Een winterse wandeling door tropische oerwouden-in-glas Bil flEKEHDE LEIHENHJHS m Kruisdraging" van Engebrechtsz EERSTE H. COMMUNIE? Jota aan Vliet De heer E. Pelinck- zag graag veel meer museum-bezoekers Ve Jdeiche Ma%tuó ffiatanicuó WRAKKE MUREN, DIE HUN GEHEIM NIET WENSEN PRIJS TE GEVEN ZATERDAG 7 APRIL 1951 DE LE1DSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 VLAK VOOR LISSE, van Leiden af gerekend, ligt er aan de rech ter kant van de weg ongeveer vijf tig meter het land in een eigenaar dige begroeide stomp. In onze kin derjaren hebben we ons laten wijs maken, dat het de duim was van een jongetje, dat nog op dit lichaams deel zoog, toen hij reeds boven de jaren was. Voor straf was zijn duim wanstaltig groot boven het graf uit gegroeid. Later hebben we verno men, dat het de ruïne van Dever was. Een jaar of vijftig geleden was de ruïne bezienswaardiger dan thans. Toen leidde er een prachtige laan van de straatweg naar een stenen- brug, die over een gracht was ge bouwd. Voor de brug prijkte statig houtgewas en de gracht was door hoog geboomte ingesloten. Dever lag1 op een eilandje. Het was een vier kant huis met vier ronde schoorste nen op het hoge dak. De zijgevel met vijf grote ramen rees op uit de slot gracht en voor het huis lag een groot, fraai beplant plein. In het mid den van de achtergevel was een enigszins vreemd bouwsel, waarvan de achterkant plat was en de voor zijde flauw gerond. Het huis was in die tijd reeds sterk in verval, maar het wilde hout, de romantische gracht en de ver weerde, bemoste muren maakten het geheel zeer schilderachtig. De benedenverdieping verkeerde in nog vrij goede staat. De kamers bevatten sierlijk gebeeldhouwde schoorsteenmantels en de indeling van het huis was volkomen intact. Een generatie later. Nu, een generatie later, is de toe stand van Dever sterk gewijzigd. Men ziet nog slechts het halfgeron- de uitbouwsel, tendele witgepleis terd, met grote raamgaten en een schuin uitgehakte nis in de muur, waarin eertijds een trap heeft gele gen. De brug is verdwenen en de gracht gedempt. Het trotse hout viel onder de bijlslagen en het romanti sche woonhuis werd gesloopt. In de ruïne zijn nog sporen zicht baar van een trap en de balklagen van de gaanderij zijn op de muren 1 flauw te herkennen. Door een ope ning, die boven de gracht uitkwam, kan men doordringen in een grote gewelfde kelder met dikke muren. Een uitgesleten stenen trap in de muur leidt naar een volgende ver dieping, maar alles is even bouw vallig en de zolderingen zijn wer- dwenen. Uit consoles valt te concluderen, dat de tweede verdieping, „die jnen I eveneens via een trap in de muur kan bereiken, overwelfd is geweest. Aan de achterzijde zijn schoorstenen aangebracht en diepe vensternissen, waardoor men over de bollenvelden kan zien. De muren hebben een dik te van ongeveer 2Y> meter. Het blijft bij pogen. Als men tracht in de geschiedenis van het huis Dever te duiken, blijft het bij pogen. De gegevens zijn zeer schaars. Het gesloopte huis dagte kende vermoedelijk uit de 17e eeuw, maar hetgeen nu nog staat is onge twijfeld van vroeger datum. Er wordt verondersteld, dat de platte zijde oorspronkelijk met een ander I gebouw verbonden is geweest. I In de ringsloot van de Lisserpol- der is bij het bedijken van de voor malige Lisser Poel het fundament gevonden van een achtkantige to ren, die men voor een overblijfsel van het oude huis Dever hield. Ook van de bewoners is practisch niets bekend. Onder de edelen, die de graaf van Holland in 1315 dien den, komt ook de naam