In de schemering der eerste mensheid
TOVENAARSPRACTIJKEN IN DONKERE HOLEN
Berenschedels
als offer aan godheid
De mens ontdekt de kunst
De Mirakelsteeg zou haar naam te
danken hebben aan een broodwonder
HET IJSTÏJDVAK door Europa
zwierven, vonden in de tropische pe
rioden van dit tijdvak echte oerwou
den in de warmste gedeelten, maar
ook grote stukken bedekt met struik
gewas en veel moerassen naast open
grasvlakten. Toen de ijstijd langza
merhand inzette was ons land door
het water van de zee.overspoeld, al
leen Limburg stak boven het water
uit. Maar toen het kouder werd en
het regenwater werd vastgehouden
in de enorme gletschers, die afzakten
van de hoogten der Alpen en van
de bergmassieven in Noorwegen, zak
te het peil van het zeewater en viel
Nederland droog. In de koude-perio-
den viel er weinig te jagen en had
den de mammoethen, de wolharige
neushoorns, de bisons en de rendie
ren vrij spel; de mensen trokken naar
het Zuiden. Maar zodra het na
eeuwen --en eeuwen weer warmer
werd, kwamen de zuidelijke dieren
terug in een opnieuw opgebloeid en
met tropische gewassen overdekt
Europa en na hen kwamen de men
sen. In de rivieren spartelden de nijl
paarden, in de bossen drongen de
olifanten door en over de vlakten
graasden de oerossen, de herten en
fle wilde paarden. Maar ook leeuwen
en hyena's waren er, wolven, sabel-
katten en panters en meer in het
Noorden vooral de beren.
Geen wonder dat de ijstijd-mensen
jagers waren; zij moesten het wel
sijn. Natuurlijk zullen zij ook de
vruchten der bomen niet versmaad
hebben, welke groeiden langs de
oevers der rivieren. Omdat mensen
en dieren beide water nodig hadden,
zal er menige ontmoeting tussen
mens en dier geweest zijn bij de
drinkplaatsen en zo'n ontmoeting zal
niet altijd vredelievend geweest zijn.
Door zijn verstand was de mens de
meerdere van het dier en de mens
jaagde op diè dieren, welke het sma
kelijkst waren.
Wij hebben reeds gezien, dat de
mens stenen bijlen en steekwapens
kende en dat hij pijlen had met scher
pe stenen punten. Ook valkuilen wer
den gebruikt, waarmede de mens
bewees, dat hij slimmer was dan de
reuzen van de dierenwereld.
HET HOL VAN DE
DRACHENBERG
QP DE VERHOUDING vant de oer-
mens tot de dierenwereld wierp
de ontdekking van het z.g. Drachen-
loch op de helling van de Drachen-
berg, 2445 M. boven de zeespiegel in
de Oostzwitserse Alpen, een verras
send licht. Dit circa 70 meter diepe
hol is in het laatste interglaciaal (d.
w.z. in de derde tropische periode
van het ijstijdvak) bewoond ge
weest, -hetgeen o.m. blijkt uit twee
stookplaatsen. Dat was echter niet de
verrassing. De grote verrassing was
het vinden van formele depots van
beenderen van de holenbeer. Zij la
gen daar maar niet verspreid,
maar netjes opgeborgen in stenen be
waarplaatsen en op een bepaalde
manier gerangschikt. Het waren
•schedels en mergpijpen. Achteloos
weggeworpen etensresten konden het
niet zijn, daarvoor waren ze te net
jes gerangschikt. Een opslagplaats
van vleeswaren, een soort slagers
koelcel, was eveneens uitgesloten,
want de bewaarplaatsen boden geen
ruimte voor vlees, dat trouwens toch
niet bewaard had kunnen worden.
Aan jachttrofeeën viel evenmin te
denken, want wie stopt jachttrofeeën
nu weg in» een kist achter in een
hol?
