De nieuwe leden van de Eerste Kamer Afscheidspraatje met scheidende Minister van Financiën Lieftincks bedankje Arbeidsproductiviteit in industrie eerste kwartaal ingezakt in VRIJDAG 27 JUNI 1952 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 Een boek vol spotprenten en een belofte van terugkeer Professor mr. P. Lieftinck heeft gis termiddag in zijn laatste als Neder lands minister van Financiën gehou den persconferentie afscheid geno men van de Nederlandse parlemen taire en financiële pers en daarbij een terugblik geworpen op de afge lopen 7 jaar, waarin hij de functie van minister van Financiën heeft be kleed. Als de voor hem het meest op de voorgrond tredende punten van de thans afgesloten periode, gewaagde de minister met bijzondere waarde ring van de samenwerking in deze 7 jaren met de ministers DreeS en Mansholt en hij herdacht met wee moed de vriendschap, welke hem in die jaren had verbonden met de in zijn ambtsperiode overleden ambtge noten wijlen de ministers Huysmans, Fievez en van Maarseveen. De minister getuigde voorts, dat de samenwerking op zijn departement, ongeacht de politieke overtuiging, steeds uitstekend is geweest en prees de „sprit de corps" (het saamhorig heidsgevoel) welke op het departe ment van financiën aanwezig is. z Minister beminde de strijd. Het contact van de minister met de beide Kamers was hem steeds een zeer groot genoegen geweest en hij heeft het parlementaire werk steeds een der bloeiende kanten van zijn functie gevonden. „Parlementaire strijd, daar houd ik wel van", aldus de minister en hoe vermoeiend deze strijd ook altijd zeer speciaal voor deze bewindesman moge zijn ge weest, het heeft hem altijd geboeid, iedere keer opnieuw, als hij de vuur proef van de ontmoetingen met de volkvertegenwoordiging moest door staan. Teleurstellend voor hem, noemde de minister deze strijd niet in die gevallen, v/aarin hij het tegen de Kamer moest afleggen, doch wel op de momenten, wanneer een plotselin- gp concentratie van tegenkrachten optrad, waarachter de minister geen zakelijke, doch politieke motieven als grondslag meende te bespeuren en hij herinnerde in dit verband aan zijn jongste ontmoeting met de Eerste Kamer. Nederlands fin.-ec. positie gunstig. De taak van de minister van Fi nanciën is na de oorlog veel om vangrijker geworden, zoals het mone taire probleem met de betalingsba lans, de oorlogsschade, de subsidies, de problemen op het gebied van de financiering buiten de overheidssec tor (woningbouw, spoorwegen, N.V. Breedband enz.), verder de na-oor- logse juridisch-financiële vraagstuk ken verband houdende met het rechtsherstel. Dienaangaande deelde de minister nog mede, dat hij nog voor zijn ver trek enige nota's aan de Kamer hoopt over te leggen over het op verschil lende punten gevoerde beleid. Wat de huidige financieel-econo- mische positie van ons land betreft meende de minister te mogen vast stellen, dat het binnenlandse mone taire evenwicht wel als hersteld mag worden beschouwd en dat de beta- lingsbalanspositie thans veel gunsti ger is, dan men enkele iaren geleden had durven hopen of dromen. Het dollarprobleem blijft echter voor Nederland even onoplosbaar als dit voor de andere Europese landen het geval is. Een plan van jaren. Omtrent zijn besluit om nu af te treden, deelde de minister mede, dat hij reeds ongeveer 2 jaar geleden een sterke neiging' had gehad heen te gaan. Hij heeft zich toen ondanks persoonlijke bezwaren laten overre den aan te blijven, doch had daaraan toen de voorwaarde verbonden, dat hij niet gehouden zou zijn in het ka binet te blijven tot de verkiezingen van 1952. Tenslotte is hij nog tot het einde toe gebleven, waardoor vplgens de verklaringen van de minister, een aantal nog hangende vraagstukken zover is gevorderd, dat hij deze met een gerust hart aan zijn opvolger meent