Schelpenvisserij a
Aan de slagboom van Friedland
VAN ZEEBODEM NAAR KIPPENMAAG
£ied aan deze tijd
KOLEN
poert
Sluis van de wanhoop
der verwachting
J.aiantetCa, Cïatanteila
ZATERDAG 12 JANUARI 195?
DE LE1DSE COURANT
DERDE BI.AD PAGINA 1
De bewoners van de kust
streek komen over het alge
meen voor het eerst in aanraking met
schelpen, wanneer ze in hun prille
jeugd aan moeders hand de geneug
ten leren kennen van „het pootje ba
den". Wie herinnert zich de onaan
gename gewaarwording -niet, dat
bij de eerste aarzelende schreden in
de branding van de zee iets, wat
verborgen is onder het wateropper
vlak, kennelijk zeer grote belangstel
ling koestert voor onze voeten en het
nodig oordeelt daaraan eens flink te
kietelen.
Wat dat betreft verandert de we
reld niet. Iedere zomer kan men weer
dat zelfde toneeltje gaan zien. Als
Pietje voor de grote plas staat, voelt
hij zich niet helemaal lekker, maar
de eerste stappen in het water vallen
altijd mee, dank zij de gruwelen, die
de aspirant-pootje-bader zich had
voorgesteld. De uitloper van de bran
ding, waarin enige schelpjes meege
voerd worden, nekt echter iedere illu
sie. Pietje voelt iets aan zijn voeten.
Hij trekt een gezicht, of hij in het
bewaarschooltje een grote heeft la
ten schieten en in een oogwenk staat
hij weer op het strand.
De onderduiker.
Na deze eerste kennismaking komt
men er achter, dat met schelpen leuk
gespeeld kan worden en jaren later
breidt onze kennis op dit terrein zich
uit met de vage achterhoofdgedachte,
dat er mensen zijn, die er om een of
andere reden dagelijks op uittrekken
om schelpen te vissen.
Wanneer men een schelpenvisser
vraagt iets over zijn vak te vertellen,
begint hij vermoedelijk met een be
schouwing over wat een schelp nu
eigenlijk is. De dingetjes, die wij
langs het strand plegen te vinden,
zijn maar halve schelpen. Een com
plete schelp bestaat uit twee van die
kalkachtige voorwerpen, welke door
een soort spiertje met elkaar zijn ver
bonden. Van binnen leeft het schelp
dier, waarvan men nooit meer te zien
krijgt dan twee pijpjes, die buiten de
schelp hangen.
Via deze pijpjes heeft het voedsel-
proces plaats. Door het ene wordt
zeewater naar binnen gezogen, dat
in de schelp wordt gezeefd. Het
plankton, waarmede het dier zich
voedt, wordt opgenomen en het res
terende zeewater wordt door het an
dere pijpje weer naar buiten geperst.
Of dit opnemen en uitstoten van
water steeds maar doorgaat, is niet
bekend. Wel heeft men vastgesteld,
dat de pijpjes nog voor een ander
doel worden gebruikt. Zoals alle die
ren heeft ook het schelpdier zijn
vijanden. Is er een in de buurt, dan
duikt het onder Dit onderduiken
gaat als volgt. Het uitlaatpijp je wordt
zo geplaatst, dat het zich onder de
schelp, die op de zeebodem ligt, be
vindt. Het dier begint vervolgens zee
water op te nemen, dat ogenblikke
lijk weer met grote kracht wordt uit
gestoten. Door de kracht ontstaat er
een kuiltje in het zand, waardoor de
schelp zakt. Door vlug achter elkaar
water uit te stoten, verdwijnt de
schelp vrij snel in de bodem, hetgeen
de belager machteloos maakt.
Noordwijk heeft eigen schelp.
Dit onderduiken kan men aan het
strand natuurlijk niet vaak waarne
men. Vacantiegangers aan de Wad
den kust daarentegen zijn iedere dag
in de gelegenheid dit schouwspel te
gaan bekijken. Wanneer men een
paar baggerlaarzen leent en bij laag
water op het wad gaat, liggen daar
overal schelpen. Zodra men nu met
een stokje op een schelp tikt, ervaart
men, dat aan de binnenkant gedacht
wordt: „O lieve hemel, het is weer
zover".