van Gherit de Ever voor. Reynier Dever en Gerrit die Ever Janszoon worden in 1350 genoemd onder de vijanden van Hertog Willem. Waarschijnlijk hebben deze Heren hier thuis be hoord. Dever onteigend. De laatste eigenaar van het land goed, die nog van de oude bezitters afstamde, was de te Munster geves tigde Duitse Baron von Heeremans. Tijdens de laatste oorlog bracht hij meermalen een bezoek aan Dever, maar na de bevrijding werd deze met de landerijen gelijk dat met Duit se bezittingen geschiedde ont eigend. De tegenwoordige eigenaar heeft, evenals zijn ouders, altijd in de buurt van de ruïne gewoond. Uit Zoals reeds gemeld is „De Laken hal" onlangs verrijkt door aankoop van een paneeltje (ong. 30 bij 21 cm), van Cornelis Engebr^jhtsz, voorstel lend de kruisdraging van Christus. Deze aanwinst is belangrijk voor Leidens stedelijk museum- Niet alleen omdat Engebrechtsz (14681533) een leerïing was van de beroemde Lucas van Leyden, maar vootal ook omdat hiermede de Leidse verzameling uit de vroege Renaissance (eerste kwart 16e eeuw) weer een uitbreiding on derging). Van dezelfde schilder bezit het museum twee altaarstukken, ge- overlevering weet hij, dat tussen 1840 en 1850 de eerste kamer van het huis instorte. Het was tijdens een hete zomer, toen de ringvaart- brug kapot gevaren werd en men een man dood in het veld vond. Hij herinnerde zich ook, dat wanneer er een nieuwe dominee in Lisse benoemd werd hiervan me dedeling werd gedaan aan de bezit ters van Dever in Duitsland. Wij hadden gehoopt verhalen te horen over merkwaardige vondsten. De geheimzinnige stomp weet haar geschiedenis echter goed te bewaren. In de omgeving is veel gegraven, maar het is slechts eenmaal voorge komen, dat enkele diepspitters twee geraamten van mensen aan de opper vlakte brachten. red uit het klooster Mariënpoel tij dens de beeldenstorm. Zowel in de altaarstukken als in het nieuwe pa neeltje herkent men de nog volkomen 15e eeuwse stijl van Ecngebrcchtsz: 'n ongewone levendigheid, een tameöij'k gecompliceerde compositie en een bonte kleurenpracht, die zich vooral uit in de overdaad van rijke kleder drachten. De „verteller" Engebrechtsz putte bij voorkeur zijn stof uit het le ven en lijden van Christus, dat hij op dramatische en realistische wijze wist weer te geven. Ook in de „kruisdra ging" treft zijn gemis aan ruimtege voel. Maar des ondanks is de com positie met vele figuren voortreffelijk gevuld, in donkere, warme en vaak levendige kleuren. Een klein, maar kostbaar bezit! (Foto: „Des Leidse Cowrerrt") Doet Uw kind ook zijn Dan laat U natuurlijk even een foto maken bij Haarlemmerstraat 248 Telefoon 21555 siteyt" voor de aanleg van een „hoff dienende tot leringe van aller de ghe- ne, die in der medicijnen studeren" af te staan. De Hortus was aanvan kelijk dus een medische tuin, waarin de studenten in de medicijnen onder- richt konden worden in de kruiden leer. Pas toen de vermaarde Clusius in 1594 tot hoogleraar benoemd werd, begon men aan de inrichting van de tuin, die aanvankelijk slechts 40 bij 31 meter was. In de loop der eeuwen werd de tuin uitgebreid en veranderd, wer den er kassen gebouwd en nieuwe plantensoorten uit alle werelddelen aangevoerd. De Botanie werd inmid dels een aparte wetenschap en vond in Leiden vele beoefenaars. Naar ouderdom neemt onze Hortus de vijf de plaats ter wereld in. Naar be langrijkheid? Een vraag, waarop het antwoord moeilijk in cijfers te geven is. Maar het feit, dat de heer Veen- dorp een massa correspondentie bin nen krijgt uit alle werelddelen, toont wel