Twee pastoors tegelijk K4 adeónufjeó De een was er, de ander droeg de naam De mens tegenover God Ook in Hongarije kent men de pseudo Katholieke Actie ZONNESCHIJN ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1950 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 Wwitnandïe. 'Londtma'i.ten IN 1314 VINDEN WE VOOR HET EERST EEN PRIESTER VAN DE WARMONDSE KERK vermeld, zo nder dat er evenwel bij staat, dat hij er pastoor was. Een zekere Flo rentius, priester van Warmond is dan getuige in een kwestie over de tienden in Warmonderbroek met de ab dis van Rijnsburg. In 1312 wordt gesproken van Weremboldus, als cureyt van Warmond; hij kreeg van de graaf verlof om zijn parochie te ruilen n^et een Florentius, die toen pastoor van Oud Karspel was. Deze pastoor Florentius deed in 1355 afstand van zijn pastoraat en hij werd opgevolgd door Heinric van Amerongen, die tot dan secretaris van de graaf van Holland was. Pastoor Gerrit Jacopszoon, in 1366 benoemd, was tevens kanunnik van de St. Pancraskerk te Leiden. Na hem noemen we nog pastoor Jacob Vriendt, die het klooster Mariënhaven te Warmond een Mariabeeld schonk en ook in zijn testament dat klooster had bedacht; zijn kasuifel met twee tunieken gingen over aan de kloosterkapel en de waarde daarvan werd toen geschat op 73 Hollandse ponden. Bovendien vermaakte de pastoor nog 3 Rijnlan dse guldens aan de monniken „tot een mael". Pastoor en kanunnik. Tn 1412 is Thomas Blaeuwaert er pastoor; hij was ook kanunnik te Utrecht van het kapittel van St. Ma rie, en zal zijn Warmond pastoraat wel niet zelf hebben waargenomen, zoals vaak in die tijd gebeurde. Want in dezelfde tijd» wordt als cureyt van Warmond een zekere Ghereyt Aerntssoen genoemd, die dus blijkbaar feitelijk de zielzorg over de katholieken van Warmond waarnam voor de pastoor, die als lid van het kapittel van St. Marie wel in Utrecht zyn verblijf gehad zal hebben. Maar rechtens was Thomas Blaeu waert de pastoor en met hem sloot de heer van Warmond, Jan van den Woude een overeenkomst betreffen de enkele rechten toe te kennen aan het door heer Jan gestichte klooster Mariënhaven. Deze overeenkomst werd in 1413 gesloten en daarbij kreeg dat klooster het recht er een eigen kerkhof op na te houden, waar op ook andere mensen dan de kloosterlingen begraven mochten worden; verder kreeg het het recht te preken, biecht te horen, sacramen ten toe te dienen en uitvaartdiensten te houden in de kapel en mocht het klooster legaten aanvaarden. Bepaald werd, dat de pastoor voor het afstaan van deze rechten jaar lijks een lood zilver zou ontvangen van het klooster en bovendien, dat, wanneer er iemand van buiten het klooster werd begraven, de helft van de penningen aan hem zou worden afgedragen. Dezelfde pastoor Blaeu waert stond ook aan het andere Warmondse klooster, dat van de Ur- sulinen, toe, dat de zusters zelf haar eigen biechtvaders mochten kiezen en daarvoor ontving hij jaarlijks twee lood zilver. De pastoor Gerrit Hoogstraten, die we er in 1428 vermeld vinden, was ook kanunnik van de Leidse Sint Pancraskerk en bovendien de ken van Rijnland. We slaan nu enkele namen óver en noemen pastoor Kersten of Kerstant Pieterszoon. Hij was het, die het land van de kerk, 46 roe, dat een van zijn voorgangers en wel pastoor Blaeu waert destijds in pacht had gegeven aan het klooster Mariënhaven, nu aan het klooster verkocht met land, dat het reeds van de kerk in pacht had, in totaal ruim 2 hont groot; de opbrengst daarvan moest dienen om de pastorie te herstellen en te ver beteren. Evenals pastoor Blaeuwaert wordt ook pastoor Kersten met ere ver meld in de boeken van het klooster Mariënhaven, want ook hij was een weldoener van dat klooster en hij schonk het een jaarlijkse rente en acht „schoenre boecken" voor de kloosterbibliotheek. Acht boeken bezit. was een rijk Al eerder had een vicaris van de Warmondse kerk, met name Johan Bouwens ook zijn boeken aan de bi bliotheek van het klooster ten ge schenke gegeven. Beiden behoorden dus blijkbaar tot de geleerde pries ters van die tijd en zij droegen dan ook de titel van meester, wat aan gaf, dat zij aan een universiteit