In de schemering der eerste mensheid De aarde was nog woest en ledig De mens zwermt uit in een nieuwe wereld LEERSCHOOL VAN DE SPADE Marshall-plan gaat over in U.S.A. Uniek hulpprogramma loopt ten einde De Kijfgracht moet haar naam wel te banken hebben aan kijvende bewoners ZATERDAG 28 JUNI 1952 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 Blootgelegde prae-historische aardlagen. Men ziet de verschillende lagen duidelijk afgetekend. De grillige lijn is veroorzaakt door stuwing van land- gletschers in de Ijstijd. (Foto uit „Nederland in de IJstijd".) JN DEN BEGINNE SCHIEP GOD HEMEL EN AARDE. Dat staat in de Bijbel, de eerste regel van het boek Genesis. Een zin als een rotsblok, zwaar van inhoud en betekenis, die visioenen oproept van Gods scheppende almacht, met één majestueus gebaar tot aanzien en leven wekkend al wat er wentelt in het heelal, de aarde met haar zeeën en bergen en alles wat ei' op en er onder is. Zo had het ook inderdaad gebeurd kunnen zijn; God had alles kant en klaar kunnen maken en onze verbeelding heeft de Schepper vaak zo afgebeeld. Maar in de laatste tientallen jaren is het tot ons door gedrongen dat Mozes zijn tijdgenoten en ons geen college in de palaeonto- logie heeft willen geven en dat de Schepper zijn heerlijkheid op minder spectaculaire wijze heeft getoond. Hij heeft de aarde laten groeien, langzaam en geleidelijk. Dachten wij vroeger, dat het ontstaan van de wereld zo onge veer 6000 jaar geleden moest worden gedateerd op grond van een wat al te simplistisch rekensommetje, thans v/eet de wetenschap ons te vertellen en daaraan wordt niet meer getwijfeld dat de aai'de veel en veel ouder moet zijn. Zelfs de mens zwerft veel langer rond op de wereld, ofschoon de mens toch èn volgens de getuigenis van de H. Schrift èn volgens alle ont dekkingen van de wetenschap het sluitstuk is van Gods schepping. Sporen van de mens heeft men reeds gevonden uit een tijd, welke tienduizend reuwen achter ons moet liggen, nl. uit het begin van het jongste ijstijdvak. "En het merkwaardigste is, dat in die schemerige oudheid de mens ontdekt wordt als mens, als redelijk wezen, niet als een soort dier op twee benen bodem zakken, waar zij o.a. krijtrot sen vormden; andere primitieve dier tjes maakten koraalrotsen. Op het land ontstonden mossen en varens, later struiken en bomen; ook zij stierven af en zonken in de bodem; waar zij overgingen tot verkoling. Zo ontstonden veenlagen, bruinkool eri tenslotte steenkool. MILLIOENEN JAREN. Op die manier het is maar een globale aanduiding werd de aarde opgebouwd in de loop van millioenen jaren. Het werd een soort toverbal, gevormd uit verschillende laagjes, met dit verschil, dat het proces niet overal gelijk verliep en aardverschui vingen en erupties de lagen soms vreemd door elkaar schoven. Wanneer men het verloop van za ken echter geduldig bestudeert en diepe insnijdingen maakt in de aard korst, kan men de diverse aardlagen niet alleen duidelijk onderscheiden, maar ook nagaan, wanneer en hoe ze gevormd moeten zijn. Hoe de geleerden dat allemaal kun- i nen nagaan, zullen we in het midden laten. Het zijn dikwijls nog gissin- gen en schattingen, waarbij het op j een paar millioen jaren meer of min der niet aankomt. De mist der vervlogen eeuwen Wanneer wij onze lezers de mens willen laten zien, zoals hij met veel moeite is te onderscheiden door de mist van zovele vervlogen eeuwen, wanneer wij de „oer-mens" willen reconstueren en willen nagaan, hoe zijn mentaliteit moet zijn geweest, zijn verhouding tot z'n evenmens en tot het hiernamaals, is het noodzake lijk eerst iets te vertellen van de aarde zelf. Want de oer-mens Heeft geleefd op de aarde en is verzonken in de aarde; de aarde heeft de ge heimen van hem meegenomen en staat ze na zoveel eeuwen slechts on gaarne weer af. Het is nog niet zo lang geleden, dat wij tevreden waren met hetgeen wij aan oude handschriften hadden gevonden. Met de gebeurtenissen, welke op schrift gesteld waren, be gon voor ons de geschiedenis; al het andere was