Oude vrouw in eenzame polder (LEIDEHnilHS Dit ItfltREEN SEBï) 1 Wie bouwt mee aan 'een nieuw dak op het huis van Kath. Sociale Jeugdzorg De muren voorgevel staan op instorten en de helt gevaarlijk voorover Mr. E. J. M. H. Bolsius kan men van drie kanten benaderen Grote nood op Nieuwe Rijn 52, Leiden ZATERDAG 10 MAART 1951 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 „Maar ondanks alles laten we de moed niet zakken. Geen defaitisme; kop op; „Nauwelijks waren deze l woorden uit de mond van de heer A. Waals, voorzitter van het bestuur van de Kath. Sociale Jeugdzorg, tot zijn gehoor doorgedrongen, of er barstte een hevige regenbui los en tot ont steltenis van iedereen, die in het ge bouw Nieuwe Rijn 52 aanwezig was, goot het binnen al even hard als bui ten! In paniek holde men heen en weer. En het duurde wel even voor dat de orde in zoverre hersteld was, dat men op onderzoek kon uitgaan. Toen werd ontdekt wat eigenlijk al veel langer bekend was, maar wat men zich nooit zo scherp had gerea liseerd: het dak is kapot, de voorge vel hangt scheef en de binnenmuren staan op instorten! DE ZONDVLOED. Laat ons bij het begin beginnen. Het was Nieuwjaarsdag en de hele staf van de Kath. Sociale Jeugdzorg was in het centrale huis aan de Nieu we Rijn bijeen, om te luisteren naar de jaarlijkse „troonrede" van de voorzitter. De resultaten van het af gelopen jaar werden besproken en nieuwe plannen uiteengezet. Toen gebeurde het. Een gutsende regenbui, bijna zo hevig als de zond vloed, stroomde door het kapotte dak naar binnen. In allerijl werden hulp troepen opgecommandeerd en ieder een toog aan het werk. Zelfs buren ook het raadslid, de heer L. Questroo schoten te hulp. Overal werden emmers en teilen neergezet. Wie een dweil kon bemachtigen, begon alvast het ergste op te ruimen. Ondertussen stond het bestuur wel even beduusd te kijken. „Wat moe ten we in 's hemelsnaam nu begin nen?", dachten de heren. De aanmoe- zenier, pater S. Duynstee, krabde zich eens bedenkelijk achter het rechter oor en zag er al evenmin een gat in; een manier om die gaten te dichten, bedoelen we. Enfin, de regenbui hield op en toen het buiten droog was, bleek ook bin nen de stroom op te houden. Men toog op onderzoek uit en wat eigen lijk al reeds lang bekend was, drong nu pas in alle ernst tot de heren door. Er moest raad geschaft worden. Maar hoe? JAWEL, MAAR HOE? Een onderzoek van de Bouwpolitie wees uit, dat het dak aan het verzak ken was, omdat de binnenburen ver pulverd waren. Bovendien hing de voorgevel gevaarlijk uit het lood, een N GEDACHTEN ZIEN WIJ drie heren Bolsius voor one. Of eigenlijk toch maar één, die echter uit drie richtingen te benaderen is: advocatuur, poli kwaal waaraan vele gevels aan de Nieuwe Rijn lijden, tengevolge van het zware verkeer. De Bouwpolitie waarschuwde in alle ernst, dat het onder deze omstan digheden onmogelijk was om nog langer met restauratie te wachten. „Jawel", dacht het bestuur. „t)e he ren van het Stadhuis hebben gemak kelijk praten. Maai willen zij ook vertellen hoe we dit voor elkaar moeten boksen? Het is vrij eenvou dig om een aannemer te bestéllen en met een royaal gebaar te zeggen: neem de schade op, maak een plan voor ingrijpende restauratie, zeg ons hoeveel het moet kosten en begin dan zo gauw mogelijk. Maar wie zal dat betalen, zoete lieve Gerritje?'