Geen schuld, omdat
niemand lenen wilde
De angst aan
Motox&aot in het weiland
WAT VOELT EEN SOLDAAT?
Sneifieidóxeawd op, het utatet
ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1951
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD PAGINA 4
Uit fitJUxweAMLt Annaten
LIET RIVTERTJE DE AAR LOOPT TUSSEN DE OUDE RUN EN DE
DRECHT, eveneens een riviertj e, ontstaan uit de veenplassen ten
zuidoosten van de Haarlemmermeerpolder bij Oude Wetering. De Drecht
werd gekanaliseerd gelijk ook de Aar; de laatste in 1824.
Dit riviertje gaf zijn naam al verscheidene plaatsen in de streek,
waardoor hij stroomde: Langeraar en Korteraar en ook Aarlander-
veen zijn er voorbeelden van. In vroegere eeuwen zijn er tussen de
dorpen, die aan dit riviertje lagen meermalen overeenkomsten getrof
fen over het gebruik van de Aar. Want het stroompje was belangrijk,
toen de veenderijen hun turf naar Amsterdam en elders moesten ver
voeren en een deel van de Aar behoorde tot de trekvaarten tussen
Leiden en Amsterdam de verbinding vormend. Dc Aar verloor echter
veel aan betekenis, toen men, om de weg tussen Amsterdam en Gouda
korter te maken, een vaart ging gr aven, de Nieuwe vaart, tegenover de
Goudse sluis, van de Rijn naar de Kromme Aar. Deze vaart is nog iets
ouder d§»n de Heimanswetering, welke in 1603 is aangelegd.
EENS
Eens was Aarlanderveen een zelf
standige gemeente; later werd het
een deel van Alphen. Het ambacht
Aarlanderveen en Pulmot was eén
heerlijkheid, vroeger in bezit van
de van Oudshoorn, die ook de heer
lijkheid van die naam en Gnephoek
in bezit hadden en bovendien de
hoge heerlijkheid bezaten van de
Vryhoeve en Rynenburg, een hof
stede aan de Rijndijk onder Hazers-
woude, welke voorheen een grafe
lijk leen was. Toen Willem Dirks-
zoon van Oudshoorn in de oorlog
tusèen hertog Willem van Beieren
en zijn moeder Margaretha, de zijde
van de Hoeksen, dus van Maragre-
tha had gekozen, werden al zijn
heerlijkheden in 1351 door de her
tog verbeurd verklaard en een paar
jaar later verkocht aan Arnold van
Ysselstein; daarna gingen zij over
ap Adriaan van Raaphorst en ble
ven een tijdlang in zijn geslacht.
Nog later kwamen zij aan het huis
Kuilenburg en bij de dood van Jas-
par van Kuilenburg vielen zy als
leengoederen terug aan de koning
van Spanje, die ook graaf van Hol
land was. Deze verkocht ze aan Roe
land le Fevres en zo kwamen zij
aan Anna de Barcourt. Deze dame
bleef Philips ii trouw ook na diens
afzwering en daarom werden haar
goederen door de Staten van Hol
land en Westvriesland verbeurd
verklaard en in 1593 in leen gege
ven aan Ernst van Mansveld, veld
maarschalk in dien6t van de Staten.
Over het dorp Aarlanderveen, dan
aangeduid als Aardekeveen horen
we iets in de schemering van de
historie, wanneer het kapittel in de
Loidse Sint Pancraskerk gesticht
wordt. Dat gebeurde in 1366 en in
de stichtingsbrief vinden we Aar
landerveen vermeld.
De oude parochiekerk was toege
wijd aan Sint Jan de Doper. Als de
oudste ons bekend gebleven pastoor
vindien de Philippus Gerrit Doe-
denszon, in het jaar 1358. Om
streeks 1374 ruilde pastoor Jan
Hughenszoon van Naaldwijk zijn
pastoraat met Philippus Hughens
zoon, die pastoor te Aarlanderveen
was; Jan stierf er.
Als laatste middeleeuwse pas
toors zijn er geweest Jacobus Jo-
annesz. de Leeqw, er in 1556 be
noemd, na zijn dood in 1573 opge
volgd door Johannes Adriaansz. van
's Gravenhage.
