VAN DJOCJA via Nieuwkoop, naar de Nederlandse kazerne Aalmoezenier P. C. Groenendijk, promotor van het G3-u/erk in Nederland Een adempauze voor een nieuw/e start ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1950 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD - PAGINA 1 Xijdetil 2de. fu>Citiane£e actie pfi uliegiuiq. naai D^aeja Of de Indonesische kwestie later in gul den letters in het geschiedenisboek van Nederland geschreven zal worden, is een vraag, die wij hier niet zullen trachten te beantwoorden. Hoe deze bladzijde ook geschreven zal worden, indien zij waarheidsgetrouw zal zijn, zal zij het werk vermelden van een groejj mensen, die met wegcijfering van hun eigen persoon, deze periode gearbeid hebben, tot heil van de Nederlandse zaak. Het betrekkelijk kleine corps geestelijke verzorgers, dat vol begrip en plooibaar heid daar gewerkt en gezwoegd heeft, om het zo veel besproken, doch zo weinig be grepen moreel,van de Nederlandse troe pen hoog te houden, heeft in Indië een taak verricht, welke het respect van een ieder, ook van de buitenstaander, heeft afgedwongen. Aalmoezènier P. C. Groenendijk heeft vanaf begin 1948 deel uitgemaakt van dit keurcorps en is voornamelijk werkzaam geweest in het militair zo beruchte Mid den-Java. Tijdens de tweede Politionele actie is hij met een O.V.W. bataljon naar Djocja gevlogen en daar gebleven tot de voor de manschappen zo moeilijk te dragen teruggave van deze stad. Met een peinzende blik spreekt hij met een paar woorden over deze periode. Over de gesneuvelden, die hij daar de laatste bijstand verleend heeft. Over de veelzijdige arbeid in deze stad, waar hij tevens brigade- en bataljonsaal moezenier was. Over de moeite, bij de militairen de juiste stemming te bewaren, na het voor hen zo moeilijk te aanvaarden regerings besluit. Het „roemruchte'' moreel der troep Hoe denkt u over het moreel der troe pen, die in Indië zijn geweest, of nog zijn? De aalmoezenier gaat er gemakkelijk voor zitten, tovert een paar sigaretten te voorschijn en steekt van wal. Voorop gezet dient te worden, dat de militair in Indië in een toestand geplaatst' werd, waarin hij een geheel gedwongen, misschien wel verwrongen, leven moest leiden. De normale ontwikkeling en vorming, zoals iedere jonge jongen deze meemaakt, heeft hij moeten missen. Daarbij is hij vaak met de zelfkant van het leven in aanraking geweest, op een wijze, als misschien velen nooit behoeven te ervaren. Wie dit van nabij gezien heeft, zal be grijpen en gemakkelijk weten te verge ven, dat een aantal jongemannen tijdelijk hun evenwicht verloren, niet het minst in tijden van onbepaald uitgestelde demobi lisatie en in onderdelen, waar bij gebrek aan goede leiding, behoorlijke discipline ontbrak. Dit betekende echter geen opge ven van principes of een radicaal weg gooien van een jarenlang genoten opvoe ding, zodat ik trots dit alles durf te zeg gen, dat het percentage, dat in Indië of zoals sommigen willen, dóór Indië niets met de godsdienst te maken wil hebben niet ligt boven het percentage, dat hier in Holland ook afgedwaald zou zijn. De aalmoezenier gaat zelfs verder. Hij verklaart, dat dé grote groep, die in Indië goed gebleven is, een diepere ge loofszin gekregen heeft en het geloof waar achtiger, eerlijker is gaan beleven. De vorm van het geloof De grote spil, waar alles om draait, is de vorm, waarin men het geloof wenst te zien. Deze kan geheel verschillend zijn en toch het centrale punt, de kern, gemeen hebben. Hier in Holland wordt men opgevoed in een rijke geloofsvorm. Priesters en Sacramenten zijn practisch ten allen tijde in het bereik van een ieder, dagelijks keert men terug in het gezin met zijn christelijke sfeer en christelijke ge bruiken. De Nederlander is daaraan ge wend en realiseert zich deze rijkdom niet meer. Wordt hij nu plots in een situatie geplaatst, die hem deze overvloed doet missen, dan voelt hij zich een ogenblik onzeker. De overgang duurt voor de een langer dan voor de ander, maar de ervaring heeft geleerd, dat de Nederlandse militair in Indië, ook op dit gebied, over het nodige aanpassingsvermogen heeft beschikt. Natuurlijk was het beter geweest, als hy