is gemoderni seerd door de schenking der B.P.M. Men maakt daarbij gebruik van een „solenoïde" (spoel) in plaats van een electromagneet, ter bekrachtiging waarvan een gelijkstroom nodig is van niet minder dan 4000 kilowatt, die een veld kan geven (binnen de wikkelingen) van 100.000 Oersted. Men hoopt hiermede temperaturen van de orde van 0,00001 gr. K te kunnen bereiken; alweer een stap nader tot dat onbereikbare: het ab solute nulpunt. Wat is het nut van het bereiken van deze lage temperaturen? In be ginsel is dit onderzoek er op ge richt de fundamentele keranis van de natuur te vergroten. Tot een goed begrip diene, dat de huidige stand van de toegepaste weten schap, met andere woorden het technisch kunnen van onze samen- Zoals in dit artikel wordt aange roerd, zal bij het absolute nulpunt de moleculaire beweging tot staan zijn gekomen. Hoewel dit punt nim mer zal worden bereikt, kan men het met de nieuwe installaties zeer dicht (tot op ï/ioo.ooo gr. K) naderen. De moleculaire en daarmede de atomaire beweging zal bij een dergelijke tem peratuur aanzienlijk zijn geredu ceerd. Hierdoor wordt het mogelijk het molecuul en het atoom beter te bestuderen. Uit de talrijke publica ties in dagbladen en populair-weten schappelijke tijdschriften is bekend, dat in het atoom een enorme en kost bare energiebron ligt opgesloten. De fundamentele kennis van het atoom zal het voor de technische weten schap mogelyk maken wegen te vin den om deze bron voor onze samen leving te openen. Ï"\E psalmen zijn in tegenstelling tot vóór de Hervorming met populair meer bij de Katholieken. Dit betekent zeker een verarming van ons geestelyk leven, want de krach tige spijs van de gewijde psalmen versterkt het gemoed beter en duur zamer dan de vrome liedjes, welke er voor in de plaats zijn gekomen. Vroeger, een jaar of dertig geleden, werd aan de rouwmoedige biechtelin gen vaak bevolen en aanbevolen, de „zeven boetpsalmen" te lezen, doch deze laatste gelegenheid om althans van enkele der 150 psalmen Davids kennis te nemen, is ook al helaas in onbruik geraakt. De enige psalm, welke de meeste Katholieken goed kennen (zonder dikwijls te weten, dat het een psalm is) is de 53ste, waarmede iedere Mis opent: Waarom,-mijn ziel, zijt gij nog neergeslagen, wat beeft en weifelt gij? Werp vrij uw lot op Hem die 'k prys tot in de dag der dagen, Hij is mijn zekerheid, Hij is myn God! Dat is het slot vara de „Judica me"- psalm, zoals deze wordt gevonden in de nieuwe psalm-berijming van Ga briël Smit. Deze Katholieke dichter heeft de omvangrijke en in zekere zin ondankbare taak op zich geno men, de psalmen opnieuw te berijmen en hun schat van gedachten gemeen goed te maken van de Nederlandse Katholiekera. Daarbij heeft hij, zoals hij in zijn voorwoord erkent en trou wens niet anders mogelijk was, zich enige en hier en daar veel vrijheid veroorloofd. Daarin is hij de ene keer gelukkiger geweest dan de andere. Er zijn psalmen, welke in de nieuwe be rijming, veel meer en mooier aan spreken dan de letterlijke vertaling, welke gegeven is in de Canisius-Bjj- bel, zoals de aanhef van de eerste reeds bewijst: Welzalig hij, die kwade raad veracht, die welbewust de weg des zondaars mijdt, die opstaat als de kring der spotters lacht om 's Heren wet, waaraan hij trouw zich wijdt, Gods woorden overwegend dag en nacht. Hij lijkt een boom, die zorgzaam werd geplant in vette oevergrond In andere is de kernige zegswijze van de oorspronkelijke bijbeltekst ge offerd aan het rhythme en het rym, zoals om een enkel voorbeeld te ge ven, in de aanhef van de 41ste psalm: Gelyk een hert smacht naar de waterbronnen Zo smacht mijn hart naar U, o God, voor welke twee regels van de letter lijk vertaling de dichter negen regels nodig heeft om de reden aan te ge ven, waarom een hert dorstig kan zün: Gelijk een hert, dat opgejaagd, gewond, het koele water niet meer kan bereiken en kermt en kermt.... (enz.). Maar de uitweidingen en vrijhe den, welke de dichter pleegde, wor den hem royaal vergeven, omdat hij de 150 psalmen in zulk prachtig Ne derlands heeft verklankt: Juicht, juicht alom. Dit zijn de tijden die eens profeten sidderen deden van heimwee en verrukt belijden: De Heer komt! Wilt Hem tegen- treden in hoge vreugde en diep verlangen naar zijn voldragen heerlijkheid! Hij nadert, fonkelend omhangen met vrede en gerechtigheid! of die strofen uit de 70ste psalm: Ach, Heer, hebt Gij dan werkelijk het licht uwer genade van mij weggenomen? Verstoot Gij mij? Zult Gij mij nooit meer komen vertroosten met de glans van uw