Is het nodig, dat Leiden 'n tweede overdekte zweminrichting krijgt? Hoe sommige Leidenaars er over denken Jong Hazerswouds echtpaar- op een ééncsezins-eiland- JCkcuia aan %azev frlaeit ai aiet jatek ató Htaan ap, Het Heeid aan de 3t. Maayd Hoe de Leidse jeugd haar vrije middag doorbrengt ZATERDAG 10 FEBRUARI 1951 lib LEIDSE LUUKANI TWEEDE BLAD PAGINA 1 „Heeft*Leiden een nieuw overdekt zwembad nodig en indien ja, waar moet dat gebouwd worden? Vindt u het een passend project ter gedeel telijke bestemming van het Burgerij- fonds?" Zo ongeveer luidde de vraag, die wij dezer dagen links en rechts op straat gesteld hebben. Met de bedoe ling te weten te komen in hoeverre de Leidse bevolking de bouw van een tweede „overdekte" nodig acht. Nu is de waarde van een dergelijk gebrekkig en lang niet algemeen in gesteld opinie-onderzoek zeer betrek kelijk. Men kan er geen conclusie uit trekken. Maar als idee, als enige stemmen uit de duizenden, is het misschien toch nuttig de antwoorden eens aandachtig onder de loupe te ne- men. TENT VOOR DE STUDENTEN. Het begin was niet bemoedigend. We vingen aan op het Rapenburg en ons eerste slachtoffer was een stu dent. ,,'t Kan me geen bal schelen, zag; 't intersseert me hoegenaemd niet. Maer als de heren met het geld geen raed weten, laeten ze dan èen beheurlijke tent bouwen vooi de stu denten. Een gelegenheid, waer wij 's middags goed kunnen eten veur weinig geld. Ehhh.... goedemid dag". Hij lichtte een hoofddeksel op, dat vroeger wellicht een hoed ge weest moet zijn. De groene Manches ter pijpen van z'n slobberbroek lie ten zich door de wind tot Popeye-kui- ten opblazen VIJFTIG METER LANG. Nummer twee liet een enthousiast geluid horen. „Nou, ik hoop maar dat het doorgaat, als ze tenminste een bad van vijftig meter lang maken. Dan kunnen wt behoorlijke-zwemwed strijden houdeiNu moet u weten, dat dit een jonge man van 16 jaar betrof, lid van een Leidse zwemver eniging. „Waai het ding moet staan, kan me niet schelen. Als er maar hoge springplanken in komen. En- voldoende kleedhokjes. De rest zal me een zorg zijn. Burgerij fonds? Nooit van gehoord! Of ik gemeente- raads-verslagen lees? 'k Zal wel gek wezen. Schrijf maar, dat ze er voor mijn part morgen aan kunnen begin nen GRATIS WOENSDAGMIDDAG. Het volgende slachtoffer was van practischer aard. „Komt er een nieuw zwembad? t Laat me anders koud, hoor. Me moeder ziet me al aanko men: 35 cent in de week om een potje te poedelen. Weet je wat ze moesten doen? Elke Woensdagmiddag alle jongens tot 15 jaar zonder te betalen binnen laten. In de winter tenminste, 's Zomers nemen we de Nieuwe Vaart wel. Da at staat tenminste geen juffrouw met een fluitje, die zegt, dat je je weer aan moet gaan kle den." Aldus een knaap van 12 jaar, ergens op de Garenmarkt. De Nieuwt Vaart! Het grote pro bleem van de huisvader, die we in de Professorenwijk aanklampten. „Ja, ik heb het gelezen. En ik hoop, dat het nu ook gebeurt. Maar dan zal er eerst een goede plaats gevonden moe ten worden. Als u het mij vraagt: er gens bij de Lammenschansbrug of aan de Zoeterwoudseweg. Desnoods aan de Hoge Rijndijk. In ieder geval aan deze kant van de stad Want de Haarlemmerstraat, waar de „over dekte" staat is veel te ver weg voor ons. Heeft u er enig idee van hoe veel kinderen in deze buurt wonen? Kijk maar eens naar de scholen, die hier gebouwd worden. Duizenden kinderen! 