* Begrijpt u aï zon beetje waar we naar toe wilen? TIENDUIZEND POP. Goede raad was duur. Maar één ding stpnd vast: hier moet iets ge beuren. Men kon niet wachten tot dat het hele geval in elkaar zou stor ten. Hoe eerder er begonnen werd, hoe geringer de onkosten zouden zijn. Dies werd een aannemer in de arm genomen, die met critisch oog de zaak eens opnam. Hij keek links en rechts, schopte ergens tegen een muur aan (met het gevolg, dat een regen van kalk en gruis omlaag kwam), porde met zn duimstok eens in een vergane balk en schudde toen bedenkelijk z'hoofd. Er kwam een ietwat beduimeld zakboekje aan te pas en ergens onderin z'n linker broekzak zat nog een stompje pot lood. Enige onleesbare cijfers wer den op papier gezet en toen ging het gezicht nog veel bedenkelijker staan, „Zeg het maar", drong pater Duyn stee aan. „Ik ben op alles voorbe reid". „Tienduizend gulden", zei de aan nemer. „Tenminste, als we het heel zuinigjes aan doen. We zouden kun nen beginnen met.De aannemer kwam niet verder, want ineens schoot hij naar voren, om de aalmoe zenier vast te grijpen, die dreigde flauw te vallen. Ja heus, u denkt na tuurlijk, dat wij weer eens flink overdrijven. Maar dat is niet waar. Hoe zoudt u reageren, wanneer er ge zegd werd: zorg maar eens gauw voor tienduizend pop? Enfin, iedereen, die pater Duynstee kent, weet dat hij niet de man is om Links: Zó zag op Nieuwjaarsmid dag de trap er uit! En op de verschil lende zalen, kamers en zolders was het al precies eender! Overal Overal emmers, pannen en teilen, om de „zondvloed" van regenwater op te vangen, die door het kapotte dak in brede stromen omlaag kwam. Rechts: En dit is een hoekje op zol der. De muren zijn verweerd en vol met barsten. Eén stootje en de ver brokkelde stenen rollen er uit! De bin ten en balken, die meer dan drie eeuwen het dak geschraagd hebben, laten nu kreunend de moed zakken. Zij verlangen naar rust en kunnen op hun half-vergane schouders de zware last niet langer torsen. (Foto's: „De Leidse Courant"). WAT DOET U? Enfin, we hebben het zaakje nog -eens even bekeken en toen aan eni ge hoge heren voorgelegd. Het resul taat was, dat we het gaan proberen. Vandaar dit omstandige verhaal. Wat moet er nu gebeuren? Kijk eens aan, we verwachten op de eer ste plaats, dat u, die dit leest, bij zichzelf zegt: er wordt ook op mij ge rekend! Vervolgens, dat u deze be langrijke kwestie eens bespreekt met uw huisgenoten, familieleden, ken nissen en vrienden. Bepraat u eens rustig op welke wijze u het best de Kath. Sociale Jeugdzorg uit deze enorme moeilijkheid helpen kunt. I Geen bedrag is te groot, geen be drag is te klein. De gulden van iemand, die er vijf sigaren minder tiek en sociaal werk. Drie afzonderlijke facetten, die bij mr. E. J. M. H. Bolsius harmonieus ineenvloeien tot de persoon, die terecht een „Leidenaar plan", zei hij. „Ik ga proberen aan die iedereen kent" genoemd mag worden. geld te komen." „U bent geen Leidenaar van geboorte?" „Neen, mijn wieg stond te i s Hertogenbosch, waar ik in 1886 geboren werd". Een kleine berekening VELE KLEINTJES, leert ons, dat mr. Bolsius dus 64 jaar is, een leeftijd, die men hem nog niet1 zou aanzien. „Maar ik woon al sedert 1914 in Leiden", vervolgt hij, „en zet Enige dagen later rinkelde bij Stads- al vele jaren het kantoor van wijlen prof. mr. P. J. M. Aalberse voort. Ik kok de telefoon. „Zeg, wil je even op heb me in Leiden steeds zeer goed thuis gevoeld en altijd een prettige j de Nieuwe Rijn komen?" En zo za- werkkring gehad. Op dat ogenblik kwam mr. H. F. A. Donders binnen, met ten we dan even later voor de adl- wie mr. Bolsius samen het advocaten-kantoor drijft. Een vluchtige begroe- moezenier die weer geheel van de wig, een haastig zoeken tussen wat paperarsen en we waren weer alleen schrik bekomen bleek en er waar- „Hoe 'bent UUw politieke loopbaan begonnen?' „Wel, ik ben jarenlang j votóen van^TC rs'eho^deVhreft'86 