Welke geheimen BERGEN DE WATEREN VAN DE OCEAAN Diepe duisternis, maar geen diepe stilte De Kaiserstraat houdt de herinnering levendig aan 'n groot sterrenkundige ZATERDAG 22 NOVEMBER 1952 DE LEIDSE COURANT 1 WEEDE BLAD PAGINA 1 In de eeuwige nacht van de diepzee De bodem van de zee is afwisselend als een berglandschap WANNEER WIJ STAAN AAN DE ZEEKUST, aan de rand van het ein deloze water, dat zijn golven dag in dag uit voortrolt naar het strand - dat eindeloze water, dat nooit in rust is, dat grillig is en ongedurig, dat nimmer hetzelfde aspect vertoont, maar nu eens blauw van kleur is, dan v/eer grijs, speels of dreigend, dat opkomt en terugtrekt met het tij dan zwermen onze gedachten vaak als bonte meeuwen uit over de onmetelijke vlakte en vragen wij ons af, wat er schuil gaat in die peilloze diepten. De mens is doorgedrongen in de eenzaamheid van het oerwoud in de wil dernissen der grote woestijnen; hij heeft de ijs- en sneeuwvelden van de Poolstreken doorkruist; de hoge luchtlagen hebben hun geheimen verloren c-n in de spelonken en de ingewanden der aarde zoekt de mens naar ver borgen schatten. Maar de diepzee geeft haar geheimen slechts schoorvoe tend prijs; nog heeft geen menselijk oog in het licht van een felle schijnwer per de duisternis doorboord van de grondeloze diepten der Oceanen en rondom het leven op de bodem van de zee hangt nog de sluier van het mysterie. En toch is de zee een deel van onze aarde en zal zij op de duur moeten zwichten voor hem, die de aarde beheerst. Eens zal de tijd komen, dat ook de Oceaan bedwongen zal zijn en dienstbaar gemaakt aan de belan gen der mensheid, niet alleen wat zijn bevaarbaar oppervlak betreft, maar ook zijn bodem en de inhoud van zijn watermassa's. Sinds eeuwen bevaren wij de zeeën en werpt het vissersvolk zijn netten uit, maar wat wij kennen is slechts de bevolking van de ondiepe wateren, de vissen die ronddartelen over de banken en de gronden, enige tientallen me ters onder de oppervlakte. Wat bevindt zich echter in de afgrond, wanneer de bodem begint te glooien en de schemering van het zonlicht overgaat in het diepe zwart van de nacht, daar waar de aarde schijnt weg te zinken in ondoorgrondelijke diepe kolken? Rotsen en ravijnen In de laatste jaren hebben wij wel enig inzicht gekiegen in de plooiïng i van de zeebodem; wij weten thans, J dat rondom de vastelanden een plat voorkomt, dat tamelijk ondiep is. Enige kilometers uit de kust de breedte is zeer verschillend op de verschillende plaatsen begint de bodem echter te glooien en daar be gint de eigenlijke zee. Die hellingen zijn gemiddeld 'n 4000 M. diep, maar I op sommige plaatsen bereiken zij een diepte van 10.000 M. Stel u voor, dat u boven op de Mont Blanc staat en de gehele aarde rondom u in het water is verdwenen; voetje voor voetje daalt u de steile hellingen af, steeds dieper in het donkerende wa ter, totdat u beneden in het dal bent aangeland. Boven u staat dan een „bak" water van 4000 M. hoog en het is beneden aarde-donker, want da zon kan door zo'n laag wa ter niet doordringen. Zo, kunt u zich voorstellen, ziet het er in de zee uit. Evenals de hellingen van de ber gen, zijn ook de glooiingen van de diepzee niet glad en effen als een gemetselde walkant, maar doorsne den door ravijnen en slingerende dalen, wier insnijdingen zich zelfs tot op het vasteland kunnen uit strekken. Sommige van deze onder water-ravijnen liggen in het ver lengde van grote rivieren, zoals de Congo, de Indus, de Ganges, de Co lumbia, de Sao Francisco en de Mis sissippi, uit de duisternis der diepzee, voorzien van een lampje. Meer dan één stootbuL ging verlo ren, omdat zfj vermoedelijk in de een of andere onderzeese spelonk bleef steken. Een van de uitzonderingen op een heuvel- of bergachtige b^aem werd de Indische Oceaan aangetroffen, I een heel oud boek. De moeilijkheid is echter, dat men de tal moet le ren verstaan en de »tudie van deze taal der natuur is nog pas erg jong. RIJKDOM IN ALLERLEI VORM. De kennis van dé zee en van de jjKdommen welke zij bevat wordt smoeilijkt door de ontoegankelijk- leid van het water. Wat weten wij /an hetgeen er schuilt op en onder le bodem van de zee? Het is echter