st. nicolaas en óe lieföe
St. Nicolaas vertelt zijn
wederwaardigheden
GOD EN KOREA
St. Nicolaas in eigen kring
ZATERDAG 2 DECEMBER 1950
DE I.KIOSË CJOUKAN I
TWEEDE BLAD - PAGINA 1
GESPREK IN DE DAKGOOT
T^oen wij van de week op een
Stormachtige avond door de stad
wandelden, werd ons oor plotseling
getroffen door het geluid van flad
derende kleren. Er zullen toch geen
mensen zijn, die met zulk slecht
weer de was duiten hangen, dachten
wij en keKen naar boven.
Ogenblikkelijk was het raadsel op
gelost én begrepen wij, dat ait een
unieke geiegenneid was voor een
primeurtje. Want boven ons hootd,
over de rand van de dakgoot, ben
gelde een paar benen, dat Kennelijk
aan St. Nicolaas toebehoorde. We
zagen tenmmste schoenen met glan
zende gespen, witte sokken en gou
den sokophouaers, welk kostbaar
geheel werd omlijst door een flad
derende tabberd.
Terwillet van onze stadsgenoten
en i eigen nieuwsgierigheid zijn we
langs een afvoerpijp naar boven ge
klauterd^ Het was een hele klim,
maar toen we boven waren, werd
deze ruimschoots beloond.
Daar zat de heilige man, rustig
slapend in de dakgoot. Vermoede
lijk om te voorkomen, dat hij tij
dens zijn slaapje door de rukwind
van hst dak geslingerd zou worden,
had de Sint zijn baard aan de an
tenne van een radio vastgeknoopt.
Dan blijf ik tenminste hangen, zal
hij gedacht hebben.
We zijn maar heel zachtjes naast
hem' gaan zitten, om te wachten tot
hij zou ontwakën. Dat duurde niet
lang. Op een gegeven ogenblik
hoorden we hem mompelen: „Lieve
hemel, wat een lawaai opeens. Er is
zeker een meisjescongregatie afge
lopen".
Het leek ons toen geschikt, om
door een kuchje te laten merken,
dat wij ook in de dakgoot waren.
„Ja, zit maar geen geluidjes te
maken", zei St. Nicolaas, „want ik
heb je allang in de gaten. Ik moet
even mijn baard losknopen en dan
zal ik je wel het een en ander ver
tellen.
Besta ik echt?
derige dak heel wat te horen
kregen. Toen de Sint zijn baard had
losgepeuterd legde :hij ons onver
wacht de vraag voor: „Besta ik
echt?" „Nou, dat is ook wat", zeiden
wij, „natuurlijk bestaat U echt!"
„Voor jou is dat misschien natuur
lijk", antwoordde hij, „maar een he
leboel mensen denken er. anders
over. Vanmorgen was er nog een
meisje op een school, die in haar
kerkboekje gelezen had, dat St. Ni
colaas allang dood was"
Nu van die mededeling keken wij
erg op. In ons hart was nooit de
minste twijfel opgekomen. Voor de
m'ensen, die hetzelfde kerkboekje
lezen als dat meisje, zullen we even
uitleggen, hoe die kwestie nu pre
cies in elkaar zit.
„Moet je eens goed opletten" had
de Sint tegen dat meisje gezegd.
„Hoe heet jij. precies?"
„Smit!", antwoordde ze.
„Etn je vader?"
„Ook Smit!"
„En je grootvader, en je over
grootvader en die zijn vader?"
„Ook allemaal Smit", zei het meis
je.
„Nu", zei St. Nicolaas, „zo gaat
het bij mij in de familie precies
eender. We heten allemaal St. Nico-
Die zwarte Pieten nam'elijk zijn al
tijd een groot probleem geweest
voor ons. In kerkboekjes lees je er
niets over en toch zo scheen het
óns althans moesten zij erg dege
lijke jongens zijn.
Ook dat raadsel is nu voor ons
opgelost.