De kerk had meerdere altaren en
vicarieën.
OOK AL OORLOG.
De informatie in 1494 gehouden
leert ons, dat het doip toen 80 hui
zen telde; dertig daarvan werden
door arme mensen bewoond, die
leefden van de armenzorg. Er was
een vrij grote achteruitgang geko
men sedert .de dood van Karei de
Stoute, toen er in 1477 door zijn
dochter Maria ook een onderzoek
ingesteld was naar de financiële
draagkracht van haar onderdanen.
Want in dat jaar had Aarlander
veen wel 25 huizen meer en boven
dien had men schuld moeten ma
ken en daarom nu jaarlijks 40 Rijn
landse guldens aan rente te betalen.
De oorzaken van die achteruitgang
waren ook hier gelijk elders: oorlo
gen, tijdens welke de inwoners
„verbrant, geschat ende ghevangen"
waren geweest; „grootelicken had
den zy moeten contribueren in die
oorlogen". Daarbij was gekomen de
dieren tyt" en ook, dat „meest alle
heure koeyen in de oorloge by den
vianden hemluyden genomen zyn
geweest." Want de veeteelt was een
van de bronnen van bestaan, met
„turfdelvinghe en lantneringe, te
weten met haver, gerst ende rogge
te zayen".
In 1514, toen er weer een informa
tie werd gehouden, kwam de pas
toor, Vrank Lambertssoon met en
kele ambachtsbewaarders en schot
vangers (belastingontvangers) de
gevraagde inlichtingen geven. Nu
waren er 139 huizen in Aarle-
veen, maar met 58 arme gezinnen,
die helemaal niets betaalden aan be
lasting; van de overige bewoners
werd „elck huys niet waerdich bo
ven een pondt of daeromtrent, deen
deur tandere" geacht te zijn. De
pastoor gaf ten antwoord, dat zijn
parochie 300 communicanten telde.
Verdere lasten had hun dorp niet
en schulden maken had men niet
kunnen doen, bij „gebreecke
geloeve" (crediet).
Als bronnen van bestaan gaven zij
nu op, dat zij „hem generen mil
houten ende tacken, mit turf in an
dere dorpen te delven; de sommige
mit 3, 4 of 5 koyen te weyden, ende
de sommige mit 9 of 10 koyen, ende
dier isser niet veel". Uit dat ant
woord blijkt, dat het veen in hun
eigen plaats uitgedolven was. Zolang
in de veenstreken volop turf gedol
ven kon worden, heerste er wel een
'betrekkelijke welvaart; we zien dan
ook die veendorpen in vrij korte tijd
betrekkelijk snel vooruit gaan. De
turfmarkerij gaf een tijdelijke wel
vaart en opleving met een toename
van de bevolking, die een redeijke
bron van bestaan vond. Maar daar
na kwam des te groter armoede.
Want men hield waardeloze plassen
over, waar nog wat kreupelhout
groeide. Eerst later is men die uit-
geveende plassen gaan droogmaken
en ontstaan de droogmakerijen of
polders, waarin de bevolking weer
een goed bestaan vond in de land
bouw en veeteelt.
Het ambacht van Aarlanderveen
was 3550 morgen groot; 12 inwoners,
die „de rycksten" genoemd worden,
bezaten daarvan 300 morgen en de
rest was eigendom van niet inwo
ners, die dat land „ten duyrsten"
verhuurden. En van de 3550 morgen
waren er zeker 1700, die niet „waer
dich en zyn 6 stuivers tjaers de mer-
gen"; bovendien waren er 500 die
„woest ende wilt leggen"; het beste
land werd door mensen uit Koude
kerk en Alphen gebruikt.
Verder klaagden zij over water
schade van vier en zes jaar terug,
terwijl zij ook nu weer onder water
zaten, door een dijkbreuk te Spa-
rendam. Maar de meeste schade
hadden zij geleden door „300 knech
ten (soldaten) van den lande, die
daer lagen 15 weecken lang, tot
grooten verdriete, cost ende last van
denselven dorpe".
gedempte toon Chinees met elkaar.