voorzitter geweest van de R. K. Staatsparty, afd. Leiden. Bovendien ook V0TSiean daar zaten we Sn Er moest voorzitter van de Kamerkring en van de Statenkring. In 1930 werd ik geko. moest zen tot lid van de Prov. Staten en drie jaar later tot lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Hólland. Neen, raadslid ben ik nooit geweest. In de G. St. had ik voor de oorlog speciaal het toezicht op de gemeenten en op de toe passing van verschillende wetten, zoals de Drankwet, de Armenwet, enz. V-ooral was ik belast met plaatsing van geesteszieken in gestichten. Na de oorlog kreeg ik de directe zorg over het Verkeer- en Waterwegen de Wa terleiding, de Woningwet. de streekplannen en de electriciteitscentrafes van de provincie. In Nov. 1941 werd ik door het toenmalige college var, Ged. Staten aangewezen tot waarnemend" commissaris van de Koningin welke functie ik totaan de bevrijding bekleedde, natuurlijk met veel moei lijkheden t. a. v. de bezetters. Nog steeds treed ik op als waarnemend com missaris, wanneer mr. L. A. Kesper afwezig of ziek is. Het werk van Gea. Staten eist eigenlijk de hele mens volledig op." „En wat zijn Uw activiteiten in Leiden?" „Die -iggen speciaal op sociaal terrein Ik ben ruim 30 jaar regent van het R.K. Wees- en Oudeliedenhuis, waarvan de laatste 7 jaar voorzitter. Bovendien sedert 1927 „voorzitter van ae Voogdijraad te Leiden en sinds 1914 lid van de R. K. Kinderbescherming in Leiden, waarvan ik thans waarnemend voorzitter ben. Tenslotte ook nog kerkmeester van de St. Willibrordus-parochie in Oegstgeest. Of ik de sociaal charitatieve organisatie der katholieken in Leiden ideaal vind? Zeker, het Sociaal Charitatief Centrum doet goed werk. Maar ik voor mij persoonlijk ?ou liever gezien hebben, dat iedere parochie over een of meer eigen sociale werksters kon beschikken. Het Centrum streeft dit trouv/ens na. En wilt U me nu excuseren? Er zit iemand in de wachtkamer op me te wachten." Weg was hij. Neen. men zou hem zijn 64 jaar niet aanzien! (Foto: „De Leidse Courant"). voor moet roken, is even welkom als de duizend gulden van hem, die het gemakkelijker betalen kan. Ach, we weten het wel: het leven is duur, de prijzen stijgen dagelijks en het kost steeds meer moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Maar toch zal er ergens wel een gaatje gevonden kunnen worden. In een gezin, waar verdienende kinderen zijn, kan misschien onder de Zondagmorgen-koffie (dan zijn we meestal in een goede bui!) een kleine inzameling gehouden worden. Is het niet mogelijk om de pot van een kaartavond] e voor dit doel te be stemmen? En als u binnenkort er gens een bruiloft viert, klim dan eens op uw stoel en zeg: ik ga rond met m'n hoed voor een nieuw dak! DROOG ZITTEN. de Kath. Sociale Jeugdzorg. Zij moe ten er voor zorgen, dat dit prachtige sociale werk doorgang kan blijven vinden en dat de jongens met hun leidersstaf droog zitten. Straks gaan de slopers beginnen en worden de steigerpalen geplaatst. Allemaal in goed vertrouwen, dat er geld zal ko men. En dat komt er! We zijn er ze ker van!! Wie iets te missen heeft, kan dit sturen naar of bezorgen op Nieuwe Rijn 52. Wilt u liever gireren? Ook goed. Nummer 230414, ten name van de Kath. Sociale Jeugdzorg te Lei den. Regelmatig zal Stadskok u van de stand van zaken op de hoogte hou den en precies vertellen hoe hevig de regenbui van geld wel is, die op Nieuwe Rijn 52 zal neerdalen. Als deze even hevig is als de echte re genbui op Nieuwjaarsmorgen, dan komt het dik in orde. Afgesnroken? STADSKOK. OP BEZOEK IN HAZERSWOUDE JAANTJE SLOOTWEG HEEFT SLECHTS GEZELSCHAP VAN KATTEN EN KIPPEN