Ogenblikkelijk komt het schelpdier
in actie. De pijpjes doen hun bescher
mend werk en door het uitstoten van
het water ziet men de schelp met
horten stoten in de bodem verdwij
nen.
Als een schelpenvisser zijn vangst
bij een fabriek aflevert, zien de des
kundigen onmiddellijk, waar hij on
geveer is wezen bissen. De schelp,
die tussen Katwijk en Noordwijk
wordt gevist is over het algemeen
blauw. Dit houdt verband met de
kleur van de zeebodem, want schel
pen hebben een schutkleur. Als men
van Noordwijk uit naar het Noorden
gaat wordt de kleur steeds lichter
en de Zandvoortse schelpen zijn vol
komen geel. In de omgeving van
Schoorl en Bergen is rood de over
heersende kleur.
Dat de Noordwijkse schelpen blauw
zijn, schrijft men toe aan het feit, dat
de Rijn vroeger bij Katwijk in zee
uitmondde, waardoor zich in deze
streek een grote hoeveelheid rivier-
klei op de zeebodem heeft vastgezet.
Over het algemeen treft men in ons
land in hoofdzaak de gladde schelp
aan en in mindere mate ook die met
de geribbelde buitenland. Sinds en
kele tientallen jaren heeft zich daar
bij gevoegd de slipperschelp, die ver
moedelijk met een schip van het bui
tenland in de Zeeuwse wateren te
recht is gekomen. Erg blij is men er
niet mee, want deze soort behoort tot
de parasieten, die de oestercultuur
grote schade doen. Zo groot is het on
heil van dit weekdier, dat de rege
ring subsidie verstrekt om er de
strijd tegen aan te binden.
Warm is anders.
„Wanneer zijn de omstandigheden
het gunstigst voor de schelpen
vangst?"
Bij zo'n vraag zet zelfs de schelpen
visser zijn pet op één oor en zucht:
„Ja, wanneer?"
Heel, heel erg in het algemeen kan
men zeggen, dat de Oostenwind gun
stig is. Als schelpdieren dood gaan,
leggen zij zich rustig op de bodem
van de zee neer en daar komt de
schelp niet zo makkelijk van af. Als
er een flinke Oostenwind staat en de
wind dus tegen de branding blaast,
ontstaat een draaiende beweging in
het water, die de schelpen losmaakt
van de bodem.
Maar er komen nog zoveel andere
dingen bij. Alle mogelijke stromin
gen zijn van belang en eigenlijk is
er maar één ding een wet van Meden
en Perzen: Het moet aflopend getij
zijn: Dit brengt mee, dat men vaak
in de nacht moet werken en natuur
lijk gedurende de dag weer. Want
twee keer per etmaal verandert het
getij.
De vissers hebben een groot schep
net, dat ze telkens door de brekende
golven slepen. De vangst wordt daar
na nog even gespoeld om het zand
kwijt te raken en vervolgens met
een ongeloofelijk handige zwaai op
de kar gegooid.
Het is een karweitje, waarvoor
men de zee in moet en al zijn de vis
sers dan uitgerust met baggerlaar
zen en een dikke broek, toch worden
ze flink nat. In de zomerdag, als ze
hun werk blootsvoets moeten doen,
gaat het beter. Als buitenstaander
krijgt men de indruk, dat deze men
sen wel erg rheumatisch moeten wor
den, maar eigenaardig genoeg blijkt
dit niet het geval te zijn. In Noord
wijk kan men-veel mannen ontmoe
ten, die tot hun 70e jaar dit zware
beroep hebben uitgeoefend en nog
kwiek door de straten stappen.
Vroeger en nu.
