Oventje PSeudo-SPionne Piet - Hein %Xakie ïïwefi in ffiaxió, ffiaat duikt ap> ZATERDAG 31 MAART 1951 DE LEIDSE COURAN 1 1WEEDE BLAD PAGINA 2 Belevenissen van een tweeling Ik behoef Jullie natuurlijk niet te vertellen dat er thuis flink wal op zat voor die twee. Vader was al vre selijk boos omdat ze niet op tijd aan tafel waren en toen het tv. .span kletsnat en modderzwart het tuin hekje binnenstapten, stuurde hij ze dadelijk naar de keuken. Moeder en Ans begonnen meteen de natte schoenen en kousen uit te doen en uit de jas van Piet liepen de straaltjes modder op de schone vloer. Zonder een woord te zeggen nam moeder hen mee naar boven en daar kregen ze eerst een geduchte wasbeurt. De zeepvlokken schuim den op hun hoofden en geen van beiden kikten een woon van pijn toen het schuim hun in de ogen kwam. Neen, daar pasten ze wel voor op, want moeders gezicht stond helemaal niet vriendelijk, 't Was toch ook wel erg, de keuken met moddervlekken en nu was de bad kamer ook vol spatten. Toen ze schoon waren, mochten ze van vader niet meer beneden ko men, dus dadelijk naar bed. Ze kre gen eerst nog een paar boterham men met niets er op en dat was van avond een geduchte tegenvaller, want ze kregen 's Zaterdagsavonds altijd een krentenbol en nu natuur lijk niet. De volgende dag begon Vader al dadelijk over het lelijke rapport van Piet te praten, als dat zo doorging dan zou hij vast en zeker blijven zitten. Piet moest nu iedere dag een paar rijtjes sommen maken en bij moeder een lesje hardop lezen. Tegenstribbelen zou toch niet hel pen dus Piet begon ijverig te reke nen, iedere morgen weer opnieuw. Op een morgen, toen Piet over zijn sommenboekje gebogen zat, was Hein op de vloer alvast een groot station aan het bouwen, want als Piot klaar was, zouden ze de hele middag met de trein gaan spelen. De sommen lukten vandaag niet, iedere keer zat Piet naar Hein te kij ken en aanwijzingen te geven over de bouw van het stationnetje. „Toe Hein, maak jij die twee laat ste rijtjes, dan kunnen we gauw gaan spelen", vroeg "Piet. „Nee, jö, dat is niet eerlijk Neem je telraam, dan heb je het zo klaar", vond Hein. Zuchtend ging Piet verder, maar 't lukte nog niet erg, onderwijl zat hij stuk voor stuk z'n tien kleine vingers in de inktpot te stoppen, zonder dat Hein het merkte. Toen kwam hij achter Hein staan, die nog steeds ijverig bouwde en aaide hem met al zijn inktvingers over zijn ge zicht Geen kwaad vermoedend ging Hein door met zijn werk en Piet ging zyn handen wassen, maar de inkt ging er niet af. Dat kwam er echter minder op aan, des te meer moest hij lachen als hij dacht aan Hein en wat die zou moeten werken voordat misschien kreeg hij de inkt wel nooit meer van zijn gezicht af, dat zou moppig zijn. Piet wierp zich nu weer vol ijver j op de laatste rijtjes sommen en juist toen hij vader hoorde thuiskomen, j was hij klaar. Hij rende naar be- i neden en de gang door, schreeuwend j zo hard hij kon: ,Dag vader, dag vader -Zo rakker, denk je dat ik doof ben. en hoe staat het met je werk". „Alles af, alles af", juichte Piet. Hein had ook gehoord, dat vader thuis kwam. liep met vlugge stap pen naar beneden en verscheen in de kamer. Vader oarstte in lachen uit en moeder sloeg de handen in elkaar van verbazing. „Wat heb jij gedaan jongen," vroeg ze. „Ik?" vroeg Hein, er niets van be grijpend. „Maar jongen, het is vreselijk" riep zijn moeder, „kijk eens in de sp'egel, hoe krijg je het zo