Vroeger kreeg Sinterklaas zijn
zwarte Pieten via het arbeidsbureau.
Dat wil hij nu niet meer. Het wa
ren dan meestal seizoen-werklozen
en het is beter om vakmensen te
kweken. De tegenwoordige knech
ten zijn allemaal via advententies in
het „Dagblad van Madrid" verkre
gen. Ze moeten minstens drie jaar
lagere school hebben gehad en be
reid zijn zich aan een psychotech
nisch onderzoek te onderwerpen.
De resultaten van dit laatste zijn
verbijsterend. Sinds de goede Sint
hiertoe over is gegaan, bleek slechts
één zwarte Piet een misgreep te zijn.
Die was niet bastand tegen de kus
jes, die dienstmeisjes hem ter ge
noegdoening moesten geven. Maar
wat betekent één op zovelen, als
men erbij bedenkt, dat het sterke
benen zijn, die de weelde kunnen
draeen
Wacht U voor oplichters!
Heel bijzonder heeft St. Nicolaas
ons verzocht te waarschuwen tegen
mensen, die zich uitgeven voor de
bisschop van Spanje, maar in wer
kelijkheid verklede lieden zijn. Deze
zijn het, die de waardigheid van de
goede Sint ondermijnen.
Voorbeelden hiervan zijn er te
over.
In een dorp in deze omgeving is
het eens gebeurd, dat een Sinter
klaas zo diep boog, dat zijn mijter
en pruik aivielen. Ogenblikkelijk
riep de hele kinderschaar: „Hu, 't
is Jaap Meijer!"
Op zeer jeugdige leeftijd hebben
wij zelf eens aan een broekspijp,
die onder de tabberd vandaan kwam
geconstateerd, dat onze oom Harry
iets met St. Nicolaas te maken had.
Als U St. Nicolaas thuis wilt heb
ben, vraag dan de echte. De kinde
ren merken gauw genoeg, óf er op
lichterij in het spel is.
Vorige week wandelden we toe
vallig in een dorp, waar de Sint
rondreed. Ergens op de hoek van
een straat stond een bedroefd jonge-
tje. j
„Moet je niet naar Sinterklaas?
vroegen wij.
,,'t Is de echte niet", zei het jon
getje. ,,'t Is een vent!"
Toen we een tikje verbouwereerd
keken, legde hij het geval verder
uit. Een paar jongens hadden het
rijtuig van de Sint vastgehouden.
En wat zei die toen?
Blijf af met je poten!"
Nu ja, dat jongetje had gelijk. Zo
iets zegt de echte niet.
De echte hebben wij gesproken.
We kunnen wel verraden waar: Op
de Oude Rijn. Toen het gesprek was
afgelopen, mochten wij St. Nicolaas
de hand drukken. Onverwachts
sprong hij van het dak en zijn tab
berd ontplooide zich als een para
chute. Beneden langs de waterkant
stond zwarte Piet met de schimmel.
In éen oogwenk waren ze verdwe-
Wy zijn niet van het dak gespron
gen, maar I namen onze toevlucht
weer tot de afvoerbuis. Naar bene
den is nog moeilijker dan naarbo-
ven. Maar ja. voor zo'n ontmoeting
moet je ook iets over hebben.
Schillen voor de schimmel
Wij stonden eenvoudig versteld
van het gemak, waarmede deze
Spaanse bisschop de moeilijkheden
des levens wist op te lossen Wat
een ander na tien jaar denken nog
niet weet, lost hij in drie tellen op.
En geloof maar niet, dat de Sint
zich laat plagen. Eens was hij op
een kinderfeest van een buurtver
eniging. Terwijl de kinderen liedjes
zongen, namen de bestuursleden een
borreltje. „St. Nicolaas geven we
niets", zei de voorzitter, „die lust
geen jenever!" Maar dat was niet
helemaal waar. De Sint vestigde de
aandacht van de voorzitter op het
misvèrstand, maar deze gaf niets en
begon zelfs te plagen. Nu, dat is
niet zonder gevolgen gebleven. Voor
St. Nicolaas wegging hield hij het
volgende toespraakje.