Het romantische tafereeltje van
paard en kar, dat op bijgaande foto
staat afgebeeld, ziet men in Noord
wijk niet veel meer. Sinds de oorlog
hebben de vrachtauto's met voor- en
achterwielaandrijving opgang ge
maakt. Men is hierdoor in staat gro
tere afstanden af tt leggen, zodat nu
verder van huis gevist kan worden als
de omstandigheden daar gunstiger
zijn of, als het dichtbij ook goed is,
meerdere vrachten kunnen worden
afgeleverd. Door de afhankelijkheid
van het getij, spelen snelheid en af
stand een grote rol, temeer daar de
vangst vrij is en een Noordwijkse vis
ser gerust onder een andere gemeente
zijn net mag uitwerpen.
In Zandvoort heeft dit laatste tot
een conflict geleid. In verband met
de badgasten mogen zich daar geen
auto's op het strand bevinden. Voor
de Zandvoorters zelf is dit niet zo'n
groot bezwaar, omdat zij meestal nog
met paard en kar werken. De moei
lijkheden zijn thans echter opgelost.
Men werpt ook daar nu weer met
Noordwijkse handen hopen schelpen
Een tafereeltje, dat men steeds minder ziet. Paard en kar moeten piaa.s
maken voor de vraohtwagens met voor- en achterwielaandrijving.
op het strand en als de vissers verder
moeten en de auto wat laat is, zetten
ze. een teken in het zand, wat de on
geschreven wet doit ingaan van: Af
blijven Zandvoorters!
Van schelp tot eierschaal.
En tenslotte komen we nog even
op de verwerking van de schelpen.
De vissers leveren him vangsten af
aan een fabriek, die de schelpen ge
reed maken voor de kalkindustrie.
In de laatste vijftig jaar heeft de
schelp tevens waarde gekregen als
kippenvoer.
Naar men ons vtrtelde moet de kip
gemaakt zijn op de laatste schep
pingsdag, toen er geen tanden meer
in voorraad waren, maar wel zeer
sterke maagspieren. Het ontbreken
van tanden dwingt de kip, om al zijn
voedsel zonder kauwen door te slik
ken. Met de maag Kan zij echter veel
enz. Op zekere dag is men op het idee
gekomen, om dit maalproces te bevor
deren door het toedienen van stukjes
schelp, die bovendien het voordeel
hadden veel kalk te bezitten, wat
gunstig werkte op de vorming van
de eierschalen. Men ziet dus, dat de
kip eigenlijk een soort interne kalk
industrie heeft.
Daar de kalkindustrie meer kan
fabriceren dan momenteel wordt af
genomen en de uitvoer van kippen
voer dooi financiële omstandigheden
wordt geremd, is ook de schelpenver-
werkende industrie lijdend aan over
capaciteit. Vooral de export naar Fin
land kreeg kort geleden een klap,
toen de Finse regering de eierprijzen
verlaagde en de boeren hierdoor ge
noodzaakt werden hun pluim veesta
pel grotendeels af te -
wel de regeringsmaatregelen later
werden ingetrokken, zaï nei .g
even duren voor deze export haar
DE MARSHALLHULP HEEFT UIT....
l^E Marshallhulp heeft uit, nu .baat geen enkel kermen,
het volk in nood vraagt nu met zijn geprangd gemoed:
wie zal ons tegen Piet en diens vernuft beschermen,
als nu in 't nieuwe jaar Marshall het niet meer doet?
Marshall heeft nu genoeg met dollars rondgesmeten
en rust nu van dat werk in 't stille landprieel;
men kan een wijs, oud man niet immer laten zweten,
al wordt men van 't tekort in cijfers bijkans scheel.
't Betalingsevenwicht schijnt steeds nog niet in orde,
hoewel Piet juicht: 't tekort is maar een half milliard:
ik zou bij zo'n tekort wat zenuwachtig worden
en zegigen: 't lijkt mij wel een piezeltje benard.
Maar niet alzo de man met leidsels in de handen;
een half milliard! 't Zou wat! Dat is niet reddeloos,
noch ra- of redeloos. Hij bijt eens op zijn tanden
en mikt op onze beurs en meestal in de roos.
Maar ach. onze balans is zo onevenwichtig
een half milliard dat is vijftig millioenen pond
en Piet beschouwt misschien ons allen als schatplichtig,
maar voor ons budget is dat nogal ongezond.