gedaan?" Hein liep naar de spiegel, keek er in en zijn mond ging open, nee maar, tien lange smerige inktstrepen zaten op zijn gezicht. „Dat heeft Piet gedaan" schreeuw de Hein. „Wacht ik zal je." Piet was al weggekropen in een veilig hoekje. „Hier jij", riep vader, en ving hem in zijn armen op. „Kinderen, kalm toch", maande moeder, maar niemand hoorde haar. Piet schreeuwde nu: „O vader, hij pakt me, gauw dan, hij pakt me." Ans kwam nu de kamer binnen en moest ook lachen om het dwaze gezicht van Hein. „Kom hier Ans", zei vader, „Piet heeft straf verdiend, we zullen hem jonassen. Ze grepen de deugniet beet en jonasten hem tot moeder riep, dat het genoeg was en het hoog tijd was om te gaan eten. „Hein ga jij je wassen, je kan zo niet aan tafel" zei moeder nog en even later was de rust weer hersteld in het woelige gezin. Wordt vervolgd. TANTE JO. NIEUWS OVER DE PAAS- PRUSVRAAG. Er is al een stroom van brieven en kaarten binnengekomen. De tijd van insturen is echter nog niet verstre ken; tot Zaterdag 31 Maart kunnen we nog inzendingen verwachten. Maar na 31 Maart is de deur geslo ten en dan gaan we over tot verlo ting. Gevlekt en slordig werk wordt onmiddellijk ter zijde gelegd, die doen niet mee. De volgende week kijken jullie dus maar vlug in de krantentuin om te zien of je bij de zes gelukkigen behoort. CORRESPONDENTIE Rietje de Vette, Oude Kerkweg 1, Hoogmade Ik ben brij dat het prijsje zo naar je zin was en ik vind het ook prettig dat je me met zo'n keurig briefje komt bedanken. Piet Muilwijk, 's Gravendamse weg 25, Noordwijkerhout. In één woord, een zeer net briefje. Fijn dat je de volgende keer weer mee doet, dus tot de volgende keer Piet. Rietje v. d. Nieuwendijk, 's Gra vendamse weg 17, Voorhout, Je hebt zeker wel gezien Rietje.' dat je oplossingen niet allemaal goed wa ren. Je verhaaltje is wel wat kort, maar ik ben erg blij dat je tenmin ste geprobeerd hebt iets te maken. Volgende keer lukt het misschien beter Rietje. Rietje Groenen, 's Gravendamse- weg 15, Voorhout. Ik dacht ik zal die twee vriendinnen maar achter elkaar een briefje schrijven, anders kijkt eF één een beetje boos mis schien. Die verhaaltjes nebben jul lie zeker samen bedacht hé Goed zo i Rietje. Annie Steenvoorde, Roerenbur- j gerweg 38, Noordwijk (B) Wat leuk zeg, dat je Oma ook de kran- j ten tuin leest, dan ziet ze natuurlijk j ook dit briefje aan jou. Nu je hebt er reuze je best op gedaan en dan i op zulk mooi postpapier. Beppie Splinter, Hoge Rijndijk 278, Zoeterwoude. Die leuke mop van jou, zal ik zeker eens in de krantentuin zetten, dan kunnen de andere kinderen ook eens lachen. 1 Weet je er nog meer Beppie? Rie en Pie van Santen, Dauwen 11, Woubrugge. Zeg meiskes zijn jullie een tweeling. Wat hebben jul lie een aardig verhaaltje ingestuurd, dat komt vast in de krant. Dag Rie en Pie. Mia Linders, Julianaplein 7, Noordwijkerhout. Hartelijk wel kom nieuw nichtje, er is nog plaats genoeg in onze kring. De oplossing was goed. Zien we je weer gauw terug Mia. Sjaak Jonkman, Googstraat 7, Oude Wetering. Is de kleine Han- nie al weer beter Sjaak? Jullie vin den het zeker wel fijn als mama el ke avond voorleest en dan gaan jul lie zeker altijd heel rustig naar bed, is 't niet? Doe maar vaak mee Sjaak, dan win je misschien ook wel eens een boek. Adrie Dieben, Terweeweg lc, Oegstgeest. Was je Paasrapport mooi Adrie? Ik denk van wel en dan ben je nu aan het logeren bij je tan te; maar Mama zal