schiet nu en tRef öoöelrjk onóeR het peloppeR-petje anöeRS kan niets u meeR Reööeni datje fjjewt en de wenshandschoenen ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1950 1 F«)SE COURANT TWEEDE BLAD - PAGINA 3 OP ZOEK NAAR AVONTUUR. Een van de weinige rustperioden in onze tropenjaren hebben we doorgebracht in het historische Bantam. Daar in het Lebakse, waar Max Havelaars „Multatuli" tot leven kwam en de roman tische namen als Rengas Bitoeng en Serang werkelijkhed en helaas nuchtere werkelijk heid werden, beleefden we een tijd, waarin onze grootste zorg bestond in het verdrij ven van de veryeling, iets dat ook nog een hele onderneming kan zijn. De gingen zwemmen in Merak, de „Cóte d'Azur" van West Java, en aan het uiter ste puntje van de Westkust, waar bij hel der weer de kust van Sumatra te zien is en waar, tussen verwilderde bossen, een kapotgeschoten vuurtoren het enige sym bool is, dat wijst op een zekere cultuur. Doch zwemmen, voet- en voleybal, ja zelfs tennissen wordt op den duur eentonig en zo ontdekten enige avonturiers een nieu we sport. We hadden een aalmoezenier, die guerilla gevochten had op de Filippijnen en geeste lijk verzorger was geweest bij Amerikaan se commando's en parachutisten. Een plan moest al erg dol zijn, wilde hij er niet iets in zien. Toen dan ook enkele enthousiasten voorstelden om in de wildernissen, rondom de Westpunt van Java te gaan jagen, was hij onmiddellijk van de partij. VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN. De aanmoezenier broeide in een paar da gen een plan-de-campagne uit en nam de leiding. De dominee werd uitgenodigd, maar deze was meer gereserveerd. Hij wil de echter zijn medewerking niet ontzeggen en bood gul zijn jeep aan, die dankbaar geaccepteerd werd. Ons nietig persoontje deed ook mee en werd naar de dominee gestuurd, om te vragen, wat deze graag van de jachtbuit zou willen hebben. „Nou", zei de dominee bescheiden, „als er misschien een half zwijntje over kan schieten Joviaal (als we kunnen zijn) verklaar den we, dat de dominee natuurlijk een zwijn zou krijgen, maar we wilden graag weten, of hij de voorkeur gaf aan een zeker soort vlees, b.v. een stuk reebout, of een stel hazen. Verlegen over zoveel luxe, lachtte de dominee stil voor zich uit. Enfin, hij moest er nog maar eens over denken, de eerste keuz zou voor hem zijn. De pater ging een I.V.D. (inlichtingen dienst) voor zich zelf beginnen. Overal, waar hij kwam, won hij infor maties, omtrent gesignaleerd wild en na verloop van een paar dagen had hij zoveel gegevens (absoluut betrouwbaar, naar hij ons verzekerde) dat hij kon voorzien in een programma voor een heel jachtseizoen. Zo naderde de grote dag. De jeeps, die ter beschikking waren ge steld, werden half gesloopt, door bijna alle banken eruit te halen (dan kon er meer wild in en op de terugweg zouden we bo ven op de zwijntjes toch wel gemakkelijk zitten), de fourier deelde met gulle hand extra munitie uit (natuurlijk een van de zwijntjes was voor hem), de kok maakte een ongelooflijke hoeveelheid sandwiches klaar (ook hijen de posten, die in en om het jachtgebied lagen, werden ge waarschuwd, dat ze geen alarmstellingen behoefden te betrekken, als er geschoten zou worden (....Nee, ze konden er van op aan, op de terugweg zouden we mét de buit even langskomen Om het geval romantischer te maken, zou het een „nachtjacht" worden. De pater legde deskundig uit, dat er dan de meeste kans op succes was; de dieren gingen dan zelf ook op jacht en Eerbiedig luisterden we naar onze Nim rod. Als onder zo'n deskundige leiding de jacht niet zou gelukken, dan waren alle jachtavonturen sprookjes. START. Zo brak het grote moment aan. Een vriendelijk maantje zou onze tocht begeleiden en de temperatuur was heer lijk koel. Wij moeten U teleurstellen, indien