„Beste kinderen, jullie weten, hoe
erg het is om honger te hebben. In
de oorlog heb je dat meegemaakt en
St Nicolaas wordt
doorgelicht
Maandagmiddag om ongeveer
kwart voor twee wordt St. Ni
colaas per boot aan de Mo"en-
weg te Voorschoten verwacht.
De goede Sin:, zal zich naar het
raadhuis begeven, waar hij zich
1'at doorlichten. In Spanje is
.ne. op dit gebied nog niet zo
ver gevorderd, zodat St. Nico-
das van cfze gelegenheid wil
[."(•fiteren en daarmede het goe
de voorbeeld geeft aan alle
Vccrschotenarer
De Sint zal aan de Molenlaan
verwelkomd worden door de
schoolkinderen, die hem in op-
tccht naar het raadhuis zullen
cegeleiden. Daar zal hij ontvan
gen worden door B en W.
Als St Nicolaas doorgelicht
;s, zulen B. en W. zijn voorbeeld
volgen en daarna komen de
Iv.cgste klassen van de lagere
hooi aan de beurt-
Met z'n tw/eetjes op audiëntie
Stijging
verkeersongelukke n
Het aantal verkeersongelukken is
in de eerste helft van dit jaar
vergeleken bij het cijfer over het
eerste half jaar 1949 gestegen van
24.500 tot 30.000. Dat is een stijging
van bijna 22,5 percent. Het aantal
dodelijke slachtoffers is in genoem
de maanden opgelopen van 352 tot
4<46, dat is met ruim 27 percent. Het
aantal ernstig gewonden steeg van
4200 tot 4800, en dat van de lichtge
wonden van 3369 tot 3917.
Ook deze laatste vergelijking is
genomen op eenzelfde tijdsbestek en
vastgesteld door het Centraal Bu
reau voor de Statistiek. Er is geeh
reden om aan te nemen, dat het on-
gevallencijfer in de tweede helft van
dit jaar zou zijn gedaald.
Deze cijfers kwamen ter tafel in
de gisteren te Utrecht gehouden al
gemene vergadering van het Ver
bond voor Veilig Verkeer.
Geen angst voor de goede Sint
(Foto's „De Leidse Courant")
ZondaqmoJiyen
F R is niet veel verbeeldingskracht
voor nodig, om zich de grenze
loze ellende van Korea in te denken,
de wanhoop der moeders, de nachte
lijke angst voor in de duisternis loe
rende verschrikkingen, de bittere
koude, waaraan de gewonden en bracht
hoe gewonden bezwijken. Wan
neer men daarbij bedenkt, dat over
de gehele, wereld millioenen mensen
in pijn en doodsnood liggen of zwart
gebrek lijden of door waanzin zijn
getroffen en dat deze gezamenlij
ke weeklacht door alle eeuwen heen
als de normale toestand is be
schouwd, dan rijst in menig versom
berd mensenhart de vraag: Is er wel
een God? Is er wel een „Vader in
de hemel?" Is het gehele Christen
dom wel iets anders dan een vroom
sprookje?
Vind ge het ongepast een derge
lijke vraag in u te laten opwellen en
Reserveert nog heden costuums
Incl. kapwerk
„ERATO"
OUDE SINGEL 14
„De liefde speelt een uiterst belangrijke rol
in het leven van de mens. Voor haar slacht
offers is zij mild en koesterend, maar voor de
genen, die ondanks hun eigen verlangen
voor deze rampspoed gespaard blijven, is zij
hard en soms zelfs wreed".
Déze fraaie doch leugenachtige woorden heb
ben wij vanmorgen met het élan van „dat
is nou mijn bloedeigen overtuiging" gesproken
tot een jongeman Maar het is onze overtuiging
helemaal niet. Integendeel! Zelfs al zouden alle
wijsgeren ter wereld gewaarschuwd hebben:
„De vrouw is de zandbank der wetenschap",
dan nog bleven wij met genoegen het ogenblik
tegemoet zien, waarop ons schip voorgoed op
zo'n zandbank vast zou lopen.
