Het verhaal van een man,
die eens koning wa$
Eerste levensjaren van een prins
Bil BEKENDE LEIDENflflRS
DE HEER H. A. VRIEND OVER
HET ONDERWIJS IN LEIDEN
Herenschoenen van Nederl. fabrikaat
ZATERDAG 26 JANUARI 1952
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE B1.AD - PAGINA 1
Ook voor hen zijn verjaardagen hoogtepunten
r A^LS IK EENS KONING WAS...." Ja wat zoudt U doen, als U koning
was? Er was nog niet zo lang geleden een man, die inderdaad
koning was en er zijn kroon en troon prijs gaf om te kunnen trouwen met
de vrouw van zijn keuze. Die man was, zoals men zich nog wel herinneren
zal, de voorganger en broer van de tegenwoordige koning van Engeland, de
iman die nu de titel draagt van hertog van Windsor.
Dat was vijftien jaar geleden, toen Edward VIII, die zo pas zijn vader
was opgevolgd, gedwongen werd afstand te doen van de troon, omdat de
Engelse Kerk, wier hoofd de koning is, niet dulden kan, dat een koning in
Ihet huwelijk trad met een reeds tweemaal gescheiden vrouw. Edward wilde
zich niet laten dwingen in wat hij noemt '„het ijzeren keurslijf der
conventie", hij zegde de Britse troon vaarwel en huwde met mrs. Simpson.
Nu, na vijftien jaar, is de ex-koning er toe over gegaan zijn memoires
uit te geven onder de titel „A king's story", het verhaal van een koning.
En het moet eerlijk gezegd: hij heeft het er niet slecht van af gebracht
Hoe licht had hij er toe kunnen komen om het Engelse koningshuis belache
lijk te maken of dingen te onthullen, welke niet bepaald aangenaam waren.
Hij heeft dat niet gedaan, maar zijn leven beschreven op een aangename
manier, eerlijk en vrijmoedig en soms amusant.
Wat het boek zo interessant maakt
is, dat het ons een inzicht geeft in
het gewone dagelijkse leven van een
vorstenkind; een leven, dat zich voor
de gewone man steeds afspeelt ach
ter de hoge muren van een ver kas
teel, terwijl hij er bij officiële plech
tigheden slechts de buitenkant van
ziet.
Het volgende vertelt de hertog
over zijn kinderjaren. Hij herinnert
zich bijv. de in dienst treding van
twee Schotten Henry Forsyth en
Findlay Cameron. Het hebben van
in „kilt" (rokje) geklede bedienden
is altijd een traditie van het Huis
geweest in de koninklijke familie
sinds de glorieuse ontdekking van
de Schotse Hooglanden door ko
ningin Victoria en de prins gemaal.
Mijn grootvader had zowel een kilt-
dragende kamerdienaar als een doe-
De hertog van Windsor, die
eens koning was van Engeland
en zijn troon opgaf voor een
vrouw, heeft zijn memoires ge
schreven, waarin hij vertelt van
zijn leven. Het boek is op on
derhoudende wijze geschreven
en geeft ons een aardige kijk
op het leven van een prins en
van de Britse koninklijke fami
lie, dat zich anders aan de waar
neming onttrekt. Wij zullen er
enige aanhalingen uit publice-
delzakspeler, die hem 's morgens
wekte met het gesnerp van de doe
delzak en die soms, als er gasten
waren, rond de tafel marcheerde on
der het spelen van Schotse wijsjes.
Nu mijn vader op zijn beurt prins
van Wales was geworden hield hij
HERTOG VAN
WINDSOR
VERTELT
„De Zanger" en „De Erlkoning'
Niet alleen moesten wij zulke stuk
ken uit het hoofd leren, maar wij
moesten ze ook nog met pijnlijke
zorg overschrijven op lange vellen
wit papier, die dan met gekleurde
linten aan elkaar werden gebonden.
Direct na het ontbijt gingen wij al
tijd op zulke verjaardagen met on
ze werkstukken naar de feesteling.