U denkt aan een Middeleeuwse jachtstoet. Geen stoere rossen, geen sierlijke hon den, geen charmante dames, met bezorgde, doch trotse blik, vergezelden onze start. Zelfs het onontbeerlijk geschal op de jachthoorn bleef, bij afwezigheid van dit zo essentieel jachtattribuut, aehterwege. Het ging allemaal ijselijk nuchter. De pater sprong in zijn jeep en wij volg den gedwee, het gehele kamp in een zekere spanning achterlatend. We beleefden n.l. juist het „suikeren muisjes-tijdperk" en enige revolutionairen begonnen al lelijke woordjes tegen de kok te fluisteren, terwijl deze bezorgd zijn voor raad bezag. Die nacht heeft deze spil van de troep (zoals hij ons later vertrouwelijk mededeelde) nachtmerries gehad over stro men muisjes, die niemand meer wilde eten. Daar tussen door had hij grijnzende gezich ten gezien, kluivend op wilde zwijnen, ree bout en verdere geneugten, die hij onmach tig was £e verstrekken. Onbewust van deze stromingen, door ons verwekt, stortten wij ons in het avontuur. De jeep zat wat ongemakkelijk zonder bank, maar, zo dachten wij troostend, op een paard hadden we zadelpijn gekregen Wij laadden ons geweer en gingen zo zit ten, dat we ieder ogenblik uit de jeep kon den springen, om ons op het edele wild te werpen. VUUR!!!! Voorlopig is dit echter nog een beetje voorbarig. Wat we ook zien, geen wild. Na een kwartiertje rijden, begint ons enthousiasme te bekoelen en informeren we bij de pater of we „er" al zijn. „Hoe kom je daar bij?" is het verwon derde antwoord. Nee, het echte jachtgebied zal straks pas komen, dit is maar een soort uitlopertje. Na een half uur bepeinzen we, dat het dan in ieder geval een verbluffend groot uitlopertje is. Voorzichtig vragen we de pater om op heldering, doch deze antwoordt kort dat we niet zoveel moeten praten. Omslachtig legt hij ons uit, dat wij ken nelijk het echte jagersinstinct missen, want we hebben geer geduld en daarbij komt, dat iedere echte jager automatisch voelt, of hij in een gebied met wild is. Overtuigd van onze ongeschiktheid zwij gen we en durven niet te informeren, of de pater al wat voelt. Plots geeft een der volgjeeps vuur. „Stoppen", roept de pater opgewonden tegen de chauffeur, die allang gestopt is. We keren de wagen en rijden terug. Het resultaat is teleurstellend. De bemanning van de volgjeep heeft uit verveling op een boskat geschoten en nog gemist ook. Met al de minachting, die hij in zijn stem weet te leggen, vraagt de pater, wie nu in hemelsnaam op een boskat gaat schie ten. Waarschuwend verklaart hij, dat ze er straks wel spijt van zullen krijgen, als de echte jacht begonnen is en zij zonder munitie zullen komen. Waar deze echte jacht echter beginnen zal?? Niet in het gebied, waar we zijn, want na een paar uur rondrijden, hebben we nog geen enkel stukje wild kunnen ont dekken. DE „CóTE D'AZUR VAN W.-JAVA. en voor een echte jachtpartij moest je wat over hebben. Bij een wegsplitsing liet de pater halt houden. Hij gaf de laatste instructies omtrent de wijze van schieten, om te voorkomen, dat de wagens vuur op elkaar zouden uitbren gen. Het grote moment dreigde een feit te worden. ZWIJNEN EN KARBOUWEN. Ten slotte laat de pater weer halt hou den. In vertrouwen openbaart hij ons, dat hij allang aan de juistheid van de inlichtingen over dit gebied twijfelde. Hij deelt echter opgewekt mede, dat hij een ander gebied weet en wat daar alle maal niet te vangen valt. IN DE WILDERNISSEN OM DE WESTPUNT. Te veel om op te noemen. Met algemene stemmen wordt besloten daarheen te trekken. Onderweg bekijken we de betrekkelijke bergruimte van een jeep. Waar moeten we al de buit laten? De chauffeur verklaart, dat hij een touw bij zich heeft om een paar zwijntjes op de spatborden te binden, ja en als dat alles vol zal zijn, is het afgelopen en gaan we