ekend genoeg, dat de zee ontzag- ijke rijkdommen aan mineralen be at, die veel te weinig geëxploiteerd ijn. Wel is me i in Amerika reeds jegonnen met de exploitatie van pe- troleumbronnen, welke enige mijlen uit de kust ligger in het ondiepe zeewater. Maar wnc weet, hoeveel er nog te vinden L in de zeebodem, als men er i slaagd om er bij te ko men. En dan zwijgen we nog van de plantenrijkdom in de ondiepe wate ren, waarvan de bruikbaarheid nog zeer onvolledig is onderzocht. Het is begrijpelijk dat het levende goedje, dat krioelt en zweeft, spar- waar de „Albaiross" ten Zuidoosten j telt, vecht en duikt in het zilte nat, van Ceylon een effen vlakte van merendeels huist in 't water ,aan de verscheidene honderden K.M. door snede vond. Pogingen om bodem monsters van deze vlakte te hadden weinig succes want de stoot- buizen braken herhaaldelijk, hetgoen er op LO.i karnen wijzen, dat de bo dem uit verharde lava bestaat en uc.c net g^.i^ie uitges rekte plaleau misschien door de uitbarstingen op reusachtige schaal van onderzeese vulkanen is gevormdIn gedeel ten .van het Atlantische bekken heeft het oceanografische instituut van Woods Hole met het schip „At lantis" een effen vlakte gevonden, die een g*oot gedeelte van het oceaanbekken tussen Bermuda en de Atlantische I'ug en ook ten Oos ten van de Rug inneemt. Alleen een reeks lage heuvels, waarschijnlijk van vulkanische oorsprong, onder breekt het vlakke reliëf van de vlajc- ten, Deze speciale gebieden zijn zo vlak, dat zij wel gedurende enorm lange tijd ongestoord onder sedimen ten bedolven schijnen te zijn." KILOMETERS DIK BEZINKSEL. Zo ziet in grote trekken de zeebo dem er dus uit. Zij is vol afwisseling, met vlakten, bergen en diepe dalen en hier en daar een rug, waarvan de toppen als eilanden boven water ste ken. De vlakke gedeelten zijn be dekt met een dikke laag z.g. „sedi menten", bezinksels. Dag en nacht oppervlakte, waar het zonlicht nog kan doordringen en dus plantengroei is te vinden. Waar het zonlicht niet kan doordringen houdt alle moge lijkheid van plantengroei op. Er zijn dieren in zee, welke van deze planten leven, er zijn andere die weer leven van deze planten- Wonderlijke dieren der oppervlakte-wateren. Een inktvis en twee kwallen. eters en zo hangt er een hele keten van levende wezens af van de mo gelijkheid van plantengroei. In vroeger tijden meende men danook dat in de diepzee waar eeuwige duisternis heerst, geen le- gevat." DE LEGENDE VAN DE PLATTE BODEM. „De legende van de vlakheid van de zeebodem is grondig verstoord door de Zweedse diepzee-expeditie, welke in de zomer van 1947 van Gö- teborg, is uitgevaren en de daarop Het is dat die ravijnen diep onder j volgende vijltien maanden heeft water liggen en dus in eeuwige duis ternis zijn gehuld, maar anders zou dat landschap of liever „zee schap" een scLitterende en boeien de aanblik opleveren, welke zou kun nen wedijveren met de interessant ste berglandschappei op aarde. Aan het einde van de glooiing ligt de bodem van de zee. Rachel Carson schrijft in haar boek „De Wereldzee"': „Tot voor kort Zee-anemonen, wonaenijk mengsel van plant en dier. tal zeer diepe inzinkingen, zoals de Mindanao-trog bij de Philippennen, maar deze werden als vrij zeldzame J iaar in. ^aar U1*> *a*' gestadig aller- onderbrekingen van een overigens j bezinksel van de zee naar de bo- weinig reliëf vertonende bodem op- ^ern en blijft er liggen. Zand en slib van de rivieren belandt in zee, vul kanisch stof uitgestoten door de vul kanen dwarrelt in het water en zink.; al wat- leeft in de zee sterft en het i geraamte, de schelp, het horentje, al- les zakt naar de diepte als een ge stage sneeuwbui. De meer genoemde „Albatross" kon aantonen dat in het i open bekken van de Atlantische Oceaan lagen sedimenten waren van niet minder dan -1000 meter dikte. De I studie van dat bezinksel is van gro- te waarde voor de wetenschap, want de loop der eeuwen tekent zich er in af. De wisseling van koude- en warmte-perioden ligt er geregistreerd in de overblijfselen var diertjes, die I slechts in koud water en van dier- tjes, die alleen in warm water voor-1 komen. De voortschrijding van de gletschers in de ;stijden