had den gestudeerd eji daar de graad hadden behaald van licentiaat in de theologie. Acht boeken te bezitten, zoals pas toor Kersten, was dan ook heel wat voor die tijd, waarin het bezit van een enkel boek al een hele waarde betekende. Als weldoener van de kloosters te Warmond, bepaalde pastoor Kersten dat na zijn dood in 1512, bij gelegen heid van zijn jaargetijde in de pa rochiekerk, er een uitdeling aan de monniken en de zusters moest plaats vinden; de opbrengst van land in Alphen gelegen, moest daarvoor die nen. Tijdens de eeuwwisseling in 1496 is Jacób van Noort pastoor van War mond opgevolgd door de reeds bo vengenoemde pastoor Kersten wan neer in 1514 de informatie wordt ge houden voor de verponding, is er Nicolaes Reynierszoon en na hem een Dirck Cock, in 1537 overleden. Een pastoor, die geen pastoor Na zijn dood benoemde de heer van Warmond, Jan van Duiven- voirde zijn jongste zoon Jacob tot pastoor. Maar de knaap was nog -maar 21 jaar oud en geen priester. Dus moest een priester het ambt van pastoor waarnemen, zoiang Jacob zelf nog geen priester was. Maar Ja cob van Duivenvoirde werd nooit priester, omdat hy daarvoor geen roeping gevoelde en daarom be noemde zijn oudste broer, ook Ja- cok geheten, die inmiddels ambachts heer was geworden in 1568, een an der, Willem van der Mij tot pas toor van Warmond, die te voren al vicaris of waarnemend pastoor van de kerk was geweest. Deze Willem Pieterszoon van der Mij zal wel de laatste pastoor van Warmond voor de reformatie zijn geweest; enige jaren later immers, toen de stad Leiden werd belegerd werd de kerk verwoest en de pas toor, zal, gelijk zovele anderen, el ders een goed heenkomen gezocht hebben. Verscheidene altaren. De Warmondse middeleeuwse kerk was rijk aan vicarieën en stichtin gen; we vinden er altaren ter ere van Maria, van S. Catharina, Ursu la en de tien duizend maagden en van de Allerheiligste Drieëenheid en nog een vicarie van St. Matthias. In 1413 werd door Jan van den Woude en anderen een vicarie ge sticht op het Maria-altaar; met bis schoppelijke goedkeuring werd deze vicarie in 1443 naar de kerk van Katwijk overgebracht. De familie van Alckemade en het geslacht van Teylingen hadden elk in de kerk hun eigen kapel. Hendrik van Alckemade wordt in de" oude stukken als de stichter van een vicarie te Warmond genoemd. Verder maakte in 1341 pastoor Ja cob van Aelsmeer twee fundaties in de Warmondse kerk; een ervan stond ter begeving van de abt van Eg- mond en de ander aan de heer van Polanen. De pastoor vermaakte ook zijn kelk, missaal en huis aan de stichting ten gebruike van de pries ters, die als vicarissen zouden dienst doen. Tenslotte noemen we nog de vi caris door Volprecht van den Wou de gesticht, die omstreeks 1350 kapelaan was en later deken van het kapittel van de St. Pancras kerk te Leiden werd. Ook deze vi carie werd door de abt van Eg- mond begeven en in 1574, dus nz de verwoesting van de kerk, werd zij overgeplaatst naar het oude mannenhuis te Montfoort. Het herderlijk schrijven der Hervormde Synode INDIEN wij alle beschuldigingen, De mens moet goede werken ver- die in het „Herderlijk schrijven" rieten hu mno» van de Nederlandse Hervormde Kerk aan het adres van dc Rooms-Katho- lieke Kerk gelanceerd worden, gron dig wilden onderzoeken, dan zou een serie van twintig artikelen niet vol doende zijn. Het is voor een dagblad uiteraard onmogelijk zoveel plaats ruimte aan een onderwerp van deze aard af te staan. Wij zullen ons dus tot de beschouwing van enkele hoo£dpunteh moeten beperken. Het wordt ons door het document in kwestie gemakkeiijk gemaakt. Er loopt namelijk door heel het schrijven een bepaalde lijn, die alle protestante bezwaren tegen het Ka tholicisme vooral tot één enkel her leidt. Men kan het samenvatten in de korte, veelzeggende woorden: „De verzelfstandiging van de mens". Wat bedoelt men daarmee? Het komt hierop neer. Volgens de Katholieke leer staat, in het heiis- proces, de mens als een zelfstandige, eigenmachtige grootheid tegenover God. Het heil, de rechtvaardiging, de zaligheid is niet een loutere genade gave van God. Het is mede de vrucht van