naar huis. „Tjonge", denken we zuinig, „dat wordt een kort jachtje". Gezien de voorspellingen is het alleen maar zaak, om in het nieuwe gebied het wild neer te schieten en in te laden, daar het uit gebrek aan „Lebensraum" gewoon op een jachtje zit te wachten. Het gebied ligt een kleine honderd kilo meter uit de richting en het middernach telijk uur behoort al ver tot het verleden, als we het bereiken. Ook hier blijkt in het begin weinig at tractiefs te beleven. Een beetje teleurgesteld hobbelen we achter in de jeep. We hebben in vroeger jaren wel eens jachtavonturen gelezen en daarin kwam altijd een moment voor. zo in de geest van: „Schiet nu en tref dodelijk, anders kan niets U meer redden". Nu niet, dat ons hart direct naar der gelijke uitspattingen verlangt, maar een beetje meer sensatie, lijkt ons toch ook niet helemaal misplaatst. Plotseling een krachtig remmen. De pater is de wagen al uit en rent het bos in. Wij er achter aan. „Ssssst", doet de pater, als wij hem slui pend genaderd zijn. In een vallei beneden ons, zien we een groep dieren in een kudde bijeen. De pater legt aan. „Karbouwen" roepen we verschrikt. Teleurgesteld laat de pater zijn geweer zakken. „Nu je het zegt", beantwoordt hij onze uitroep en gaat voorzichtig op het groepje dieren af. Hij rolt over een tak. Door het lawaai worden de dieren opge schrikt en verdwijnen in het kreuDelhout. Tot onze ontzetting zien we, dat het een complete serie wilde zwijnen is. Woedend komt de pater op ons af. „Nu houd jij voortaan je mond dicht, be grepen? Je bent voor de eerste keer mee. mist daarbij de meest primaire jagers-instincten en Gelaten laten we de stroom van verdien de verwijten over ons armzalig hoofd neer dalen en kruipen ontmoedigd in de jeep. De volgjeeps zijn intussen al gepasseerd en als we hen inhalen, remt er een en springen militairen uit de wagen. De pater volgt hun voorbeeld. Voor de zekerheid blijven wij maar in jeep. „Als het wild gevangen is, zullen we helpen inladen", trachten we onszelf voor een minderwaardigheidscomplex te behoe den. Een paar schoten klinken en even later horen we een dof getrappel over het smalle bospad. Een groep verschrikte karbouwen pas seert de jeep. Discreet zwijgen we, als het gezelschap uit het bos te voorschijn komt. Voort gaat heturen lang. De rimboe verliest zijn aantrekkelijkheid en wij gaan ons illusies maken over een veldbed, waarop we feitelijk behoorden te zijn. Het eerste ochtendgloren komt beschei den te voorschijn, als we nog steeds zon der buit door de wildernis ronddwalen. De pater geeft zich gewonnen. Na een korte krijgsraad wordt besloten terug te keren. Een militair uit een der volgjeeps komt bij ons zitten en vertelt opgewonden, hoe het de volgende keer opgezet moet wor den. We horen flarden van het gesprek, waar bij een monster-schijnwerpers op het dak van dc auto een grote plaats in neemt. Het interesseert ons niet meer. We trachten in alle mogelijke houdingen te zitten of te liggen, zodat het rijden een beetje dragelijk wordt. De pater neemt opgetogen aan het ge sprek deel. We horen nog wat een geweldige buit er wel gevangen zal worden en dan gera ken we in een soort verdoving, waaruit we pas ontwaken, als het kampement in zicht komt. Het is volop dag geworden en landerig gaan we ons mandiën (baden) met de ver schrikking van een hele dag dienst voor onze (vermoeide) ogen. Enigszins opgefrist en weer verzoend met het leven, komen we na een kwartier tje te voorschijn. Het resultaat van de jacht heeft zich klaarblijkelijk al door het kamp verspreid. Overal ontmoeten we blikken, die ons over een boterham met suikeren-muisjes vijandig aankijken. De kok staat glunderend het ontbijt te distribueren. De fourier komt even later nijdig de ge leende munitie ophalen. De pater geeft tactisch die dag