is er in op- getekend door het afslijpsel van de rotsen, waarover de ijsmassa's hebben DE ZEE De zee, de zee klotst voort in eindeloze deining De zee, waarin mijn ziel zich-zelf weerspiegeld ziet; De zee is als mijn ziel in wezen en verschijning, Zij is een levend schoon en kent zich-zelve niet Zij wischt zich zeiven af in eeuwige verreining, En wendt zich altijd om en keert weer waar 'zij vliedt, Zij drukt zich-zelven uit in duizenderlei lijning En zingt een eeuwig-blij en eeuwig-klagend lied. O, zee was ik als gij in al uw onbewustheid Dan zou ik eetst gehéél en gróót-gelukkig zijn Dan had ik eerst geen lust naar menschlijke belustheid Op menschelijke vreugd en menschelijke pijn; Dan was mijn ziel een zee, en hare zelf gerustheid, Zou, wijl zij grooter is dan gij, nog grooter zijn. KLOOS. ven mogelijk was. Hoogstens dacht men soms aan gedrochtelijke mon sters, zoals zeeslangen, die in de verhalen van zeelieden opdoken. Thans weet men, dat er wel degelijk dieren leven op grote diepten, die ren, die elkaar verslinden, want op deze diepten kunnen zij bij gebrek aan plantaardig voedsel zich slechts voeden met andere levende wezens. Een enkele maal heeft een expeditie schip wel eens onbekende vissen op gehaald uit de lichtloze diepten en dan deed men de verrassende ont dekking, dat vele van die vissen hun eigen lichtinstallatie bü zich droegen. EEN WONDERLIJKE LAAG. In de laatste jaren heeft men ech ter een wonderlijke ontdekking ge daan. Met het echo-lood ontdekte men in 1942 het bestaan van een zwevende laag, een levende wolk van dieren op een diepte van ver scheidene honderden vademen onder de oppervlakte. Deze zwevende laag, moest zich bevinden halverwege de zeebodem en de wateroppervlakte en bewoog zich rhythmisch op en neer. 's Nachts kwam deze levende wolk naar de oppervlakte en overdag zonk zij weer de diepte in. Zulke lagen treden vrijwel overal op in de diepe Zie vervolg pag. 2, tweede blad. dooi gebracht mei. opmetingen van de oceaanbodem. Terwijl het Zweedse schip „Albatross" in de richting van het Panama-kanaal de Atlantische Oceaan overstak, verbaasden de ge leerden aan boora zich over de bui tengewone oneffenheid van de oceaanbodem. Slechts zelden wezen hun dieptemeters gedurende enkele kilometers achtereen een vlak ge deelte aan. In plaats daarvan rees LEIDSE STRATEN EN STEGEN 28 was het onder aardrijkskundigen en en daalde het profiel trapsgewijze op XJa oceanografen gewoonte de bodem van reusachtige schaal in treden van i urd"èn' da™tensi"otte~ in zëë is de diepzee als een enorme, betrekke lijk platte vlakte te beschouwen. Wel werd het bestaan van bepaalde topografische kenmerken erkend, zoals de Atlantische Rug en een aan- 800 M. tot verscheidene K.M. breed te. In de Stille Oceaan maakte de on- uitgesmolten. Wij kunnen dit alles slechts vluch- effenheid van bet bodemprofiel het aanroeren f.och uit dit weinige gebruiken van verschillende oceano. wykt ,och reedSi noe men door 20rg. grafische instrumenten moeilijk. vuldige bestudering van de lagen bezinksel de geschiedenis der aarde kan lezen als in de bladzijden van De eeuwig strijd tussen zee en land. De Wereldzee Wat weten wij van het ge heimzinnige rijk van Neptunus, diep onder de golven? De mees ten van ons weten er heel wei nig van, maar toch is er, vooral in de laatste jaren, menige inte ressante ontdekking gedaan. De schrijfster Rachel L. Carson heeft er een boeiend verhaal van geschi-even, gebaseerd op de mo dernste gegevens en de aller jongste onderzoekingen Het is een wetenschappelijk verant woord boek, dat vertelt over het ontstaan van de zeeën de onder zeese landschappen, het dieren leven in de diepe duisternissen van de oceanen, de krachten van stromen en getijden, kortom over alles wat er van de zee te vertellen is. En dat is niet wei nig. Zij doet het op een vlotte en prettige wijze, zodat het boek zich laat lezen als een boeiende roman, een roman vaD de ge heimzinnige lokkende zee. Bo vendien is het verlucht met vele interessante foto's die de tekst illustreren. Dit waarlijk unieke boek, vertaald in uitstekend Ne derlands door John Kooij, is uitr gegeven bij de Uitgeverij Born N.V. te Assen. Het heeft