een prestatie van de mens. De mens moet er „iets voor doen" om in de hemel te komen, hij moet de he mel „verdienen". Hier ziet men het grote, funda mentele verschil met de Reformatie. Deze immers leert, dat de mens al leen maar moet „geloven", dat God hem redt, dat God „alles doet", (Sola fides). Beweren, dat in het proces der rechtvaardiging ook van de mens iets gevraagd wordt, betekent een ontwaarding van de goddelijke ge nade. Terwijl dus volgens de Refor matie in het heilsproces God alles doet de mens behoeft zich slechts gelovig,v d.w.z. met onbegrensd ver trouwen over te geven aan de over macht van God's genade zou naar Katholieke opvatting de goddelijke gave gedevalueerd worden door de eis, die aan de mens gesteld wordt. richten, hij moet de wet onderhou den, hij leeft niet vanuit de blijde heilszekerheid, voortspruitend uit het geloof aan Gods belofte, maar hij valt terug tot de „wettische" gods dienstigheid van het oude verbond. Bijna heel zyn aandacht wordt op zijn eigen werken geconcentreerd. Hij wordt de prooi van zijn „waan der zelfstandigheid" en moet door „eigenmachtige ijver" zich een plaats in de hemel bemachtigen. Aldus de Protestante voorstelling van zaken over het Katholieke standpunt. JMUSSCHIEN"komt een oppervlak- kig lezer een ogenblik onder de indruk van deze beschouwing. Hij beluistert er een sympathieke klank in, hij vindt een voorstelling van zaken, die verleidelijk is door haar simpelheid. Wanneer wij echter deze voorstelling rustig confronteren met de werkelijke, katholieke leer, dan blijkt zij ten enen male te kort te schieten, dan blijkt zij een schro melijke verarming van de werke lijkheid, en van het Christendom. De zaligheid, zo zegt men, moet louter en alleen een gave van Gods genade, d.w.z. Gods genadigheid zijn. Mits men het goed verstaat kan ook de katholiek deze waarheid on derschrijven. De katholieke leer over het gees telijk leven is geheel doortrokken van deze gedachte. God is alles, de mens niets. De nederigheid is de enige hechte grondslag van alle geestelijk leven. „Wat hebt ge, wat ge niet ontvangen hebt? En waarom beroemt ge u er op, alsof ge het niet ontvangen had?" (I Cor. IV, 7). „Indien ge alles ge daan hebt, wat u bevolen is, zegt dan: „Wij zijn nutteloze dienstknech ten". (Luc. XVII, 10). Treedt in het novitiaat in een katholieke klooster orde: voortdurend wordt u deze waarheid voorgehouden. Nooit mag de mens zich iets laten voorstaan op hetgeen hy doet. Wie zich verheft op hetgeen hij gepresteerd heeft, heeft van het Christendom nog niets begrepen. En de mens groeit in genade en liefde, naarmate hij beseft, dat de zaligheid oneindig meer het werk van Gods ge nade, dan van zijn armzalige „ver diensten" is. j^U zal men opmerken, dat er in het Katholieke systeem toch in elk geval over „verdiensten" gesproken wordt. Willen wij begrijpen, wat de Katholieke Kerk daaronder ver staat, dan moeten we ons afvragen, aan wie de goddelijke genade ge nade geschonken wordt. Men kan dit het best als volgt for muleren; zij wordt, geheel „om niet (gratis, gratia) geschonken aan een mens, die zonder deze genade niets vermag. Christus heeft het uit drukkelijk gezegd: „Zonder Mij kunt gij niets doen". (Joh. XV, 6). Impli ciet ligt daarin al opgesloten, dat wij mét Hem wel iets kunnen doen. Hij zegt het uitdrukkelijk: „Hierin is de Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en mijn leerlingen wordtAls ge mijn geboden on derhout, zult ge in mijn liefde blij ven. zoals ik de geboden van mijn Vader onderhoudt en in Zijn Liefde blijf." (Hfd. 8 en 10). Weten wij dus, dat wij zonder Christus niets vermogen, wij mogen van de andere kant met Paulus her halen: „Ik kan alles in Hem, die mij versterkt". (Phil. IV, 13).