Mary, Bejnie en ik traden om de
beurt naar voren, droegen zenuw
achtig ieder zijn of haar gedicht voor
en overhandigden dan met een bui
ging het afschrift. Als het de ver
jaardag van mijn vader of mijn moe
der was, werden deze wonderen van
geheugenkunst gelukkig volbracht
in intieme kring. Maar op San-
dringham hielden mijn grootouders
er van hun gasten uit te nodigen te
komen luisteren. Mijn grootvader
applaudisseerde altijd goedmoedig,
maar niet luider dan mijn groot
moeder, die erg doof was; daarvan
daan was .ik nooit zeker van, of
zij wel veel plèzier hadden in die
kunststukken. In elk geval was die
hele geschiedenis voor ons kinderen
een nachtmerrie. Maar afgezien van
deze martelingen wai%n de familie
verjaardagen feestelijke gelegenheden
en het ritueel was altijd hetzelfde.
De verjaardag A van mijn beide
grootouders vielen in de late herfst,
op Sandringham; dit van mijn moe
dei in Mei en van mijn vader in
Juni, wanneer wij op Marlborough
House waren. Op 23 Juni, mijn ge
boortedag, was de familie gewoon
lijk op Frogmore voor de Ascot-ra-
ces, en de verjaardagen van Mary
en mijn broers werden gevierd waar
wij ons op onze seizoen-omzwervin
gen bevonden. Onze cadeaux wer
den altijd uitgestald op een recht
hoekige tafel, gedekt meteen wit ta
fellaken, waaraan in gevlochten
bloemen de initialen hingen van
het jarige kind. Boven de gerang
schikte cadeaux soms verrassin
gen, soms dingen waarom wij ge
vraagd hadden of ook wel een stukje
zilver voor een koffie- en thee-ser
vies, dat myn ouders ons bij ge
deelten gaven, troonden een verjaar
dagstaart met verdiepingen ver
sierd met kaarsen. Op mijn zevende
verjaardag gaf mijn grootvader mij
m'n eerste fiets; op een andere een
leren tas met zilveren kwastjes,
welke ik nog draag bij Scotse kilts.
En eens gaf hy mij als dasspeld Per
simmon, zijn Derby-winnaar, in dia
manten compleet met jockey. Een
van mijn vaders cadeaux voor mij
v/as een zilveren horloge met ket
ting; van mijn moeder kwam een
kerkboek. Onze kleine gaven na
men gewoonlijk de vorm aan van
een pathetisch geklodder van on
herkenbare bloemen in waterverf of
soms een kleedje van gekleurde
wol met een misvormd patroon op
ruw linnen.
De verjaardagen van mijn tantes,
zusters van mijn vader, werden ook
gevierd. Eén van haar had de onge
lukkige hebbelijkheid om volkomen
nutteloze cadeaux uit te zoeken en
deze werden gewoonlijk verbannen
naar een aparte lade. Zodra wij niet
wisten wat voor cadeaux wij iemand
moesten geven, hadden wij slechts
een greep in die lade te doen om het
verwijt van botte vergeetachtigheid
te ontgaan. Deze manier van doen
had echter eens een verrassend re
sultaat. Want toen ik er aan herin
nerd werd, dat de verjaardag van
deze tante naderde, rommelde ik in
de lade en zochi er een zilveren pot
lood uit, dat ik netjes inpakte en
haar toezond met mijn beste wensen.
Het bedankbriefje, dat volgde; sloeg
mij met verbazing. „Het kan mij
niet zoveel schelen, dat je het pot
lood, dat ik je met Kerstmis gaf,
terugstuurt, schreef zij, maar ik vind
het verdrietig, dat je het niet mooi
vond".
DE ZONDAGEN.
En dan waren er natuurlijk de
Zondagen.
„De Zondag werd altijd nauwge
zet in acht genomen. Gottlieb's or
kest was dan teruggekeerd naar
Londen en zwarte kleren en hoge
hoeden vervingen de jachtcostuums
en petten van mijn grootvader en
zijn mannelijke gasten voor de
plechtigheid van de kerkgang. De
ochtenddienst was om 11.30 uur.