prae-historie, vóór-ge schiedenis en daarvan wisten we niets en konden wij niets weten. Maar in de latere jaren zijn wij gaan snuffe len in de bodem en daarin hebben wij sporen gevonden, wier betekenis wij langzamerhand zijn gaan begrijpen. De aarde is nl. niet in eens ont staan, maar langzaam gegroeid. Heel lang geleden moet de aarde een hoopje gloeiend gas geweest zijn, af gesplitst van de zonne-massa, welk hoopje (omdat het betrekkelijk klein was) snel afkoelde en vast werd. Van-zelfsprekend koelde de vaste brei aan de oppervlakte het meest af en ontstond daar een korst, welke door inkrimping en door uitbarstingen vanuit het binnenste der aarde on effenheden ging vertonen in de vorm van rimpelgebergten, plooiïngsge- bergten en rotsen. STEEN, ZAND EN KLEI. De oudste aardlagen zijn dam ook de gesteenten. In die dagen was de aarde nog „woest en ledig". Maar de wateren kwamen en slepen de rotsen en de steen klompen af en voerden het slijpsel met zich mee, dat zich afzette waar het tot rust kwam; zo ontstond klei en kleileem. Rivieren voerden de korrels van verweerde en vergruizelde rotsblokken mee en waar ze bezonken vormden zich zandlagen. De zee overstroomden het land en liet het bezinksel van haar bodem achter in de vorm van zand en zeeklei; duizenden en duizenden schelpdiertjes krioelden in het water, stierven en lie ten hun schelpjes op de en nacht doorgaat met z'm schietpar tij, dat lange tijd volhouden, maar de voorraad kogels is niet onuitput telijk; eens moet er een eind aan ko men. Dat gebeurt dan ook en wat er dan van het radium overblijft is een zielig hoopje lood. Nu weet men hoe lang een gram radium er over doet om een dood hoopje lood te worden en als men dus ergens een hoeveelheid lood aantreft is het te berekenen, hoe lang het radium of het uranium, dat daar eens geweest moet zijn, erover gedaan heeft om zo'n hoeveelheid lood te fabriceren. De aanwezigheid van lood werkt dus zo ongeveer als een zandloper. Wanneer een zandloper bijv. een half uur nodig heeft om het zand van z'n bovenste helft te laten weglopen in de onderste helft, en de zandloper wordt omgekeerd, dan weet men, men na enige tijd terug keert en ziet dat de loper van boven leeggelopen is, dat men minstens een half uur weggebleven is. Zo kunnen de berekeningen der natuurkundigen ook aantonen, dat een aardlaag, waarin lood wordt aan getroffen, op z'n minst een zeker aantal eeuwen oud moet zijn. Daar het hier om grootheden van mil lioenen jaren gaat, komt het er niet zó precies op aan, maar wij krijgen dan toch wel een indruk van de oud heid van de aarde. Zo berekent men bijv. dat de eer ste sporem van leven (plantaardig en dierlijk leven) er op wijzen, dat er reeds een milliard jaren leven op aarde moet zijn geweest. Dat is 10 millioen eeuwen geleden-. Kunt u zich dat indenken? WAT EEN TIJD! Wanneer twee mensen hun zilve ren bruiloft vieren, kijken zij elkan der aan en zeggen tegen elkaar: „Wat 'n tijd zijn we al bij elkaar! En wat is er veel gebeurd in die tijd". Een periode van vijftig jaar kan een mens ook nog overzien, maar van wat er honderd jaar geleden ge beurde heeft hij al geen heugenis meer, uit eigen beschouwing vanzelf sprekend niet, maar ook niet meer uit verhalen van zijn grootvader. Men kan de grote gebeurtenissen opgetekend vinden in oude boeken, maar de tijd zelf en de tijdsomstan digheden zijn ons na een eeuw vreemd geworden; wij kunnen ons slechts met moeite inleven in een tijd van één, twee, of drie eeuwen geleden. Een tijdperk van duizend scheen toen de zon zoals nu en leefden er mensen en dieren, groei den er bomen en klotste de zee aan het strand. De aarde was toen reeds duizenden en duizenden jaren be woond. Wij tasten als blinden rond ini die oeroude wereld en zo nu en dan vin den wij een klein lichtpuntje als een glimwormpje, een overblijfsel uit over-oude tijden, zorgvuldig bewaard in afgesloten aardlagen of in spelon ken, waarin eeuwenlang geen zonne straal doordrong. En bij dit spaarza me glimlicht zien wij iets schemeren en na veel