Geen schuld, omdat niemand lenen wilde De angst aan Motox&aot in het weiland WAT VOELT EEN SOLDAAT? Sneifieidóxeawd op, het utatet ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1951 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 4 Uit fitJUxweAMLt Annaten LIET RIVTERTJE DE AAR LOOPT TUSSEN DE OUDE RUN EN DE DRECHT, eveneens een riviertj e, ontstaan uit de veenplassen ten zuidoosten van de Haarlemmermeerpolder bij Oude Wetering. De Drecht werd gekanaliseerd gelijk ook de Aar; de laatste in 1824. Dit riviertje gaf zijn naam al verscheidene plaatsen in de streek, waardoor hij stroomde: Langeraar en Korteraar en ook Aarlander- veen zijn er voorbeelden van. In vroegere eeuwen zijn er tussen de dorpen, die aan dit riviertje lagen meermalen overeenkomsten getrof fen over het gebruik van de Aar. Want het stroompje was belangrijk, toen de veenderijen hun turf naar Amsterdam en elders moesten ver voeren en een deel van de Aar behoorde tot de trekvaarten tussen Leiden en Amsterdam de verbinding vormend. Dc Aar verloor echter veel aan betekenis, toen men, om de weg tussen Amsterdam en Gouda korter te maken, een vaart ging gr aven, de Nieuwe vaart, tegenover de Goudse sluis, van de Rijn naar de Kromme Aar. Deze vaart is nog iets ouder d§»n de Heimanswetering, welke in 1603 is aangelegd. EENS Eens was Aarlanderveen een zelf standige gemeente; later werd het een deel van Alphen. Het ambacht Aarlanderveen en Pulmot was eén heerlijkheid, vroeger in bezit van de van Oudshoorn, die ook de heer lijkheid van die naam en Gnephoek in bezit hadden en bovendien de hoge heerlijkheid bezaten van de Vryhoeve en Rynenburg, een hof stede aan de Rijndijk onder Hazers- woude, welke voorheen een grafe lijk leen was. Toen Willem Dirks- zoon van Oudshoorn in de oorlog tusèen hertog Willem van Beieren en zijn moeder Margaretha, de zijde van de Hoeksen, dus van Maragre- tha had gekozen, werden al zijn heerlijkheden in 1351 door de her tog verbeurd verklaard en een paar jaar later verkocht aan Arnold van Ysselstein; daarna gingen zij over ap Adriaan van Raaphorst en ble ven een tijdlang in zijn geslacht. Nog later kwamen zij aan het huis Kuilenburg en bij de dood van Jas- par van Kuilenburg vielen zy als leengoederen terug aan de koning van Spanje, die ook graaf van Hol land was. Deze verkocht ze aan Roe land le Fevres en zo kwamen zij aan Anna de Barcourt. Deze dame bleef Philips ii trouw ook na diens afzwering en daarom werden haar goederen door de Staten van Hol land en Westvriesland verbeurd verklaard en in 1593 in leen gege ven aan Ernst van Mansveld, veld maarschalk in dien6t van de Staten. Over het dorp Aarlanderveen, dan aangeduid als Aardekeveen horen we iets in de schemering van de historie, wanneer het kapittel in de Loidse Sint Pancraskerk gesticht wordt. Dat gebeurde in 1366 en in de stichtingsbrief vinden we Aar landerveen vermeld. De oude parochiekerk was toege wijd aan Sint Jan de Doper. Als de oudste ons bekend gebleven pastoor vindien de Philippus Gerrit Doe- denszon, in het jaar 1358. Om streeks 1374 ruilde pastoor Jan Hughenszoon van Naaldwijk zijn pastoraat met Philippus Hughens zoon, die pastoor te Aarlanderveen was; Jan stierf er. Als laatste middeleeuwse pas toors zijn er geweest Jacobus Jo- annesz. de Leeqw, er in 1556 be noemd, na zijn dood in 1573 opge volgd door