de krant wel be weren denk ik. De kleine Margriet heeft goed haar best gedaan met die mooie tekeningen. Dag kinders. Beppie v. d. Poel, Wijtenbachweg 33, Oegstgeest. Maar Beppie wat een pracht van een tekening Je hebt vast met Pasen de eieren ook mooi gekleurd. Je raadsels komen goed te pas Beppie. Dank je wel. Argentinië begon er mee! Terwijl er allerwege ontstemming dreigde over de zonderlinge vorm van vrijheid, die in dat land de bur ger in het algemeen en de pers in het bijzonder, schijnt te genieten, kwam de president van dat land met een geheimzinnig en wonderlijk ver haal uit de bus over een practische toepassing van atoom-energie. „Ifiet voor bommen" besliste de pantoffel held-dictator, „maar voor vredes doeleinden". „Onzin" juichten de di verse toonaangevende bladen, nadat men daar van de eerste schrik beko men was en daarmede verdween de druk op de Amerikaans-Argentijnse conferentie (die een dag voor de „onthulling" begonnen was) en de publieke belangstelling, Nederland was echter ontwaakt en meende niet in gebreke te mogen blijven. Na in Noorwegen een geïnteresseerd part ner gevonden te hebben, gaat zij nu op haar beurt een atoomoventje bouwen. Oh, maar een heel kleintje, want er kan practisch niets mee ge daan worden en het enige wat aan liet hele oventje tot nu toe duidelijk is, is dat het een slordig duitje kost. Vanaf heden voelen wij ons ge- noodzaakt, om dagelijks met de j grootste nauwkeurigheid de adver tentiekolommen na te speuren. De tijd kan immers niet ver meer ver wijderd zijn, dat er tweedehands atoom-oventjes te koop worden aan geboden. En och, als we er nu toch voor een zacht prijsje aan kunnen komenhet oventje behoeft hele maal niet te kunnen werken (dat zou voor onze minder practische geest zelfs een beetje gevaarlijk kunnen zijn), maar zo'n heel klein aardig atoom-oventje op onze (vrijgezel len) kamerwe hebben zo'n idee, dat het decoratief zou zijn. JUDOCUS. Mientje Remmerswaal, Hellegats- pc'der, Sassenheim. Dank je wel voor de raadsels Mientje, ik kan er een paar heel goed van gebruiken. Je moet maar eens kijken Nelly van Zuylen, Vinkenlaan 39, Noordwijk (B.) Ik vind dat je met een gewone pen mooier schrijft die andere pennen schrijven zo dik. Was je rapport mooi? Corrie van Goozen, Rijndijk 159, Hazerswoude. Wat kun jij gezel lig babbelen in je brief Corrie. Moe der zal het wel fijn vinden, dat je haar al zo goed kunt helpen. Zul je met Rini geen ruzie maken om de fiets, ieder om de beurt hé. Dag meiske. Jantje van den Berg, Kerkstraat 50, Noordwijk (B). Die Jantje is weer een nieuw neefje, die meteen belooft altijd trouw mee te doen. Fijn hoor Jan, dan komt ook je naam dikwijls in de krantentuin. Bep en Annie Schrama, Teilinger- laan 46, Sassenheim, Wat een aar dig verhaaltje Bep over de kabou ters, over een poosje moet je maar eens kijken, dan komt het in onze krantentuin. Ook het verhaal van Annie is goed. Is dat werkelijk ge beurd Annie? Is de Palm-Pasen nog mooi geworden? Je moet eens schrij ven of je er een prijsje mee ver diend hebt. Nellie v. d. Geest, Watertje 19, Zoeterwoude. Je raadsels bewaar ik hoor Nellie, die komen zeker foed te pas. Zou jij willen dat de rantentuin iedere dag verscheen? Nou ik niet hoor, wat zou ik dan een berg brieven moeten doorlezen en dan zouden alle kinderen geen beurt kunnen krijgen. Is je vinger al gene zen. Dag Nellie. Zondagmo-'igm BEWOONDE WERELDEN ER werd ons, naar aanleiding van de