Oventje
PSeudo-SPionne
Piet - Hein
%Xakie ïïwefi in ffiaxió, ffiaat duikt ap>
ZATERDAG 31 MAART 1951
DE LEIDSE COURAN 1
1WEEDE BLAD PAGINA 2
Belevenissen van een
tweeling
Ik behoef Jullie natuurlijk niet te
vertellen dat er thuis flink wal op
zat voor die twee. Vader was al vre
selijk boos omdat ze niet op tijd aan
tafel waren en toen het tv. .span
kletsnat en modderzwart het tuin
hekje binnenstapten, stuurde hij ze
dadelijk naar de keuken.
Moeder en Ans begonnen meteen
de natte schoenen en kousen uit te
doen en uit de jas van Piet liepen
de straaltjes modder op de schone
vloer. Zonder een woord te zeggen
nam moeder hen mee naar boven en
daar kregen ze eerst een geduchte
wasbeurt. De zeepvlokken schuim
den op hun hoofden en geen van
beiden kikten een woon van pijn
toen het schuim hun in de ogen
kwam. Neen, daar pasten ze wel
voor op, want moeders gezicht stond
helemaal niet vriendelijk, 't Was
toch ook wel erg, de keuken met
moddervlekken en nu was de bad
kamer ook vol spatten.
Toen ze schoon waren, mochten
ze van vader niet meer beneden ko
men, dus dadelijk naar bed. Ze kre
gen eerst nog een paar boterham
men met niets er op en dat was van
avond een geduchte tegenvaller,
want ze kregen 's Zaterdagsavonds
altijd een krentenbol en nu natuur
lijk niet.
De volgende dag begon Vader al
dadelijk over het lelijke rapport van
Piet te praten, als dat zo doorging
dan zou hij vast en zeker blijven
zitten. Piet moest nu iedere dag een
paar rijtjes sommen maken en bij
moeder een lesje hardop lezen.
Tegenstribbelen zou toch niet hel
pen dus Piet begon ijverig te reke
nen, iedere morgen weer opnieuw.
Op een morgen, toen Piet over
zijn sommenboekje gebogen zat, was
Hein op de vloer alvast een groot
station aan het bouwen, want als
Piot klaar was, zouden ze de hele
middag met de trein gaan spelen.
De sommen lukten vandaag niet,
iedere keer zat Piet naar Hein te kij
ken en aanwijzingen te geven over
de bouw van het stationnetje.
„Toe Hein, maak jij die twee laat
ste rijtjes, dan kunnen we gauw
gaan spelen", vroeg "Piet.
„Nee, jö, dat is niet eerlijk Neem
je telraam, dan heb je het zo klaar",
vond Hein.
Zuchtend ging Piet verder, maar
't lukte nog niet erg, onderwijl zat
hij stuk voor stuk z'n tien kleine
vingers in de inktpot te stoppen,
zonder dat Hein het merkte. Toen
kwam hij achter Hein staan, die nog
steeds ijverig bouwde en aaide hem
met al zijn inktvingers over zijn ge
zicht Geen kwaad vermoedend ging
Hein door met zijn werk en Piet ging
zyn handen wassen, maar de inkt
ging er niet af. Dat kwam er echter
minder op aan, des te meer moest hij
lachen als hij dacht aan Hein en wat
die zou moeten werken voordat
misschien kreeg hij de inkt wel
nooit meer van zijn gezicht af, dat
zou moppig zijn.
Piet wierp zich nu weer vol ijver j
op de laatste rijtjes sommen en juist
toen hij vader hoorde thuiskomen, j
was hij klaar. Hij rende naar be- i
neden en de gang door, schreeuwend j
zo hard hij kon: ,Dag vader, dag
vader
-Zo rakker, denk je dat ik doof
ben. en hoe staat het met je werk".
„Alles af, alles af", juichte Piet.
Hein had ook gehoord, dat vader
thuis kwam. liep met vlugge stap
pen naar beneden en verscheen in
de kamer.
Vader oarstte in lachen uit en
moeder sloeg de handen in elkaar
van verbazing.
„Wat heb jij gedaan jongen,"
vroeg ze.
„Ik?" vroeg Hein, er niets van be
grijpend.
„Maar jongen, het is vreselijk"
riep zijn moeder, „kijk eens in de
sp'egel, hoe krijg je het zo gedaan?"