Johannes Adriaansz. van 's Gravenhage. De kerk had meerdere altaren en vicarieën. OOK AL OORLOG. De informatie in 1494 gehouden leert ons, dat het doip toen 80 hui zen telde; dertig daarvan werden door arme mensen bewoond, die leefden van de armenzorg. Er was een vrij grote achteruitgang geko men sedert .de dood van Karei de Stoute, toen er in 1477 door zijn dochter Maria ook een onderzoek ingesteld was naar de financiële draagkracht van haar onderdanen. Want in dat jaar had Aarlander veen wel 25 huizen meer en boven dien had men schuld moeten ma ken en daarom nu jaarlijks 40 Rijn landse guldens aan rente te betalen. De oorzaken van die achteruitgang waren ook hier gelijk elders: oorlo gen, tijdens welke de inwoners „verbrant, geschat ende ghevangen" waren geweest; „grootelicken had den zy moeten contribueren in die oorlogen". Daarbij was gekomen de dieren tyt" en ook, dat „meest alle heure koeyen in de oorloge by den vianden hemluyden genomen zyn geweest." Want de veeteelt was een van de bronnen van bestaan, met „turfdelvinghe en lantneringe, te weten met haver, gerst ende rogge te zayen". In 1514, toen er weer een informa tie werd gehouden, kwam de pas toor, Vrank Lambertssoon met en kele ambachtsbewaarders en schot vangers (belastingontvangers) de gevraagde inlichtingen geven. Nu waren er 139 huizen in Aarle- veen, maar met 58 arme gezinnen, die helemaal niets betaalden aan be lasting; van de overige bewoners werd „elck huys niet waerdich bo ven een pondt of daeromtrent, deen deur tandere" geacht te zijn. De pastoor gaf ten antwoord, dat zijn parochie 300 communicanten telde. Verdere lasten had hun dorp niet en schulden maken had men niet kunnen doen, bij „gebreecke geloeve" (crediet). Als bronnen van bestaan gaven zij nu op, dat zij „hem generen mil houten ende tacken, mit turf in an dere dorpen te delven; de sommige mit 3, 4 of 5 koyen te weyden, ende de sommige mit 9 of 10 koyen, ende dier isser niet veel". Uit dat ant woord blijkt, dat het veen in hun eigen plaats uitgedolven was. Zolang in de veenstreken volop turf gedol ven kon worden, heerste er wel een 'betrekkelijke welvaart; we zien dan ook die veendorpen in vrij korte tijd betrekkelijk snel vooruit gaan. De turfmarkerij gaf een tijdelijke wel vaart en opleving met een toename van de bevolking, die een redeijke bron van bestaan vond. Maar daar na kwam des te groter armoede. Want men hield waardeloze plassen over, waar nog wat kreupelhout groeide. Eerst later is men die uit- geveende plassen gaan droogmaken en ontstaan de droogmakerijen of polders, waarin de bevolking weer een goed bestaan vond in de land bouw en veeteelt. Het ambacht van Aarlanderveen was 3550 morgen groot; 12 inwoners, die „de rycksten" genoemd worden, bezaten daarvan 300 morgen en de rest was eigendom van niet inwo ners, die dat land „ten duyrsten" verhuurden. En van de 3550 morgen waren er zeker 1700, die niet „waer dich en zyn 6 stuivers tjaers de mer- gen"; bovendien waren er 500 die „woest ende wilt leggen"; het beste land werd door mensen uit Koude kerk en Alphen gebruikt. Verder klaagden zij over water schade van vier en zes jaar terug, terwijl zij ook nu weer onder water zaten, door een dijkbreuk te Spa- rendam. Maar de meeste schade hadden zij geleden door „300 knech ten (soldaten) van den lande, die daer lagen 15 weecken lang, tot