Tien minuten daarvoor begon de
klok van het kleine kerkje in het
park te luiden. Dat was het signaal
voor myn vader om York Cottage te
verlaten en wij volgden hem langs
het pad achter de vijver om. Aan de
kerkdeur ontmoetten wij koningin
Alexandra en mijn moeder, die ons
vooruit gegaan waren met de ande
re dames in hun rijtuigen. Aan bei
de zijden van het altaar, op de plaats
die gewoonlijk werd ingenomen door
het koor, waren twee banken, tegen
over elkander geplaatst: de ene
rechts was voor de koninklijke fa
milie, de andere voor de dames. Met
mijn grootmoeder voorop deden wij
dan onze entrée in de kerk door een
zijdeur en namen onze plaatsen in
de beide banken in. Tegen die tijd
was het middenschip van de kerk
gevuld met personeel en dorpelin
gen met hun gezinnen. De koning
en al zijn mannelijke gasten schit
terden nog steeds door afwezigheid.
Niettemin werd de deur zachtjes ge
sloten en begonnen de gebeden. Een
half uur later, klokslag twaalf uur,
klepte de kerkkolk opnieuw. Dan
klonk het geluid van voetstappen op
het pad buiten de kerk en een ogen
blik later ging de zijdeur open om
mijn grootvader binnen te laten,
met een uitdrukking op zijn gezicht
alsof hij was opgehouden door za
ken van groot belang, gevolgd door
een man of twaalf van zijn gasten
Onze bank kraakte als de koning
ging zitten op de plaats, welke voor
hem was opengelaten het dichtst bij
het altaar, terwijl de andere laat
komers achter ons om liepen naar de
lege banken, welke voor hen waren
gereserveerd vóér in d* «.eik. Wan
neer mijn grootvader or Sandring
ham was, gingen de prekeu, die op
andere Zondagen gewoonlyk pijnlijk
langdradig waren, de tien minuten
nooit te boven. Wij begrepen, dat d.»
rector er van in kennis was gesteld,
dat de koning dit lang genoeg vond.
Om 12.30 uur was de kerkdienst uit
en wij kinderen, napratend over mijn
grootvaders laatkomery in de kerk,
rekenden eens spijtig uit, dat hy in
werkelijkheid slechts half zo lang in
de kerk zat als wij."
|"\E SCHOOLOPZIENER IS IN TALLOZE MOPPEN een geliefd persoon;
altijd brengt hy onderwijzers in verlegenheid, altijd geven kinderen
hem de domste antwoorden en altijd is hij iemand, die een norse snor draagt,
waaronder een stem als onweer te voorschijn komt. Dat is de sehool-inspec-
teur, zoals wij hem kennen uit humoristische rubrieken. Maar als we tegen-
genover de heer H. A. Vriend zitten, zien we een vriendelijk gezicht, waar
op hoewel de grijze haren een zestigjarige leeftijd doen vermoeden
een levendige belangstelling voor het onderwijs is af te lezen. Het ver
wondert ons dan ook niet, wanneer we horen: „Het is prettir werk, afwis
selend en stimulerend; ik doe het graag en omdat ik behalve gemeentelijk
inspecteur L. O., ook chef van de afdeling Onderwijs ben, geeft het werk
mij een goed overzicht van wat er op onderwijsgebied te beleven valt."
Volgens de wet wordt er weinig verschil gemaakt, in de bevoegdheid ven
de Geim. Inspecteur, maar aangezien dè bijzondere scholen hun eigen inspec
teurs hebben, is het begrijpelijk, dat de heer Vriend meer op het terrein
van de openbare school werkzaam is. Toch heeft hy ook met het bijzonder
onderwijs veel contact, omdat alle suibsidie-aanvrp.gen volgens art. 72 door
zijn handen gaan. zodat schoolbesturen en schoolhoofden hem vaak komen
raadplegen over het indienen van een bepaalde aanvraag. Daarom komt
het ook practisch nooit voor, dat dergelijke aanvragen een afwijzend prae-
advies krijgen. „Ik ben laatst nog bij de heer Hettinga geweest", vértel' de
heer Vriend ons. „Inderdaad, de kath. B. L. O.-school voor jongens had
nieuw meubilair nodig; welnu, Maandag 1.1. heeft de Gemeenteraad er 2.000
gulden voor uitgetrokken."