Hein liep naar de spiegel, keek er
in en zijn mond ging open, nee maar,
tien lange smerige inktstrepen zaten
op zijn gezicht.
„Dat heeft Piet gedaan" schreeuw
de Hein. „Wacht ik zal je."
Piet was al weggekropen in een
veilig hoekje.
„Hier jij", riep vader, en ving hem
in zijn armen op.
„Kinderen, kalm toch", maande
moeder, maar niemand hoorde haar.
Piet schreeuwde nu: „O vader, hij
pakt me, gauw dan, hij pakt me."
Ans kwam nu de kamer binnen
en moest ook lachen om het dwaze
gezicht van Hein.
„Kom hier Ans", zei vader, „Piet
heeft straf verdiend, we zullen hem
jonassen.
Ze grepen de deugniet beet en
jonasten hem tot moeder riep, dat
het genoeg was en het hoog tijd was
om te gaan eten.
„Hein ga jij je wassen, je kan zo
niet aan tafel" zei moeder nog en
even later was de rust weer hersteld
in het woelige gezin.
Wordt vervolgd.
TANTE JO.
NIEUWS OVER DE PAAS-
PRUSVRAAG.
Er is al een stroom van brieven en
kaarten binnengekomen. De tijd van
insturen is echter nog niet verstre
ken; tot Zaterdag 31 Maart kunnen
we nog inzendingen verwachten.
Maar na 31 Maart is de deur geslo
ten en dan gaan we over tot verlo
ting. Gevlekt en slordig werk wordt
onmiddellijk ter zijde gelegd, die
doen niet mee.
De volgende week kijken jullie
dus maar vlug in de krantentuin om
te zien of je bij de zes gelukkigen
behoort.
CORRESPONDENTIE
Rietje de Vette, Oude Kerkweg 1,
Hoogmade Ik ben brij dat het
prijsje zo naar je zin was en ik vind
het ook prettig dat je me met zo'n
keurig briefje komt bedanken.
Piet Muilwijk, 's Gravendamse
weg 25, Noordwijkerhout. In één
woord, een zeer net briefje. Fijn dat
je de volgende keer weer mee doet,
dus tot de volgende keer Piet.
Rietje v. d. Nieuwendijk, 's Gra
vendamse weg 17, Voorhout, Je
hebt zeker wel gezien Rietje.' dat je
oplossingen niet allemaal goed wa
ren. Je verhaaltje is wel wat kort,
maar ik ben erg blij dat je tenmin
ste geprobeerd hebt iets te maken.
Volgende keer lukt het misschien
beter Rietje.
Rietje Groenen, 's Gravendamse-
weg 15, Voorhout. Ik dacht ik zal
die twee vriendinnen maar achter
elkaar een briefje schrijven, anders
kijkt eF één een beetje boos mis
schien. Die verhaaltjes nebben jul
lie zeker samen bedacht hé Goed zo i
Rietje.
Annie Steenvoorde, Roerenbur- j
gerweg 38, Noordwijk (B) Wat
leuk zeg, dat je Oma ook de kran- j
ten tuin leest, dan ziet ze natuurlijk j
ook dit briefje aan jou. Nu je hebt
er reuze je best op gedaan en dan i
op zulk mooi postpapier.
Beppie Splinter, Hoge Rijndijk
278, Zoeterwoude. Die leuke mop
van jou, zal ik zeker eens in de
krantentuin zetten, dan kunnen de
andere kinderen ook eens lachen. 1
Weet je er nog meer Beppie?
Rie en Pie van Santen, Dauwen
11, Woubrugge. Zeg meiskes zijn
jullie een tweeling. Wat hebben jul
lie een aardig verhaaltje ingestuurd,
dat komt vast in de krant. Dag Rie
en Pie.
Mia Linders, Julianaplein 7,
Noordwijkerhout. Hartelijk wel
kom nieuw nichtje, er is nog plaats
genoeg in onze kring. De oplossing
was goed. Zien we je weer gauw
terug Mia.
Sjaak Jonkman, Googstraat 7,
Oude Wetering. Is de kleine Han-
nie al weer beter Sjaak? Jullie vin
den het zeker wel fijn als mama el
ke avond voorleest en dan gaan jul
lie zeker altijd heel rustig naar bed,
is 't niet? Doe maar vaak mee Sjaak,
dan win je misschien ook wel eens
een boek.