Zijn hart bonsde als een pneuma
tische boor en deed zijn gehele
lichaam trillen; zijn ogen waren
wijd opengesperd van schrik en be
gonnen te tranen; hij had geen no
tie meer van tijd; hij kon zelfs niet
meer denken.
Maar ieder uithoudingsvermogen
heeft een grens. De spanning stijgt
tot die grens en daar vindt de om
mekeer plaats. Opeens begin je alles
zelfs je leven onbelangrijk te vin
den en het geeft je een vredig ge
voel. Nooit had de soldaat in zijn
eenmansgat tijdens zijn gehele leven
een heerlijker moment gekend dan
het gevoel van ontspanning, dat op
trad, nadat ook bij hem de grens
van het uithoudingsvermogen be
reikt was. Hij kroop uit zijn shelter.
Zorgeloos, zelfs met plezier naar het
geluid van zijn voetstappen luiste
rend, liep hij dwars door het veld
naar de stellingen van zijn kamera
den.
Dit maakt de angst van een sol
daat: Een man, die zo bang is ge
weest, dat hij nooit geen vrees meer
zal kunnen voelen.
Temiden van de sojaboontjes en de weilanden monteert Robert Pate,
voorman in een machinefabriek te Park Ridge, een voorstad van Chi
cago, het stuurwiel op zijn eigengc maakte boot Het schip is 15.75 m.
lang en het nam hem drie jaar van zijn vrije tijd om het te bouwen Dit
is de derde die hij bouwt: de eerste was 7 meter, de tweede 14,40 m lang
De oorlogscorrespondent
in Korea van het Amerikaanse
blad „Sunpapers," heeft gedurende
zijn verblijf aan het Koreaanse front
een speciale studie gemaakt van de
angsten, die een militair aan het
front beleert. Deze journalist, Wil
liam Blair jr., die tenslotte in de
omgeving van Seoel zwaar gewond
is geraakt, heeft het rijk der vrees
in al zijn bangheid persoonlijk leren
kennen. Hij geeft in onderstaand
artikel zijn bevindingen weer.
Een paar uren, nadat we in
Korea aankwamen, waren we
op weg naar het Westen, waar de
vijand was. Er wasu sprake van
guerilla-activiteit en op iedere auto
stond een soldaat met het geweer in
aanslag, gereed om vuur uit te bren- - v ,T„„
gen. Gedurende deze rit, die vijf uur lemaal plotseling het begin van
duurde, voelden we op een gegeven werkelijke angst in ons opko e
ogenblik de oorlog naderbij komen
en met de oorlog ook de angst. I
Sommigen voelden de angst voor
het eerst, toen ze zich realiseerden
trucks moesten verlaten, speelden
een paar gewonde soldaten een par
tijtje bridge. Een van de met ons
convooy aangekomen mariniers wil
de grappig zijn en riep naar de ge
wonden: „Hé, denken jullie op deze
manier de oorlog te winnen?"
„Deze oorlog is geen spelletje,
broer," antwoordde een der militai
ren met iets vermoeids en tevens
iets superieurs in zijn stem, „Je mag
je pas soldaat noemen als je even
veel gevochten hebt als het X Ba
taljon.' De nieuw aangekomen mili
tairen dienden voor aanvulling van
het X-Bataljon. „Behoren jullie tot
het X-Bataljon?" vroeg de marinier.
„Wij hier," en de gewonde mili
tair wees op de drie andere kaart
spelers, maken momenteel het gehe
le Bataljon uit; de rest is afgemaakt
of zoek."
Door dit antwoord voelden we al-
dat er op hen geschoten werd dat
een ander mens pogingen deed, om
hem te doden. Anderen voelden voor
het eerst de angst in zich op komen,
toen we een groot Rode Kruis con
vooy passeerden, dat terug kwam
van het front en waarin de onbe
kende slachtoffers, onzichtbaar door
het vele verband, dat hun wonden
bedekte, stille getuigen vormden
van de hevigheid van de strijd.
Weer anderen maakten voor het
eerst kennis met de angst, toen zij
twee verstijfde lijken van Koreaan
se burgers de rivier af zagen drijven,
waar wij langs reden.