't Zou een zegen zijn als het zovei kwam. Want voor de Nieu we Vaart houd je soms je hart vast. Maar geef de jongens eens ongelijk. Wij zijn toch ook jong geweest. Ik hoop maar, dat de burgemeester vroeger veel ezwommen heeft. En veel standjes gekregen heeft van „vader van Kinschot", omdat hij in verboden wate* zwom DE VOLKSGEZONDHEID. Alsof hij i-ci geraden had! Daar kwam onze huisarts aan. „Kom maar even in m'n auto, wil je? Dan kun nen we rustig praten. Nu moet ik dit plan natuurlijk aanmoedigen uit volkshygiënisch oogpunt. Wel. dat is met moeilijk. Het is duidelijk, dat een zwembad de volksgezondheid be vordert. Een wekelijks bad is geen overdaad, maar een weldaad. En als men misschien mocht menen, dat de bestaande „overdekte" alle zwem- liefhebbers kan opvangen, laat men dan ook bedenken, dat een nieuw bad, liefst in een heel ander stads deel, direct nieuwe zwemmers trekt en kweekt. Laat men zich over ge brek aan belangstelling maar geen zorgen maken. En wat dat Burgerij - fonds betreft, ik zou niet weten waarom een zwembad geen passende besteding is. Temeer niet, omdat het kapitaal niet aangetast wordt, maar slechts de rente. Ziezo, u weet nu hoe ik er over denk. Tot ziens maar weer. O ja, zet m'n naam niet in de krant, dat is nergens voor nodig.' Hetgeen we dus niet doen. OF EEN DIERENASYL. En nu een dame. „Ach ja, ik be grijp wel, dat de lieve jeugd wil zwemmen. Dat was vroeger anders. In mijn jonge tijd, ik spreek nu van 40 jaar terug was dat zwemmen nog niet zo populair Begrijp me goed, ik wil modern blijven. En ik ben er dan ook niet tegen. Maar als u het me eerlijk vraagt zou ik voor dat Bur gerijfonds toch wel een betere be stemming weten. Tenslotte is dat geld afkomstig uit de Gaarkeu ken en dus door de hele bevolking opgebracht. Dan moet ook iedereen -er van profiteren. Laat men er twee of drie consultatie-bureaux voor bouwen. Daar hebben we gebrek aan. En als er dan nog wat over is: een nieuw dieren-asyl. Maar willen ze per sé een zwembad hebben, dan vind ik het ook goed. Ais ze dan maar niet zoveel chloor in het water doen. M'n kleinzoon is in Haarlem op school en als hij daar in het zwem bad geweest is, kan ik het 's avonds knóg aan hem ruiken...." 's WINTERS DE TEIL. „Een nieuw zwembad? Nee, ik geef er niks om De slagersjongen Meunde over z'n fietsmand en keek ons een beetje onverschillig aan. 's Zomers heb ik de zee en 's winters de teil. Dat is mij voldoende." VERWARMDE VLOEREN. „Nou zeg, ik voel er wel wat voor". rHet bakvisje stond gichelend voor -cns. Maar dan moeten ze het „su per-modern" maken. Met verwarmde vloeren in de keedhokjes, zodat ze snel opdrogen, 't Is anders zo smerig voor de volgende, al dat water op de stenen vloer. En weet u wat leuk 'Zou zijn? Banken langs de kanten, om 'uit te rusten." Gichelend holde ze weg. Heur haarvlechten dansten op en neer. Geen conclusie. Maar toch Keizer en keizerin van Formosa Verliefde mensen schijnen wel eens tegen elkaar te fluisteren: „Konden we maar ver van de bewoonde we reld op een eilandje gaan wonen, dat helemaal alleen voor ons was". Met een beetje fantasie is daar wel in te komen. Maar hoe gaaf. het tegen woordig? Als trouwlustige durf je amper te reppen over één kamer met gebruik van keuken. Laat staan over een eilandje! En daarom gaan we hier de geschiedenis vertellen van een jong gehuwd paar. De heer W. J. Straver en mejuf frouw M. C. de Water uit Hazers- woude hadden al een flink poosje verkering. Voor beginnelingen is zo iets misschien, moeilijk te begrijpen, maar op den duur gaat dat vervelen. Vooral als je alles bij elkaar hebt, wat nodig is, en je hele vrije tijd