op een zekere versobering van de geloofs vorm voorbereid was geweest, dan had hij in Indië deze moeilijke periode gemakke lijker kunnen overbruggen. Hierin ziet aalmoezenier Groenendijk een taak voor de toekomst. De jonge mensen in Nederland, die mo gelijk zullen emigreren, of dienst zullen nemen op de grote vaart, de jonge mensen die naar Korea trekken; de mannen, die door de te verwachten toenemende han delsrelaties met het buitenland, met an dere levensgewoonten en andere vormen van geloofsbeleving, kennis zullen maken, moeten het geloof leren bezien, zoals het in werkelijkheid is, los van de factoren, die het geloofsleven wel veraangenamen en vergemakkelijken, maar die voor een echt geloofsleven niet noodzakelijk zijn. De laatste periode van zijn tijd in Indië heeft aalmoezenier Groenendijk retraites georganiseerd en geleid voor ongeveer 2.000 militairen. Hij heeft hen daar geleerd, dat een ge zamenlijk avondgebed in een oud hutje even goed en misschien nog wel beter is, dan een plechtig Lof met licht van kaar sen en kronen. Hij heeft hen daar aangetoond, dat men ook echt kan bidden, als men de H. Mis bijwoont in een kapot geschoten rijstloods en dat de plechtige entourage en ceremo niën, welke in Holland gebruikelijk zijn, beschouwd moeten worden, als kostbare schatten, die de katholiek helpen, om het geloof meer intensief te beleven, maar die op slot van zaken niet noodzakelijk zijn voor een zuivere geloofsbelevenis. Het verheugde ons, van aalmoezenier Groenendijk te vernemen, dat hij reeds verschillende pastoors in Nederland ge sproken had en slechts woorden van lof gehoord had over de gerepatrieerde mili tairen. Op een buitenpost in de omgeving van Djocja Momenteel heeft de aalmoezenier tijde lijk zijn intrek genomen bij zijn ouders te Nieuwkoop. Wie echter zou veronderstellen, dat hy daar een rustig leven leidt en zijn tijd vult met het vertellen van gezapige ver halen, geeft blijk het leven van een aal moezenier niet te kennen. De geestelijke verzorger,die hier in Hol land terugkomt, wacht een grote en dik wijls zeer zware taak. De familie van de jongens, die hij in de laatste ogenblikken heeft bijgestaan, ver beidt zijn komst, vol ongeduld. Vol liefde en medegevoel gaat de aal moezenier deze gezinnen opzoeken, die zo'n zware tol aan het Vaderland hebben moeten betalen. Verdek zijn er onder de gerepatrieerde militairen velen, die nog eens graag con tact zoeken met hun „oowe pater" uit de tropen, die hen in de mitrailleurstelling even de absolutie kwam brengen, die lijk vuur achter - een sawadijkje moed met hen dekking zoekend tegen vijande en zelfvertrouwen insprak, en nu ook wel een handje wil helpen om thuis wat te ac climatiseren, om een mooie -verkering weer een beetje op gang te brengen, om zich wat gemakkelijker te schikken in het kleine landje, waar hij bijna bij elke arm slag een buurman of een politieman in de weg vindt staan. Daarnaast vraagt ander werk de aan dacht van aalmoezenier Groenendijk; hij maakt zich startklaar voor een nieuw, wel licht zeer moeilijk werk, wat hem door de Hoofdaalmoezenier is opgedragen. G. G. G. G.G.G. is geen codesein voor een gehei me club of een spionnagesysteem. Wat het wel inhoudt, is moeilijk in een paar woorden te zeggen. De 3 G's beteke nen Gemeenschap van de Goede Geest. Wij zijn op school nooit zo erg sterk ge weest in het van buiten leren van formu lés, daarom geven wij de aalmoezenier zelf het woord, die de G.G.G als volgt om schrijft: De opzet van G.G.G. (populair uitge drukt G3) is in alle kazernes kernen te vormen van frisse actieve katholieke jongemannen, die door kameraadschap een zodanige sfeer weten te scheppen, dat het voor een ieder mogelijk is, om gelukkig te leven. Deze formulering zou wellicht een ge meenplaats doen vermoeden, doch dit be oogt zij allerminst te zijn. Voordat wij hierover een korte beschou wing zullen geven, dienen wij eerst in een enkel woord, de geschiedenis van de G3 te vermelden. Een paar jaren geleden is zij opgericht door aalmoezenier P. G. M. Schoonebeek en had tot hoofddoel, de algemene sfeer in de kazerne en bij de troep te verbeteren. Vooral met de uitzending van de 7 Decern - ber-divisie begreep de Hoofdlegeraalmoe zenier Mgr. Kolonel H. J. J. M. van Strae- len, dat het corps van aalmoezeniers de steun van flinke lekenkrachten niet kon missen. Om de activiteiten in de vele ver spreide onderdelen nog meer te stimule ren werd een maandorgaan opgericht, dat richting kon geven en een uitwisseling van initiatieven mogelijk maakte. Geen onderonsje voor „vrome zielen" Nu zal wellicht menigeen zich beschei den terug trekken en zich verontschuldi gen met de woorden: „Zo heilig ben ik nu ook weer niet", maar dan moeten wij ad viseren, de definitie van de G3 nog eens aandachtig over te lezen. De bedoeling van de G3 is niet een „zie len jacht" te organiseren, noch om door een „vrome ingetogenheid" en het lispelen van woorden van troost en bemoediging een ander tot inkeer te brengen. Men kan een goed lid van G3 zijn en toch zo bij tijden een ander op een gewel dige manier de kast uitvegen, of in een gezellige bui de kazernekamer half afbre ken, tot wanhoop van de officier van piket. Als we de aalmoezenier goed begrepen hebben, is het juist om dit soort mensen begonnen. G3 heeft mensen nodig, die de toon aan kunnen geven, over een zeker geestelijk overwicht beschikken, en getapt zijn bij de troep. Deze mensen moeten bezield worden door het ideaal, dat G3 zich gesteld heeft. Zij moeten hun capaciteiten in dienst stellen van G3 en daardoor in hun omge ving een stemming kweken, die een ieder op zijn gemak stelt, die anderen stimu leert ook vriendelijk en voorkomend te zijn, die de groot-schreeuwer en oproer kraaier 4e mond zal snoeren en de man- met-het-minderwaardigheidscomplex uit zijn hoek zal weten te lokken. Deze sfeer kan echter alleen bereikt worden, door het stellen van kleine daden. Voor de preek zorgt de aalmoezenier wel en mensen, die eens precies zullen vertellen, hoe het feitelijk moet, zijn er in Nederland al meer dan genoeg. G3 heeft niet als doelstelling, de aal moezenier het werk uit de handen te ne men noch om Nederland aan meer praters te helpen. G3 zoekt mensen, die voldoende idealis me kunnen opbrengen, om door kleine onopvallende daden en gebaren, de sfeer in een zekere richting te drijven, om .zo doende een stemming te kweken, waarin ieder goedwillend element zich thuis zal gevoelen. Noodzakelijke vorming Nu zou het natuurlijk prachtig zijn, als er voldoende spontane figuren te vinden waren, die dit ideaal gingen verwezenlij ken, zonder steun of aandrang van bui ten af. Dit zou de ware Christelijke geest zyn. De ervaring heeft echter geleerd, dat ook de goedwillenden een zekere leiding nodig hebben, daar zij soms de juiste weg om tot het doel te geraken niet kunnen vinden. Velen staan er nogal sceptisch tegenover, hetgeen wel psychologisch te verklaren is, in verband met de bij deze leeftijd (19— 20 jaar) behorende groei naar zelfstandig heid. In de toekomst wil men trachten deze moeilijkheden te ondervangen, door het geven van enige vormingsdagen aan een groep geselecteerde militairen in een daartoe op te richten Vormingscentrum. Uit iedere lichting zal men militairen, die door hun optreden blijk geven aan de G3- 1 actie de meeste kans op succes te bieden, verzoeken, om op een viertal vormingsda gen een soort cursus bij te wonen, waar in de mogelijkheden en de doelstellingen van G3 besproken zullen worden. Tevens zal het maandblad G3 blijven verschijnen, om ook hierin de G3 werker een leiding te verschaffen voor zijn taak. Waarom juist de militair Nu kan men vragen, waarom men deze actie nu juist bij de militair begint, of men zou kunnen peinzen, waarom beperkt men deze actie tot het leger. Wij hebben aalmoezenier Groenendijk deze vragen gesteld. Natuurlijk wordt het idee van de actie niet beperkt tot het leger. Eenieder, die van goede wil is kan de G3 ideeën in toepassing brengen. De G3 als organisatie is echter uitslui tend voor het leger bestemd. De redenen hiervoor zijn vele. De militair, die veelal tot aan zijn dienst tijd in het huiselijk verband opgenomen is geweest en de denkbeelden en inzichten van zijn omgeving als juist en onaantast baar heeft leren bezien, wordt plotseling overgeplaatst in een voor hem totaal vreemde omgeving. Als