Sterker, het feit, dat dit tot op heden niet is
gebeurd, wijten wij aan onze gebrekkige we
tenschappelijke kennis en wij hebben het plan
opgevat ons aan de wetenschap te gaan wijden,
uitsluitend om de mogelijkheid tot stranden te
bevorderen.
Maar nu die jongeman!
U voelt wel, dat wij geen leugens vertellen
zoorder een zeer goede reden. Maar wat doet
een mens, als hij ziet, dat een van zijn mede
schepselen de wanhoop nabij is? Terwijl u in
deze dagen een genoegelijk „Zie ginds komt de
stoomboot" zit te kwelen, rent er door de duis
tere straten van een avondlijk Leiden een tot
voor kort veelbelovende jongeman, die niet
meer weet, waar hij het zoeken moet.
Zo'n toestand is erg naar.
Stelt u zich maar eens voor, dat u zelf onge
lukkig bent in de liefde. „Uitzichtloos ongeluk
kig", zoals hij zijn geval karakteriseert.
In het begin van tegenslag denkt iedereen:
,,'t Zit me niet mee, maar ik pas er wel een
mouw aan!" En dan past en meet hij tot de
zaak in orde is. Zo is die jongeman ook begon-
in Spanje was'het eigenlijk nog er- nTe,I1Ym,.aar hetvis al!emaal, °P ?iets uitgelop<;n.
ger. De mensen kregen daar heel heb |eprobe^ moim
weinig voedsel en de dieren niets. te Passan 1701 0 n op u
zei de jongeman Johan heet hij
„maar het is niet gelukt".
Toen barstte hy in een hartstochtelijk snik
ken uit. Deze huilbui kunnen wij even uitbui
ten, om de korte voorgeschiedenis te schetsen.
Die Johan was verliefd, maar hij wist alleen,
waar ze woonde. Dat is natuurlijk een zeer
zwakke basis, waarvan alleen ter opmontering
gezegd kan worden: Het is beter dan niets.
Ieder vrij uur benutte hij, om zich in de buurt
van haar woning op te houden. Maar hoe gaat
dat? Je ziet haar bijna nooit en als het toeval
lig eens gebeurt, dan ben je zo overdonderd,
dat ze precies de deur achter zich dicht doet, als
je weer weet, wat je zeggen wilde.
Na verloop van tijd gaat je geschokte ge
moedsleven een andere tactiek in de hand wer
ken. Bij Johan was dat ook het geval. Op een
pen. Maar de andere ochtend had Zaterdagavond nam hij een kloek besluit.
St. Nicolaas alles weggehaald. De Hij stapte naar een bioscoop, kocht twee kaar-
voorzitter moet die nacht erg laat vmolgens wew to bet straatje
Mijn schimmel is daardoor erg ver
zwakt en nu zouden jullie mij een
heel groot plezier dóen, wanneer
jullie wat eten voor hem wilden ge
ven. Willen jullie dat doen?"
„Ja" riep de kinderschaar enthou
siast.
„Bravo", vervolgde dé Sint. „Als
jullie dadelijk thuiskomen, vraag je
aan je moeder een mandje schillen.
Dat mandje gooi je maar leeg in de
tuin van de voorzitter dan kom ik
het daar vannacht wel halen"
Een uur later was de tuin van de
voorzitter in een mestvaalt herscha-
naar bed
De zwarte Pieten.
Nadat St. Nicolaas een beetje over
et weer hier in Holland had zitten
klagen, waagden we het erop met
een vraag voor de dag te komen.
wacht staan. „Nu of nooit", siste hij vastberaden
tussen zijn tanden. De eerste de beste man, die
passeerde, schoot Johan aan. „Wilt u zo goed
zijn, om voor een rijksdaalder even op num
mer 26 te vragen, of Annie meegaat naar de
bioscoop?" vroeg hij.