in Foto Raaphorst,. Hazerswoude beslag wordt genomen door het loe ren op woonruimte. Tenslotte word je een bijna geniale speurder, aan wiens oog niets meer ontgaat. Zo ver ging het de heer Straver ook. Toen hij op zekere dag met zijn meisje over de Roemer fietste, hield hij plot seling stil en wees met een verrekt gebaar naar een eilandje in de Wa tergang. „Verdraaid, dat is waar; daar staat een huisje!" Dat huisje stond er al lang, maar de vele elzen in de omgeving oi trokken het aan het oog. Een zei mijnheer Wijntjes uit Den Haag het jaren geleden bouwen als soort zomerverblijfje. Na de van zijn vrouw verwisselde dit bei Reeds enkele malen werd er in de Nederlandse pers •gewag gemaakt van een merkwaardige kroon van rozen, waarmede het Mariabeeld in de parochiekerk van Stockport in Engeland getooid is. Deze kroon van natuurlijke rozen werd in Mei van het jaar 1947 op het hoofd van het beeld geplaatst en op dit mo ment bloeien de bloemen nog steeds. Hetzelfde ver schijnsel heeft zich voorgedaan bij de rozen, die in de Meimaanden van de daarop volgende jaren op het beeld werden geplaatst. De vierde kroon werd in Mei 1950 op een ander beeld van de H. Maagd ge plaatst. Op het eerste bloeien momenteel 50 rozen als een symbool van de evenzovele Weesgegroeten van het rozenhoedje. staan, zolang de rozen nog een derde kroon boven De bijzonderheden om trent dit merkwaardig ver schijnsel ontlenen wij aan een brief van de pastoor dei' parochie, de zeereer- waarde heer James Turner, aan zekere pater Dominic, afgedrukt en met een vier tal foto's verlucht, in het Amerikaanse maandschrift „Immacu ata", een uitga ve van de Paters Francis canen te Marytown (Wis consin). De pastoor schrijft daar in, dat op de eerste Zondag van Mei 1947. het jaar van het gouden jubileum van de kerk. het Meikoningin netje. miss Pauline Byrne, een kroon van 22 goud kleurige rozen plaatste op het beeld van Maria. Daar het 't jaar was van midden Mei was de pastoor erg verbaasd, toen hij zag, dat de rozen gaaf en mooi waren, omdat zij in de voorgaande jaren na een week of enkele dagen uit vielen. Ieder jaar had de pastoor daarom een kroon gaaf blijven en (zo voegde hij er halfgekscherend aan toe) als OX- Vrouw op haar ereplaats wil blijven, nou, dan is het aan Haar om de rozen gaaf te laten. NIEUWS Pastoor Turner schrijft, dat hij werkelijk van me ning is. dat O. L. Vrouw de „uitdaging" heeft aan genomen. omdat maand na maand voorbijging, zonder dat de rozen veranderden. Od de eerste Octoberzon- dae 1948 hield de pastoor een bijzondere plechtig heid ter ere van O. L. MERKWAARDIG VERSCHIJNSEL IN ENGELSE PAROCHIEKERK van kunstmatige lelies op het beeld geplaatst, ten einde de kroning van het beeld te doen voortduren tot het einde van de maand Daarna nam hij het beeld gouden jubileum had de altijd mee naar zijn slaap pastoor aan de bloemist gevraagd de gewone thee rozen uit te zoeken, om- dal zij het meest de gou den kleur benaderen. Toen de pastoor Zaterdags avonds de kroon in ont vangst nam, zagen de ro zen er zeer mooi uit, maar ook erg zwak. Hij dacht niet, dat zij werkelijk tot de volgende dag de kroning goed zouden blijven. PASTOOR TURNER'S UITDAGING. Het Mei-koninginnetne kroonde het beeld op de gebruikelijke wijze. Tegen kamer, hoewel zijn paro chianen hem steeds ver zochten het beeld in het priesterkoor te laten staan, omdat zij er erg aan ge hecht waren. Maar de pas toor was op dat punt on vermurwbaar en zei dan. dat Juni de maand van het Heilig Hart was en dat