Paas-beschouwing in dit blad, een welwillend briefje toegezonden, waarvan, omdat er in bredere om trek belangstelling voor zal bestaan, alleen de staart wordt afgedrukt: Toegegeven dus, dat de geschied kundige gegevens omtrent het lij den en omtrent de verrijzenis-uit- de-dood van Jezus van Nazareth de waarheid ervan historisch-we- tenschappelijk waarborgen, blijft het voor mij moeilijk, de goddelijke betekenis ervan te aanvaarden. De tijd, dat de aarde werd beschouwd als het middelpunt, waar het heelal omdraaide, is door de cosmographie sinds de middeleeuwen prijsgege ven. Er zijn zeer waarschijnlijk veel meer hemellichamen bewoond dan de aarde alleen. En deze aarde is in het milliarden-leger maar een hoogst onbeduidend klein lichaam. Is met deze onomstootbare feiten voorhanden het niet bekrom pen te menen, dat de aarde het to neel werd van een goddelijk ingrij pen? Gaat de gehele Christelijke leer niet in feite uit van de ver ouderde veronderstelling, dat de aarde het middelpunt is van de na tuurlijke orde en de mens de kroon der schepping? Ziedaar enigermate samengevat, maar toch nauwkeurig weergegeven de vraag een vraag, die vaak wordt Gelijk heeft ie! Onderwijzer: Jantje wat is een kannibaal? Jantje: Weet ik niet mijnheer! Onderwijzer: Kom, kom jongen, dat weet je best. Als jij nu eens je vader en moeder op zou eten, wat ben je dan? Jantje: Een wees mijnheer. Absoluut zeker. Kareltje kwam met een kwartje thuis, dat hij op straat had gevonden. „Ben je er absoluut zeker van, dat het een verloren kwartje is?", vroeg de vader streng. „Absoluut zeker, vader", antwoord de Kareltje. „Een eindje verder liep er iemand naar te zoeken. Wijsheid van de balie „Dus U wilt beweren, dat U uit verstrooid heid Uw vrouw van de derde etage op straat hebt gegooid?", vroeg de rechter sarcastisch. „Inderdaad, edelachtbare!", ant woordde de verdachte resoluut. „We hebben namelijk altijd gelijkvloers gewoond." Practijk Leraar: Welke veran dering merkt men op, als water is overgegaan in ijs? Leerling: Een geweldige prijsstij ging, mijnheer. Verongelukt compliment Wat hebt U toch een mooie kleine handjes jufrouw Lenie. Ik denk, dat U, als U geeuwt, beide handjes voor Uw mond moet houden. Man us Oly De veldwachter van Dubbeldam ontving van de rijks recherche zes foto's, voorstellende de beruchte dief Manus Oly. Bij de foto's was een schrijven met het be vel: Deze inbreker houdt zich waar schijnlijk in Dubbeldam op. Arres teer hem onmiddellijk! Een week la ter schreef de veldwachter trots zijn antwoord: Ik heb al vijf kerels ge arresteerd; de zesde krijg ik waar schijnlijk vanavond nog te pakken. Schrokkerig Jantje hoort in de katechismus vertellen van de verme nigvuldiging der broden. Terwijl alle kinderen zich verbazen over de twaalf manden met brokken, die nog overbleven, stak Jantje zijn vinger op. „Wel?", vroeg de kapelaan. „Als mijn, vader er bij was geweest, I dan zou er zoveel niet zijn overge- j bleven", merkte Jantje op. Cmplimenteus Scherp: (tot Snerp, die altijd erg opsnijdt) wij weten samen alles, wat er te weten is! I Snerp: (gevleid) Hoe zo? Scherp: Jij weet alles, behalve dat je gek bent, en dat weet ik. Denk aan de toekomst Tante: Wat!! Heeft je verloofde je een uur laten wachten. Nou, op zo iemand zou ik niet gesteld zijn. Nichtje: Dat kan wel tante, maar ik wil toch liever een uur op een man wachten dan een heel leven zoals U! uitgesproken en wellicht vaker nog