Baron van Münchhausen vertelt enkele zonderlinge avonturen LIEGEN VOOR DE GEZELLIGHEID De bijenhoeder van de sultan maakte 'n reisje naar de maan Hoofdinspecteur D. v.d. Wal zoekt meer Reserve-politie Onsterfelijke Pickwick in Hollands gewaad ZATERDAG 1 MAART 1952 DE LE1DSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 fc-j—ü ALLE FIGUREN VAN DICKENS GAAN HERLEVEN Sam Weller bleek 'n goudmijntje r\R VERMAARDE ENGELSE SCHRIJVER Charles Dickens is een geburen verteller; hij is al meer dan 80 jaar dood en nog altijd horen wij hem gaarne vertellen in zijn boeken. Vele literators, die nog geboren moesten worden toen Dickens stierf, zijn reeds vergeten en hun boeken staan op de planken der boekenkasten, niemand leest ze meer. Maar Dickens leest men wel en graag ook, want hij leefde niet in een ivoren toren, waarheen hij zijn lezers moeizaam naar zich omhoog liet klimmen, maar hij zat midden onder hen. Hij kende uit ervaring al de toestanden in Londen, welke hij zo meesterlijk wist te beschrijven, hjj schilderde met kleuren, welke een ieder aanspreken de booswichten krijgen de straf, welke hun toekomt en de brave lieden eindigen in de bevredigende genoegens van een gemakkelijke stoel en een zon vergulde levensavond; hij tekende raak met markante cou- touren, zwarte schurken en engelachtige meisjes, hij wist de snaren van de volksziel te raken, was nooit al te diepzinnig, maar trof juist de toon, welke aansloeg, en dit vooral hij bezat die milde humor, welke door alle ellende heen straalt en het lezen van zijn boeken tot een genot maakt Dat hij zo'n direct contact had met zijn lezersvolk, dankt hij behalve aan zijn talent, ook aan het feit, dat hij zijn werken publiceerde in afleveringen van tijdschriften, waardoor hij al schrijvende de reactie van het publiek kon beluisteren en soms in staat was de opzet van zijn roman een andere wen ding te geven, een figuur in te lassen of een ander geruisloos te laten verdwijnen. PICKWICK BRACHT DE VICTORIE F EN VOORBEELD VAN DIT *-■ laatste het uitwerken van een bepaalde figuur, welke bleek in te j slaan vindt men in de Pickwick Papers, of zoals de titel officieel luidt: ,De nagelaten papieren van de Pickwick Club". Met de „Pick wick" is de nieuwe vertaling, wel ke Het Spectrum brengt van de ge zamenlijke werken van Dickens, be gonnen, niet alleen omdat dit boek in chronologische volgorde een der eerste grote werken van Dickens is, maar ook omdat met de „Pickwick" de roem van de schrijver met één slag werd gevestigd. Met de Pick wick Papers begon de victorie en de Pickwick Papers zijn altijd het meest populair gebleven van alle werken van de gevierde schrijver. Het was niet alleen de humor, welke dit werk kenmerkt, niet al leen de satyre, welke het boek meer tot een klucht dan tot een serieus werk stempelde, waardoor het zijn faam verwierf; het was grotendeels het aandeel van Sam Weller. Wie Sam Weller was? Eigenlijk een schoenpoetser in de herberg „Het Witte Hert", maar £en echte Londense volksjongen met die on vervalste sappige humor, welke men dikwijls onder het volk van een grote stad kan aantreffen. Pick wick, de grote man, de man van de r\E gezamenlijke werken van Dickens worden, zoals onze lezers kunnen weten, thans in een Nederlandse vertaling uit gegeven door de Uitgeversmij. „Het Spectrum" te Utrecht. Zij zullen regelmatig in de beken de goedkope uitgave van de Prisma-boeken uitkomen en het eerst verschenen deeltje is de eerste helft van de onsterfelijke Pickwick Papers, oftewel „De nagelaten papieren der Pick wick Club". Deze uitgave van alle werken van de populaire Engelse verteller Charles Dic kens is een daad van