de Hemelse Moeder dan plaats moest maken voor haar Goddelijke Zoon. Doch toen op het einde van Mei de rozen nog gaaf waren, zei hij teeen zijn parochianen: „Jullie hebt me altijd gevraagd het beeld in het priesterkoor te laten staan. De rozen zijn nog intact en daarom Vïouw van de Rozenkrans, omdat de parochiekerk aan Haar is toegewijd. In zijn preek had hij nauwe lijks even gezinspeeld op het v/onderlijk verschijnsel dat de rozen na 5 maan den nog gaaf waren, of een journalist, die in de - - kerk aanv/ezig was, seinde houden en verspreiden bo- eerste en tweede en tot op heden is nog geen/ enkel blaadje van de 50 roze;; uitgevallen. Persoonlijk, aldus pas toor Turner, beschouwde ik de drie kronen als een prachtig symbool van de Gezegende Moeder, ge kroond door de Eeuwige Vader als Zijn Beminde Dochter, door Haar Eeuwi ge Zoon als Zijn Lieve Moeder en door de Heilige Geest als Zijn Reine Bruid Bovendien zie ik de 50 rozen als een symboli sering van de 50 Weesge groeten van de Rozenwrans. Om deze reden wilde de pas(oor geen vierde kroon on de drie andere plaat sen. Daarom besloot hij het beeld van O. L. Vrouw van Lourdes met een kroon te tooien. En tot ieders verbazing volgde ook de ze kroon het voorbeeld van die op het beeld van O. L. Vrouw van de Ro zenkrans. Zelfs tot de dag van vandaag zijn de rozen gaaf en mooi gebleven, hebben hun vorm volkomen be- het aan zijn krant en te gen het einde an de week had het nieuws zijn weg door de were'dpers gevon den. Toen begon het toe stromen van gelovigen. Op de tweede Zondag van Oc tober waren er niet min der dan 10.000 bezoekers. Groot was de toeloop te gen Mei-zondag 1948. toen hetzelfde Mei-koninginne- tie een tweede groon van 17 goudkleurige ophelia's vendien nu nog hun geur. Twee buitenlandse aarts bisschoppen en twee bis- schopnen, die Stockport bezochten, hebben zich hiervan overtuigd. Pas toor Turner is persoonlijk van mening, dat hij veel zou kunnen zeggen over dit verschijnsel maar dat de tijd daarvoor nog niet rijp is. Nog steeds geldt echter, dat men moet afwachten. van eigenaar en diende het nog slechts voo- onderdak van sportvis sers, die in het seizoen hun hengel fin de Watergang uitwierpen. In de huwelijksboot. Als je eenmaal zo'n ontdekking gedaan hebt, moet je nooit te lang wachten. De heer Straver nam on middellijk contact op met de eige naar en deze gaf het jonge paar toe stemming. om het woningkje op het eiland te betrekken. Op 11 November van het vorig jaar verschenen de heer Straver en mej. v d. Water voor de burgemeester en pastoor, waarmede ?en lang verbei de toekomstdroom werkelijkheid werd. De bruiloft werd in Hazers- woude-Dorp gevierd, maar toen de schemering op die dag inviel, ging het bruidspaar naar zijn eigen huisje. Het werd een romantische tocht. De maan stond heider aan de hemel toen de bruidegom zijn bruid in de roei boot hielp en haar vijf minuten later op de steiger tilde "a het eilandje. Of hij bij de aanlegplaats nog plech tige dingen gezegd heeft, is niet be kend, maar hij zal wel gedacht heb- b"en: „Het moet raar lopen, als ze ons in de Wittebrood*vweken zullen sto ren!" „De Uitkomst". „Ik noem mijn voorlopige woning „De uitkomst", vertelde mevr. Stra ver, toen we een dezer dagen onze roeiboot voor haar huisje meerden. „In onze kennissenkring worden mijn man en ik de keizer en keizerin van Formosa genoemd". Dat krijg je als je je van de wereld moet afzonderen op een eiland. We zyn echter onder- Jak en voelen ons hier erg gelukkig -. Het huisje