Adrie Dieben, Terweeweg lc,
Oegstgeest. Was je Paasrapport
mooi Adrie? Ik denk van wel en dan
ben je nu aan het logeren bij je tan
te; maar Mama zal de krant wel be
weren denk ik. De kleine Margriet
heeft goed haar best gedaan met die
mooie tekeningen. Dag kinders.
Beppie v. d. Poel, Wijtenbachweg
33, Oegstgeest. Maar Beppie wat
een pracht van een tekening Je hebt
vast met Pasen de eieren ook mooi
gekleurd. Je raadsels komen goed te
pas Beppie. Dank je wel.
Argentinië begon er mee!
Terwijl er allerwege ontstemming
dreigde over de zonderlinge vorm
van vrijheid, die in dat land de bur
ger in het algemeen en de pers in
het bijzonder, schijnt te genieten,
kwam de president van dat land met
een geheimzinnig en wonderlijk ver
haal uit de bus over een practische
toepassing van atoom-energie. „Ifiet
voor bommen" besliste de pantoffel
held-dictator, „maar voor vredes
doeleinden". „Onzin" juichten de di
verse toonaangevende bladen, nadat
men daar van de eerste schrik beko
men was en daarmede verdween de
druk op de Amerikaans-Argentijnse
conferentie (die een dag voor de
„onthulling" begonnen was) en de
publieke belangstelling, Nederland
was echter ontwaakt en meende niet
in gebreke te mogen blijven. Na in
Noorwegen een geïnteresseerd part
ner gevonden te hebben, gaat zij nu
op haar beurt een atoomoventje
bouwen. Oh, maar een heel kleintje,
want er kan practisch niets mee ge
daan worden en het enige wat aan
liet hele oventje tot nu toe duidelijk
is, is dat het een slordig duitje kost.
Vanaf heden voelen wij ons ge-
noodzaakt, om dagelijks met de j
grootste nauwkeurigheid de adver
tentiekolommen na te speuren. De
tijd kan immers niet ver meer ver
wijderd zijn, dat er tweedehands
atoom-oventjes te koop worden aan
geboden. En och, als we er nu toch
voor een zacht prijsje aan kunnen
komenhet oventje behoeft hele
maal niet te kunnen werken (dat zou
voor onze minder practische geest
zelfs een beetje gevaarlijk kunnen
zijn), maar zo'n heel klein aardig
atoom-oventje op onze (vrijgezel
len) kamerwe hebben zo'n idee,
dat het decoratief zou zijn.
JUDOCUS.
Mientje Remmerswaal, Hellegats-
pc'der, Sassenheim. Dank je wel
voor de raadsels Mientje, ik kan er
een paar heel goed van gebruiken.
Je moet maar eens kijken
Nelly van Zuylen, Vinkenlaan 39,
Noordwijk (B.) Ik vind dat je met
een gewone pen mooier schrijft die
andere pennen schrijven zo dik. Was
je rapport mooi?
Corrie van Goozen, Rijndijk 159,
Hazerswoude. Wat kun jij gezel
lig babbelen in je brief Corrie. Moe
der zal het wel fijn vinden, dat je
haar al zo goed kunt helpen. Zul je
met Rini geen ruzie maken om de
fiets, ieder om de beurt hé. Dag
meiske.
Jantje van den Berg, Kerkstraat
50, Noordwijk (B). Die Jantje is
weer een nieuw neefje, die meteen
belooft altijd trouw mee te doen.
Fijn hoor Jan, dan komt ook je naam
dikwijls in de krantentuin.
Bep en Annie Schrama, Teilinger-
laan 46, Sassenheim, Wat een aar
dig verhaaltje Bep over de kabou
ters, over een poosje moet je maar
eens kijken, dan komt het in onze
krantentuin. Ook het verhaal van
Annie is goed. Is dat werkelijk ge
beurd Annie? Is de Palm-Pasen nog
mooi geworden? Je moet eens schrij
ven of je er een prijsje mee ver
diend hebt.
Nellie v. d. Geest, Watertje 19,
Zoeterwoude. Je raadsels bewaar
ik hoor Nellie, die komen zeker
foed te pas. Zou jij willen dat de
rantentuin iedere dag verscheen?