Het is een heel karwei, om van de Gemeneweg af via het Kromme Jaag pad bij Jaantje Slootweg te komen. Als de middagzon het nachtvorstje uit de grond heeft gejaagd, is het er een grote baggerpoel, waar je per fiets met een massa kunst en vlieg werk net door kan komen. Er is niet veel voor nodig, om met een plons in de vaart te belanden, maar goed beschouwd is deze weg nog ideaal vergeleken bij hetgeen je wacht na de sluis. We zijn door drassige wei landen gesjokt en hebben daar enige keren naar een voet gezocht, die der tig centimeter onder het aardopper vlak verdween. We hebben er als een hordenloper negen hekken genomen, om tenslotte met een roeibootje het huis van Jaantje Slootweg te berei ken. Het eerste, wat je je afvraagt, is: Hoe is iemand ooit op het idee kun nen komen, om hier een boerderijtje te zetten. Jaantje zelf weet dat ook niet en ze voelt er niets voor, om daarover te gaan prakkezeren. Ze is met haar gedachten bij een kip, dit de hele dag al zo raar ge daan heeft en nu in een hoekje van de schuur zit te sterven. We moes ten persé even gaan kijken, om tege lijkertijd de geit te bewonderen, die op dit bewoonde plekje midden in de polder de melkvoorziening voor haar rekening heeft genomen. „Ik ben hier geboren". Het kostte ons enige moeite, om zonder builen het woonvertrek te be reiken. De zoldering van Jiet achter huis is nog geen anderhalve meter hoog en zelfs de balken in de ka mer vormen een voortdurend ge- !;vaar voor het doosje, waarin een mens zijn hersenen moet bewaren. De vloer golft als een bescheiden zee. Dank zij blokjes van een vijf tien centimeter dikte kunnen de rechterpoten van de linenkast op het zelfde niveau komen als hun colle ga's aan de andere kant. Alles is er even primitief. Koken geschiedt op petroleum en wie drinken wil, dient zijn toevlucht te nemen tot slootwa ter. geld komen. Nu gelooft u natuurlijk niet, dat aan Stadskok gevraagd werd eens even snel tien mille op ta fel te leggen. Tien dubbeltjes zou nog wel gaan. Tien gulden wordt al veel moeilijker. Maar tien mille? Stads kok heeft dit nog nooit bij elkaar ge zien, laat staan in z'n handen gehad. En dat is misschien maar beter ook. Doch dit terzijde. Toen heeft Stadskok de stoute schoenen aangetrokken en gezegd: „Aalmoezenier, ik weet zeker, dat onze lezers u willen helpen. Er zijn niet zo heel veel mensen onder, die heel veel kunnen missen. Maar er zijn er wel duizenden, die iets kunnen geven. En als zij ook maar half we ten hoe belangrijk het werk van de Kath. Sociale Jeugdzorg is (het vroe gere Sint Franciscus Liefdewerk), zullen zij zeker een handje willen helpen. Vele kleintje maken sampn één grote. U zult het zien: de klein tjes zullen komen!" Erg ongezond, dachten we, maar Jaantje denkt er anders over. „Ik ben hier geboren en ben met slootwater al 78 jaar geworden." In 1936 stierf haar broer. Sindsdien woont zij alleen midden in de polder. De koeien zijn verkocht, maar de kippen heeft Jaantje gehouden. Met de verkoop van eieren verdient ze nog een centje en verder is het le ven goedkoop. De geit zorgt voor melk; terwijl Jaantje zelf nog groen ten en aardappelen teelt. Brood van een week oud. Als je door het raampje over de verlaten polder staart, komt het je onbebegrijpelijk voor, dat een oude vrouw in deze eenzaamheid alles nog zelf kan bedisselen. Jaantje is katholiek. In het kleine kamertje heeft ze, behalve de reli gieuze voorstellingen aan de wanden, een vijftiental beeldjes waaronder een klein legioen engelen op al lerlei kasten en plankjes staan. Naar de kerk kan ze niet meer gaan, maar de kapelaan van de Groenedijk maakt dikwijls de tocht