Nu is een rijksdaalder tegenwoordig weer
een hele hand geld. Je kunt er een half flesje
voor kopen of tien beste sigaren. Logisch be
schouwd, zou er derhalve maar één man op
deze aarde te vinden zijn, die niet bereid was
eén dergelijke opdracht uit te vosren. De va
der van Annie namelijk. En die was het nou
toevallig. Pech hé?
Dé man was wel zo wereldwijs, om eerst de
rijksdaalder welwillend in zijn zak te steken,
maar toen stelde hij zich ook voor met een oor
veeg en enkele leïijke woorden.
Johan was al weg!
Maar nu die laatste mouw. Een mens, die
verdriet heeft, gaat meestal steun zoeken bij
zijn naaste en liefst een naaste met een optimis-
.tisch hart. Tengevolge van deze psychologische
wet kwam Johan terecht bij een in deze stre
ken nogal als luchthartig te boek staand vrij
gezel: „Is dat alles'*, zei deze heer, die we vei
ligheidshalve Joop zullen noemen. „We ver
kleden ons gewoon als Sinterklaas en zwarte
Piet; bellen aan bij dat meisje, stappen naar
binnen en de rest komt vanzelf".
Als zoiets je vertelt wordt door iemand, die er
slag van heeft de moeilijkheden des levens sim
pel voor te stellen, trap je er ogenblikkelijk in.
Zodoende stond Joop zich een dezer dagen
in een bisschoppelijk gewaad te werken, terwijl
Johan zijn gave gezichtje besmeurde met een
gebrande kurk. Het dient gezegd, dat zelfs Joop
zidh zo vlak voor de operatie niet helemaal lek-
6e öochteR was Lief
maaR öe vaóeR wReeó
ker voelde, om van Johan maar niet te spre
ken. Die had iets weg van een sidderaal. Om de
zenuwen te bedwingeta namen ze allebei drie
borreltjes en omdat ze zo lekker waren, nam
Joop er nog drie toe. Die laatste drie waren niet
in zijn waardig kleed gaan zitten, want op
straat zong hij luidkeels „De klok van Arne-
muiden".
Bij het bekende nummer 26 waren ze beiden
echter heel kalm. Van de drie dingen, die Joop
voorspeld had, gingen er ogenblikkelijk twee in
vervulling: Aanbellen en naar binnen stappen.
Er bleef slechts over: De rest komt van zelf.
Nu school er in dit laatste een risicofactor,
waarvan de haren van een verzekeringsagent
ogenblikkelijk grijs zouden worden.
Maar laten we niet op de ontwikkeling voor
uit lopen. Bij de binnenkomst zag zwarte Piet
zijn Annie, die de oudste bleek te zijn, kousen
stoppend bij de tafel zitten. Hij kleurde hevig,
maar kon zich dat permitteren met zijn zwarte
gezicht. De kleine kinderen toonden veel en
thousiasme en de .ouders begrepen niet goed,
waaraan ze de eer van dit bezoek te danken
hadden. Het zou hun echter spoedig duidelijk
worden.
Na het zingen van enige liedjes, vertelde
Joop over de moeilijkheden, die een reis van
Madrid naar Leiden heden ten dage met zich
meebrengt.
Een enigszins penibele situatie ontstond, toen
een zekere Klaasje vrijmoedig informeerde, of
de Sint aan zijn trein gedaöht had?
„Haal die spoortrein even uit de zak, zwarte
Piet", zei Joop met leedvermaak. Johan, die
nog steeds van de kook was, begon zenuwachtig
te rommelen tussen de cadeautjes en toen hij
geen uitweg meer wist zei Sinterklaas laconiek;
„Ik weet het al. We hebben die spoortrein in
onze hotelkamer laten staan. We zullen hém
vannacht bij de schoorsteen zetten, brave
Klaasje!"