Nou ik niet hoor, wat zou ik dan een
berg brieven moeten doorlezen en
dan zouden alle kinderen geen beurt
kunnen krijgen. Is je vinger al gene
zen. Dag Nellie.
Zondagmo-'igm
BEWOONDE
WERELDEN
ER werd ons, naar aanleiding van
de Paas-beschouwing in dit blad,
een welwillend briefje toegezonden,
waarvan, omdat er in bredere om
trek belangstelling voor zal bestaan,
alleen de staart wordt afgedrukt:
Toegegeven dus, dat de geschied
kundige gegevens omtrent het lij
den en omtrent de verrijzenis-uit-
de-dood van Jezus van Nazareth
de waarheid ervan historisch-we-
tenschappelijk waarborgen, blijft
het voor mij moeilijk, de goddelijke
betekenis ervan te aanvaarden. De
tijd, dat de aarde werd beschouwd
als het middelpunt, waar het heelal
omdraaide, is door de cosmographie
sinds de middeleeuwen prijsgege
ven. Er zijn zeer waarschijnlijk veel
meer hemellichamen bewoond dan
de aarde alleen. En deze aarde
is in het milliarden-leger maar
een hoogst onbeduidend klein
lichaam. Is met deze onomstootbare
feiten voorhanden het niet bekrom
pen te menen, dat de aarde het to
neel werd van een goddelijk ingrij
pen? Gaat de gehele Christelijke
leer niet in feite uit van de ver
ouderde veronderstelling, dat de
aarde het middelpunt is van de na
tuurlijke orde en de mens de kroon
der schepping?
Ziedaar enigermate samengevat,
maar toch nauwkeurig weergegeven
de vraag een vraag, die vaak wordt
Gelijk heeft ie! Onderwijzer:
Jantje wat is een kannibaal?
Jantje: Weet ik niet mijnheer!
Onderwijzer: Kom, kom jongen,
dat weet je best. Als jij nu eens je
vader en moeder op zou eten, wat
ben je dan?
Jantje: Een wees mijnheer.
Absoluut zeker. Kareltje kwam
met een kwartje thuis, dat hij op
straat had gevonden.
„Ben je er absoluut zeker van, dat
het een verloren kwartje is?", vroeg
de vader streng.
„Absoluut zeker, vader", antwoord
de Kareltje. „Een eindje verder liep
er iemand naar te zoeken.
Wijsheid van de balie „Dus U
wilt beweren, dat U uit verstrooid
heid Uw vrouw van de derde etage
op straat hebt gegooid?", vroeg de
rechter sarcastisch.
„Inderdaad, edelachtbare!", ant
woordde de verdachte resoluut. „We
hebben namelijk altijd gelijkvloers
gewoond."
Practijk Leraar: Welke veran
dering merkt men op, als water is
overgegaan in ijs?
Leerling: Een geweldige prijsstij
ging, mijnheer.
Verongelukt compliment Wat
hebt U toch een mooie kleine handjes
jufrouw Lenie. Ik denk, dat U, als U
geeuwt, beide handjes voor Uw mond
moet houden.
Man us Oly De veldwachter van
Dubbeldam ontving van de rijks
recherche zes foto's, voorstellende de
beruchte dief Manus Oly. Bij de
foto's was een schrijven met het be
vel: Deze inbreker houdt zich waar
schijnlijk in Dubbeldam op. Arres
teer hem onmiddellijk! Een week la
ter schreef de veldwachter trots zijn
antwoord: Ik heb al vijf kerels ge
arresteerd; de zesde krijg ik waar
schijnlijk vanavond nog te pakken.
Schrokkerig Jantje hoort in de
katechismus vertellen van de verme
nigvuldiging der broden. Terwijl alle
kinderen zich verbazen over de
twaalf manden met brokken, die nog
overbleven, stak Jantje zijn vinger
op. „Wel?", vroeg de kapelaan.
„Als mijn, vader er bij was geweest,
I dan zou er zoveel niet zijn overge-
j bleven", merkte Jantje op.
Cmplimenteus Scherp: (tot
Snerp, die altijd erg opsnijdt) wij
weten samen alles, wat er te weten
is!
I Snerp: (gevleid) Hoe zo?
Scherp: Jij weet alles, behalve dat
je gek bent, en dat weet ik.