waarlijk/ cultuur-historische betekenis voor Nederland en dat „Het Spectrum" als inzet de „Pick wick Papers" heeft gekozen is niet zonder reden. Door deze grappige vertelling is Dickens beroemd geworden. De serie van Dickens-vertalingen zal even eens populair worden door Pickwick. Wij stellen ons voor, om telkens als er een nieuw deel verschijnt, er een bespre king aan te wijden. Het maken van punch was in Dickens' tijd een graag beoefende kunst. befaamde „Stekelbaarzen-theorie", maakte kennis met hem, toen hij op één van zijn verre reizen (in de omtrek van Londen) de herberg be trad in gezelschap van de advocaat Perker. „Aardig druk, hè?" vroeg het kleine mannetje. (Dat was Perker). „O, dat gaat best, meneer", ant woordde Sam, „we gaan niet bank roet en we worden niet schatrijk. Wij eten onze schapenbout, maar zonder de kappertjes, en we geven niet om rammenas als we biefstuk kunnen krijgen". „Aha", sprak het mannetje, „je bent een grappenmaker, geloof ik'. „Mijn oudste broer was met die kwaal behept", zei Sam, „misschien is het besmettelijk geweest ik sliep met 'm samen". ,,'n Merkwaardig oud huis hier", hernam de kleine man om zich heen kykend. „Als u van te voren had geschre ven dat u kwam, hadden we 't wat laten opknappen", antwoordde de onverstoorbare Sam. SAM BLEEF BU DE HAND Onder zulke omstandigheden maak te de dikke heer Pickwick kennis met de kwinkslagen en de gevatte antwoorden van Sam Weller en zij bevielen hem zo goed, dat hij hem in dienst nam. Dat wil zeggen: de le zers amuseerden zich zodanig met Sam. dat Dickens besloot hem door Pickwick in dienst te laten nemen, wat twee voordelen had: ten eerste was Sam dan altijd bij de hand om zijn volkshumor te spuien als de si tuatie dat nodig maakte, en ten tweede kon hij die merkwaardige grote geest Pickwick uit de nesten helpen telkens als deze zich weer eens in moeilijkheden had gewerkt. En dat gebeurde nog al eens. Het is overigens wel eigenaardig wat al avon' ren een zo goedmoedig man, als F kwiek was, kon beleven in een beschaafd land een goede eeuw geleden. Het zijn allemaal avontu ren, welke wij zelf ook zouden kun nen beleven, als wij net als Pickwick maar de vaardigheid hadden om ze te vinden en erin te lopen Maar wij zouden dan ook over een vertellerstalent als van Dickens moeten beschikken, om die avon turen zo smakelijk op te dissen, dat zij die van de onvergetelijke Pick wick evenaren konden. Zolang dat niet het geval is, doen wij beter Dickens te laten vertel len en zelf te genieten van hetgeen hij anderen liet beleven. Dickens in zijn latere tijd. yEGT U NU NIET na het lezen van dit artikel: „Bah wat een leugenaar!" Want dat „bah" hoort er helemaal niet bij. Onwaarheid spre ken is een eigenschap, waar we alle maal min of meer mee behept zijn. Gelukkig maar! En begint u nu niet direct met dat grote woord „liegen" te schermen, want zo erg is het ook weer niet. Neen, u moet zich voorstellen, dat u op een heerlijke Zondagmiddag met uw vrouw aan de thee zit. De klok tik-takt haar gezelligste melodietje en alles is even knus tot langs het venster dat silhouet glijdt, waarin u eel bijna vergeten kennis meent te ontwaren. En ja hoor! „Tringggggggzegt de bel en u zegt: „Wel verdraaid, daar heb je die ouwe zeurkous." Die laatste opmerking is alleen voor uw vrouw bedoeld, want even later klinkt aan de deur uw opge wekte stem: „Hallo, die Piet! Hoe gaat het ermee kerel? Leuk de je aankomt!" Voor de gezelligheid. Kijk, dat is nu liegen op een ba sis van naastenliefde. Stelt u voor, wat Piet gedaan zou hebben, indien hij de waarheid l.ad vernomen. Hij was weggerend en had zich waar schijnlijk aan de