Ach volg het voorbeeld na dat Marshall, een der groten,
die nu een stukje grond bescheidenlijk tuiniert,
U gaf, en geef ons in Uw ijver onverdroten
de gelden t'rug, waarmede men festijnen viert.
Maar neen, geen enkel feest zal ons gemoed verlichten,
waar Piet met zijn balans op het toneel verschijnt
daar heeft men zelfs geen kans een liedeke te dichten
en Is het of opeens de milde zon verdwijnt.
Och Marshall help ons uit deez droeve duisternissen,
gij zit in uw prieel en ziet daar rustig toe,
hoe uit de hemel valt al wat een mens kan gissen
en tegelijk de melk beneden uit de koe.
O blijft in uwe rust en laat ons water drinken
al lest men daarmee slechts zijn dagelijkse dorst,
laat ons slechts zonder maat in vrezen verder hinken,
de dollars zijn taboe, met water mag gemorst.
Het nieuwe jaar is daar en zonder Marshallgelden,
wij rijden nu in tanks dwars door het wereldruim
en voor de rest zijn wij vrijwilligers te velde,
wij tellen de soldij en al de rest is schuim.
TROUBADOUR.
capriolen maken en dank zij dit feit, i ouden omvang weer heeft,
vindt het kauwproces daar plaats. De Intussen echter trekken de schei-
maag heeft iets scherps nodig om het penvissers er bij nacht en ontij op
voedsel fijn te krijgen. Een kip nut- uit, om de schelpenbergen bij de fa- i
tigt daartoe steentjes, stukjes glas 1 brieken op peil te nouden.
voor alle doeleinden
CREYGHTON
Hooigr.46 Tel.20114
(Advertentie)
Oostpriesterhulp
vraagt steun
In de zomer gaat het wel, maar om in de winter door de zee te lopen is niet
zo prettig. Hier trekt de schelpenvisser zijn net door de branding. Bij iedere
golf vliegt het water hem om de oren.
IN DE OOSTZÓNE en in de West-
zóne, vooral in Duitsland treft het
treurig beeld van een opgejaagd volk.
Wie van hen terecht kwamen of ach
terbleven in de Oostduitse Volksre
publiek trachtten de vrijheid van
lichaam en ziel terug te vinden.
Daarom waagden meer dan drie
millioen ontheemden de „roekeloze
sprong" van het Oosten naar het
Westen. Zij trotseerden de bewaking
aan het IJzeren Gordijn.
Met de ontheemden op weg naar
West-Duitsland vormen deze vluch
telingen uit de Oostzóne de bevolking
van de zogenaamde „Durchgangsla-
ger" aan de Oostgrens.
Overal langs die grens treft men
deze kampen aan. Uelzen, Giessen,
Siegen, Friedland, het zijn namen van
plaatsen waar deze treurige resten
van een volk een eerste toevlucht en
onderkomen vonden. Vele mensen,
die met de wanhoop in hun zielen en
de angst nog op het gelaat, verbouwe
reerd en achterdochtig tegelijk, door
de kampen worden „gesuisd". Daar
om worden die kampen wel de „slui
zen van de wanhoop" genoemd.
Friedland is daar een van.
Dr. Josef Krahe, een blozende
Rheinlander, liet enkele jaren gele
den zijn rustig leven als professor in
de steek om hier in Friedland aan
een verworpen en uitgebannen mens
dom, waarin de duivel van de wan
hoop en een bezeten angst hun klau
wen hadden vastgezet, uit te delen
wat hij uit te delen had. Zijn v. rui,
medelijdend hart, en zijn onverwoest
baar optimisme.
Triest beeld.
Wanneer deze priester aan de slag
boom staat, aan het IJzeren Gordijn,
om in naam van het vaderland de
vluchtelingen te begroeten door hen
hartelijk en troostend de hand te
schudden, dan staat hij oog in oog
met de grootste tragedie der na-oor -
logse jaren.