Denk aan de toekomst Tante:
Wat!! Heeft je verloofde je een uur
laten wachten. Nou, op zo iemand
zou ik niet gesteld zijn.
Nichtje: Dat kan wel tante, maar
ik wil toch liever een uur op een
man wachten dan een heel leven
zoals U!
uitgesproken en wellicht vaker nog
onuitgesproken blijft.
Deze vraag getuigt van een breed
heid van opvatting. Het merkwaardi
ge is, dat deze breedheid van gedach
ten bekrompen en ietwat provinciaal
aandoet, vergeleken bij de enorme
uitzwaai van de Christelijke gedach-
tengang. Al was de mening, vóór de
kringloop van de aarde om de zon
werd ontdekt, een verkeerde, dat
heeft toch niet verhinderd, de onbe
duidendheid van aarde en mensen,
gemeten naar het groot geheel, zeer
scherp te zien. Wanneer in het Oud-
Testament de aarde beschouwd wordt
als „een stofje op de weegschaal",
een „dauwdruppel", wijkt deze bij
belse beschrijving in niets af van de
moderne. Wanneer in de Bijbel de
bewoners dezer aarde niet groter of
voornamer worden geacht dan
„sprinkhanen", „muggen", of zoals ko
ning David het zei: „ieder mens is
enkel maar een zucht", dan blijkt
daaruit het tegenovergestelde van
een overmatige waardering voor de
bewoners van de aarde. De houding
van de mens tegenover het geweld
van de schepping was voorheen heel
wat nederiger en deemoediger dan
thans in de kringen, welke het Chris
tendom een zekere aanmatiging wat
betreft de positie van de mens ten
laste leggen!
Er is niet één ontwikkeld Christen,
die de mogelijkheid ontkent dat er
nog meer werelden bewoond zijn
door met verstand begaafde wezens.
Het ontkennen ervan zou zijn: men
selijke grenzen stellen aan goddelij
ke Almacht. Met stelligheid beweren,
dat er wél andere bewoonde werel
den zijn, is echter wat men noemt
een gratis bewering, omdat ieder be
wijs ontbreekt. De Christelijke op
vatting, welke zegt: het kan, maar
wij weten er niets van, is, dunkt ons,
wetenschappelijk de enig verant
woorde. De andere berust slechts op
fantasie.
Zo'n ongebreidelde fantasie is wel
aardig, maar de behoefte eraan ont
spruit uit een eng-menselijk meten
van groot en klein; uit het feit,
dat de aarde zo'n kleine bol is ver
geleken bij de myriaden van ont
zagwekkend grote hemellichamen.
Of de aarde groot of klein is, wat
doet dat eigenlijk ter zake? Staat een
olifant hoger in rang omdat hij
zwaarder en groter is dan een mens?
De geringheid van de omvang der
aarde in het geding te brengen, ge
tuigt van kortzichtigheid. In het oog
van Gods Almacht zijn ook de groot
ste en gloeiendste hemellichamen nog
slechts stofjes en dauwdruppels. Een
godvruchtig schrijver heeft de aarde
eens genoemd het Bethlehem van het
Heelal. Niet in Rome of Alexandrië
of Antiochië de toenmalige wereld
steden werd de Christus geboren,
maar in een stal bij een onbeduidend
stadje in een, volgens de belasting
opbrengst gemeten, hoogst onbedui
dend landje. Te willen bewijzen, dat
Christus niet Gods Zoon is, omdat Hij
niet in een wereldstad werd geboren,
is wetenschappelijk even waardeloos,
als uit de geringheid van de aarde te
willen opmaken, dat dus de aarde niet
een bizondere plaats inneemt ónder
de ontelbare hemellichamen. De te
genwoordige sterrenkunde helt over
tot de veronderstelling, dat de aarde,
i louter natuurlijk bezien, wel degelijk
een uitzonderlijk en misschien wel
enig „geval" is, wat betreft de voor
waarden voor een ontwikkeling van
het leven althans in de vorm,
waarin wij het kennen.
Misschien is het beter, om de lezer
niet al te zeer te vermoeien, ons be
toog hier te onderbreken en het vol
gende week voort te zetten.
MARIUS.
Bengels,..
r%
Ravotten... Roetzwart...