alcohol verslin gerd. En zo is het ook met de baron van Münchhausen, die gewoon voor de gezelligheid liegt. Of zou het waar zijn, wat hij vertelt over de koppel eenden, welke hij ving, hoewel hij zijn geweer vergeten had? ~,Toen viel het mij in, dat ik in mijn knapzak nog een stuk spek had en een eindje touw. Ik maakte het spek vast aan het touw en wierp het als lokaas in het water, terwijl ik zelf infehet riet wegkroop. Het duur de niet lang, of tot mijn groot ge noegen zag ik, dat een eend het op pikte en doorslokte. De andere kwa men op haar beurt aanzwemmen en, dank zij de vetheid van het spek, had mijn lokaas spoedig de hele reis door de eend volbracht en viel er aan haar achterkant uit, waarbij bleek, dat het touwtje er nog steeds aan vast zat. En zo ging het spek door alle eendenmagen, zodat deze vogels tenslotte als paarlen aan een snoer waren. Met innig genoegen maakte ik mij meester van mijn vangst, bond het touw enige malen om mijn lichaam ei. keerde huis waarts. De eenden waren echter al len levend en bekwamen langzamer hand van haar perste verbijstering. Zij begonnen met de vleugels te slaan en mij van de grond te tillen. Ieder ander dan ik zou in verlegenheid zijn geraakt, maar ik deed met deze om standigheden mijn voordeel. Ik liet mij optrekken en maakte van de panden van mijn jas een gebruik, of het roeispanen waren. Al sturende was ik weldra boven mijn woning. Nu was het zaak om naar beneden Bil BEKENDE LEIDENflflRS te komen. Een voor een draaide ik de eenden toen de nek om en daalde op die wijze door de schoorsteen naar beneden tot grote verbazing van mijn kok, die mij in de haard zag tuimelen, welk; gelukkig niet heet was. Avontuur op het slagveld. De baron van Münchhausen was, zoals u wel vermoedt zult hebben, een Duitser. Vanzelfsprekend heeft hij dus bij gelegenheid wel eens aan een oorlog deelgenomen. In zijn dag boek vertelt hij van de inname van de stad Oszakow gedurende de pe riode, dat hij aan de zijde van de Russen tegen de Turken streed, „Daar mijn paard buitengewoon snel liep, had ik het eerst de vijand bereikt, en daar ik zag, dat deze door de andere poort weder de stad ontvluchtte, achtte ik het geraden om op de markt stil te houden en mijne manschappen daar te verzame len. Stelt u zich echter mijn verba zing voor, toer Ik zelfs geen trom petter bij mij zag. Nochtans besloot ik mijn paard eerst te laten drinken. Het dronk zonder ophouden en zonder dat het zijn dorst scheen to lessen. Al spoe dig werd mij dit raadsel opgelost, toen ik omkeek, wat meent ge, dat ik toen zag?Geheel het achter- gedeêlte van mijn paard was ver dwenen; het was afgesneden als door een mes ^n het water liep er even snel uit als het er in kwam. Een huzaar, die een poosje later kwam opdagen, vertelde, dat men toen ik mij midden in de vijanden had geworpen de stadspoort op Turkse wijze had gesloten, waar door het achterdeel van mijn paard was afgekneld. Dit achterdeel was tussen de vijanden gebleven, waar het danig te keer ging. Ik wendde daarom de teugel en zag spoedig het verloren stuk, dat rustig op een weilandje tussen andere paarden liep te grazen. De paardendokter deed de rest. Hij hechtte de tv ee delen aan el kaar met takken van een laurier boom en ik zette ogenblikkelijk op nieuw de achtervolging Van de vijand in. WE MOESTEN HET EERLIJK BEKENNEN: de taak van de neer D. W. van der Wal, hoofdinspecteur van Politie te Leiden, stond ons niet duidelijk voor de geest. Nadat de sigaretten opgestoken waren, hielp onze gastheer ons echter spoedig onze kennis te verrijken: „Als hoofdinspecteuï ben ik bij Ministerieel besluit de officiële vervanger van de Commissaris