De zorg, waarmede deze beenderen
waren opgeborgen, wijst desalniette
min op een zekere eerbied en daar
mee komen wij aan- de verklaring
van deze vondst. Zoals uit latere ont
dekkingen duidelijker bleek, heeft I pa zeer verbreid en schijnt het lang
men hier te doen met een beren-cul- uitgehouden te hebben. Wamt zelfs
tus, een verering Van de beer als
een van de voornaamste voorwerpen
van de jacht. Na vergelijking met de
gebruiken van nog bestaande primi
tieve jagersvolken, o.a. uit de Kau-
kasus en Siberië, kwam men tot de
volgende hypothese:
De ijstijdmensen geloofden in een
hoger wezen, waaraan zij het geluk
op de jacht toeschreven. Dat hogere
wezen moest verzoend worden als de
mensen hem de dieren wegkaapten
en moest zó goedgunstig gestemd
wordem, dat het de mensen zelfs toe
stond de beste exemplaren eruit te
pikken en hen daarbij te helpen.
Daartoe waren offers nodig en dat
deed men door de edelste delen van
het edelste dier aan dat hogere we
zen af te staan. Die edele delen wa
ren de hersens en het merg, waar
schijnlijk niet alleen omdat zij uit
gezochte lekkernijen waren, maar
ook omdat in hersens en merg de ziel
van het dier huisde. Deze gedachten
leven nog bij de Noord-Amerikaanse
Eskimo's, die het merg en de hersens
van de gejaagde dieren niet mogen
eten op straffe van verlies van het
jachtgeluk.
De manier van offeren was ver
schillend; soms stak men de koppen
op een staak of gooide schedel en
beenderen in het water; die oude ke
rels van de "Drachenberg stopten ze
blijkbaar keurig gerangschikt in een
stenen bewaarplaats, opdat zij be
hoed zouden zijn voor profanatie, be
schadiging of vernieling door wilde
dieren. Men hield de beer in ere en
bewaarde zijn edele kop en mergpij
pen als een kostbaar offer aan de
godheid.
BERENCULTUS.
DIE BERENCULTUS was in Euro-
Bloedende beer met nog zichtbare verwondingen door pijlen toegebracht.
Paard en bison, ijstijd-kunst gevonden in Frankrijk.
toen de mensen bij het aflopen van
de ijstijd meer honkvast werden en
van jachtvolken herdersvolken wer
den, hield men de beer nog in ere.
Maar nu veranderde het motief
enigszins. De jagers namen het wild,
dat zij vonden en waar zij het vont
den, maar meer honkvaste herders
streefden er naar de wildstapel in de
buurt op peil te houden. En dan komt
het vruchtbaarheidsmotief naar vo
ren, dan moet door magische bezwe
ringen mogelijk gemaakt worden dat
er telkens nieuw wild komt. Daar
mee annex zit de gedachte van de
wedergeboorte. Men- bewaart zorg
vuldig de schedel (en dus de her
sens) omdat de ziel van het dier erin
en deze moet voortleven om
straks een herboren dier te worden.
DE EERSTE KUNSTENAARS.
r\AT IN DE LOOP DER EEUWEN
van het ijstijdvak de magie, de
bezwering, een grote rol is gaan spe
len, blijkt uit de vondsten van de
tekeningen in de holen van Frankrijk
en Spanje.
In de laatste eeuwen van de ijstijd
schijnen n.l. geheel nieuwe rassen en
stammen Europa binnen getrokken
te zijn. Zij kwamen uit West-Azië
naar het Westen en ook via N.-Afri-
ka in de straat van Gibraltar naar
Spanje. Het merkwaardige van deze
nieuwe mensenrassen was, dat zij een
veel hogere trap van beschaving ken
den, hetgeen blijkt uit hun gebruiks
voorwerpen, die niet langer uitslui
tend van steen waren, maar zelfs uit
bewerkt hoorn, been en ivoor be
stonden. Het zijn deze lui, die de
beeldende kunst hebben uitgevonden.