grooten verdriete, cost ende last van denselven dorpe". gedempte toon Chinees met elkaar. Zijn hart bonsde als een pneuma tische boor en deed zijn gehele lichaam trillen; zijn ogen waren wijd opengesperd van schrik en be gonnen te tranen; hij had geen no tie meer van tijd; hij kon zelfs niet meer denken. Maar ieder uithoudingsvermogen heeft een grens. De spanning stijgt tot die grens en daar vindt de om mekeer plaats. Opeens begin je alles zelfs je leven onbelangrijk te vin den en het geeft je een vredig ge voel. Nooit had de soldaat in zijn eenmansgat tijdens zijn gehele leven een heerlijker moment gekend dan het gevoel van ontspanning, dat op trad, nadat ook bij hem de grens van het uithoudingsvermogen be reikt was. Hij kroop uit zijn shelter. Zorgeloos, zelfs met plezier naar het geluid van zijn voetstappen luiste rend, liep hij dwars door het veld naar de stellingen van zijn kamera den. Dit maakt de angst van een sol daat: Een man, die zo bang is ge weest, dat hij nooit geen vrees meer zal kunnen voelen. Temiden van de sojaboontjes en de weilanden monteert Robert Pate, voorman in een machinefabriek te Park Ridge, een voorstad van Chi cago, het stuurwiel op zijn eigengc maakte boot Het schip is 15.75 m. lang en het nam hem drie jaar van zijn vrije tijd om het te bouwen Dit is de derde die hij bouwt: de eerste was 7 meter, de tweede 14,40 m lang De oorlogscorrespondent in Korea van het Amerikaanse blad „Sunpapers," heeft gedurende zijn verblijf aan het Koreaanse front een speciale studie gemaakt van de angsten, die een militair aan het front beleert. Deze journalist, Wil liam Blair jr., die tenslotte in de omgeving van Seoel zwaar gewond is geraakt, heeft het rijk der vrees in al zijn bangheid persoonlijk leren kennen. Hij geeft in onderstaand artikel zijn bevindingen weer. Een paar uren, nadat we in Korea aankwamen, waren we op weg naar het Westen, waar de vijand was. Er wasu sprake van guerilla-activiteit en op iedere auto stond een soldaat met het geweer in aanslag, gereed om vuur uit te bren- - v ,T„„ gen. Gedurende deze rit, die vijf uur lemaal plotseling het begin van duurde, voelden we op een gegeven werkelijke angst in ons opko e ogenblik de oorlog naderbij komen en met de oorlog ook de angst. I Sommigen voelden de angst voor het eerst, toen ze zich realiseerden trucks moesten verlaten, speelden een paar gewonde soldaten een par tijtje bridge. Een van de met ons convooy aangekomen mariniers wil de grappig zijn en riep naar de ge wonden: „Hé, denken jullie op deze manier de oorlog te winnen?" „Deze oorlog is geen spelletje, broer," antwoordde een der militai ren met iets vermoeids en tevens iets superieurs in zijn stem, „Je mag je pas soldaat noemen als je even veel gevochten hebt als het X Ba taljon.' De nieuw aangekomen mili tairen dienden voor aanvulling van het X-Bataljon. „Behoren jullie tot het X-Bataljon?" vroeg de marinier. „Wij hier," en de gewonde mili tair wees op de drie andere kaart spelers, maken momenteel het gehe le Bataljon uit; de rest is afgemaakt of zoek." Door dit antwoord voelden we al- dat er op hen geschoten werd dat een ander mens pogingen deed, om hem te doden. Anderen voelden voor het eerst de angst in zich op komen, toen we een groot Rode Kruis con vooy passeerden, dat terug kwam van het front en waarin de onbe kende