van Politie en moet ik bij diens afwezigheid als zodanig optreden. Het behoort normaal tot m'n taak de supervisie uit te oefenen over alle afdelin gen, met inbegrip van de Administratie en Personeelszaken, maar aangezien alles meestal gesmeerd gaat, heb ik daar niet zo heel veel wei'k aan. Meer tijd en zorg vraagt de werving van nieuw personeel. Thans bestaat ons corps uit 150 man, aangevuld met 10 man administratief personeel. Dit aantal is te gering; vroeger hadden we in Leiden 200 man. Er is binnenkort echter een uitbreiding met 10 man te verwachten, in verband met de Be scherming Bevolking. Sedert de bevrijding is het heel. moeilijk geschikte candiaten te vinden. Vóór de oorlog kwamen ze volledig opgeleid van de Politieschool te Hilversum of van een particuliere avondcursus, maar tegen woordig kan iedereen solliciteren en begint de opleiding pas wanneer men in dienst is. Van de 100 candidaten vallen er gemiddeld 60 af, alleen al door de wijze waarop ze schriftelijk gesolliciteerd hebben. Van de overge bleven 40 valt meer dan de helft af na door ons ingewonnen inlichtin gen. Dan zijn er nog een kleine twintig over, die examen moeten afleggen in algemene ontwikkeling en schoolvakken. Hierna blijven er meestal niet meer dan 10 over, waarvan de dokter er nog eens 2 of 3 afkeurt, zodat we uiteindelijk van de honderd sollicitanten 7 a 8 geschikte candidaten over houden Hun eerste opleiding duurt ongeveer een jaar; ze worden aanvan kelijk toegevoegd aan oudere collega's en kunnen in de loop van dat jaar zelfstandige dienst gaan verrichten. Na hat behalen van het gewone politie- diploma, volgt de z.g. voortgezette opleiding voor de „aantekening". De heer van der Wal werd in 1806 te Leiderdorp geboren. In 1919 kwam hij als adjunct-inspecteur bij de algemene dienst in Leiden. Daarna werkte hij zeven jaar als toegevoegd inspecteur bij de Recherche en werd achter eenvolgens chef afd. verkeer, chef Recherche en chef algemene dienst, tot dat in 1946 z'n benoeming volgde tot hoofdinspecteur. In deze hoedanigheid is de heer van der Wal ook belast met het toezicht over het corps Reserve Gemeentepolitie, d2t in Leiden nog slechts 57 man telt. „Dat corps is ons zorgenkindje", vertelt de heer van der Wal, die min stens 150 man nodig heeft, evenveel als het beroepscorps. „Ondanks de propaganda zijn de aanmeldingen te gering. Men is er wel van overtuigd, dat het nodig is, ook voor het goed functionneren van de Dienst Bescher ming Bevolking in oorlogstijd maar men schrikt terug voor directe mede werking. „Als het eenmaal zover is. kun je op me rekenen", zeggen velen Maar daar hebben we niets aan, want een goede opleiding kan dan niet meer gegeven worden; dat moet nu gebeuren. De hele bevolking moet pal staan voor recht en vrijheid en moet daarvoor een offer willen brengen. Dat het aantal zo klein blijft, komt gedeeltelijk ook door het sterke verloop van vrijwilligers, die gaan verhuizen, enz." Over verloop gesproken. Ook in het beroepscorps is daar sprake van. Na de bevrijding zijn 74 corpsleden vertrokken naar andere p'laatsen of gepen- -ionneerd, zodat het corps voor de helft vernieuwd moest werden. Het grote aantal gepensionneerden is te verklaren uit de grote uitbreiding na 1919. Die mensen zijn thans bijna allemaal 55 jaar geworden, zodat zij af scheid moesten nemen van de dienst. (Foto: „De Leidse Courant"). Hoe haar terug te krijgen? Toen herinnerae ik mij, dat de bo- nenstruiken in Turkije zeer snel groeien. Onmiddellijk plantte ik er een, die welig opschoot en weldra zich om een uitstekend punt van de maan slingerde. Vlug als een eek hoorn klom ik naar de koningin der