door de pol der, om Jaantje de H. Communie te brengen. Slechts eenmaal per week worden er uit het dorp boodschappen ge bracht. Ze krijgt voor zeven dagen tegelijk brood en alleen zomers vindt ze het tegen het einde van de week niet zo smakelijk meer. Op Zaterdag middag komen de zes afleveringen van de krant en dan gaat Jaantje de verhaaltjes lezen. '.Actuele kopy" in teresseert haar niet veel. De vloer stond blank. Jaantje heeft haar huisje nooit wil len verlaten, maar de laatste winter is het haar niet erg bevallen. Het huis ligt erg laag en bij hoog water staat de vloer in tijd van een wip blank. Van de winter is dat ook het geval geweest. Als ze 's morgens uit de bedstee stapte, moest ze meteen water gaan hozen. „Zó kan het niet meer", zegt ze. Maar direct daarop bewijst ze weer, hoe moeilijk het haar zal vallen, om uit de polder weg te gaan. In de ver te heeft ze een boer in de gaten ge kregen en ze geeft een hele reportage over zijn werkzaamheden. Jaantje voell zich hier zo echt op haar gemak. Ze kan wel niet zo best meer uit de voeten als vroeger, maar in de roeiboot klauteren en naar de overkant varen gaat haar nog vlot af. Poes maakt de deur open. Midden in het gesprek werd de deur opengedaan en eerlijk gezegd schrokken we ons een ongeluk. Wat kan dat nou zijn, vroegen we ons af en dachten reeds aan een occult ver st hij nsel. „Dat is Japi maar!", zegt Jaantje geruststellend. Japi bleek een van de twee kat ten te zijn. Hij maakt zelf de deur open door van 'n plankje op de deur klink te springen. Pietje sukkelt er achterna en samen gaan ze boven op tafel een schoteltje melk naar bin nen werken. Jaantje laat ons intussen foto's zien en geeft daarbij hele verklaringen over de wijze, waarop verschillende families in elkaar zitten. Ze heeft nog een foto, waar ze als zevenjarig meisje .met haar moeder op staat. „Dat was m'n eerste hoed", grinnekt ze „Ik was er zo blij mee, dat ik hem bij de fotograaf op m'n hoofd hield." Toen zijn wc opgestapt, want uit principe voeren we met vrouwen geen gesprekken over hoeden. Terwijl we al in de roeiboot zaten, zei Jaantje: „Zie je de sluis ginds? Daar werden vroeger, toen er nog schepen doorkwamen, de boodschap pen voor ons afgegeven. Als er iets was, hees d<. sluiswachter de vlag en dan wisten we genoeg." En daarmede was ons bezoek aan Jaantje afgelopen. (Foto: Raaphorst, Hazerswoude). Huilend zaten de familieleden van Jean Berton, in het Franse dorpje Cherac, rond het bed van de negen tigjarige. De dokter had gezegd, dat Berton dood was en dus werd hij, naar het gebruik van de streek, in zijn Zondagskleren opgebaard. Ieder een was van mening, dat vader daar zo rustig en vredig lag en dat men moeilijk een zachtere dood kon wensen dan- hij had gehad. Toen ging de familie naar beneden om een stukje te eten. En terwijl kinderen en kleinkinderen van de overledene aan tafel zaten, ging de trapdeur open. Vader Berton trad de kamer binnen. „Waarom", vroeg hij, „hebben jullie mij niet gewekt? En waarom, voor de donder, moet ik in mijn Zondags pak te bed liggen?" Hij stapte naar de tafel, pakte het broodmes en sneed zich een formidabele boter ham, waar hij met smaak een enorme hap van nam. Toen viel zijn oudste dochter in zwijm. Enkele andere vrouwen renden schreeuwend het huis uit en de mannen staarden doodsbleek en met uitpuilende ogen naar het wandelende lijk. De schrik sloeg echter spoedig om in blijd schap. Men loodste vader Berton te rug naar boven, liet hem opnieuw te bed gaan en vervloekte de dokter, die zich zo deerlijk had vergist.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1951 | | pagina 5