is helemaal uit hout op getrokken en met golfplaten afge dekt. In de wintermaanden kan het er verdraaid koud zijn. De ruimte valt mee. Er is een zitkamertje, een kleine slaapkamer, een bergruimte voor de kleren, een keuken met buta- gasinstallatie, een closet en een vaste wastafel. Voor de laatste moet het water gepompt worden uit de Wa- irgang. Drinkwater halen de eilandbewoners op het vasteland. Leveranciers kunnen natuurlijk niet aan de deur komen. Af en toe 'gaat mevr. Straver naar het dorp, om voor een paar weken voorraad in te slaan en de levensmiddelen, die aan bederf onderhevig zijn. brengt de baas 's avonds mee, als hij van zijn werk komt. Er is visite! Voor eventuele bezoekers is het ge wenst een paar flinke longen mee te brengen. Want de enige manier, om zonder roeiboot de aandacht van de eilandbewoners te trekken, is flink schreeuwen. De familie van de Water heeft er een oplossing voor gevonden. Zij heeft een oude brandweerhoorn aan geschaft, die een lawaai maakt, waar mede de hele buurtschap gewekt kan worden. Met verjaarpartijen en dergelijke is er een complete veerdienst naar „De Uitkomst". Het is echter altijd gevaarlijk, om borreltjes te serveren bij zulke gelegenheden .Er is niet veel voor nodig om 's avonds in het pikdonker van de steiger te vallen. Niet alleen romantiek. Het wonen op dit eiland moet men zich niet al te romantisch voorstellen. Toen wij voor het raam van „De Uit komst" zaten te genieten van het prachtige uitzicht over de plas, zagen we ineens twee grote ratten over de steiger huppelen. Mevr. Straver is daar al mee vertrouwd geraakt, even als met de otters. In het huis is het tamelijk vochtig, maar ratten ko men er niet, dank zij de hond. „Ach, het is niet allemaal rozen geur en maneschijn", zegt de be woonster. „Als het hard stormt, zie ik geen kans, om aan de wal te ko men". De beschoeiing van het eiland, dat toch erg aan de kleine kant is, is niet in al te beste staat. De Noord- Ooster vooral knabbelt aan de grond en bij de huidige gang van zaken zal het huisje binnen en jaar of vijf verloren gaan. Of de familie Straver er dan nog woont, is een vraag, die niet zo ge makkelijk beantwoord kan worden. Als men de vlag bekijkt, die de vrouw des huizes gemaakt heeft, is het duidelijk, dat het de bedoeling niet is. Het egaal groen vlak daarvan symboliseert de hoop op betere tij- den en de twee rode hartjes daarop... Enfin, dat spreekt vanzelf!! Geef ze de ruimte ALS WOENSDAGMIDDAG OM 12 UUR DE SCHOOLBEL GAAT, slaakt iedere jongen een zucht van verlichting. Vanmiddag geen schooi! Voor hun geestesoog opent zich een wijds perspectief van ontelbare mogelijk heden. En wie met z'n tijd geen raad weet, kan beslist geen Hollandse jon gen zijn! Nog rumoeriger dan anders stormen zij de schooldeur uit en na het middageten is het zaaks, om uit de ogen van vader of moeder te blijven want ze hebben zo een karweitje voor je gevonden en zo gauw moge lijk op straat te komer- Inderdaad de straat, daar ligt voor de stadsjongen het speelterrein. Natuurlijk, er zijn jeugdbewegingen en speeltuinen. Alle respect voor de leiders. Maar het percentage jeugdbewegingsleden op het totale aantal schoolkinderen is klein. Bovendien kan er niet iedere Woens dagmiddag club zijn. En voldoen de speeltuinen wel aan de eisen? Zij zijn omgeven door hekken of sloten en als je vader geen lid is. mag je er soms niet eens in. De jongens, die wel in de speeltuin mogen, voelen zich altijd een beetje gevangen. Er is meestal toezicht, want de