ons ge ïnspireerd tot het schrijven van het nevengaande artikel. De foto's zijn ontleend aan Rachel Carson's „De Wereldzee". Naiaèljx opgeofferd worden. Nog 12 jaar heeft prof. Kaiser van de nieuwe sterrenwacht, waarvan de ingang aan de Kaiser .traat ligt, kunnen pro fiteren; hij overleed in 1872. Toen de sterrenwacht gebouwd se Sterrenwacht. Hij presteerde het werd, was de Kaiserstraat nog geen om op 32-jarige leeftijd al hoogleraar straat als nu, maar een grachtje van rvE NAAM van de. Kaiserstraat doet ons onmiddellijk denken aan de sterrenkundige Frederik Kaiser, die op 10 Jun' 1808 te Amsterdam geboren werd en reeds op 18-jarige leeftijd conservator was aan de Leid- te worden in de sterrenkunde. Dit lezend is rnen geneigd te den ken aan Leidens beroemde sterren wacht, maar zover was het toen nog niet. De jonge hooglerpar moest zich voorlopig nog behelpen met een pri mitieve sterrentoren op het dak van de Academie aan het Rapenburg, een houten gevaarte, dat in 1632 tijdens het professoraat van de orientalist Golius (opvolger van W. Snellius) werd opgericht. Met finaciële me dewerking van een groot aantal be langstellenden, besloot het Rijk ruim 200 jaar later tot de bouw van een behoorlijke sterrenwacht op het voormalige Grote of Blauwe Bol werk aan de Witte Singel, die in 1860 gereed kwam. Een deel van de Hortus Botanicus moest hiervoor het Rapenburg naar de Witte Sin gel, de Cellebroedersgracht genaamd die haar naam dankte aan het in 1421 gestichte klooster van de Cellebroe- ders. Deze broeders hielden zich voor namelijk bezig met ziekenverple ging en het begraven van doden. In de Middeleeuwen vormden zij het enige mannenklooster in Leiden, dat echter wel ruim met vrouwenkloos ters was bedeeld Na het beleg werd het klooster opgeheven en net gebouw in gebruik genomen door de Universiteit. In 1592 werd hierin gevestigd het Staten- of Nederduits College, „alwaer een se- ker getal van studenten in de theo logie geleert, onderhouden ende tot het Preek-ampt bekwaam ge maakt werden", zoals oude kronieken ons vertellen. Tot 1810 bleef dit col lege bestaan; toen werd de staats- toelage door enige beurzen vervan gen en kreeg het gebouw een andere bestemming' manege. En hier zijn we weer op de Kai- serstraat-van-vandaag beland, want de manege bestaa' nog steeds. Het is een oud gebouw aan een oude bin nenplaats, waarop een oude man een oude wagen stond te slopen. Hij hoorde ons niet komen en zag ons niet staan, zodat we zonder iets te zeggen de poort weer uitgewandeld zijn, op zoek naar meer bijzonderhe den. Die bijzonderheden vonden we in de twee naast elkaar gelegen hofjes „Bethanië" (ook wel ..Emmaus") en „Jerusalem", resp. in 1563 en 1467 ge sticht. De schrijver van „Dit is Lei den" weet te vertellen, dat Wouter Coomans, stichter van hot Jerusa- lemshofje. een tocht naar het Heilig Land gemaakt heeft en een afbeel ding van het Heilig Graf geplaatst heeft in de bij het hofje behorende „Cruyskapelle", die in de vorige eeuw werd afgebroken. Trouwens, ook de beide hofjes zijn geheel af gebroken, maar weer opgebouwd. Zij worden vai. elkaar gescheiden door een keurig parkje. De overkant van de Kaiserstraat, dus de Rapenburg-zijde, wordt bijna geheel in beslag genomen door fa brieksgebouwen van de textielfa brieken Beuth en Zn. en Cranen- burch en Heringa. De laatste heeft hier een fors gebouw neergezet, waarin duidelijk de stijl van archi tect Jan van der Laan, die ook de voorzijde aan het Rapenburg ont wierp, herkend wordt. Thans wordt hieraan de laatste hand gelegd. De altijd zo stemmige, bezadigde en rus tige Kaiserstraat moet wel even ge schrokken zijn van dit boven alles uittorenende gebouw met zijn fel rode steenkleur. Op de foto kan men het zien schemeren tussen de boom takken. Aan deze zijde van de Kaiserstraat vindt men de Bakkerstege, en oud en typisch Leids straatje, dat zijn einde vindt in een pittoresk hoog bruggetje over de Vliet. Rest ons tenslotte nog het Zoölo gisch Laboratorium tegen het water van de Witte Singel. Onlangs werd hierop een nieuwe verdieping ge bouwd, die verleden week in ge bruik genomen is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1952 | | pagina 7