« Met hem moeten we ook getuigen: „Wat ik ben, ben ik door Gods ge nade" (I Cor. VI, 10). „Ik heb ge plant, Apollo heeft besproeid, maar God heeft de wasdom gegeven". (I. Cor. III, 6). DETEKENT dit alles, dat de mens tegenover God een eigenmachtig kunnen bezit, dat hem als een zelf standige tegenpool tegenover God plaatst? Dat betekent het allerminst. De mens heeft ook zijn taak te vervullen in het proces der zaliging. Er zijn duizenden texten in de Heilige Schrift, die daarvoor nadrukkelijk getuigen. Maar dit menselijk wer ken staat op geen enkele wijze los van de genade, integendeel, het is geheel in de genade opgenomen, het wordt door de genade gestuwd, ge dragen, het vermindert de betekenis van de genade niet, het verheft haar juist op onvergelijkelijke tv ij ze. Want de katholieke Kerk leert, dat de genade van God niet werkeloos blijft, niet in een louter in de lucht hangende goedgunstigheid bestaat, maar dat zij in de mens zelf een kracht wordt, de kracht van God, de kracht van Christus, de kracht van de Heilige Geest. YUAAROM spreekt de Kerk dan toch steeds over de verdiensten van de mens? Is dat niet in flagran te strijd met deze opvatting? Laat ons er allereerst op wijzen, dat de leer over de verdiensten een veel te grote nadruk ontving door het feit, dat zij door de Reformatie geloochend werd. Onze theologie is, helaas, al te zeer een strijd-theolo- die geworden. Wat de tegenstander ontkent, wordt door ons met bijzon dere nadruk bevestigd. Daardoor is een accent-verschuiving mogelijk, die funeste gevolgen kan hebben. Want wat bedoelt de Kerk met haar leer over de verdienstelijkheid van de goede werken! Zij wil de men sen daardoor wijzen op him verant woordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid veron derstelt natuurnoodzakelijk de vrij heid van de mens. Ik kan slechts verantwoordelijk zijn voor die dingen waarin ik vrij ben. Het is dwaasheid, het begrip verant woordelijkheid te willen handhaven, wanneer men de vrijheid ontkent. Deze vrijheid van de mens wordt door de oppermacht van Gods gena de niet aangetast. Hoe dat mogelijk is, kunnen wij, schepselen met ons beperkte ver stand, niet doorgronden. De Katholieke Kerk heeft steeds beide vastgehouden; de oppermacht van Gods genade en de vrijheid van de mens. Zij ziet in deze vrijheid Op 1 Augustus zullen alle katho lieke priesters van Hongarije moeten verschijnen op een massavergadering te Boedapest, ten einde, zoals enige dagen geleden 35 „progressieve" priesters in een oproep aan hun ambtsbroeders hebben verklaatd, een definitieve overeenkomst te treffen tussen Kerk en Staat. „Tijdens deze vergadering", zo luidt de oproep „zullen wij uitdruk king geven aan onze bereidheid om de regering op alle mogelijke wijzen te steunen bij haar streven naar de vestiging van een vredesfront, naar de verwezenlijking van haar vijfja renplan en naar de verhoging van de algemene levensstandaard Wij zul len ons daarbij laten leiden door on ze eerbied voor de wetteijke orde de schoonste gave, die .de godde lijke Schepper aan zijn schepsel ge schonken heeft. Zij wil God als Ver losser niet verheffen ten koste van God als Schepper. Met Paulus er kent zij, dat God het is, die in ons „het willen en het volbrengen uit werkt." (Phil. II, 13). Hoe het mogelijk is, dat dit willen, „ons" willen, vrij blijft, is een myste rie, waarover de theologen zich eeuwenlang het hoofd gebroken heb ben zonder tot een eensluidende en volkomen bevredigende oplossing te komen. We staan hier in het randge bied van het menselijk denken. Maar door beide te handhaven: de opper macht van de genade èn de vrijheid van de menselijke wil, heeft de Kerk de mensheid voor de vertwijfeling bewaard. Want zodra men de mense lijke vrijheid loochent, vervalt men onverbiddelijk tot de leer der abso lute praedestinatie. Wanneer de mens niet vrij meer is, moet men bedenken, dat hij door God, buiten al zijn werken om, gered of verworpen wordt. Het „decretum horribile" (het huiveringwekkende decreet) van Calvijn doemt weer op. De grote hervormer was hier conse quenter dan zijn volgelingen uit de 20ste eeuw. /-\VER de praedestinatie-leer wordt in het „herderlijk schrijven" met geen woord gerept. Men wil er in Ne derlands Hervormde kring over het algemeen ook niet meer aan. Men kan hier onmiddellijk een vraag stellen. Hoe staat de huidige Ned. Herv. Kerk tegenover de leer der eeuwige verwerping? Ook hier over wordt in het onderhavige schrij ven niet gesproken. 