Dan trekt een naamloze kudde van
gevluchten, verjaagden, ontheemden,
zielige landverhuizers en vernederde
krijgsgevangenen hem voorbij. Solda
ten zijn er bij, grijs en vaal van el
lende, en zuigelingen, zo doorschij
nend als de schamele kleertjes waar
in zijn steken. Moeders met kinde
ren, gevlucht, nu hun man ergens in
het Oosten een onbekende, maar ge
vreesde bestemming heeft gevonden,
en zij zelf geen ander uitweg meer
j wisten. Meisjes, in wie het vrouw
zijn haast niet meer te onderkennen
is, met wrange, akelige gezichten na
de inspannende en uitputtende tocht.
Ouden van dagen, van kamp tot
kamp gejaagd, en nu nog slechts be
zield van één verlangen: de dood,
omdat de Heimat toch voor hen ver
loren is.
Ach, moet men dan per sé zélf aan
die slagboom hebben gestaan om iets
te begrijpen van die schrijnende
stroom van ellende, die daardoor naar
binnen spoelt?
Duizenden moeders wiegen hun
kindje niet meer op de schoot, maar
moesten het toevertrouwen aan de
Dood, en het ver van hun vaderland
eigenhandig begraven. Duizenden
vaders liggen krom en gebroken in
de uraanmijnen van een overwinnaar,
en zij verlangen zo vurig als ze kun
nen, dat ze tenminstt wéten zouden
waar de zorgenmoeder van hun kin
deren is. Doch zij verlangen tever
geefs. Duizenden kinderen zijn ge
sard, omdat zij de blauwe halsdoek
die getuigen moet van hun instem
ming met de volksdemocratie pas on
der de dwang van hun onderwijzers
omdeden. Een dochter wordt door
haar vader vermoord, omdat het hem
beter dunkt dat zij eerder het leven
verliest dan haar eer, en weer een
ander heeft geen aansporing nodig
im zelf in de Oder te springen.
Vervlogen hoop.
Honderdduizenden hielden het niet
vol, en voor hen werd de vlucht dan
het symbool van hun wil om te le
ven. Zo sjokken zij dan langs de we
gen in koxonnes waarin men niet
meer let op wie er uitvallen of ach
terblijven, en trekken tenslotte ver
wezen en versuft door de slagboom
van Friedland of door die van een an
der kamp. Hun noop is reeds lang
vervlogen, hun twijfel aan de men
sen niet meer te genezen, en door dit
alles heen ziekte de kanker van het
heimwee, van de haat om de onder
gane vernederingen, van een geeste
lijk pessimisme. Zelfs de grootste
hartelijkheid wordt dan verkeerd uit
gelegd.
Eer zij ergens in het Westen een
bestaan moeten gaan zoeken, vertoe- i
ven zij een aantal dagen in een kamp.1
Zo'n kamp is Friedland. Een sa
menstel van barakken en hutten van
golfijzer, meer dan tweehonderd,
waarbinnen het even grimmig-koud
in de winter is als moordend heet in
de zomer.
Er is een cantine, er zijn slaapba-
rakken, keukens en een eenvoudige
kapel, maar alles is van datzelfde
golfijzer, waaruit ook de ziekenba
rakken van dit sombere kamp zijn
opgetrokken.
Bijna één derde van de kampbe
volking komt ziek aan. Friedland
zelf kan ze niet allemaal bergen, en
een groot gedeelte moet doorgezon
den worden naar de lazaretten in
een verderop gelegen plaats.
De ziekenbarakken zijn even slecht
verwarmd als alle andere even
slecht geventileerd, even slecht uit
gerust. Het moet voor de zieken wel
weinig verschil uitmaken (afgezien
van de goede zorg van de dokters en
de warme hartelijkheid van de ver
pleegsters), of zij hier liggen of in
een van al die andere barakken, waar
men óók vergaat van de lysolstank,
waar de luizenpoeder óók b(jna de
zelfde jeuk veroorzaakt als het onge
dierte dat ermee bestreden wordt,
waar evenmin warmte en dekking is.
Hun bed? Een houten krib, hard
van planken. Hun matras? Een jute
zak met platgelegen stro, vóór hen
beslapen doqr God-weet-wat-voor-
zieken. Hun laken»? Die zijn er niet.