jongen van negentien, twintig jaar, staat hij nog open voor allerlei indrukken en ideeën. Deze ontvankelijke geest kan nu ten goede en ten kwade beïnvloed worden. Alhoewel er direct bijgevoegd dient te worden, dat de vele verschrikkelijke ver halen over het kazerneleven en soldaten- mentaliteit, op zijn zachtst uitgedrukt, schromelijk overdreven zijn, kan niet ont kend worden, dat één verkeerd element in staat is, om een hele groep mee te trek ken in zijn wereld van „verhelderende denkbeelden" of „vlotte beschouwingen". Waarom, zo redeneert G3, zouden wij deze ontvankelijke geest niet ten goede beïnvloeden? Deze stimulans kan beslissend zijn op het gehele verdere leven. In het leger vindt de organisatie een bij uitstek goede gelegenheid, om alle groepen mensen te bereiken, die alhoewel van verschillende opvoeding, werkkring en ideaal, tijdelijk in dezelfde omstandigheden geplaatst zijn. Zij komen als een grote groep jonge- mensen voor dezelfde moeilijkheden en problemen. Zij kunnen beschouwd worden als de afgevaardigden van de gehele bevolking en als zodanig zullen zij kennis nemen van de idealen van,G3. Zij zullen leren deze ideeën practisch in toepassing te brengen en na hun diensttijd nemen zij de opgedane ervaring mee naar de burgermaatschappij, zodat de G3 ver der reikt dan het leger, en indirect het ge hele maatschappelijke leven gaat beïn vloeden. Onopvallend heeft aalmoezenier Groe nendijk het volle asbakje verwisseld voor een ledig exemplaar en ook dit dreigt ver zadigd te geraken. Als hij aan het eind van zijn betoog ge komen is, kijken we op de klok en veren met een ruk overeind. De bezieling, waarmede aalmoezenier zyn toekomstig werk besprak, heeft ons de tijd doen vergeten. Lachend wimpelt hij ons excuus af. De taak, die hij zich gesteld ziet, zal niet licht zijn. We kunnen hem beschouwen, als pio nier op een gebied, dat feitelijk al heel oud is, maar waarvan de practische toepassing, in deze zo sterk evoluerende na-oorlogse periode een nieuwe realisatie vraagt. Wij wensen de G3, die in feite niets an ders beoogt, dan door de praktijk van het gebod van de naastenliefde Christus te doen aanvaarden, onder de bezielende lei ding van aalmoezenier P. C. Groenendijk een periode van grote bloei toe. 5)e Matt IN HET GRIJS Door A. HRUSCHKA. (Nadruk verboden). 48) Een ding had Hempel door zijn manoeuvre toch bereikt. Hij wist nu mét bijna absolute zekerheid, dat de eenzame wandelaar de „man in 't grijs" was, die hij zocht, de zelfde, die Kockstein in Venetië was ontsnapt. Immers, in het voorbijgaan had hij een sterke carbollucht opge merkt En daaruit kon h-ij gerust afleiden, dat het de patiënt uit het ziekenhuis, met de nog niet gene zen kogelwond was. Terwijl Silas* nu snel, eveneens door de schaduw der huizen ge dekt, zijn weg vervolgde,, plaagde hij zijn hersens met de vraag, wat de man naar deze streek kon brengen. Inplaats van in het belang van zijn veiligheid, zo snel mogelijk naar Napels te gaan en zich daar in te schepen naar Australië, keerde hij, na een afwezigheid van ver scheidene weken terug naar de plaats, waar hij elke minuut aan 't grootste gevaar blootstond. Hij had zelfs niet de moeite ge nomen, sijn voorkomen te veran deren! Hempel vond dit alles zó onvoor zichtig en onbegrijpelijk, dat hij zich de vraag stelde, of hij met 'n krankzinnige had te doen. Dit zou trouwens een verklaring geweest zijn voor veel feiten. Middelerwijl was de onbekende weer aan een splitsing gekomen. Links liep een weg door weide gronden; naar Wildon, rechts, langs de beek naar Grunau. Zoals Hempel had verwacht, sloeg de man in 't grijs de weg naar Grunau in.. Maar spoedig week hij daarvan af en koos een smal pad, dat, naar Silas wist, 'n boog om Grunau beschreef, een stuk van het Graueneggerwoud dc-orsneed en eindelijk uitkwam op de weg, die van Grunau naar het huis van de vermoorde mevrouw Backer leidde. Silas aarzelde; zou hy hem vol gen of de rechte weg over Grunau kiezen' Hij besloot tot het laatste. Op de plaats, waar het pad op de veldweg uitkwam, stond een kleine kapel, omringd door bosjes vlierstruiken; 'n uitstekende schuil plaat.? Hempel zocht een goed plekje tussen