onuitgesproken blijft. Deze vraag getuigt van een breed heid van opvatting. Het merkwaardi ge is, dat deze breedheid van gedach ten bekrompen en ietwat provinciaal aandoet, vergeleken bij de enorme uitzwaai van de Christelijke gedach- tengang. Al was de mening, vóór de kringloop van de aarde om de zon werd ontdekt, een verkeerde, dat heeft toch niet verhinderd, de onbe duidendheid van aarde en mensen, gemeten naar het groot geheel, zeer scherp te zien. Wanneer in het Oud- Testament de aarde beschouwd wordt als „een stofje op de weegschaal", een „dauwdruppel", wijkt deze bij belse beschrijving in niets af van de moderne. Wanneer in de Bijbel de bewoners dezer aarde niet groter of voornamer worden geacht dan „sprinkhanen", „muggen", of zoals ko ning David het zei: „ieder mens is enkel maar een zucht", dan blijkt daaruit het tegenovergestelde van een overmatige waardering voor de bewoners van de aarde. De houding van de mens tegenover het geweld van de schepping was voorheen heel wat nederiger en deemoediger dan thans in de kringen, welke het Chris tendom een zekere aanmatiging wat betreft de positie van de mens ten laste leggen! Er is niet één ontwikkeld Christen, die de mogelijkheid ontkent dat er nog meer werelden bewoond zijn door met verstand begaafde wezens. Het ontkennen ervan zou zijn: men selijke grenzen stellen aan goddelij ke Almacht. Met stelligheid beweren, dat er wél andere bewoonde werel den zijn, is echter wat men noemt een gratis bewering, omdat ieder be wijs ontbreekt. De Christelijke op vatting, welke zegt: het kan, maar wij weten er niets van, is, dunkt ons, wetenschappelijk de enig verant woorde. De andere berust slechts op fantasie. Zo'n ongebreidelde fantasie is wel aardig, maar de behoefte eraan ont spruit uit een eng-menselijk meten van groot en klein; uit het feit, dat de aarde zo'n kleine bol is ver geleken bij de myriaden van ont zagwekkend grote hemellichamen. Of de aarde groot of klein is, wat doet dat eigenlijk ter zake? Staat een olifant hoger in rang omdat hij zwaarder en groter is dan een mens? De geringheid van de omvang der aarde in het geding te brengen, ge tuigt van kortzichtigheid. In het oog van Gods Almacht zijn ook de groot ste en gloeiendste hemellichamen nog slechts stofjes en dauwdruppels. Een godvruchtig schrijver heeft de aarde eens genoemd het Bethlehem van het Heelal. Niet in Rome of Alexandrië of Antiochië de toenmalige wereld steden werd de Christus geboren, maar in een stal bij een onbeduidend stadje in een, volgens de belasting opbrengst gemeten, hoogst onbedui dend landje. Te willen bewijzen, dat Christus niet Gods Zoon is, omdat Hij niet in een wereldstad werd geboren, is wetenschappelijk even waardeloos, als uit de geringheid van de aarde te willen opmaken, dat dus de aarde niet een bizondere plaats inneemt ónder de ontelbare hemellichamen. De te genwoordige sterrenkunde helt over tot de veronderstelling, dat de aarde, i louter natuurlijk bezien, wel degelijk een uitzonderlijk en misschien wel enig „geval" is, wat betreft de voor waarden voor een ontwikkeling van het leven althans in de vorm, waarin wij het kennen. Misschien is het beter, om de lezer niet al te zeer te vermoeien, ons be toog hier te onderbreken en het vol gende week voort te zetten. MARIUS. Bengels,.. r% Ravotten... Roetzwart... -'O spons er over I 59. Aan boord van het gelichte en opgeknapte s.s. „Samoea" werd een week later een diner gegeven. Dokie