Hun dekens? In gunstige gevallen
een paardendeken, en ahders de eigen
overjas. Hun kruik? De koude balk
aan het voeteneind. Hun verscho
ning? Niets in eigen bezit, onvoldoen
de in de kampvoorraad.
Toestand in de ziekenzaal.
Vaak blijkt pas tijdens het ver
plichte medisch onderzoek van de
vluchtelingen hoevelen onder hen
reeds jaren lang een gevreesde ziekte
onder de leden hadden zonder dat zjj
dit zelf wisten. En nu komen zij in
een ziekenzaal, die eigenlijk geen zie
kenzaal mag heten, omdat het aller
noodzakelijkste ontbreekt. Er zijn
geen frisse lakens, waarop zij kun
nen liggen, er zijn geen wollen de
kens waaronder zij heerlijk warm
kunnen worden ingestopt, er zijn
geen matrassen, waarop zij niet dóór-
liggen. En omdat dit alles er niet is,
daarom gaat Oostpriesterhulp zorgen
dat het er kómt. Daarom gaat Oost
priesterhulp ervoor zorgen, dat de
zieken onder deze mensen een goede
verzorging krijgen.
Door een wreed gebod van huis
verdreven, van kamp tot kamp opge
jaagd, liggen de zieken van Fried
land ongetroost Oostpriesterhulp
gaat voor hen allen een bed kopen,
met een heus matras en echte la
kens, met een warm dek en een kus
sen, waarop zij hun doorpiekerd en
j moede hoofd kunnen leggen.
Wij zijn er zeker van, dat gij die
I dit leest niet laten zult te bidden om
troost in de somberheid van Fried-
lands barakken, en dat gij ons ook
I helpen wilt te doen wat gij voor uw
kinderen doet: maker, zoveei als mo
gelijk is, dat tenminste de slaap en
het bed hen verkwikken en verwar
men.
WIRO VAN AKEN, O. Praem.
Nog in het licht van de Ster, die de
Wijzen voorging, doet Oostpriester
hulp na een jaar tijds weer een be
roep op de lezers van ons blad. Het
vraagt om steun en hulp, teneinde
de ziekenbarakken van Friedland,
een doorgangskamp op de grens van
de Russische zóne, menswaardig te
kunnen inrichten
Wat Friedland is, en wat deze actie
beoogt, U leest bet hieronder in een
tweetal bijdragen van de hand van
Pater Wiro van Aken O.Praem. van
de Abdij van Heeswijk, on van dr.
Josef Krahe, de priester die voor eni
ge jaren op eigen verzoek door de
Duitse bisschoppen met de zielzorg in
Friedland werd belast.
Nu het goud van de Koningen nog
bij de kribbe ligt, zal menigeen zijn
geschenk er bij willen voegen, opdat
de verschijning des Heren, ook in
Friedland, ook aan die rampzalig uit
het Oosten komen, steeds worde her
haald.
De mannen die Oostpriesterhulp
in enkele jaren tot een enorme chari
tatieve beweging hebben mogen zien
groeien, die landen overspant, ver
trouwen dat men ook nu weer Oost
priesterhulp overvloedig en royaal
zal willen helpen. Giro 34348, Ned.
R.K. Huisvestingscomité, Den Bosch,
met duidelijke vermelding: Oostpries
terhulp Kampenactie.
In het begin van ieder jaar wordt in de dorpjes aan de Golf van Napels
de Tarantella, de nationale dans gedanst. De dansgroepen, in feestelijke
klederdacht, paraderen in de straten van hun respectieve dorpjes om
een openbare blijk van waardering te krijgen van de dorpelingen. De be
woners van het eiland Capri waren dit jaar na het kleurrijke dansfeest
wederom van oordeel dat dc dansgroep van hun eiland de Tarantella het
best van a?Je danst. De achtergrond voor de opwindende muziek ter hege
leiding van de felle dans wordt verzorgd door de met palmbladen versierde
tamboerijnen van deze „drummers'. Evenals de dansers dragen zij dc ui d
Middeleeuwen stammende Sardljnse baretten en rn*e w-*o-ir«n