Men heeft al tientallen holen ont
dekt, waaruit men het spoor van de
ze mensen heeft kunnen nagaan. Hun
komst betekent een ware revolutie.
Het heeft er alle schijn van, alsof de
mensheid toen de kunst heeft ontdekt.
Wat wij uit de oudere aardlagen
nog nooit hebben kunnen aflezen,
komt nu opeens in volle luister naar
voren: de mens heeft de macht ge
vonden om dierenfiguren in de rots
wand te tekenen en zelfs in relief uit
te beelden. Wij vinden opmerkelijk
levendige én goed getroffen dieren
figuren met een scherp voorwerp ge
grift in de gladde wand, maar ook
verbluffend natuurlijke reliëffiguren,
waarbij de beeldhouwer handig ge
bruik heeft gemaakt van de onef
fenheden der rots.
Aanvankelijk zullen die oude kun
stenaars het een en ander geprobeerd
hebben louter uit liefhebberij, maar
de kunst zou nooit een dusdanige
algemene verspreiding gevonden heb
ben, als de magie haar geen sterke
prikkel had gegeven.
BEZWERINGSCEREMONIES.
MEN PASTE IN DIE LANG VER
VLOGEN DAGEN nl. nog niet het
principe ,,1'art pour l'art" toe, d.w.z.
de kunst beoefenen louter om de
kunst zelf. Integendeel de kunste
naars hadden er een zeer bepaald
motief voor; de dierfiguren moesten
dienen als onderdeel van bezwerings
ceremonies voor een gunstige jacht.
Men moet zich voorstellen, dat de
mannen bijeen kwamen in het ach
terste gedeelte van het hol (het is
eigenaardig dat de dierfiguren ge
woonlijk in de meest verborgen- de
len van de holen voorkomen) en bij
het licht van fakkels of vetpotjes
schijngevechten leverden met de uit
gebeelde dieren of bezwerende dan
sen uitvoerden begeleid met gezang
of misschien ook wel met de klank
van primitieve instrumenten.
Het geloof komt nu nog voqr,
dat men macht heeft over iemand,
wiens beeltenis men bezit. Door de
uitgebeelde dieren te treffen en te
verslaan, meende men reeds bij voor-
baat verzekerd te zijn van succes bij t
komende werkelijke geveeht. j
Men ziet dan ook in talrijke afbeel
dingen de dieren gewond worden
door talloze pijlen en zelfs zijn ir.>
vele dierplastieken de sporen nog te
vinden van pijlen, welke er in wer
kelijkheid op waren afgeschoten.
Datzelfde geloof, dat men macht
heeft over iemand, wiens beeltenis
bezit, is waarschijnlijk de oor
zaak, dat wij wel veel dierfiguren
aantreffen, maar nooit volledige men
senfiguren. Terwijl de dieren treffend
juist zijn uitgebeeld, zijn de weinige
mensenfiguren welke wij aantreffen,
slechts zeer schematisch aangegeven.
Blijkbaar wilde men aan eventuele
vijanden niet de gelegenheid geven
om macht te krijgen over de makers
van het kunstwerk.
Het schijnt dat men deze magische
ceremoniën als inleiding op jacht
partijen in stamverband hield, d.w.z.
dat de gehele stam, welke in die tijd
niet groot geweest zal zijn eraan
deelnam, onder leiding van een tove
naar, die wel dezelfde zal zijn ge
weest als de schepper van de dieren,
figuren. Volgens afbeeldingen in de
grotten werden die rituele dansen
uitgevoerd door personen, die in die
renhuiden waren gewikkeld en men
kan zich indenken hoe dat er naar
toe moet zijn gegaan. De tovenaar
danste in de huid van een beer of
bison bij fakkellicht in het duistere
om de afbeelding van- het te
jagen dier en de hele stam, verza
meld in de ruime voorhal van de
grot, keek met spanning toe of deed
mee.