aan, dat de Leidse Hortus inter nationale vermaardheid heeft. Iedere Hortus geeft jaarlijks een catalogus uit van zaden, die te koop zijn. Aldus kunnen alle botanische tuinen ter wereld hun verzamelingen uitbrei den en ontstaat er een ruilsysteem in zaden, een handel met gesloten beurzen. De Victoria Regia is klein als een erwt En wie goed oplet vindt elders vleesetende planten, die zwevend groeien aan een opgehangen stukje mos en waaraan kelkjes hangen, die de snode bedoeling hebben vlie gen te vangen, bestemd om de plant te voeden. De natuur voedt zichzelf.... KRUIDENTUIN. We veronderstellen niet, dat ge precies weet wat Bromeliaceae, Euphorbia's, Platyceriums, Strelit- ziae en Philodendrons zijn. Maar van suikerriet en koffiestruiken, cacao bonen en bananen zult ge toch wel eens ooit iets gehoord hebben. Wel nu, men vindt ze in levende lijve in de Hortus-kassen, zorgvuldig ge kweekt en opgebonden. Wie de bana nenbomen ziet met hun enorme bla deren, die door bepaalde stammen als kledingstuk gebruikt worden en zó groot zijn, dat ge er gemakkelijk onder schuilen kunt voor een tropi sche regenbui, zou zich helemaal niet verbazen, wanneer er plotseling een slingeraap omlaag zou komen. Zo'n beest hoort hier thuis. Dat is de sfeer van de kassen, waarvan ge u af vraagt hoe het mogelijk is dat zoiets kan bestaan, terwijl op nog geen vijf meter afstand, slechts gescheiden door een glasruit, de hagel onbarm hartig iedereen in het gezicht klet tert, die zich buiten de deur durft te vertonen. Misschien vraagt ge u af, waartoe dit alles dient. Reeds in 1587, dus 12 jaar nadat de Leidse Universiteit ge sticht was, verzochten de curatoren aan de burgemeesteren der stad om de ledige plaetse achter de univer- VICTORIA REGIA. Eenmaal weer buiten (met kraag- op, sjaal en handschoenen!) kwam een dame ons tegemoet, gehuld in een van hagelstenen glinsterende bontmantel. Of wij soms wisten waar de Victoria Regia te zien was. Nu, dat konden wij haar toevallig vertel len, nademaal wij deze zojuist be wonderd hadden. De dame aanvaard de ons geleide en zo konden wij er getuige van zijn, dat zij zeer teleurge steld bleek, toen wij haar enige pie tepeuterige plantjes toonden, die in een klein bakje met water stonden. „Dat wordt de Victoria Regia", zei den wij, de tien minuten oude woor den van de heer Veendorp herha lend. „Thans nog niet groter dan een uitgelopen groene erwt, over enige maanden een forse plant met meters- grote bladeren in een vijver, die daarvoor speciaal gebouwd werd." In dit gure voorjaarsweer zijn de tropische kassen wel het meest in trek. Want buiten is er bijna nog even weinig te beleven als in uw of ons voortuintje. Alles zit nog onder de grond; de bomen zijn kaal en er is nog niets aan fleurigheid te be wonderen. Maar toch is er ook buiten iets te zien. Bij de ingang treft men de oud ste boom aan, die in de Hortis, in heel Leiden en waarschijnlijk in het hele land te vinden is: een kromgegroei de gouden regen, die, als 350-jarige, met ijzeren staven en ringen gestut moet worden en die schoent in een gemetselde put. Vlak daarachter zien we de ceder van de Libanon, een trotse boom met takken als tafel bladen. Bovendien vindt men er de Dios- pyrps Lotus, die met cement geplom beerd werd om inwendige verrot ting te voorkomen, en enige grote oude treurbeuken, die met hun enorm takkenstelsel een ronde kooi lijken en in de zomermaanden ze ker een ondoordringbaar groen prieel moeten zijn. Maar laat ons niet voortgaan met op te sommen, wat men in de Hortus allemaal kan vinden, want