De vader van Annie wierp een helse blik op
de spreker, want hij voelde, dat men hem op
onkosten ging jagen.
Joop ging echter onverstoorbaar verder.
„Trouwens we hebben alle cadeautjes voor
deze kinderen vergeten Alleen voor Annie
hebben we ze nu meegebracht".
Boem, die was raak!
Maar wat doe je er als vader tegen? Je kunt
je toch niet voor je eigên kinderen blameren
door de meest geziene bisschop buiten de deur
te smijten?
En zo kreeg Annie het ene cadeautje na het
andere, terwijl de verdere familie op een schraal
suikerbeestje zat te sabbelen.
De wraakgevoelens in de ouderlijke harten
waren aan banden van machteloosheid geketend.
Joop had het in de gaten en toen de borreltjes
door de warmte van de huiskamer ook
nog gingen werken, vroeg hij aan Piet het
klachtenbóek.
Voor de goede gang van zaken werden eerst
een paar kinderen aan de tand gevoeld over
slecht eten en niet bij de eerstg kreet opstaan.
Dat was slechts een inleiding om tot het straf
register van pa te komen.
„Wat zie ik hier?", zei de Sint plotseling met
heilige ontzetting. „Iets over een knaak? Wat
is dat?"
„Een rijksdaalder!", riepen de kinderen be
hulpzaam.
„Zo, zo vader, dat is heel erg. U zou voor een
jongeman een boodschap doen en u hebt u niet
aan uw woord gehouden. Maar wel de beloning
ingeslikt! Wat denk jij er van Piet, staat op zo
iets niet de zoutedropmachinc?"
Piet was echter min of meer levenloos ge
worden bij deze nieuwe wending.
„Ga niet te ver!", siste de vader. Ogenblik
kelijk fluisterde zijn vrouw: „Kalm, Karei, pas
op de kinderen!"
Pa kon niet anders doen, dan zijn schuld be
kennen. En er werd nog meer van zijn zenu
wen gevraagd. Hij moest aan Sint Nicolaas de
rijksdaalder teruggeven en Piet mocht enkele
roeslagen uitdelen, om de oorveeg te wreken.
De onthutste Johan, die zich alleen nog maar
afvroeg, hoe hij ooit levend uit dit huis zou
komen, benutte de kans niet. Zelfs het feit, dat
Annie wegens haar braafheid zwarte Piet een
zoen mocht geven, maakte niet de minste in
druk op hem.
Het afscheid was een gewaagde onderneming,
maar tenslotte kun je niet eeuwig blijven zitten
Pa was een en al bereidwilligheid, om de goede
Sint even uit te laten, maar deze was zo vrij
enkele brave kinderen uit te zoekeli, die hem
tot de buitendeur mochten wegbrengen.
Zoïdra de buitendeur gesloten werd trok de
Sint zijn rokken op en begon met zijn knecht
zo'n sprint, dat hij zyn baard verloor. Even la
ter kwam de vader van Annie er op de fiets
achteraan. Op de Steenstraat kreeg hij zwarte
Piet te pakken en dat heeft de arme jongen
geweten.
Begrijpt u nu, dat het volkomen stuk is?
Tegen zo'n slachtoffer mag je toch wel een
leugentje vertellen zelfs over de liefde!
FLIP.
wilt ge haar, om de laatste stro
halm van redding niet te verliezen,
als „zondig" uit de gedachten ban
nen? Wees getroost ontelbar en
hebben zich deze vraag gesteld. Het
kan zeer goed zijn, zich eens op die
tweesprong van wegen: God of geen
God te stellen en zich in te denken,
dat men de weg kwijt is.
INDIEN er geen God is en nu
moeten we even alles laten varen,
wat ons van kindsbeen is bij ge
indien er geen God is,
wordt het heelal en de aarde met
alles wat er op leeft een waanzinnig
voortbrengsel van een blind nood
lot. Het leven van de mens verliest
iedere betekenis. Deugd en plichts
besef, naastenliefde en kuisheid
staan op één lijn en verdienen de
zelfde waardering als ondeugd en
wangedrag, hardvochtigheid en zelf
moord. Waarom zou een mens er van
af zien een moord of diefstal te be
drijven, als het in zijn kraam (of in
de kraam van de staat) te pas komt?