schommel mag niet ver nield worden en de jeugd moet zuinig zijn op de aanplanting. Dingen, waar de jeugd nu juist geen genoegen mee neemt. In Parijs doet men dat anders. Daar heeft men voor de grotere jeugd niets anders dan grote, kale, beton nen of betegelde ruimten, zonder afscheiding, zonder toezicht, zonder lid maatschap, zonder iets. Dat is ideaal! De jongens kunnen er ravotten en voetballen, zo hard als ze maar willen. Kijk maar eens naar de Leidse Kaasmarkt, een kale stenen plaats, die op rustige uren altijd door luidruch tige jongens wordt bevolkt. Op de muur is met krijt een goal getekend en zolang de ballenfabrikanten meer ballen kunnen maken dan de po itie kan afpakken, zolang zal er op de Kaasmarkt gevoetbald wordenKijk eens naar de kale grond achter de Tomatenstraat en omgeving. Altijd kan men er voetballende jongens vinden, al is de politie nog zo ijverig met ballen afpakken. Men verwijt de jeugd, dat zij baldadig is. En dat is zij ook De vernielingen aan plantsoenen, lantaarns, straatdek en particulier bezit spreken duidelijke taal. Maar als men de jeugd straatschenderij verbiedt, moet men tegelijkertijd zorgen voor andere en betere ontspanning. Anders blijft de straatschenderij welig tieren. Alle verboden en straffen ten spijt. Aan die andere, betere ontspanning heeft ook de Leidse jeugd groot gebrek! Woensdagmiddag wilden we de Leidse jeugd zien spelen. De eerste indruk was bepaa.d voortreffelijk, althans wat de hulpvaardigheid betreft van de Leidse jongens. De Nieuwsteegbrug over het Rapenburg pleegt altijd een plaag te zijn voor bakkers en s agers, die met hun bakfietsen niet tegen de steile hoogte kunnen oprijden. Zij jmoeten afstappen en duwen, tot zwe- tens toe. hun bakfiets omhoog. Maar v/is en zeker worden zij geholpen, als er jongens in de buurt zijn. Een keer „Help-is-effe" is voldoende om assis tentie te verkrijgen. Maar elders op het Rapenburg zagen we hoe twee bel hamels bezig waren stenen uit het plaveisel los te rukken en in het water te smijten... Dat mag niet. Laten zij van het Rapenburg vandaan blijven. Maar waar moeten die jongens anders naar toe? Z>j hebben toch een vrije Woensdagmiddag. Op de Scheluw-brug, op het kruispunt Oude RijnHerengracht, ontmoet ten we dit edele tweetal, dat zich vermoedelijk trainde voor een zeepkis ten-race. Zou dit onheil ook over Leiden komen? Of is het a'lleen maar een beetje spelen? Laat ons het laatste hopen. Maar zelfs als het alleen maar spelen is, kunnen we er niet enthousiast over zijn. Zo'n wagentje op straat kan alleen maar last en narigheid opleveren. Last voor het verkeer, dat nu eenmaal altijd haast heeft. Narigheid voor de spelende jongens, wanneer er onverhoopt eens een ongeluk gebeurt. Het zou niet de eerste keer zijn, dat zo'n zeepkist-op-wielen met bemanning-en-al in een gracht of onder de wielen van een auto terecht kwam. Maar waar moeten de jongens anders naar toe? Zij hebben toch een vrije Woensdagmiddag.... En bij het oude stationnetje aan de Herensingel troffen we dit illustere ge- zeischap aan. Minstens twintig jongens, de meesten nauwelijks acht jaar oud, vermaakten zich met het voortduwen van een goederenv/agon. Ogen schijnlijk een onschuldig en in ieder geval een vermakelijk spel. Maar hoe gemakkelijk kan hiermee een ongeluk gebeuren. Dus verkeerd, zegt U Maar waar moeten die jonger» anders nflar toe? Zij hebben toch een vrije Woensdagmiddag(Foto's: „De Leidse Courant").

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1951 | | pagina 5