Wanneer we teruggaan naar het openbaar onderwijs, wijst onze gastheer
op zijn'bemoeiingen met sollicitanten. „Het is vaak niet gemakkelijk om
goede krachten te vinden, hoewel de belangstelling voor Leiden (studie
mogelijkheden) bijzonder £root is." „Vindt U de bezetting op de Leidse
scholen helemaal juist; is ieder kind op de goede school?" „Helaas niet.
Er is nog teveel verkeerd standsbegrip, dat ouders nun kinderen naar scho
len laat sturen waar zij niet thuishoren, omdat zij niet mee kunnen komen.
Ook zitten we in Leiden met het probleem van de z.g.n. dubbele schelen;
ons streven is er daarom op gericht kleinere (enkele) scholen te bouwen,
zoals aan de Da Costastraat. Wat de soholenbouw betreft, mogen wc ge
zien de bijzondere omstandigheden niet klagen. Leiden heeft na de oorlog
vier Finse en een permanente schqol gebouwd; twee andere scholen wachten
nog slechts op de aanbesteding. Zo hopen we de grote toeloop te kunnen
opvangen, die door het topjaar 1946 (wat het aantal geboorten betref!) ont
staan is. Nu we het toch over fgeboore-cijfers hebben: opmerkelijk is het
vertrek van kinderen uit de stad. In 1946 werden 2645 Leidse kinderen ge-
borep; op 31 December 1950 waren er nog 2490 uit dit geboortejaar over,
terwijl het sterte-cijfer aanmerkelijk lager is dan dit verschil.''
De heer Vriend is een Drent van geboorte (Odoorn, 18S9) en begon zijn
ami elijke loopbaan als volontair in Amsterdam, om vervolgens werkzaam
te zijn in Odoorn (waar zijn vader burgemeester was), Groningen en Dor
drecht (chef afd. onderwijs) waarna ia 1921 de benoeming volgde tot chef
van de afd. Onderwijs in Leiden. In 1934 kwam de benoeming tot inspecteur
af. Deze dubbele functie geeft hem veel werk, meer dan in de ambtelijk
voorgeschreven uren verricht kan worden. Begrijpelijk daarom, dat de heer
Vriend zich wat ging distancieren van het vereniingsleven, al is hij nog
steeds voorzitter van „Ons Grunnegerlaand" en van de Vereniging van
Paedagogiek, afd. Leiden, die beide mét het onderwijs zijn warme
belangstelling hebbea
(Foto: „De Leidse Courant".
Hier ziet men enige herenschoenen van Nederlands fabrikaat, solide, goed afgewerkt, zachtglanzend leer en
origineel in de details. De schoen op de linkerfoto is de vooral bij jongeren en in het algemeen bij ieder die op
*Un gemak gesteld is, zeer geliefde ..loafer", die uit Amerika naar hier gekomen is. Deze schoen van licht
bruin sportleer en rubberzool, is niet gevoerd. Het tweede model heet Canasta. De typische, iets donker
der bruine rand, de „Canasta" rand, geeft deze schoen een eigen cachet en is toch niet would-be donkerbruin
soepel kalfleer en een tweerings sluiting. De laats c schoen is veel robuuster uitgevoerd. Het is dan ook een
winterschoen van juchtenleer, met een zware profielru bberzool, lederen tussenzool en storm-windrand. Het
bijzondere hiervan zit in de sluiting: een riempje met een koperen gesp.
Vier geslachten van Engelse vorsten. Koningin Victoria, koning Edward VU,
diens zoon koning George en de baby de latere koning Edward Vni, thans
hertog van Windsor.
Prinsen zyn ook maar gewone kin
deren en zij beleven dezelfde ge
beurtenissen op dezelfde wijze als
andere kinderen. Zo bijv. de ver
jaardagen.