gissen en vergelijken en redeneren beginnen wij iets al is het maar o zo weinig te begrijpen van hetgeen er zich moet hebben af gespeeld duizenden eeuwen her. HET USTIJDVAK. In een volgend artikel zullen wij u iets vertellen van de ijstijd, die merkwaardige periode uit dc prae- historie, waarvan de mensheid geen Eland, die in de IJstijd in ons land leefde. Duizenden jaren geleden leefde hier deze olifant. heugenis meer heeft. Zelfs in heel oude verhalen deze kunnen soms een buitengewoon taai leven hebben vindt men geen sporen terug uit de tijd, toen half Europa, ook een stuk van Nederland, bedekt was met een kap van ijs en zwaarbehaarde dieren als mammoeten (een soort olifant), beren en rendieren rond zwierven over besneeuwde en bevro ren vlakten. Toen moeten- de mensen zich huiverend hebben teruggetrok ken in holen en spelonken en ten slotte geëmigreerd zijn naar Zuide lijker streken. Wie weet, hoevelen er toen zijni omgekomen. Omdat deze ijsperiode een belang rijke rol speelt in de geschiedenis der eerste mensen, wier sporen men heeft gevonden (hetgeen niet het zelfde is als: de eerste mens, die God geschapen heeft, want de allereerste mens moet nog veel ouder zijn dan degenen, wier sporen men heeft ge vonden) zullen wij daar de vol gende keer nader mee kennis ma ken. Achladokampos en vele andere Griekse dorpen genieten thans van jaar geleden is ons helemaal duister een goede watervoorziening. De Hoog- geworden, niettegenstaande ons toch nog veel is overgeleverd uit oude handschriften. Maar tienduizend jaar geleden is een tijd, waarover de zwartste duisternis hangt. En toch ovens te IJmuiden worden uitge breid met een walserij. In Frankrijk en Oostenrijk zijn machtige electri- sche centrales gebouwd en in het ha ventje van het Italiaanse eiland Lam- pedusa heeft een modern uitgeruste j Van links naar rechts: Het Kanaal vissersvloot zijn ligplaats. Deze en van Korinthc, die de Golf van Ko- talloze andere projecten zijn uitge- rinthe verbindt met de Aegaeische voerd mede met financiële steun van Zee, werd door de Duitsers vernield, het Marshall Plan, dat op 30 Juni van Met buitenlandse hulp hebben de Grieken het weer bevaarbaar ge maakt. dit jaar ophoudt te bestaan. (Zie vervolg Pag. 2, 2de blad). Eén van de methoden, waarmee men een bstrekkelijk betrouwbare tijdberekening kan maken, zullen wij even vermelden. U kent radium wel en uranium en dergelijke ge vaarlijke metalen, die bepaalde deel tjes uitschieten, wat men radio-acti viteit noemt. In afgepaste hoeveel heden toegelaten kan een dergelijke beschieting nuttig aangewend wor den in de geneeskunde, maar als men er onvoorzichtig mee omgaat heeft zo'n bombardement een funeste uitwerking op het weefsel van het menselijk lichaam. Nu kan zo'n stukje radium, dat dag LEIDSE STRATEN EN STEGEN 10 niets over geschreven heb, is het ook niet bekend. U kunt hier in het ar chief wel gaan zoeken, maar dat heeft weinig zin. Neen. ik kan er geen andere verklaring voor geven, dan dat aan die gracht vroeger men sen gewoond hebben, die'nogal kijf- zuchtig waren! Er is trouwens nog een dergelijke naam in Leiden, de Kijfhoek, Welke naam tot aan het be gin van deze eeuw gebruikt werd voor de Hoefstraat. Ook hiervoor is geen verklaring te geven, behalve na tuurlijk weer de veronderstelling, dat er vroeger kijvende mensen gewoond hebben „Ik weet niet hoe het hier vroeger was", verklaarde ons een juffrouw aan de Kijfgracht. Maar het is hier een nette gracht met nette mensen, waar niet gekeven wordt, 'k Vind het trouwens maar een nare naam, voor al als je in de stad bent en je moet ergens je adres opgeven. Als je zegt: „Kijfgracht". kijken de mensen je aan alsof ze willen zeggen: dat is er ook eentje." De afkeer, die de bewoners voor deze naam hebben, is verklaarbaar. Reeds in 1912 richtten zij een ver- I zoek tot de Gemeenteraad om naams- I verandering, maar evenals in de kwestie Mirakelsteeg voelden de vroede vaderen er niets voor, zodat het Kijfgracht gebleven is. Het is maar een klein grachtje, lo pend van