Het was slechts een lichte milde
vrees, deze eerste angst; nauwelijks
meer dan een gevoel van onbehaag
lijkheid. Maar we moesten met eni
ge tegenzin constateren, dat we ons
lot minder dan ooit zelf in handen
hadden. De aankomst in de ge
vechtszone bood geen gelegenheid
om ons geschokt zelfvertrouwen te
herstellen. Op de plaats, waar wij de
DE
kans kregen om verder te leven.
Deze compagniet heeft later daden
verricht, waardoor zij beroemd is
geworden; haar opleiding was volle
dig geweest
II7ANNEER JONGE, angstige mili-
tairen hun vuurdoop ondergaan
komen ze plotseling tot de ontdek
king, hoe afhankelijk ze van elkaar
zijn. Zij gaan elkaar dan eerst recht
waarderen en tijdens een gevecht
bidt iedereen koortsachtig, dat zijn
buren precies zullen doen, wat er
van hen verwacht wordt. Het tal
men of de zwakheid van één man,
kan de gehele groep vernietigen.
Na het eerste gevecht voelt de
je naakt bent In een razende poging SroaP nieuwelingen een grote trots
die alles, behalve de plek, waaï% je °f h.un eez™?1«k\kï!|cht en een
vuren moet en de stem van de com- Sloed va? dankbaarheid voor e.kaar.
totdatTde SiSSoToniTdTS t0" ^and ontstaat die meïï S
venüetfgd hrtt ff&g w^en ^s^oTh^^S* ThI
ondervinding, wordt deze angst om- j!!J? u zwakheid
gezet in grimmige vastberadenheid aoya-
of^vedammend^paniek^zü maakt ander'onderdeel Pen
hij zal zich ongelukkig en .angstig
voelen. Op zijn nieuwe plaats mist
hij de zekerheid dat zijn buurlui
links en rechts op hun post zullen
'blijven, als de aanvallers aanstor-
IJET IS EEN eigenaardig gevoel, men yeie soldaten, die een ruime
wanneer je ontdekt, dat je niet rustperiode kregen, om van hun
zp bang bent, als je dacht, dat je verwondingen te genezen, baden
zou zijn. Dit geeft „groentjes' een I om weer teruggezonden te worden
groter zelfvertrouwen in de eerste naar hun onderdeel. Ze wilden lie-
dagen, die zij onder vuur liggen. ver teruggaan en vechten, dan vol-
Na de ontdekking kijken zij elkaar iet}jg herstellen en het risico lopen
eens aan en glimlachen; zij hebben naar een ander onderdeel gestuurd
wellicht voor het eerst in hun leven te Worden.
kunnen tonen, dat zij geen lafaards
Op het meer van Coniton, North Lancashire, heeft Donald Cambell proe
ven genomen met zijn „Bluebird", Engelands krachtigste raceboot, ter
voorbereiding van zijn aanval op het wereld snelheidsrecord te water, dat
op naam staat van Amerika. Campbell die wij hier met zijn werktuig
kundige Leo Villa (links), zien aan het stuur van de „Bluebird", bereik
te tijdens de proeven een snelheid van meer dan 190 km per uur.
EERSTE WEEK, die wy aan
het front doorbrachten, werd er
in onze sector hard gevochten. Een
compagnie Amerikanen werd inge
sloten en had te kampen met een
wanhopig gebrek aan munitie, wa
ter en voedsel. Eien aantal van ons
werd aangewezen, om een door
braak te forceren.
Toen we met de truck aan het
punt gekomen waren, waar we te
voet verder moesten, brandde de
zon onbarmhartig; grote stofwolken
waaiden bij het minste zuchtje wind
op en verduisterden de weg.
Er werd niet gesproken.
Na een kwartiertje lopen, waren
we overdekt met stof. zand en zweet
Onze pas kreeg iets automatisch;
een tred, waarop men gedachteloos
verder sjokt, zonder zich nog om de
omgeving of het doel van de toéht te
bekommeren. In plaats van opwin
ding heerste er een lusteloze stilte,
toen we door de puinhopen van een
pasveroverde stad trokken. We lie
pen langs dood, opgezwollen vee,
langs opgeblazen tanks en gevechts
wagens, langs gesneuvelde militai
ren en gedode burgers, maar niets
van dit alles kon ons interesseren.