het aantal soorten van bloemen, planten, enz. loopt in de vele duizenden! Het zij u echter genoeg dat wij iedereen kun nen aanbevelen eens een kijkje te gaan nemen. De Hortus is weliswaar voor studenten ingericht, maar ieder een kan er voor een dubbeltje gaan wandelen. Wie het eenmaal gedaan heeft, komt wis en zeker ieder jaar opnieuw terug! TIOE KUNT U MIJ ONDER DE BEKENDE LEIDENAAKS KEKENEN. terwijl, een groot deel van het Leidse publiek de Lakenhal nauwelijks kent, laat staan haar directeur? Aldus begroette do heer E. Pelinck ons, die tenslotte terwille van het museum toch wel bereid was ons te ont vangen „Is het werkelijk zó gesteld met het Leidse publiek?*', vroegen wij hem. „Nu ja", was het ietwat verzachtende antwoord, „men kent over het algemeen de schilderijen wel van Lucas van Leyden en Cornelis Enge brechtsz., de Leidse Hutspot en misschien nog iets, maar daar houdt het dan ook mee op. Nu is het natuurlijk zó, dat de plaatselijke geschiedenis van onze stad, behalve de hoogtepunten van beleg en ontzet, weinig tot (het publiek te zeggen heeft. De rijkdom van ons museum aan kunstsnijwerk, zoals glaswerk, stadszilver en tapisserieën, spreekt niet altijd voldoende tot de mensen. Zij willen schilderijen zien. Wij trachten hieraan zoveel moge lijk tegemoet te komen, door afwisselende tentoonsteClingen te organiseren, waarbij dan de nadruk op de schilderijen valt, al mag niet worden verge ten, dat de tentoonstelling van de kring van Nederlandse beeldhouwers verleden jaar een groot succes was. Maar bij deze tentoonstellingen stuiten wc op twee problemen." Het is behagelijk warm in deze directeurskamer, die nu en dan dreunt van het zware verkeer langs de Oude Singel. De hage/1 klettert tegen de ruiten, maar deert ons niet. De heer Pelinck weidt uit over die problemen, waarvan de eerste het gebrek is aan een behoorlijke tentoonstellingsruimte. ..Voor iedere tentoonstelling moeten we enige zalen met eigen bezit ontrui men- Dat is ontzettend lastig en riskant, terwyl aldus steeds een belang- lijk deel van het eigen bezit is opgeborgen. Bovendien is de belangstelling, die het publiek voor dergelijke tentoonstellingen aan de dag legt, soms ver beneden de maat. En dit terwijl Leiden een Universiteitsstad is, dus kan bogen op een zeer behoorlijke intellectuele bovenlaag". Overigens wil de directeur het niet speciaal in die bovenlaag zoeken. De grote belang stelling moet komen van het gewone publiek. „Wanneer K. en O. zich er vooc spant, vinden we wel eens een goede klankbodem, maar door elkaar is de belangstelling toch voor verbetering vatbaar. De vereniging „Belang stellenden in de Lakenhal" telt nauwelijks 60 leden, terwijl we er honder den moest hebben. Niet direct voor het geld, maar om een kern van mensen te kweken, waarop we kunnen bouwen.*' Over bouwen gesproken. Er zijn plannen. De eerste zal mogelyk binnen niet al te lange tijd verwezenlijkt worden: de bouw van twee kabinetjes in de Harteveltzaal, overigens alleen een kwestie van enige schotjes en ramen. Maar om de regelmatige uitbreiding van het muscumbe/.it en dc tentoonstel lingen te kunnen herbergen, zou de heer Pelinck zijn lievelingswcns verwe zenlijkt willen zien: twee nieuwe bovenlichtzalen. grenzend aan de Harte- ve'tzaal, te bouwen in de tuin van het museum. „Eigenlijk ligt ons museum 300 meier verkeerd. Men weet ons niet te vinden. Als het gebouw op dc hoek Oude SingelSteenstraat stond, of nog liever aan de Brcestraat, dan zou de belangstelling waarschijnlijk wel groter zijn.. Enfin, er komen nu