ZON-VERERING.
VAN LATERE TIJD zijn Weer de
vruchtbaarheidsritussen, die vooral
naar voren kwamen, waar de stam
men overgingen tot het innemen van
vaste woonplaatsen. Dan vindt mer.
vaak allerlei losse voorwerpen terug
in de vorm van symbolen, welke
meegedragen werden of in de hutten
der gezinnen werden neergezet of
opgehangen. Onder deze symbolen
bevinden zich o.a. afbeeldingen van
de zon, een aanwijzing, 'dat ook dit
hemellichaam een bijzondere ver
ering genoot, hetgeen begrijpelijk is,
als men bedenkt dat vooral voor boe
ren de zon een buitengewoon belang
rijk verschijnsel is.
Uit hetgeen wij in deze artikelen
Foto links: De kloof van Valltorta in
Spanje, een welhaast ontoegankelijke
vindplaats van prae-historische ja
gerskunst.
IL. uit ..De Godsdienst der
Praenhistorie".
Rechts: In klei gemodelleerd bison-
paar, uit de ijstijd, gevonden in
Frankrijk.
(„De Godsdienst der Prae-historie".)
hebben verteld moge blijken, dat er
reeds zeer vroeg (1 millioen jaar ge
leden) mensen- op aarde hebben ge
leefd, die geen tussenschakel waren
tussen de tegenwoordige mens en de
apen, zoals men wel eens als postu
laat der „wetenschap" heeft beweerd,
maar redelijke wezens, die hun ver
stand gebruikten, niet alleen om
werktuigen te vervaardigen, maar
ook om zich allerlei voorstellingen te
maken over het hiernamaals en over
de hen omringende wereld. Vanzelf
sprekend is er nog zeer veel in een
ondoordringbaar duister gehuld en
stellen de vondsten ons vaak voor
raadselen, maar door geduldige ob
servatie en door gebruikmaking van
allerlei methoden van onderzoek en
door combinatie en redenering ko
men wij toch dikwijls tot een inzicht,
dat ons redelijk betrouwbaar toe
schijnt. Wellicht zullen de resultaten
van later onderzoek meer licht wer
pen over de geschiedenis der eerste
mensheid, welke nu nog ligt in de
schemer en de nevel der vervlogen
eeuwen.
Nog een bloedende beer, in de rots gegrift door de jagers van de ijstijd.
LEIDSE STRATEN EN STEGEN
14.
woningtoestanden daar verre van
rooskleurig zijn, hetgeen wij volmon
dig willen toegeven, maar daarmee
blijft het voor ons toch een gezellige
steeg. Want woont er niet onze
vriend, de orgeldraaier Mink, die als
laatste der zeven orgeldraaiers in de
Mirakelsteeg een beetje kleur aan
het stadsleven geeft, dat wij voor
geen geld zouden willen missen?
„Vroeger was het hier gezellig", ver
telt ons een Mirakelsteeg-bewoner,
„toen er nog zeven orgels waren cn
ze soms allemaal tegelijk speelden,
natuurlijk ieder een 'ander liedje!"
„Maar het is niet lonend meer",
zegt Mink. „De mensen maken er
zich met een cënt van af, de enkele
goeden niet te na gesproken".
Waar de Mirakelsteeg-bewoners
dan nu van leven? Er wonen enige
lorren-kopers en de anderen doen
zo'n beetje los werk. Wanneer de
groente-campagne bij Tieleman en
Dros in volle gang is, kan men bijna
huis aan huis de groente-schoon
maaksters op straat zien zitten, met
zakken grote bonen, prinsessebonen
e.d. voor zich. Het is geen rijke ver
dienste, maar wie er een beetje vaart
achter zet, kan er toc-h een behoor
lijke cent mee verdienen.