Verjaardagen waren belangrijke
gebeurtenissen op onze familieka
lender. Terwijl wij vanzelfsprekend
met spanning uitzagen naar onze
eigen verjaardagen, stelden die van
onze ouders en grootouders ons al
tijd voor een angstig probleem, om
dat er volgens familietraditie van
ons verwacht werd, dat wij onze ge
lukwensen zouden aanbieden met
een gedicht, dat wij van buiten had
den geleerd. Zelfs in het Engels was
deze plicht moeilijk genoeg. Onder
j mr. Hansell moesten wij uittreksels
uit Shakespeare of Tennyson woor-
delijk uit ons hoofd leren en opzeg-
I gen. Maar zodra wij vorderingen
I maakten in Frans en Duits, werd er
meer van ons verlangd. En met de
bedoeling om onze nieuw verwor
ven kennis te demonstreren, waren
onze buitenlandse leermeesters eer
zuchtig genoeg om ons soortgelijke
vertoningen te laten ondernemen in
hun taal. Ik herinner mij nog goed
welk een moeite ik had om sommi
ge fabels van Lafontaine van bui
ten te leren en later de ingewikkel
de verzen van Uhland's „Het Zwaard"
en Goethe's hartroerende balladen
de traditie aan door twee veteranen
uit de Boerenoorlog te engageren,
die pas uit het leger ontslagen wa
ren.
Forsyth was eerste doedelzak
speler geweest by de Scots Guards,
hetgeen zeggen wil, dat hy was op
geklommen tot een gevestigde posi
tie en de oudste doedelzakspeler
was geworden van een der bataljons.
Hij was in Edinburgh geboren onder
armoedige omstandigheden en ik
herinner mij, dat ik verbaasd was
toen hij mij eens vertelde, dat hij op
mijn leeftijd nog nooit schoenen
gedragen had, zelfs niet in de win
ter. Precies op het slaan van de
klok werd de ochtendstilte verbro
ken door het geluid van een Schot
se mars, terwijl de pijper al spe
lend op en neer liep onder het ven
ster van mijn vader. Mijn vader
vond deze reveille heel gewoon, maar
ik heb altijd geloofd, dat het een
beproving voor mijn moeder was,
die ongetwijfeld meende, dat er lief
lijker manieren waren om gewekt
te worden voor de dagelijkse plich
ten.
Cameron was een geheel ander ty
pe. Hij had in de Soedan gevochten
en in Zuid-Afrika en hy had de
naam meer medailles te bezitten
dan welke andere Britse soldaat ook
van zijn tijd. Hij was robuust en sta-
tik van postuur met een blozende ge
laatskleur en een imponerende dikke
knevel, en daarom werd hij livrei
knecht; en wanneer hij gekleed was
medailles op zijn linkerborst, scheen
in zijn gerokte livrei met een rij van
hij in onze jonge ogen de onbetwis
te held van vele oorlogen. Dit ont
zag was iets dat Cameron zelf nooit
trachtte te verkleinen. Hij bezat een
eindeloze voorraad sterke verhalen
over zijn eigen heldendaden; zijn ver
tellingen over gevechten van man te
gen man met de Fuzzy-Wuzzies of
over wanhopig standhouden in een
vuurgevecht met de Eoeren waren
meesterstukjes van zelfverheerlij
king. Soms koesterde mijn moeder
wel eens de verdenking, dat Came
ron de welbekende Schotse voor
keur voor whisky zover dreef, dat
hij een twijfelachtig voorbeeld werd
voor ontvankelijke jonge prinsen.
Begrijpelijker wijs is hij nooit hele
maal een model livreiknecht gewor-»
den. Ik herinner mij zeer goed een
bepaalde gelegenheid toen hij
hetzij door onachtzaamheid of an
ders misschien tengevolge van een
iets te grote slok van zijn gebrui
kelijke versterkend middel strui
kelde. bij het binnentreden van de
eetkafher en een grote harri door de
kamer keilde, v elke één der gas
ten op een haar na miste."