de struiken; vandaar uit kon hij het pad in het oog houden tot aan de plaats, waar het uitkwam in het bos. Volgens zijn berekening zou hij tien minuten moeten wach ten. Maar het duurde ruim twintig minuten, voordat de onbekende kwam opdagen. Toen hij dichterby kwam, merkte hij op dat hij reeds sterk vermoeid moest zijn en zijn tred was heel onvast. Op de bank, die voor de ingang der kapel was aangebracht, zonk hij diep zuchtend neer en hij liet 't hoofd in de handen rusten. Zo bleef hij ongeveer vijf minu ten roerloos zitten. Hoewel Silas zeer dicht bij hem op de grond lag, kon hij ook nu zijn trekken niet onderscheiden. Eindelijk stond de vreemdeling op en zette zijn weg voort. Hij ging recht naar het huis met de groene vensterluiken. Was het mogelyk, dat hy door niets anders dan door het Pnweer- staanbaar verlangen van de mis dadiger, de plaats van de misdaad weer te zien, hierheen was gelokt? Deze vraag stelde Hempel zich, die nu ver achter moest blyven, omdat het terrein verder geheel open was en geen schuilplaats meer bood. Toen de ombekende aan het huis van de weduwe was gekomen, bleef hy een. ogenblik staan, om dan nog sneller dan eerst zijn weg voort te zetten. Plotseling scheen alle gevoel, van afmatting van hem geweken te zijn. Zijn tred was nu snel en veerkrachtig. Silas twijfelde niet meer, wat 't doel van de nachtelijke wandeling was. Het pad leidde naar het park van Grauenegg! Maar wat kon de geheimzin nige man daar gaan zoeken?!? Het laatste stuk van 't pad ging nogal steil omhoog en had aan weerszijden struikgewas en kreu pelhout. Silas kon dus zonder vrees voor ontdekking de man weer na deren en spoedig hoorde hij hem op geringe afstand voor zich hij gen. Nu was het struikgewas niet meer zo dicht; men zag reeds de uitgestrekte grasperken met groe pen bomen, die zich als reuzen af- lynden tegen de halfdonkere lucht Links houdende ging men recht naar de achterkant van het kasteel, waarbij men enige bijgebouwen moest passeren. De onbekende versmaadde die weg; hij sloeg eerst rechts af, liet de bijgebouwen op een afstand liggen en schreed met snelle, zachte stappen op het einde van de rech terzijvleugel toe. Daar bevonden zich, behalve leegstaande logeerkamers, enkel de vertrekken van graaf Demeter en die van de gravin. Uit een venster van de laatste schemerde nog licht. Het was een uur vóór middernacht. De andere vensters waren alle donker, met uitzondering van dat van freule Rita's slaapkamer; maar dit vertrek was in de linkerzijvleugel gelegen. De „man in 't grijs" moest zeer goed de weg weten. Zonder te aar zelen ging hij, het kiezelpad ver mijdende, tot dicht onder het ven ster van de gravin; daar bukte hij zich raapte enige steentjes op en wierp ze zeer behendig tegen de ruiten. Silas Hempel, die, achter een jasmijnstruik verborgen, slechts enige stappen van hem verwijderd stond, wachtte met gespannen aan dacht op hetgeen er nu zou volgen. Na verloop van nauwelijks een minuut werd het venster op de eerste verdieping geopend en in de helder verlichte omlijsting ver scheen de gedaante van de gravin. Deze luisterde, boog zich uit het venster en trachtte, met haar blik door de duisternis te boren. De „man in 't grijs" kwam een stap dichterbij en liet een zacht sissend geluid horen. Hempel zag de gravin een ge baar van schrik maken. Maar de man zei in de stilte van de nacht, duidelijk hoorbaar: „Renate!'' De gedaante der gravin ver dween onmiddellijk uit de omlijs ting van hetvenster. Gedurende enige minuten heerste weer diepe stilte. Toen werd beneden een klein zijpoortje geopend en de gravin vertoonde zich. Zij droeg dezelfde zijden mantel als bij haar nachtelijk bezoek aan het huis van mevrouw Backer en een dievenlantarentje in de hand. De „man in 't grijs" kwam op haar toegesneld. Wat? Jij? Hoe kom jij hier? hoorde Silas de gravin vragen. Hij legde de vinger op de mond en wees op de achtergrond van 't park; zwijgend sloegen zij toen die richting in. Ongeveer driehonderd stappen van het kasteel lag een kleine eendenvijver, op de kant waarvan een soort optrekje was gebouwd. (Wordt vervo!g

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1950 | | pagina 5