Opeens rukte de angst ons uit
onze lome stemming: Twee verscho
len mitrailleurs begonnen op ons te
vuren. We staarden met de verba
zing voor het onbekende om ons
heen en renden dan koortsachtig
door elkaar op zoek naar dekking.
Toen we de kogels om ons heen in
het zand zagen springen, voelden
we eerst echt angst in ons opkomen.
Deze angst was groter dan wij
voordien gevoeld hadden; zij deed
het verleden en de toekomst onbe
langrijk schijnen. Alles verdween
in het niet voor de drang van het
ogenblik: Dekking zoeken.
Totdat we veiligheid gevonden
hadden, leken we dieren, dol gewor
den door angst en slechts voorbe-
wogen door instinct. Eenmaal in de
sloot langs de weg, nam de vrees
iets af.
Toen begonnen echter een paar
officieren te vloeken; zij stonden op
de weg met hun geweren naar de
vijand te vuren en bevalen ons op
te staan. Wanneer je veilig in een
sloot ligt en je hoort de kogels om
je heen suizen, voel je een kalme
rende, een ietwat aangename angst,
want je hebt de zekerheid, dat je
althans voor het moment niets
kan overkomen.
Een andere vrees is, wanneer je
bevolen wordt, daar te gaan staan,
waar het een wonder mag heten, als
je gèèn kogel in je buik krijgt. De.
angst ,die je dan overvalt, beneemt
je de adem, geeft je het gevoel, dat
zijn. Helaas verliest deze ontdek
king door herhaling zijn kracht.
Voor vuurgevechten, patrouilles,
aanvallen en kruisvuur aan de lo
pende band, in een zinneloze regel
maat, is gewone moed niet voldoen
de. Geest en lichaam verschrompe
len, de laatste druppel wilskracht
wordt er uit geperst en nog is het
niet genoeg.
En dan, als een wonder heb je
het te pakken.
Een vreemd gevoel, een lugubere
vrolijkheid bevangt je.
Ontstaan uit 'een eindeloze angst,
jaagt het je voort in het hevigst
De kameraadschap van dergelijke
soldaten is aanstekelijk; zij spreidt
zich uit over de gehele gevechts
zone. Iedere soldaat in de vuurli
nie is een kameraad in de ware zin
des woords van ieder ander, die
dezelfde omstandigheden zijn werk
moet doen. Een man, die langs mijn
eenmansgat loopt, mag dan een
vreemde voor mij zyn, hij is mijn
vriend, omdat hij bij mij is, op de
plaats waar geschoten wordt, omdat
hij gebrek hoeft aan water, aan
voedsel en comfort en omdat ten
slotte het heden voor hem zowel als
voor my de laatste dag kan zijn.
In een leger is het een gewoon
van 't gevecht, Bij de overlevenden t ->8
blijft de gedachte aan deze ervaring dat koe verder men
hangen en oefent een machtige in- i Mit.afgaat, hoe onsympa-
vloed uit Het is als de herinnering Hof
detLne„d0en Mar Mn herhaI'n*> wat h(j in vredestijd thuh^was^ een
Mannen,* 'die* deze graad bereikt ««centrisch, ongevoelig mens.
hebben, zullen hun veilige rustpe-
riode achter het front onderbreken
om zich zonder noodzaak aan het
front in gevaren te storten. Het is
hoogstwaarschijnlijk een dergelijke
mentaliteit, die helden maakt; man
nen, die granaten opvangen en te
ruggooien en daardoor het leven
van hun kameraden redden, of die
in hun eentje op een welhaast on
neembaar vijandelijk mitrailleur-
nest inrennen en het machinege
weer tot zwijgen brengen.