slachtoffers, onzichtbaar door het vele verband, dat hun wonden bedekte, stille getuigen vormden van de hevigheid van de strijd. Weer anderen maakten voor het eerst kennis met de angst, toen zij twee verstijfde lijken van Koreaan se burgers de rivier af zagen drijven, waar wij langs reden. Het was slechts een lichte milde vrees, deze eerste angst; nauwelijks meer dan een gevoel van onbehaag lijkheid. Maar we moesten met eni ge tegenzin constateren, dat we ons lot minder dan ooit zelf in handen hadden. De aankomst in de ge vechtszone bood geen gelegenheid om ons geschokt zelfvertrouwen te herstellen. Op de plaats, waar wij de DE kans kregen om verder te leven. Deze compagniet heeft later daden verricht, waardoor zij beroemd is geworden; haar opleiding was volle dig geweest II7ANNEER JONGE, angstige mili- tairen hun vuurdoop ondergaan komen ze plotseling tot de ontdek king, hoe afhankelijk ze van elkaar zijn. Zij gaan elkaar dan eerst recht waarderen en tijdens een gevecht bidt iedereen koortsachtig, dat zijn buren precies zullen doen, wat er van hen verwacht wordt. Het tal men of de zwakheid van één man, kan de gehele groep vernietigen. Na het eerste gevecht voelt de je naakt bent In een razende poging SroaP nieuwelingen een grote trots die alles, behalve de plek, waaï% je °f h.un eez™?1«k\kï!|cht en een vuren moet en de stem van de com- Sloed va? dankbaarheid voor e.kaar. totdatTde SiSSoToniTdTS t0" ^and ontstaat die meïï S venüetfgd hrtt ff&g w^en ^s^oTh^^S* ThI ondervinding, wordt deze angst om- j!!J? u zwakheid gezet in grimmige vastberadenheid aoya- of^vedammend^paniek^zü maakt ander'onderdeel Pen hij zal zich ongelukkig en .angstig voelen. Op zijn nieuwe plaats mist hij de zekerheid dat zijn buurlui links en rechts op hun post zullen 'blijven, als de aanvallers aanstor- IJET IS EEN eigenaardig gevoel, men yeie soldaten, die een ruime wanneer je ontdekt, dat je niet rustperiode kregen, om van hun zp bang bent, als je dacht, dat je verwondingen te genezen, baden zou zijn. Dit geeft „groentjes' een I om weer teruggezonden te worden groter zelfvertrouwen in de eerste naar hun onderdeel. Ze wilden lie- dagen, die zij onder vuur liggen. ver teruggaan en vechten, dan vol- Na de ontdekking kijken zij elkaar iet}jg herstellen en het risico lopen eens aan en glimlachen; zij hebben naar een ander onderdeel gestuurd wellicht voor het eerst in hun leven te Worden. kunnen tonen, dat zij geen lafaards Op het meer van Coniton, North Lancashire, heeft Donald Cambell proe ven genomen met zijn „Bluebird", Engelands krachtigste raceboot, ter voorbereiding van zijn aanval op het wereld snelheidsrecord te water, dat op naam staat van Amerika. Campbell die wij hier met zijn werktuig kundige Leo Villa (links), zien aan het stuur van de „Bluebird", bereik te tijdens de proeven een snelheid van meer dan 190 km per uur. EERSTE WEEK, die wy aan het front doorbrachten, werd er in onze sector hard gevochten. Een compagnie Amerikanen werd inge sloten en had te kampen met een wanhopig gebrek aan munitie, wa ter en voedsel. Eien aantal van ons werd aangewezen, om een door braak te forceren. Toen we met de truck aan het punt gekomen waren, waar we te voet verder moesten, brandde de zon onbarmhartig; grote stofwolken waaiden bij het minste zuchtje wind op en verduisterden de weg. Er werd niet gesproken. Na een