Durx zat op de versierde ereplaats. Naast hem zat, geel van jaloezie, de commissaris van politie. De commis saris was echter een sportman, die zijn tegenstander iets gunde. „Durf heeft geluk gehad, hoewel ik moet toegeven, dat hij capacitei ten heeft", zei hij aarzelend. En dat is heel wat voor een commissaris om zo iets te zeggen, over iemand bui ten het corps. Tenslotte was het wooi-d aan een bekende spreker. Het was de man die ook op de eerste avond, de noodlottige avond van Baal's eerste aanval, het woord had gevoerd. „Wij varen weer", zei de spreker, „en vrij drinken weer". „De BaaLgroep zit weer", merkte de commissaris op. .,En hij praat weer", zuchtte Dokie Durf. Die avond had de detective rust. Hij had een vrije avond, en genoot van zijn glas melk en zijn krant Toen hij de voorpagina opa'ioeg zag hij een bekend gezicht. „Een goed blad mompelde de detective. EINDE. HUISELIJKE SPIONNAGE-GESCHIEDENIS^ door P. J. van Gelder 31) De electrische klok op de schoor steenmantel boven de open haard wees half vier. Het zou nu niet lang meer duren. De nachtwake was ver geefs geweest en de commissaris zou z'n mannetjes nu wel laten in rukken. Dit keer was de val te vroeg dicht geklapt, de spin had niet meer toegehapt, Sonja had hem door haar spookverschijning verschrikt en op de vlucht gejaagd. SonjaMoest hij haar eigenlijk niet diep dankbaar zijn, dat het zo gelopen was? Dat zij het zo had laten lopen? Hij vouwde zijn handen. Het was werkelijk beter zo. „Hier is het blad met de koffie en sandwiches, meneer", klonk de beken de stem achter hem, „Ik heb nog even een blikje opengemaakt en een paar knakworstjes gewarmd. En ik heb een paar spiegeleieren gebakken. Het zout ligt op een bord. Ik had geen plaats meer voor het hele stel. Zal ik het even voor u naar boven dragen?" „Dank je, Pieter, 't gaat wel. Als je het even aangeeft. „Phylax is naar boven ontsnapt, meneer. Hij hoorde zeker iets. Ik hoop dat uw broer niet bang is voor honden?" „O, laat 'm maar lopen. Hij doet geen kwaad. Wil je vooral hier be neden blijven, Pieter, terwijl ik bo ven 'ben? De kerel is voor geen klein tje vervaard, hij mocht nog eens pro beren het huis binnen te dringen en één gewonde vindt ik „Pardon?" Twee stomverbaasde ogen staar den hem verbijsterd aan. „Ik bedoel, één dodelijk verwonde vind ik mooi genoeg. Ik had het over de heer des huizes slikte iets weg dat hem hinderde „over die moor denaar in de tuin, diedie daar in de rabarber iemand zo dodelijk verwondde." „Jawel, meneer." De beroemde romanschrijver zocht voor het eerst van zijn leven naar woorden, om zich uit zijn verlegen heid te redden. Het angstzweet brak hem uit. Waaróm keek zijn knecht hem aan? Wat dacht hij? Waarom draaide die werkezel zich niet om en liep hij niet terug naar de keu ken? Vermoedde hij iets van zijn es capade in de tuin? „Gelukkig is er deze nacht niets gebeurd", bracht de meester er ten- slote met moeite uit. Het gezicht tegenover hem ver strakte weer tot de normale, niets zeggende uitdrukking. „Voor zover we weten gelukkig niets, meneer." Voor zover we weten natuur lijk! Boven, in zijn werkkamer, schelde lang en nadrukkelijk de telefoon. Phylax begon te blaffen in het hal letje. Iemand riep Sssst! Nog nooit had Ricochet zo snel zijn trap be stormd. Gelukkig bedaarde het dier weer. In de open deur van zijn slaapkamer stond Sonja, in zijn blau we badjas. Hij gebaarde haar wild, weg te gaan van die