Er was eens een jong luitenantje
mogelijk leeft hij nog die het
commando voerde over een peloton,
dat aan een rivier lag. Aan de over
zijde van het water lag het nie
mandsland en des nachts drongen de
communisten daar binnen, stelden
mortieren op en beschoten het kam
pement. Op een goede avond stak de
luitenant in zijn eentje met een
rubberboot de rivier over en ging
in het „niemandsland" de vijand af
wachten; hij doodde 20 roden, voor
dat zij de vlucht konden nemen en
lachend keerde het luitenantje naar
zijn kampement terug.
De lust naar gevaar is echter nog
meer kenmerkend bij de „gewone
man", die iedere dag zo goed en zo
kwaad als het gaat zonder de minste
interesse zijn plicht doet. Wanneer
het verlangen naar gevaar hem te
pakken krijgt, verandert het zijn
gehele wezen.
Een compagnie soldaten was een
IN DE ANGST voor de dood zijn
1 vele soorten angst verenigd. De
vrees voor de dood is wellicht de
brandende verzameling van vele
angsten, die het menselijk leven
kunnen benauwen: vrees voor 't ge
zin, dat wordt achtergelaten, vrees
voor het onderbreken van een car
rière, vrees voor het afbreken of
niet bereiken van een levensgeluk,
vrees voor de verantwooding, die
afgelegd zal moeten worden over te
kortkomingen en gebreken, vrees
voor de onmacht, om nog ooit ge
maakte fouten te corrigeren.
Soms wordt de angst zo opge
schroefd, dat zij tot ongewone moed
leidt. In de dichte mist, die om een
fel omstreden stad hing, kwam een
jong soldaat plotseling tot de ont
dekking, dat hij alleen was. Door
de een of andere oorzaak, had de
order om terug te trekken hem niet
bereikt. Wanhopig trachtte hij zijn
kameraden op het spoor te komen,
maar de mist ontnam hern ieder ge
zicht op de omgeving. Na iedere
poging om vooruit te komen, stopte
hij en keek onzeker naar de wazige
muren, die hem omsloten. Plotse
ling hoorde hij voetstappen; het was
de klank van metaal tegen rotsen.
Zijn onderdeel had geen ijzers onder
de schoenen en daarom begreep hij,
dat dit zijn peloton niet kon zijn.
De aandrang om vai. angst te
ijf dagen lang omsingeld door een schreeuwen was haast te sterk om
Burgelijke standen
BOSKOOP
Geboren: Rosina Francina, d. v.
D. van Gemeren en A. Stapper; Anto-
nius Jacobus Josephus, z van A. T.
Straver en H. J. H. van Rijn.
Huwelijksaangiften: A Geers en
G. van Gelderen; P. Benders en J.
Viveen.
Huwelijken. J. van 't Wout en C. J.
an der Wolf.
DE KWAKEL
Geboren: Johanna Afina dr van J.
A. van Nimwegen en A. Oorthuis;
Cornelia Maria dr van J. W. Voorn
en C. Sanders; Alberta Cecilia Maria
dp van J. A. W. van Kooten en C.
M. H. van Schaik.
Ondertrouwd: H. Oussoren en
T. van Veen; C. van Asselt en A. B.
van der Vaart.
NIEUWKOOP
Geboren: Cornelia Maria, d. van
A. Vianen en J. Baas; Maarten Zegei't
z. van T. de Graaf en J C. Vermeu
len.
Ondertrouwd: J. van der Weijden
40 jaar en M J. Hoogendijk 44 jaar.
TER AAR
Geboren: Cornelis A. A. dr van M.
M. Sassen en C. P. v. d. Hoorn; Leo-
nardus P. zn van J. P. Uijttewaal en
M. M. v. d. Pijl.
Ondertrouwd P. v. Spronsen 24 jr
én A. W. Treur 27 jr.
VOORHOUT
Geboren: Sophia C., d. van W. N.
van Leeuwen en J. F. Heemskerk;
Edward M., z. van L. Czajka en F.
Th. Mosseveld.
Ondertrouwd: H. C. Went 27 jaar
en A. A. A. Kortekaas 25 jaar; P. J.
L. Weekers 32 jaar en C P. Zoet 27
jaar, N. J. Went 30 jaar en J. H. Kos
ter 27 jaar; J L. van Wieringen 26
jaar en C. C van der Ploeg 24 jaar.