kwartiertje lopen, waren we overdekt met stof. zand en zweet Onze pas kreeg iets automatisch; een tred, waarop men gedachteloos verder sjokt, zonder zich nog om de omgeving of het doel van de toéht te bekommeren. In plaats van opwin ding heerste er een lusteloze stilte, toen we door de puinhopen van een pasveroverde stad trokken. We lie pen langs dood, opgezwollen vee, langs opgeblazen tanks en gevechts wagens, langs gesneuvelde militai ren en gedode burgers, maar niets van dit alles kon ons interesseren. Opeens rukte de angst ons uit onze lome stemming: Twee verscho len mitrailleurs begonnen op ons te vuren. We staarden met de verba zing voor het onbekende om ons heen en renden dan koortsachtig door elkaar op zoek naar dekking. Toen we de kogels om ons heen in het zand zagen springen, voelden we eerst echt angst in ons opkomen. Deze angst was groter dan wij voordien gevoeld hadden; zij deed het verleden en de toekomst onbe langrijk schijnen. Alles verdween in het niet voor de drang van het ogenblik: Dekking zoeken. Totdat we veiligheid gevonden hadden, leken we dieren, dol gewor den door angst en slechts voorbe- wogen door instinct. Eenmaal in de sloot langs de weg, nam de vrees iets af. Toen begonnen echter een paar officieren te vloeken; zij stonden op de weg met hun geweren naar de vijand te vuren en bevalen ons op te staan. Wanneer je veilig in een sloot ligt en je hoort de kogels om je heen suizen, voel je een kalme rende, een ietwat aangename angst, want je hebt de zekerheid, dat je althans voor het moment niets kan overkomen. Een andere vrees is, wanneer je bevolen wordt, daar te gaan staan, waar het een wonder mag heten, als je gèèn kogel in je buik krijgt. De. angst ,die je dan overvalt, beneemt je de adem, geeft je het gevoel, dat zijn. Helaas verliest deze ontdek king door herhaling zijn kracht. Voor vuurgevechten, patrouilles, aanvallen en kruisvuur aan de lo pende band, in een zinneloze regel maat, is gewone moed niet voldoen de. Geest en lichaam verschrompe len, de laatste druppel wilskracht wordt er uit geperst en nog is het niet genoeg. En dan, als een wonder heb je het te pakken. Een vreemd gevoel, een lugubere vrolijkheid bevangt je. Ontstaan uit 'een eindeloze angst, jaagt het je voort in het hevigst De kameraadschap van dergelijke soldaten is aanstekelijk; zij spreidt zich uit over de gehele gevechts zone. Iedere soldaat in de vuurli nie is een kameraad in de ware zin des woords van ieder ander, die dezelfde omstandigheden zijn werk moet doen. Een man, die langs mijn eenmansgat loopt, mag dan een vreemde voor mij zyn, hij is mijn vriend, omdat hij bij mij is, op de plaats waar geschoten wordt, omdat hij gebrek hoeft aan water, aan voedsel en comfort en omdat ten slotte het heden voor hem zowel als voor my de laatste dag kan zijn. In een leger is het een gewoon van 't gevecht, Bij de overlevenden t ->8 blijft de gedachte aan deze ervaring dat koe verder men hangen en oefent een machtige in- i Mit.afgaat, hoe onsympa- vloed uit Het is als de herinnering Hof detLne„d0en Mar Mn herhaI'n*> wat h(j in vredestijd thuh^was^ een Mannen,* 'die* deze graad bereikt ««centrisch, ongevoelig mens. hebben, zullen hun veilige rustpe- riode achter het front onderbreken om zich zonder noodzaak aan het front in gevaren te storten. Het is hoogstwaarschijnlijk een