nacht, die ik ronder moeite bereik te Om mijn zilveren bijl te vinden in dit oord, waar alles van zilver is. viel mij intussen niet mee. Ein delijk vond ik haar evenwel op een bos stroo. Maar nu moest ik terug en tot mijn ontsteltenis ontdekte ik, dat de zon de tak van de bonenstruik had verdord, zodat ik langs die weg niet kon terugkeren zonder gevaar voor mijn leven. Ik vlocht toen een koord van stro, bond dit aan een uitste le s uk e maan en liet mij naar beneden glijden tot aan het eind van het koord. Daar gekomen hakte ik en met mijn zilveren bijl het bo venstuk af en knoopte dit weer aan In krijgsgevangenschap. Oftdanks de vete glorieuze over winningen moest de baron van Iviuii^-iiausen oriuervinden, dat een Duitser gewoonlijk alle slagen wint, behalve de laatste Zo gebeurde het, dat hij tenslotte in handen van de Turken viel, die hun krijgsevange- nen pleegden te behandelen als sla ven. De baron schreef hierover: „In die vernederende toestand was ik veroordeeld tot een taak, die min der hard dan wel vreemd, minder schandelijk dan ondragelijk was. El ke morgen moest ik de bijen van de sultan naar het veld brengen, ze op passen en 's avonds in de korf te rugbezorgen. Op een avond ontbrak er een bij, maar ik ontdekte direct, dat zij door twee beren was aange vallen, die zich van haar honig wil de meester maken. Daar ik geen an dere wapenen had dan de zilveren bijl, het onderscheidingsteken van oe tuiniers ds sultans, wierp ik deze naar de twee aieven, in de hoop hun schrik aan te jagen. Inderdaad slaag de ik er in de arme bij te bevrij den, maar mijn bijl had ik zo krach tig geworpen, dat zij in de maan te recht kwam. het onderstuk. Nadat ik dit enige malen had gedaan, onderscheidde ik beneden mij de tuir van de sultan. Toestand op de maan. Natuurlijk is het wel interessant te vernemen, hoe de toestand op de maan is. De baron heeft hier het een en ander over verteld, toen hij zijn 230ste verjaar ag vierde. „Alles in die wereld is buitenge woon groot Een vlieg heeft er bij voorbeeld de afmetingen van een schaap. De wapenen bij de maanbe woners zijn raapstelen en als de tijd van de raapstelen voorbij is, gebrui ken zij sper-. ietakken. In ontmoette hier ook enige be woners van de planeet Sirius, die voor zaken op de maan waren Deze hadden hoofden als bulhonden en hun ogen waren op het ondereinde van hun neus "nlaatst. /odal zij geen wenkbrauwen nodig hadden. Ook missen zij oogleden. Als ze sla pen willen bedekken zij hun ogen met de tong. De maanbewoners zelf dragen hun hoofd onder hun arm. Als zij op reis n of enig v erk moeten doen, wat met veel beweging gepaard gaat, laten zij het gewoonlijk thuis, omdat ze het zo vaak als ze willen en op iedere afstand kunnen raadplegen. Ook eten doen ze anders dan wij. De maanbewoners hebben een luik je in hun lichaam, dat ze eens per maand openschuiven, om er een paar mud voedsel in te doen. Zeer merkwaardig, dat er op de maan uitsluitend mannen wonen. Zij groeien in de noten van een zeer j bijzondere boom. Insiders kunnen direct aan de schaal zien, wat er in zit: een soldaat, een theologant of een wijsgeer. Zegt u nog: „Bah, wat een leuge naar!" Als dat zo is, moet u de woorden, die de baron van Münchhausen op zijn 230ste verjaardag sprak, eens goed overwegen. „Ik erken, mijne gasten", zo zeide hij, „dat dit alles u misschien enigs zins vreemd moet voorkomen; maar hun, die aan de waarheid mijner woorden mochten twijfelen, verzoek ik zelf naar de maan te gaan, om zich te overtuigen, dat ik de waar heid meer getrouw ben gebleven dan enig ander reiziger."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1952 | | pagina 5