richting wijzers in de stad „Naar de Lakenhal". Als het Leidse publiek dat eens tot devies nam. Dan zou het heel wat beter gaan." Voordat we vertrekken laat de heer Pelinck ons nog even dc nieuwe aan winst zitm, een Kruisdraging van Christus, een klein paneeltje van Corn. Engebrechtsz. (Foto: „De Leidse Courant.") BIJ DE FOTO'S. Links ziet men een kijkje in een van de tropische kassen van de Hor tus Botanicus. Een weelderige plan tengroei, die ware het niet, dat men de ramen en stijlen van de kas zag de suggestie wekken, dat men in een oerwoud vertoeft! Onder ziet men een kijkje op de buitentuin, met op de achtergrond een deel van de Leidse Sterrenwacht. Er is nu nog niet veel te zien, maar als over een maand de voorjaarszon alle bloemen en planten tot nieuw en kleurig leven gewekt zal hebben, is het een genot in deze serene stilte te wandelen, langs de boorden van de Witte Singel. (Foto's: „De Leidse Courant"). TROPISCHE WARMTE. Diep gedoken in de kreag van on ze dikke winterjas en de handen be- graven in handschoenen en zakken, I zijn we door de poort gelopen, om te ervaren, dat het in de Hortus al even koud en guur was als op het Rapen burg. Maar na twintig meter gelopen te hebben, openden we een deur en stonden toer plotseling in een tro- oisch oerwoud Handschoenen gin gen, uit, de jasknopen los en de sjaal af. Ja, men zou z'n boord' zelfs los 'villen maken, wanneer de vochtige warmte die overigens prettig aan doet de bezoeker tegemoet treedt en men zich omgeven ziet van heuse pa men bamboeplanten, bananenbo men en orchideeën. Het tropische groen woekert en tieil naar alle kanten, schijnbaar in de grootst mogelijke wanorde. Maar dan ontdekt ge dat bij iedere plant en bloem een naambordje staat, ten teken, dat hier niets groeit en bloeit zonder dat zij, die de zorg hebben over deze uitbundige flora, er wee: van hebben. D" liortuU-nus, de heer H. Veendorp, wijst u dan de „Alsomi- tra", een plant waarvan er maar zes ter wereld gevonden wo.a-.m. Het onderstuk lijkt op een komkommer met cactus-stekels. Maar et schieten stengels uit. die metershoog reiken tot aan de nok van de glazen kas, uit bottend in groene bladeren, die ge nooit eerder zag. 2),e Ruïne, iuui S).eiM HET SCHAAMROOD behoeft uw kaken niet te kleuren, wanneer ge bekennen moet de Hortus Botani cus van de Leidse Universiteit nooit bezocht te hebben of in het gun stigste geval slechts eenmaal op n zomerse avond, om de Victoria Re- eia in bloei te zien. Want duizenden I.eidenaars zouden met u deze beken tenis moeten doen. En iets wat ver keerd is, wordt vergeeflijker naar mate meer mensen er zich aan schul dig maken! Maar verkeerd is het en blijft het! Gij, Leidenaars, die al ergert ge u wellicht eens aan een al te wrange studentengrap trots zijt op onze AJma Mater, gij, die u Leiden, even min als zonder Haarlemmerstraat, zouót kunnen indenken zonder Uni versiteit, gij weet niet wat ge ver smaadt, als ge, wandelend lar\gs het Rapenburg, het Academiegebouw voorbijstapt met de gedachte: dat' gaat buiten mij om; daar huizen dé studenten Want achter de' ronde poort strekt zich een hof uit, waarin bloemen, planten struiken, heesters en bomen verzameld zijn uit de ge hele wereld en waar voor één dub beltje een overstapje verkrijgbaar is van ons gure voorjaa: naar tropisch Afriica" Wie droomt van reizen naar de Caraïbische Zee, naar het oerwoud van Centraal Afrika ol naar de kof- fieplantagse van Brazilië, vindt hier iets van zijn droom verwezenlijkt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1951 | | pagina 5