Waarom zou een mens, die zichzelf
en alle anderen beschouwt als spe
lingen' van een blind noodlot, zich
druk maken over zo iets als eerlijk
heid of kuisheid? Er zijn vele god
loochenaars, die een keurig leven lei
den, maar zij leiden zulk een plichts
getrouw leven, omdat zij God met
hun verstand lochenend, toch hun
gedrag zo regelen alsof er een God
bestond. Het leven blijkt sterker dan
de léer.
rVEINST ge er voor terug onder
te dompelen in deze toestand,
waarin rede en waanzin gelijke rech
ten hebben, erkent ge in de ma-
jéstueuse orde van het heelal de
zichtbare werking van een onzicht
bare Geest, en beseft ge welk een
eer u geschiedt bewust de schoon
heid van deze aarde te mogen be
wonderen dan nog kan, bij het
zien van de aardse rampspoed, de
vraag op de lippen komen: Mijn God,
mijn God, waarom hebt ge ons verla
ten?
Er is geen vraag, die de mensheid
zo dikwijls heeft gesteld. Er is geen
kwellender vraag dan deze: hoe de
vaderlijke goedheid van de Godde
lijke Geest zoveel ellende kan toe
laten. Toch is het antwoord reeds
lang gegeven, en wel op een manier,
die geen mens zich had kunnen dro
men.
In alle „godsdiensten" op deze we
reld is iets en soms veel goeds te
vinden. Indien echter Gods Geest zou
openbaren, op welke wijze Hij ge
diend wil worden door de aarde, dan
was het te verwachten, dat Hij, on
eindig goed, rekening zou houden
met' de beklagenswaardige «teat,
waarin de mensheid was terecht ge
komen.
Bijna tweeduizend jaar geleden
heeft zich het ongehoorde feit voor
gedaan, dat de onzichtbare Al
macht, de Goddelijke Geest, een
menselijke gestalte aannam.
De aarde heeft God gezien niet
zoals in gefantaseerde godenverha
len als een liefelijke verschijning
maar als een mens, die in de jam-
merlijkste ellende en lichamelijke
benauwenis de vraag herhaalt: „Mijn
God, mijn God, waarom hebt Gij Mij
verlaten?" De aarde heeft haar God
zien lijden en sterven.
God is, en dat zou nooit in het
brein van ehig mens zijn opg:komen,
God, de Onuitsprekelijke Majesteit,
is onze menselijke ellende komen
delen om ons zijn bran-'ende liefde
te openbaren. Hij heeft het kern
vraagstuk van de mensheid, het lij
den, aangegrepen en opgenomen in
zijn heilsplan en. wat als straf was
bedoeld, verheven tot een middel om
eeuwig gelukkig te worden. „Moest
de Christus dit alles niet lijden"
verklaarde Hij op de avondwandeling
naar Emmaus „om zo zijn heer
lijkheid binnen te gaan!" Moeten ook
wij dit alles niet lijden, om zo onze
heerlijkheid binnen te gaan en zul
len wij, zondige mensen, niet met
meer berusting lijden, nu wij weten,
dat God ons daarin is voorgedaan?
Dat is de grote troost en ook de
grote waarborg van het Christendom
als de énige goddelijke openbaring:
dat het ons Gods goedheid toont in
het lijden der mensheid. Zie de
nacht daalt over Korea, kil en bitter,
en boven de kreunende slagvelden
rijst Gods Zoon, verwrongen en met
bloed en modder besmeurd, de ar
men gespalkt aan het dwarshout van
het kruis, waardoor Hij de wereld
heeft verlost. De gekruisigde Chris
tus ons geloof, onze énige hoop en
mocht het toch zo zijn onze éni
ge liefde.
MARIUS.