te kunnen overlaten. Turkse plannen. Nu de minister afgetreden is krijgt hij zoals hij zeide de gelegenheid om afstand te kunnen nemen van de in. Nederland bestaande vraagstuk ken en is voor hem een periode van rustige bezinning mogelijk gewor den, waaraan hij dringend behoefte heeft. De minister meent in Turkije als speciale vertegenwoordiger van de wereldbank nuttig werk te kun nen doen, waarbij hij vooral het be lang van de economische ontwikke ling van Turkije voor de gehele we reld, als het aspect noemde, dat hem bij het aanvaarden van deze functie bijzonder heeft aangetrokken. n Zorgelijke Benelux. Tenslotte heeft de minister nog zijn visie gegeven op de toekomst van de Benelux. De minister zeide hierte genover niet zonder vertrouwen te staan; doch wees er op, dat nog veel vraagstukken moeten worden opge lost voordat het zover is, vooral op het gebied van de financieel-economi- sche samenwerking in West-Europa. Zelfs bij de gunstige interne voor waarden zal volgens de minister zon der gunstige externe voorwaarden geen economische Benelux Unie mo gelijk zijn, waarbij de minister spe ciaal wilde wijzen op het probleem van de omwisselbaarheid der valuta. Minister Lieftinck sprak als zijn mening uit, dat men zich niet moet voorstellen, dat op korte termijn wat de interne factoren betreft, perspec tieven bestaan voor het verwezenlij ken van de volledige Unie, doch wel op lange termijn. Scherp maar sportief. Niet zonder trots toonde de schei dende minister aan de aanwezige journalisten de door hem aangelegde collectie van spotprenten en andere vormen, waarin hij in de afgelopen 7 jaren werd gehekeld, welke col lectie twee zeer lijvige boekdelen omvat. Wat de veelvuldig op hem geoefende critiek betreft zeide de minister, dat hij deze critiek altijd heeft gewaardeerd, als de gezonde uiting van democratie, waarbij hij wat de in de pers tegen zijn persoon gerichte critiek betreft het steeds bijzonder heeft gewaardeerd dat deze critiek, hoe scherp soms ook, toch steeds binnen de grenzen is gebleven. „Hier is ik weer". Voorts vroeg men de aftredende minister van Financiën: „Spijt het u niet, na zo'n davei-ende verkiezings uitslag weg te gaan?" En prof Lieftinck antwoordde daarop (na enig nadenken): „Ik ver dwijn maar voor een poosje, ik kom terug, dat staat, menselijkerwijze ge sproken, wel vast." PROF. LIEFTINCK NIET IN EERSTE KAMER. Prof. Lieftinck, die in Turkije voor de Wereldbank een opdacht gaat vervullen, zal zijn benoeming tot lid van de Eerste Kamer niet aanvaar den. In zijn plaats zal nu worden aange wezen de heer J. van Tilburg te Rot terdam. De heer Van Tilburg, die thans wethouder en tevens waarne mend burgemeester is van de gé- meente Rotterdam, heeft verklaard, zijn benoeming aan te nemen. Nadat door ons reeds vóór de ver-, kiezingen een kaars voor minister Lieftinck was opgestoken, mogen we bij zijn heengaan deze vrome taak overlaten aan „De Tijd" en „De Maasbode". Uit „De Tijd": Wanneer men dit ^lles over denkt, dan moet meni op dit mo ment inzonderheid dank weten aan minister Lieftinck, die voor zover het gegeven is iets vooraf te weten, de Kneuterdijk voorgoed verlaat. Hij heeft zeven jaar het aller zwaarste departement beheerd, stormen van critiek moeten verdra gen en dat niet alleen: hij heeft ook verguizingen verduurd, die alle perken van het fatsoen te bui ten gingen. Een groot gedeelte van het beleid door alle rua-oorlogsc ka binetten gevoerd, komt op zijn re kening, en er is, natuurlijk op een beleid in zulke tijdsomstandigheden gevoerd, ook ernstige zakelijke cri tiek mogelijk. Dat is allemaal tot daaraan toe, en het zal dan ook aan zijn opvolger zijn om de on vermijdelijke zwakke punten in dat beleid te verbeteren. Wij gelo ven niiet, dat minister Lieftinck een doctrinair socialist is, wat som migen van hem denken. Hij heeft