gevaarlijke plaats waar iedereen haar kon zien, glimlachte tegelijk door al zijn op winding heenZe zag er zo lief uit met die hopeloos verwarde brui ne krullen. „Hallo, ja met Ricochet?" riep hij in de hoorn. „U spreekt met Kladdard", klonk een vermoeide stem, „Bent u het zelf, meneer André Ricochet?" De onverwachte vraag overrompel de hem. Er hamerde iets in zijn hoofd, dat er ergens iets niet klopte dat hij geen antwoord geven moest. Doch hij overwon die vrees. „Ja, inspecteur, ik ben het. Wat is er aan de hand?" „Dat wilde ik juist aan u vragen, meneer Ricochet We zagen licht in huis ontsteken, boven en beneden, hebt u uw post verlaten?" Hard, wantrouwend haast kwamen die woorden uit de telefoon. „Ik begrijp u niet. De moordenaar er vandoor. Hij schrok ergens van denk ik. We hebben hem niet meer gezien. Z'n helpstertje heb ik wel, die ligt hier bij me thuis. En dan nog een gewonde „Ik begrijp u niet, de moordenaar is er dus wel geweest, maar hij is er vandoor gegaan. z'n helpstertje hebt u in huis gehaald en dan nog een gewonde? Over wie spreekt u allemaal? Onze mannetjes hebben i maar één persoon uw tuin zien bin nenglippen, meneer Ricochet". „Maar één?" herhaalde de novel list, „ik kan u verzekeren, dat ik er al twee in huis heb. inspecteur!" „En het lokaas in de bibliotheek"' „Nog niet aangeraakt, inspecteur. Hij is immers aan de haal gegaan? 't Is wel jammer, dat het zo mislukt is, maar aan de andere kant ben ik er blij om. Ik heb er m'n leven aan te danken en „„Uw leven aan te danken? Past u maar op. Wie zijn er nu allen-,'aal bij u in huis? U. die helpster, en wie noe meer?" „M'n huisknecht en m'n secreta resse." Er klonk een uitroep aan de ande re kant van de draad. „U hebt uw secretarese in huis „Zij is de gewonde, insepeteur." Onverstaanbare woorden buitel den doorelkander uit de hoorn. Op 't laatst minder de de stroom, kwa men er weer begrijpelijke brokstuk ken: .de gewonde.in uw hoofd. vanmorgen wist u niet., konden we haar niet bereikenholst van de nachtlaten verwonden." En dan oneens, afgemeten, zakelijk en koel: „Wist u niet, dat wij al lang ver moedden. waar de moordenaar zich schuilhoudt, meneer Ricochet?" Het fjjnbesneden gelaat van de ro mancier vertrok tot een grimmig masker. Zijn ogen glinsterde in het licht van zijn bureaulamp. Een ake lig schorre lach kwam uit zijn keel. „Ik weet het, inspecteur, ik weet er alles van! Ik weet zelfs wie het is! En ik weet ook. waar hij zich op dit ogenblik bevindt!" „U weet dus, dat hij er niet van door is? Waarom probeert u dan de politie weer iets op de mouw te „Ik probeer u niets op de mouw te seplden. De moordenaar is er inder daad vandoor gegaan. Maar hii is te ruggekeerd naar zijn schuilplaats. Het hele stel zit hier compleet in huis, inspecteur!" „Ik kom. U doet de voordeur open. meneer Ricochet. U zorgt er voor. dat de politie zonder gebruik van wapenen kan binnenkomen, verstaat u mij? Er kan niemand ontsnappen, ook het huis is nu omsingeld. Tegen stand zal niet baten. Begrijpt u rr.'ij? Antwoord^ alstublieft'" „Ik zal de voordeur opendoen, in specteur. En er zal geen tegenstand geboden worden." De verbinding werd verbroken. Lasgzaam strekte de eenzame vrflgv- zel de hand uit naar het glanzende metaal. Twee zachte armen beletten hem het mes te grijpen, een gestalte drong tegen hem aan, bruin krullend haar streek langs zijn gezicht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1951 | | pagina 6