dergelijke mentaliteit, die helden maakt; man nen, die granaten opvangen en te ruggooien en daardoor het leven van hun kameraden redden, of die in hun eentje op een welhaast on neembaar vijandelijk mitrailleur- nest inrennen en het machinege weer tot zwijgen brengen. Er was eens een jong luitenantje mogelijk leeft hij nog die het commando voerde over een peloton, dat aan een rivier lag. Aan de over zijde van het water lag het nie mandsland en des nachts drongen de communisten daar binnen, stelden mortieren op en beschoten het kam pement. Op een goede avond stak de luitenant in zijn eentje met een rubberboot de rivier over en ging in het „niemandsland" de vijand af wachten; hij doodde 20 roden, voor dat zij de vlucht konden nemen en lachend keerde het luitenantje naar zijn kampement terug. De lust naar gevaar is echter nog meer kenmerkend bij de „gewone man", die iedere dag zo goed en zo kwaad als het gaat zonder de minste interesse zijn plicht doet. Wanneer het verlangen naar gevaar hem te pakken krijgt, verandert het zijn gehele wezen. Een compagnie soldaten was een IN DE ANGST voor de dood zijn 1 vele soorten angst verenigd. De vrees voor de dood is wellicht de brandende verzameling van vele angsten, die het menselijk leven kunnen benauwen: vrees voor 't ge zin, dat wordt achtergelaten, vrees voor het onderbreken van een car rière, vrees voor het afbreken of niet bereiken van een levensgeluk, vrees voor de verantwooding, die afgelegd zal moeten worden over te kortkomingen en gebreken, vrees voor de onmacht, om nog ooit ge maakte fouten te corrigeren. Soms wordt de angst zo opge schroefd, dat zij tot ongewone moed leidt. In de dichte mist, die om een fel omstreden stad hing, kwam een jong soldaat plotseling tot de ont dekking, dat hij alleen was. Door de een of andere oorzaak, had de order om terug te trekken hem niet bereikt. Wanhopig trachtte hij zijn kameraden op het spoor te komen, maar de mist ontnam hern ieder ge zicht op de omgeving. Na iedere poging om vooruit te komen, stopte hij en keek onzeker naar de wazige muren, die hem omsloten. Plotse ling hoorde hij voetstappen; het was de klank van metaal tegen rotsen. Zijn onderdeel had geen ijzers onder de schoenen en daarom begreep hij, dat dit zijn peloton niet kon zijn. De aandrang om vai. angst te ijf dagen lang omsingeld door een schreeuwen was haast te sterk om Burgelijke standen BOSKOOP Geboren: Rosina Francina, d. v. D. van Gemeren en A. Stapper; Anto- nius Jacobus Josephus, z van A. T. Straver en H. J. H. van Rijn. Huwelijksaangiften: A Geers en G. van Gelderen; P. Benders en J. Viveen. Huwelijken. J. van 't Wout en C. J. an der Wolf. DE KWAKEL Geboren: Johanna Afina dr van J. A. van Nimwegen en A. Oorthuis; Cornelia Maria dr van J. W. Voorn en C. Sanders; Alberta Cecilia Maria dp van J. A. W. van Kooten en C. M. H. van Schaik. Ondertrouwd: H. Oussoren en T. van Veen; C. van Asselt en A. B. van der Vaart. NIEUWKOOP Geboren: Cornelia Maria, d. van A. Vianen en J. Baas; Maarten Zegei't z. van T. de Graaf en J C. Vermeu len. Ondertrouwd: J. van der Weijden 40 jaar en M J. Hoogendijk 44 jaar. TER AAR Geboren: Cornelis A. A. dr van M. M. Sassen en C. P. v. d. Hoorn; Leo- nardus P. zn van J. P. Uijttewaal en M. M. v. d. Pijl. Ondertrouwd P. v. Spronsen 24 jr én A. W. Treur 27 jr. VOORHOUT Geboren: Sophia C., d. van