-'O
spons er over I
59. Aan boord van het gelichte en
opgeknapte s.s. „Samoea" werd een
week later een diner gegeven. Dokie
Durx zat op de versierde ereplaats.
Naast hem zat, geel van jaloezie, de
commissaris van politie. De commis
saris was echter een sportman, die
zijn tegenstander iets gunde.
„Durf heeft geluk gehad, hoewel
ik moet toegeven, dat hij capacitei
ten heeft", zei hij aarzelend. En dat
is heel wat voor een commissaris om
zo iets te zeggen, over iemand bui
ten het corps. Tenslotte was het
wooi-d aan een bekende spreker. Het
was de man die ook op de eerste
avond, de noodlottige avond van
Baal's eerste aanval, het woord had
gevoerd. „Wij varen weer", zei de
spreker, „en vrij drinken weer". „De
BaaLgroep zit weer", merkte de
commissaris op. .,En hij praat weer",
zuchtte Dokie Durf.
Die avond had de detective rust.
Hij had een vrije avond, en genoot
van zijn glas melk en zijn krant
Toen hij de voorpagina opa'ioeg zag
hij een bekend gezicht. „Een goed
blad mompelde de detective.
EINDE.
HUISELIJKE SPIONNAGE-GESCHIEDENIS^
door P. J. van Gelder
31)
De electrische klok op de schoor
steenmantel boven de open haard
wees half vier. Het zou nu niet lang
meer duren. De nachtwake was ver
geefs geweest en de commissaris
zou z'n mannetjes nu wel laten in
rukken. Dit keer was de val te vroeg
dicht geklapt, de spin had niet meer
toegehapt, Sonja had hem door haar
spookverschijning verschrikt en op
de vlucht gejaagd. SonjaMoest
hij haar eigenlijk niet diep dankbaar
zijn, dat het zo gelopen was? Dat zij
het zo had laten lopen?
Hij vouwde zijn handen.
Het was werkelijk beter zo.
„Hier is het blad met de koffie en
sandwiches, meneer", klonk de beken
de stem achter hem, „Ik heb nog
even een blikje opengemaakt en een
paar knakworstjes gewarmd. En ik
heb een paar spiegeleieren gebakken.
Het zout ligt op een bord. Ik had
geen plaats meer voor het hele stel.
Zal ik het even voor u naar boven
dragen?"
„Dank je, Pieter, 't gaat wel. Als
je het even aangeeft.
„Phylax is naar boven ontsnapt,
meneer. Hij hoorde zeker iets. Ik
hoop dat uw broer niet bang is voor
honden?"
„O, laat 'm maar lopen. Hij doet
geen kwaad. Wil je vooral hier be
neden blijven, Pieter, terwijl ik bo
ven 'ben? De kerel is voor geen klein
tje vervaard, hij mocht nog eens pro
beren het huis binnen te dringen en
één gewonde vindt ik
„Pardon?"
Twee stomverbaasde ogen staar
den hem verbijsterd aan.
„Ik bedoel, één dodelijk verwonde
vind ik mooi genoeg. Ik had het over
de heer des huizes slikte iets weg
dat hem hinderde „over die moor
denaar in de tuin, diedie daar
in de rabarber iemand zo dodelijk
verwondde."
„Jawel, meneer."
De beroemde romanschrijver zocht
voor het eerst van zijn leven naar
woorden, om zich uit zijn verlegen
heid te redden. Het angstzweet brak
hem uit. Waaróm keek zijn knecht
hem aan? Wat dacht hij? Waarom
draaide die werkezel zich niet om
en liep hij niet terug naar de keu
ken? Vermoedde hij iets van zijn es
capade in de tuin?
„Gelukkig is er deze nacht niets
gebeurd", bracht de meester er ten-
slote met moeite uit.
Het gezicht tegenover hem ver
strakte weer tot de normale, niets
zeggende uitdrukking. „Voor zover
we weten gelukkig niets, meneer."
Voor zover we weten natuur
lijk!
Boven, in zijn werkkamer, schelde
lang en nadrukkelijk de telefoon.
Phylax begon te blaffen in het hal
letje. Iemand riep Sssst! Nog nooit
had Ricochet zo snel zijn trap be
stormd. Gelukkig bedaarde het dier
weer. In de open deur van zijn
slaapkamer stond Sonja, in zijn blau
we badjas. Hij gebaarde haar wild,
weg te gaan van die gevaarlijke
plaats waar iedereen haar kon zien,
glimlachte tegelijk door al zijn op
winding heenZe zag er zo lief
uit met die hopeloos verwarde brui
ne krullen.