gezicht? (Vervolg op pag. 2, tweede blad). LEIDSE STRATEN EN STEGEN 30. De waterstof-liquefactor met daarachter drie compressoren. P*R ZLJN VEEL Leidse straten en stegen, wier namen verband hou den met de beroepen, die hun be woners hebben uitgeoefend: Bakker- steeg, Mandenmakersteeg, Ketelboe- tersteeg, enz. De Ververstraat is er ook een van, een straat die vroeger vele ververs onder haar bewoners geteld moet hebben. Beziet men in het gemeente-archief een straten plan van 1644, dan had de bebou wing langs deze straat nog geen be paalde bestemming en werd zij aan geduid als Langestraat of Lange- grachtstraat. Een kaart van drie jaar later geeft eenter de ligging aan van tien „geordonneerde veruwers- plaatsen tussen Oosthavenstraat en Zijlstraat (die vroeger Looyerstraat heette). Deze wijk was dus bijzon der bestemd voor de werkplaatsen en woningen der veruwers. In het belang van het giide der ververs be stonden er vanouds bepalingen, mede ter voorkoming van watervervuiling door de ververyen. Zo bepaalde een ordre op de veruwers knechten ende haere noothelpers" van 1656, dat de knechts een opleiding van minstens twee jaar moesten hebben bij dezelfde patroon: „Ende sullen alle noothupen gehouden zijn te- werek te komtn desmerghens ten vyff uyren ende te blijven tot 'savonds ten acht uyren toe. Ende hare meesters gehouden zijn te die nen voor soodanighen tyt als syluy- den met denselven verdragen zul len." Voordat de ververs in het gilde werden opgenomen, moesten zij' een eed afleggen, „dat sij tot het blaeu- wen en de swarte verwen van al- derhande Laeckenen, Stametten, Booyen ende andere Waren niet sul len ghebruyeken dan goede en be- quame stoffen, waarmede de bo venstaande waeren behoorlijck kun nen worden ge\ erft. Om het gracht water niet al te zeer te vervuilen wera in 1670 een ordonnantie uitge vaardigd, waarin gezegd werd, dat de ververs van zwarte Muskus ende grauwe caaleuren" aan de oostzyde en de ververs van „lichte en teedere caleuren" aan de westzijde van de Langegracht hun ververijen moesten hebben, gescheiden door een schut in de gracht. (Foto „De Leidse Courant".) Laat ons thans terugkeren tot de huidige Ververstraat, die als ver lengde van de Langegracht loopt van de Oude Herengracht tot de Zijl straat. In het midden van de 18e eeuw werd een aantal huizen ge sloopt, waardoor er in de straat een onregelmatig pleintje ontstond, dat nog enige keren van gedaante ver anderde, totdat de Diakonie van de Ned. Herv. Gemeente 40 woningen aan de Zuid-zijde liet bouwen en er een plantsoentje werd aangelegd. Het huidige aanzien dateert uit het einde van de vorige eeuw. Genoemde hui zen zyn een meer lofwaardige dan geslaagde poging om het straatbeeld wat op tc fleuren en te breken met de traditionele bouw van arbeiders- huizen. Bijzonder aardig zijn de huisjes aan de Noord-zijde bij de Zylstraat, een heel rijtje keurige punt-geveltjes; een woningtype, dat steeds meer verdwijnt in onze oude stadswyken. „Wonen er tegenwoordig nog ver vers in de Ververstraat?" vroegen we de heer D. Bavelaar (nummer 14), die juist van de bakker een broodje aannam. Hij meende van niet en hij kan het weten, want de heer Bave laar woont al 27 jaar in de Verver straat. Hij is nu 77 en heeft 55 jaar in het textielbedrijf gewerkt, de laatste 43 jaar daarvan bij Clos en Leembruggen. Wel,kon de heer Bave laar zich nog herinneren, dat er aan de Ververstraat een ververij van Eigeman was, in de fabriek die later aan Clos en Leembruggen over ging. Op de foto ziet men zowc' dc brandwatertoren als de schoorsteen van deze fabriek.- die verleden jaar werd stilgelegd. Thans is er een be drijf voor de vervaardiging van technische apparaten in gevestigd. „Een prettige straat?". De heer Bavelaar meende van wel, al is het er vaak rumoerig vanwege dc voetbal lende jongens, die bovendien het mooie plantsoentje vernielen. ..En nou ga ik naar binnen, want ik word koud en ik wil volgend jaar m'n gou den bruiloft nog vieren", zei de heer Bavelaar. Wij gingen verder. Behalve een Ververstraat is er ook nog een Verversplein, al is „plein" een groot woo d voor deze ruimte, waarvan de bebouwing voor een groot deel slechts om afbraak vraagt. Bovendien is er ook nog een Ververshof, dat op zichzelf nog een ingewikkeld stelsel van straatjes is. Het achterste rytje huizen bekoorde ons wel, omdat nen ei een prachtig uitzicht heeft op de Herensingel, die, vanaf deze plaats gezier, geheel door de robuste dekenale kerk beheerst wordt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1952 | | pagina 5