zijn tele foon in reparatie, zodat de diverse pos ten tevergeefs opbellen. En wij hebben dagenlang met de grootste omzichtigheid de kamer van de dominee gemeden. JUDOCUS. EEN KAPOTGESCHOTEN VUURTOREN.. de kou. En daarom gingen we meest al naar een huisje in de bergen waar het lekker koel was. Maar dat jaar zouden al onze plannen in duigen vallen. We hadden al veel van oor log gehoord. M'n vader kwam met een grote helm op thuis. Hij was bij c'e luchtbeschermingsdienst gekomen En m'n moeder liep in 't uniform van een vrouwenhulpcorps. En ja hoor. Eerst hadden de Jappen Bor neo ingenomen en in Maart kwa men ze ook naar Java. En toen be gon voor ons de grote narigheid. M'n vader werd al gauw met alle mannen gevangen genomen. En m'n moeder, broertjes, zusje, en ik moes ten ons huis uit en werden in een vrouwenkamp gestopt. Wat hadden we allemaal een verdriet. Maar het ergste was dat ze m'n vader in de gevangenis van Soerabaja gestopt hadden en dat we niet naar hem toe mochten. We konden natuurlijk niet naar school, want die was ge sloten. Zo hadden we dus eigenlijk elke dag vrij, maar 't leek er niet op. M'n broertjes en zusje moesten gaan werken. M'n moeder was thuis straat 40, Voorhout. Zeg Riet, dat was me even een fijne schoolreis he lemaal naar Maastricht, dat is geen kleinigheid. Wat zullen jullie veel ;ezien hebben. Joke is een beetje lichter bij huis gebleven en heeft een fijne dag in Noordwijk Dag kinderen nu zeker weer ijverig aan het werk. Annemieke van der Valk, Hoge Rijndijk 56, Zoeterwoude. Jij bent een flink meisje hoor Annemie- ko om zo helemaal alleen te gaan logeren in Voorhout. Je hebt er een aardig opstelletje over gemaakt Biavo Annemieke, doe maar steeds goed je best. Groeten aan moeder en vader. Jannie Berg, Hoofdstraat 68, Sas senheim. Wat leuk dat die boot „Kindervreugd" heette. Was jij niet oang op het water of kun je al -wemmen kleine peuter. Dat nest ven de ooievaar heb je aardig gete kend. EEN VAC ANTIEDAG door Paul van Leeuwen Wat ik ga vertellen over een vacantiedag, heb ik echt meege maakt. 't Is geen verhaaltje over een leuke vacantietocht per fiets of ten fijne middag aan 't strand, maar het is de geschiedenis van een va cantiedag die ik nooit zal vergeten. 62. De list is goed gelukt. De 't Is al enige jaren geleden. We trein zette zich dus weer in bewe woonden nog in Indië, waaj; ik ge- ging. Hij blies een heleboel rook- en boren ben. We waren altijd gewend stoomwolken uit en daar trok Dikke de vacantie fijn door te brengen. Als Daan profijt van, want nu kon hij je een jaar hard gewerkt had in de ongezien zijn schuilplaats in de strui- hitte, verlangde je weer eens naar ken verlaten en naar de trein hollen. t-n huilde erg veel. We dachten dik wijls aan de andere vacanties dat we zo fijn met elkaar in de bergen zaten. Maar op zekeren dag hoorden we fijn nieuws. Omdat de Japanse keizer jarig was (Tenno Haika, zei den de Jappen) mochten alle moe ders met hun knideren naar de ge vangenis gaan, om hun man op te zoeken, 's Morgens heel vroeg (het was nog donker) stonden we op. We zouden met de trein gaan. Ik had er r.og nooit in gezeten en vond 't reu ze fijn. Maar we moesten zo ver schrikkelijk lang in de rij staan, voor m'n meoeder kaartjes kon ko pen, dat we allemaal al doodmoe waren. Gelukkig, eindelijk zaten we in de trein, 't Was een lange reis en erg warm. Wat hadden we een dorst. Maar we durfden niet te drin ken omdat we bang waren voor dy senterie, Toen we bij de gevangenis kwamen, stonden er erg veel vrou wen en kinderen. We dachten nooit bjj de poort te kunnen komen. Maar ja hoor, heel in de verte zagen we bij een troepje, mannen, m'n vader I staan te zwaaien. En eindelijk wa ren we weer bij elkaar. We moesten eerst allemaal huilen, maar vonden 't erg fijn m'n vader weer te spre