„Hallo, ja met Ricochet?" riep hij
in de hoorn.
„U spreekt met Kladdard", klonk
een vermoeide stem, „Bent u het
zelf, meneer André Ricochet?"
De onverwachte vraag overrompel
de hem. Er hamerde iets in zijn
hoofd, dat er ergens iets niet klopte
dat hij geen antwoord geven moest.
Doch hij overwon die vrees. „Ja,
inspecteur, ik ben het. Wat is er
aan de hand?"
„Dat wilde ik juist aan u vragen,
meneer Ricochet We zagen licht in
huis ontsteken, boven en beneden,
hebt u uw post verlaten?"
Hard, wantrouwend haast kwamen
die woorden uit de telefoon.
„Ik begrijp u niet. De moordenaar
er vandoor. Hij schrok ergens van
denk ik. We hebben hem niet meer
gezien. Z'n helpstertje heb ik wel,
die ligt hier bij me thuis. En dan
nog een gewonde
„Ik begrijp u niet, de moordenaar
is er dus wel geweest, maar hij is
er vandoor gegaan. z'n helpstertje
hebt u in huis gehaald en dan nog
een gewonde? Over wie spreekt u
allemaal? Onze mannetjes hebben i
maar één persoon uw tuin zien bin
nenglippen, meneer Ricochet".
„Maar één?" herhaalde de novel
list, „ik kan u verzekeren, dat ik er
al twee in huis heb. inspecteur!"
„En het lokaas in de bibliotheek"'
„Nog niet aangeraakt, inspecteur.
Hij is immers aan de haal gegaan?
't Is wel jammer, dat het zo mislukt
is, maar aan de andere kant ben ik
er blij om. Ik heb er m'n leven aan
te danken en
„„Uw leven aan te danken? Past
u maar op. Wie zijn er nu allen-,'aal
bij u in huis? U. die helpster, en wie
noe meer?"
„M'n huisknecht en m'n secreta
resse."
Er klonk een uitroep aan de ande
re kant van de draad. „U hebt uw
secretarese in huis
„Zij is de gewonde, insepeteur."
Onverstaanbare woorden buitel
den doorelkander uit de hoorn. Op
't laatst minder de de stroom, kwa
men er weer begrijpelijke brokstuk
ken: .de gewonde.in uw hoofd.
vanmorgen wist u niet., konden we
haar niet bereikenholst van de
nachtlaten verwonden." En dan
oneens, afgemeten, zakelijk en koel:
„Wist u niet, dat wij al lang ver
moedden. waar de moordenaar zich
schuilhoudt, meneer Ricochet?"
Het fjjnbesneden gelaat van de ro
mancier vertrok tot een grimmig
masker. Zijn ogen glinsterde in het
licht van zijn bureaulamp. Een ake
lig schorre lach kwam uit zijn keel.
„Ik weet het, inspecteur, ik weet
er alles van! Ik weet zelfs wie het is!
En ik weet ook. waar hij zich op dit
ogenblik bevindt!"
„U weet dus, dat hij er niet van
door is? Waarom probeert u dan de
politie weer iets op de mouw te
„Ik probeer u niets op de mouw te
seplden. De moordenaar is er inder
daad vandoor gegaan. Maar hii is te
ruggekeerd naar zijn schuilplaats.
Het hele stel zit hier compleet in
huis, inspecteur!"
„Ik kom. U doet de voordeur open.
meneer Ricochet. U zorgt er voor.
dat de politie zonder gebruik van
wapenen kan binnenkomen, verstaat
u mij? Er kan niemand ontsnappen,
ook het huis is nu omsingeld. Tegen
stand zal niet baten. Begrijpt u rr.'ij?
Antwoord^ alstublieft'"
„Ik zal de voordeur opendoen, in
specteur. En er zal geen tegenstand
geboden worden."
De verbinding werd verbroken.
Lasgzaam strekte de eenzame vrflgv-
zel de hand uit naar het glanzende
metaal. Twee zachte armen beletten
hem het mes te grijpen, een gestalte
drong tegen hem aan, bruin krullend
haar streek langs zijn gezicht.