W. N. van Leeuwen en J. F. Heemskerk; Edward M., z. van L. Czajka en F. Th. Mosseveld. Ondertrouwd: H. C. Went 27 jaar en A. A. A. Kortekaas 25 jaar; P. J. L. Weekers 32 jaar en C P. Zoet 27 jaar, N. J. Went 30 jaar en J. H. Kos ter 27 jaar; J L. van Wieringen 26 jaar en C. C van der Ploeg 24 jaar. Gtrouwd: j. C. S. van Gent 30 jaar en K. v. d. Broek 28 jaar; L. A. van Bemmelen 25 jaar en C, J. Diemei 20 jaar; N. W. v. d. Poel 32 jaar en A. Th. de Ridder 24 jaar; H. P L. Standaart 28 jaar en C. P. M. C. Prins 27 jaar; H. P van Werkhoven 29 jaar en A. P. A. Braun 27 jaar; W. T J. Pronk 27 jaar en H K. de Braak 22 j. WASSENAAR Geboren: Yvonne M. C., d. van A. P. Noordoven en M. C. Marijt; Fran- cisca W., d. van G. J. Vermeulen en D. Harmse; Margaretha. d. van N. de Vreugd en J. Cossee; Adriana M., d van P. Verhart en A. C. M. Belle- kom; Laurens M., z. van J. L. N. Paardekooper en A. A. Spring in 't Veld;..Bouke, z. van L. Jagt en C. J. van Trigt; Mar got, d. van A. W. H. Hilarius en C. Logtvoet, Johanna H. M., d. van T. C. Bellekom en M. van Haastrecht. Ondertrouwd: A. W. Huinder, Den Haag en M. A. H. Menning; P. J. J. Kruisheer, Amsterdam en M. J. Oós- terveer; D. Twigt en M. Maagdelijn, Katwijk. Getrouwd: G. D. Hubbeling en H. J. M. Sistermans; C. Bosman en C. W. van den Bosch; T. Snik en G. M. Gort; J. E. Vernie en J. C. J. van Beek; M. A. Hoolboom en C. H. van Bijsterveld; R. S. N. Baron van der Feltz en J. van Es. Overleden: Adriaan C. de Bel 22 j., Oegstgeest; H. Yuntema 55 j., we duwe van P. Hazenberg, Den Haag; Catharina M. J. Lefeber 54 j., vr. v. H. Augustijn, Nieuwerkerk a. d. IJs- sel; M. L. Tuinstra 49 j.. vr. v. H. G. Winants, Maastricht; J. L. van Tol, 66 j., m. v. A. J. T. Scheevelenbosch. tien maal zo sterke vijand. In de nacht slopen de communisten hun stellingen binnen en bij het aanbre ken van de dag vond het ingesloten onderdeel overal soldaten met ver wrongen gelaatstrekken en een dolk in het hart. Ten slotte werden zij bevrijd, maar zij schenen in het ge heel niet verheugd te zijn met hun redding. Zij waren zo verbitterd door angst, dat het hun niet eens bijster interesseerde, dat zy nog een te bedwingen, maar hij wist zich te beheersen. Als geheimzinnige schim men, zag hij voor zich enkele ge daanten lopen. Op zijn buik kroop hij naar een eenmansgat. Nauwe lijks was hij erin gesprongen of weer naderden voetstappen. De man nen passeerden hem zo nabij, dat één bijna misstapte en in zijn een mansgat terecht kwam. Twee per sonen gingen in de buurt van zijn schuilplaats zitten en spraken op Wat lezers schrijven ETALAGE-WEDSTRIJD TE NOORDWIJKERHOUT. Bij de Oranjefeesten te Noordwij- kerhout heb ik met bewondering naar de etalages gekeken, welke de middenstanders ten toon stelden. Vrijwel alle etalages spraken van vakkennis en etalagekunst. Doch met enige verbazing heb ik de keu ring der jury gadegeslagen; deze ge tuigde van onkunde voor dergelijk verantwoordelijk werk. Bij een vol gende etalagewedstrijd zou het be stuur der Oranjevereniging er goed aan doen een jury samen te stellen uit personen, die meer verstand hebben van etalage-kunst en die meer vakkennis en meer verstand van de kwaliteit van artikelen heb ben. J. B. (Leraar garneren en étale ren bij het slagersvakonder wijs).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1951 | | pagina 8