ken. Hij had een heel plannetje ge maakt. In een hoekje van de gevan genis had bjj een matje neergelegd waar we allemaal op konden gaan zitten en ik mocht alles uitpakken, wat we voor hem meegebracht had den: kleren, blikjes vlees, tabak en z'n pijp en ook een kerkboekje. En m'n vader ging ons op pepermunt ti acteren, dat hij van 't Rode Kruis gekregen had. En we hadden alle-- maal zo veel te vertellen en m'n vader luisterde maar. Veel te gauw kwamen de Jappen zeggen dat we v eg moesten. Toen hebben we af scheid genomen en ik heb m'n va der niet eerder teruggezien, dan teen de oorlog afgelopen was en we m'n vader terug vonden in een hos pitaal. De treinreis terug was lang niet zo fijn als 's morgens. We wa ren moe en verdrietig. We gingen thuis maar gauw naar bed. Zo ein digde een „vacantiedag", de dag dat ik voor 't eerst van m'n leven in de trein zat. zich zelf- „Dikke Daan is nog zo dom niet als hij er misschien uitziet...." Hij trok een coupédeur open en wormde zich naar binnen. „En nu op zoek naar de hand schoenen!" mompelde hij in zichzelf terwijl hij met zijn korte, dikke armpjes moeite had. de coupédeur weer dicht te krjjgen. „Ik weet niet. wie ze op het ogenblik heeft, mear geloof maar. dat ik ze terug krijg! Reken maar!" Beste Neefjes en Nichtjes. Ziezo, dat zit er op. De opstellen zijn binnen en gelukkig viel het aantal na verlenging van de wed srrijd toch nog mee. En nu zitten Tante Jo en Oom Toon te lezen en te keuren en te wikken en te wegen. Ja, sommige verhaaltjes vallen al gauw af, hetzij om de slordigheid van de inzender (ster) of omdat hij of zij zich niet aan de opgave „Een leuke vacantiedag" gehouden heb ben. Ja, dat hoort nu eenmaal bij een wedstrijd: je houden aan wat opgedragen wordt. Doen jullie dat niet, dan vervalt je kans op de prijs. Ook slordig werk, waar duidelijk aan te zien is, dat men er niet echt zijn best op gedaan heeft, wordt ter zijde gelegd. Onthoudt dat voor een volgende keer. Gelukkig echter zijn er heel wat verhaaltjes bij, die we met veel ge noegen gelezen hebben. En zeer veel schik hebben we van de leuke tekeningen bij vele opstelletjes. Daar geniet je van en moet je eens sma kelijk om lachen, vaak om de krab beltjes van de kleineren nog het meest. De tijd was te kort voor ons om deze week al tot de uitslag te ko men. Maar de volgende week staat hij er vast en zeker in en we hopen dan behalve de autoped-winnaar ook nog een paar anderen met een prijs gelukkig te kunnen maken. Enige oostel-inzenders krijgen alvast wat over hun werk te horen. Ziet maar verderop. Allen krijgen vroeger of later hun beurt. Oplossing puzzles van 2 Sept.: 1. 20 stuivers 28 kwartjes 2 guldens. 2. De helft van XIII VIII 8! 3. Achtbaar. 4. Vi el -f Breukelen. 5. 16 X 18 X o X 45 X 3 0. Nieuwe puzzles 1. Welke vrouw heeft twee har ten? 2. Door welke laan loopt men niet? 3. Welk dier is erg bezorgd voor zijn toilet? 4. Noem een waard, die geen bier schenkt? 5. 'n Moeder zei: Mijn drie zoons hebben elk één en een half dozijn zusters. Hoeveel kinderen had die moeder? CORRESPONDENTIE Paul v. Leeuwen. Rijnsburgerweg 116, Leiden. Een keurig opstel Paul met mooie, rake tekeningen er tij. Ik kan me voorstellen dat het een onvergetelijke dag was voor je ouders en jullie. Gelukkig maar dat er aan al die ellende toch weer een einde gekomen is. Sari en Ineke de Graaf, Rijndijk, Voorschoten. Woonark Wat heb ben jullie een prettige vacantie ge had, de hele dag zo heerlijk ravot ten en stoeien in het weiland. Het •Aas heel verstandig van moeder om iullie oude kleertjes aan te trekken, want ik denk dat jullie "s avonds als nikkertjes zo zwart thuis kwa men. Dag Sari en Ineke, nu maar weer goed leren op school. Riet en Joke Angevaare, Heren-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1950 | | pagina 7