veeleer, man met een sterk sociaal instinct als hij is, een poging ge daan om een onvermijdelijke evo lutie in redelijke banen te leiden, zoals hij dat zag van zijn theotfe- tisch financieel standpunt uit. In zijn samenspel met minister v. d. Brink is hij voor rede vatbaar ge bleken, evenals in zijn samenwer king met de Kamer, daar soms wel voor bijzonder teleurstellende rede. De critiek op minister Lieftinck is gaandeweg kalmer geworden. Hij blijkt het land niet naar de af grond gereden te hebben. Hij heeft een aantal dingen gedaan, die fun damenteel zijn geworden voor de structuur van de volkshuishouding, en die ook zijn aanvaard. Prof. Lieftinck's heengaan sluit een pe riode af. Moge het land een niiet minder capabel opvolger krijgen. In „De Maasbode" schrijft de par lementaire redacteur (F(rans) S(chneiders): De geschiedenis zal over zijn be leid oordelen. En dit oordeel zal waarschijnlijk steeds gunstiger worden naarmate de tijd zal voort schrijden. Want eerst na jaren zal men kunnen beseffen hoeveel deze bewindsman voor ons land heeft betekend. De geschiedenis zal ze ker van hem getuigen, dat hij niet alleen de ijverigste minister van fi nanciën is geweest, maar zeker ook een van de bekwaamste. Hij was een man met een groot verantwoor delijkheidsgevoel, met een helder inzicht en een grote werkkracht; een man, die niet alleen de grote lijn in het oog hield, maar ook de details kende als geen ander. Het koni niet anders of in deze bewo gen tijd moest zijn beleid wel het stempel drukken op het hele kabi net. Zelfs zijn tegenstanders zullen hem een eresaluut moeten brengen nu hij heengaat. OmzelLn in binnenland teruggelopen De arbeidsproductiviteit in de in-1 dustrie, die in het laatste kwartaal van 1951 met een sprong omhoog was gegaan, zodat per arbeider bij na net zoveel werd voortgebracht als voor de oorlog, is in het eerste kwar taal van 1952 weer ingezakt. De pro ductie per werknemer in de indu strie gedurende Januari/Maart wordt door het Centraal Bureau voor de statistiek berekend op 96% van het vooroorlogse peil tegen 99% in October/December 1951. Daarme de is het cijfer gekomen op hetzelfde niveau als in het eerste kwartaal van het vorig jaar. De gemiddelde arbeidsproductiviteit over het gehe le jaar 1951 berekend was 95% te gen 93% in 1950, 88% in 1949 en 83% in 1948. Deze uitkomst werd berekend aan de hand van het indexcijfer der in dustriële productie, dat voor het eerste kwartaal 144 bedroeg (1938 100) tegen 149 in het vierde kwar taal van 1951, alsook op basis van de personeelsbezetting in de indu strie, welke precies anderhalf maal zo groot was als voor de oorlog, te gen 151= in October/December 1951. De gemiddelde industriële pro ductie beliep in 1951 145, in 1950 139, in 1949 126 en in 1948 113. De cijfers voor de gemiddelde perso neelsbezetting in de industrie luid den resp. 154, 150, 144 en 137. De personeelssterkte in de indu strie bedroeg in het eerste kwartaal in 10.402 (v. kw. 10.423) onderne mingen 858.535 (858.183) personen, onder wie 151.816 (152.702) vrouwen. Van hen waren 711.699 (713.641) ar beiders, van wie 119.399 (120.704) vrouwen en 146.836 (144.542) ove rig personeel van wie 32.417 (31.998) vrouwen. De omzet van de industrie is in het eerste kwartaal aanmerkelijk afge nomen, waarbij het opvalt, dat de achteruitgang voornamelijk op een vermindering van de omzet in het binnenland betrekking heeft. De to tale omzet bedroeg 4.469.327.000 tegen 4.732.474.000, w.v. naar het binnenland 3.247.857.000 tegen 3.472.278.000 en naar het buitenland 1.221.470.000 tegen 1.260.196.000. jhr. mr. Ruys E. M. J. A. Sassen Mr. Steinkühler Mr. Teulings Dr. Velthoven Ir. H. J. M. Verhey Mr. Witteman G. Cammelbeeck H. J. de Dreu J. L. Hoogland de Beerenbrouck

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1952 | | pagina 7