Havenkade naar Zuidsin gel, dat reeds in 1604 onder deze naam bekend was en deel uitmaakte van de oude voorstad. In 1644 werd de Kijfgracht bij de stad getrokken. Er is niet veel bijzonders te zien. Het water is er niet frisser dan in de andere Leidse grachten, hetgeen voor de kinderen overigens geen be zwaar is om, plat voorover liggend op de wal, bootjes in de gracht te la ten varen. Aan weerszijden staan gro tendeels nette huisjes en op mooie avonden ziet men er de bewoners ge zellig bij elkaar buurten voor dc open deur. Aangezien de gracht geen belang rijke functie in het waterverkeer ver vult, is het niet onmogelijk, dat nog eens ooit besloten wordt tot demping, evenals met de evenwijdig lopende Minrebroedersgracht (waaraan vroe ger inderdaad een klooster gestaan heeft) is geschied. De bewoners zou den er niet om rouwen wij ook niet, omdat er uit het oogpunt van histo risch stadsschoon niet veel aan ver loren zal gaan! (Foto: „De Leidse Courant").! De laatste hand wordt gelegd aan de nieuwe Atals Machinefabrieken bij Kopenhagen. Twee walser-staanders, samen 166 ton, bestemd voor de nieuwe walse rij van de N.V. Breeband, arriveren te IJmuiden. Van boven naar beneden: Dank zij een omvangrijk landbouwprogramma hebben de Turkse boeren de beschik king gekregen over meer moderne landbouwwerktuigen. Belangrijke bedragen zijn in Frans- Marokko o.a. besteed voor de indus trialisatie. Een nieuwe visconserven- fabriek. De Larderello-centrale, waar elec- triciteit wordt opgewekt met behulp van vulkanische stoom, werd hersteld en uitgebreid. IJET SPIJT ONS alle bewoners van hebben, die elkaar niet konden zien de Kijfgracht langs deze weg te of luchten. Ze „keven de hele dag, moeten berichten, dat wij er on-1 daarom werd dit de Kijfgracht ge- danks intensieve pogingen niet in noemd. Later zijn ze verhuisd naar geslaagd zijn te ontdekken waaraan de gracht hiernaast en zijn ze het eens de Kijfgracht haar naam te danken geworden met elkaar, vandaar dat het (of te verwijten!) heeft. We hebben daar de Minnebroedersgracht ge er ons best voor gedaan; eerst bij de noemd werd. Maar het fijne weet ik bewoners zelf. De eerste de beste juf- ei ook niet van." frouw, die we ergens in de deur za-1 „Nou, en ik heb wel eens gehoord, gen staan, maakte ons niet veel wij- maar ik wil het niet gezegd hebben, zer. „Ga maar eens naar die ouwe dat hier vroeger twee kloosters ge- Een uitgestorven elandsoort dat nier juffrouw daar", wees ze. Maar ook de staan hebben", mengde weer een an- eens liusde. wecj £en j^oed bracht ons niet veel dere juffrouw zich in het ongetwij- verder. „Vijf en tachtig jaar, meneer, I feld zeer boeiende gesprek. „Die mon- en altijd hier in de buurt gewoond;niken konden elkaar niet uitstaan en 'k ben geboren aan de overkant, aan keven de hele dag tegen elkaar." de Waardgracht. Maar hoe ze nou Veel postief resultaat leverde ons aan die naam gekomen zijnnee, k zou het je niet kunnen zeggen. Misschien in het caé hiertegenover." Wij naar het café. „Neen, meneer, •.vij zijn geen Leidenaars." Daarmede vervloog ook deze hoop, \ant als ze het in net café piet we ten, dan kun je wel ophouden. Inmiddels stond de gracht op stel ten. Uit alle huizen en huisjes kwa men mensen naar buiten, die als gold het hier een verkiezingsstunt de grote kwestie bespraken. ,,'k-Heb wel eens horen zeggen", vertelde ons weer een andere juffrouw, „dat hier heel vroeger, twee broers gewoond dit onderzoek dus niet op. Tenslotte hebben we onze toevlucht genomen tot ir. G. L Driessen, oud-directeur van Gemeentewerken. Hij schreef in 1929 het boek „Leidsche Straat namen" en heeft van dit onderwerp dus een bijzondere studie gemaakt. We troffen de thans 91-jarige oud directeur aan op het Gemeente-ar chief aan de Boisotkade, waar hij nog dagelijks belangrijk werk verricht, voorovergebogen over stoffige folian ten. „De Kijfgracht? Laat me eens den kenneen, dat weet ik niet. Staat er niets over in mijn boek? Als ik er

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1952 | | pagina 5