Gtrouwd: j. C. S. van Gent 30 jaar
en K. v. d. Broek 28 jaar; L. A. van
Bemmelen 25 jaar en C, J. Diemei
20 jaar; N. W. v. d. Poel 32 jaar en
A. Th. de Ridder 24 jaar; H. P L.
Standaart 28 jaar en C. P. M. C. Prins
27 jaar; H. P van Werkhoven 29 jaar
en A. P. A. Braun 27 jaar; W. T J.
Pronk 27 jaar en H K. de Braak 22 j.
WASSENAAR
Geboren: Yvonne M. C., d. van A.
P. Noordoven en M. C. Marijt; Fran-
cisca W., d. van G. J. Vermeulen en
D. Harmse; Margaretha. d. van N.
de Vreugd en J. Cossee; Adriana M.,
d van P. Verhart en A. C. M. Belle-
kom; Laurens M., z. van J. L. N.
Paardekooper en A. A. Spring in 't
Veld;..Bouke, z. van L. Jagt en C. J.
van Trigt; Mar got, d. van A. W. H.
Hilarius en C. Logtvoet, Johanna H.
M., d. van T. C. Bellekom en M. van
Haastrecht.
Ondertrouwd: A. W. Huinder, Den
Haag en M. A. H. Menning; P. J. J.
Kruisheer, Amsterdam en M. J. Oós-
terveer; D. Twigt en M. Maagdelijn,
Katwijk.
Getrouwd: G. D. Hubbeling en H.
J. M. Sistermans; C. Bosman en C.
W. van den Bosch; T. Snik en G. M.
Gort; J. E. Vernie en J. C. J. van
Beek; M. A. Hoolboom en C. H. van
Bijsterveld; R. S. N. Baron van der
Feltz en J. van Es.
Overleden: Adriaan C. de Bel 22
j., Oegstgeest; H. Yuntema 55 j., we
duwe van P. Hazenberg, Den Haag;
Catharina M. J. Lefeber 54 j., vr. v.
H. Augustijn, Nieuwerkerk a. d. IJs-
sel; M. L. Tuinstra 49 j.. vr. v. H. G.
Winants, Maastricht; J. L. van Tol,
66 j., m. v. A. J. T. Scheevelenbosch.
tien maal zo sterke vijand. In de
nacht slopen de communisten hun
stellingen binnen en bij het aanbre
ken van de dag vond het ingesloten
onderdeel overal soldaten met ver
wrongen gelaatstrekken en een dolk
in het hart. Ten slotte werden zij
bevrijd, maar zij schenen in het ge
heel niet verheugd te zijn met hun
redding. Zij waren zo verbitterd
door angst, dat het hun niet eens
bijster interesseerde, dat zy nog een
te bedwingen, maar hij wist zich te
beheersen. Als geheimzinnige schim
men, zag hij voor zich enkele ge
daanten lopen. Op zijn buik kroop
hij naar een eenmansgat. Nauwe
lijks was hij erin gesprongen of
weer naderden voetstappen. De man
nen passeerden hem zo nabij, dat
één bijna misstapte en in zijn een
mansgat terecht kwam. Twee per
sonen gingen in de buurt van zijn
schuilplaats zitten en spraken op
Wat lezers schrijven
ETALAGE-WEDSTRIJD TE
NOORDWIJKERHOUT.
Bij de Oranjefeesten te Noordwij-
kerhout heb ik met bewondering
naar de etalages gekeken, welke de
middenstanders ten toon stelden.
Vrijwel alle etalages spraken van
vakkennis en etalagekunst. Doch
met enige verbazing heb ik de keu
ring der jury gadegeslagen; deze ge
tuigde van onkunde voor dergelijk
verantwoordelijk werk. Bij een vol
gende etalagewedstrijd zou het be
stuur der Oranjevereniging er goed
aan doen een jury samen te stellen
uit personen, die meer verstand
hebben van etalage-kunst en die
meer vakkennis en meer verstand
van de kwaliteit van artikelen heb
ben.
J. B.
(Leraar garneren en étale
ren bij het slagersvakonder
wijs).