Er is nog een andere verklaring
voor de naam Mirakelsteeg, die we
onze lezers niet willen onthouden,
al is er geen historicus te vinden, die
er niet met een glimlachend schou
der-ophalen aan voorbij gaat. In de
Mirakelsteeg, zo wil het verhaal,
werd de eerste Leidenaar zonder
„kletskop" geboren. Voor het geval
U niet weten mocht, wat een klets
kop is, mogen we verwijzen naar de
omschrijving, die een Mirakelsteeg-
bewoonster ons gaf: een „zeer hofie".
Duidelijk?
(Foto: „De Leidse Courant")
(In verband met de vacantie zal
het eerstvolgende artikel in deze se
rie pas verschijnen in ons blad van
Zaterdag 23 Augustus.)
|"\E NEVELEN der historie zullen
U wel altijd blijven sluimeren om
Ihet mirakel, dat heet plaatsgehad te
hebben in de St. Annasteeg, die later
werd omgedoopt in Mirakelsteeg. In
oude kronieken leest men over het
rampjaar 1315, toen hongersnood de
stad teisterde: „Veel van de arme
luden aten der doder stinckender
beesten vleisch al rawe ende aten
oec mee 't gras van den velde". In
dat jaar moet er in die steeg een
vrouw gewoond hebben, die een
gerstebrood bemachtigd had. Het ge
zin at de eerste helft op en bewaar
de de rest voor de volgende dag. Een
buurvrouw echter had bemerkt dat
er naast haar brood gegeten was, en
vroeg om een stukje. Bij hoog en
laag bezwoer de vrouw, dat zij geen
brood in huis had en dat, indien zij
onwaarheid sprak, het brood in steen
veranderen mocht. Toen zij de vol
gende dag de rest van het brood uit
de kast wilde halen, bleek dit inder
daad in steen veranderd te zijn.
Wat is er var. waar? Omstreeks
de 16e eeuw moet er in de Pieters
kerk een steen gehangen hebben,
die de vorm had van een half brood.
De steen verdween in handen van
eeuw weer op in het Amsterdamse
museum „De Amstelkring". Enige
jaren geleden werd dit museum
(Onze Lieve Heer op Zolder) opge
heven (het is thans weer in ere her
steld) en kwam de steen naar Lei
den, waar zij thans in De Lakenhal
wordt bewaard, hangend aan zilve
ren beugels. Is dit de steen, die in
de Pieterskerk gehangen heeft? En
was dat de steen, die uit de Mira
kelsteeg kwam? Vragen, waarop
geen definitief antwoord te g ;ven is.
Er zijn van dit mirakel verschillende
studies gemaakt, doch naar ons we
ten is men nooit tot een wetenschap
pelijk verantwoorde reconstructie
gekomen.
Hoe het ook zij, Leiden heeft een
Mirakelsteeg, een eigenaardige naam,
waarmede de bewoners helemaal
niet tevreden zijn, getuige het ver
zoek in 1942 aan de Gemeenteraad
om naamsverandering. Maar even
min als bij Kijfgracht en Pesthuis
laan voelde de Raad er iets voor. zo
dat het Mirakelsteeg gebleven is.
De Mirakelsteeg, die loopt van
Oude Vest naar Clarasteeg, is een
van de gezelligste stegen, die wij
kennen. Nu kan ieder sociaal-voe
verzamelaars en duikte in de 18e lend mens direct opmerken, dat de
Zo 'n oom hebben
De 79-jarige filantroop Cock
Claud Foster heeft Maandag
avond bijna vier millioen dollar
veggegeven en meegedeeld, dat
lij zich in een huis van vier ka
mers zal terugtrekken. Het geld
iaat voor het grootste deel naar
15 zieken- en weeshuizen te
Cleveland.
ZATERDAG 26 JULI 1952
DE LEIDSE COURANT
iWEEDE BLAD PAGINA 1