1) Wij hadden graag gezien, dat de opstellers van de brief hier klare wijn geschonken hadden. Want deze kwestie hangt innig sa men met een andere, die door het herderlijk schrijven klaarblijkelijk als uiterst belangryk beschouwt wordt: de ernst van het zonde-besef. De goddelijke Zaligmaker heeft de mensen deze ernst vooral willen bij brengen door de bedreiging met het vuur der hel. Zodra men eenzijdig de menselijke vrijheid (lees: de men selijke verantwoordelijkheid) loo chent, komt men tot de verschrik kelijke ontdekking, dat de mens weerloos aan de praedestinerende God is overgeleverd óf wordt men als vanzelf in de tegenovergestelde rich ting de totale ontkenning van het zo zuiver bijbelse begrip der eeuwige verwerping gedreven. Dat het herderlijk schrijven hier de zaak in het vage liet, lijkt ons op zijn zachtst gezegd een ernstig ver zuim. Het doet onwillekeurig het vermoeden van innerlijke zwakheid opkomen. Dr. HENRI VAN ROOIJEN, Kruisheer. 1) Een enkele maal wordt het woord „verdoemenis" genoemd, zon der dat men daaruit echter enige conclusie kan trekken. De zaak klemt m.i. te meer, omdat men pre dikanten rustig hoort beweren, dat zij het bestaan van de hel niet aan vaarden. van de staat en onze trouw aan de Hongaarse volksdemocratie. De tot dusver gevolgde weg liep dood. Thans zal een weg gevonden moeten worden, waar langs de Kerk in overeenstemming met de godsdienstvrijheid, zoals deze in de grondwet is gegarandeerd, zich kan ontplooien". In katholieke kringen van Honga rije ziet men in deze oproep de aan kondiging van de oprichting van een schismatieke „Katholieke Actie". Men herinnert daarbij aan het feit, dat de op 5 Juli gehouden onderhan delingen tussen Kerk en Staat volko men zijn mislukt. Dit schijnt de re den te zijn. dat men thans een pseu- do-Katholieke Actie gaat oprichten in navolging van Tsjechoslowakije, die eveneens tot taak zal hebben tweedracht en splitsing te veroorza ken tussen het Episcopaat, de Clerus en de gelovigen. ZondaqmaJiqai Indien het morgen mooi weer is en bij wijze van buitengewoon gunstbe toon de zon schijnt, moet men op het middaguur eens proberen de zon recht in het gezicht te kijken. Een paar sekonden lukt het maar dan is men gedwongen de ogen beschut tend neer te slaan voor de verzen gende stralen. Het kan ook zijn. dat er een wol kenfloers hangt en de zon daarachter drijft als een bleke hostie tot plot seling het wolkendek breekt en een uitstorting van lichtstralen het oog verblindt. Een korte tijd slechts en dan verhult de zon weer haar majesteit in de regen-nevel. En als de avond komt, zakt zij weg in bloe dende wolken-waden. Drie mannen zijn er op deze we reld geweest, die1 bij'hun leven reeds het Eeuwige Licht hebben zien uit breken door de sluier van Christus' mensheid. Zij schrokken uit de slaap wakker en zagen, hoe het ge laat van Christus s^aitterde als de zon. Na korte tijd hield de goddelij ke uitstraling op en daalde de mens Christus van de berg af, zijn bloedig lijden tegemoet. Een van deze drie mannen, Petrus, schreef later, hoe hij ooggetuige was geweest van deze plotselinge en kort stondige iicht-val der goddelijke ma jesteit. Een tweede, Johannes, heeft in het Boek der Openbaring beschre ven, hoe hij later, op het eiland Pat mos, opnieuw de goddelijke Christus aanschouwde in een vizioen: „Zijn ogen waren als een vuurvlamZijn stem was als het geruis van vele wateren Zijn aanblik was schitte rend. als de zon in haar kracht. Toen ik Hem zag, viel ik als dood aan zijn voesten.'' We kennen Christus uit de levens beschrijvingen der evangelisten; we kennen Hem in £et brood-floers van de bleke Hostie, maar ieder van ons zal op zekere dag „en gij kent dag noch uur" moeten kijken in de schitterende zonnestraling van zijn goddelijk gelaat. Zijn aanblik zal zijn „schitterend als de zon in haar kracht." Moge ook ons dan gebeu ren, wat Joannes in geest-verruk king beleefde: „Maar Hij legde op mij zijn rechterhand, en Hij sprak: „Vrees niet! MARIUS. EEN LEUK JURKJE. Heeft u een oude zomer japon, die u niet meer kunt dragen of een klein couponnetje? Maak er dan voor uw kleine meid dit leuke jurkje van Het is heel gemakkelijk zelf te ma ken. Ook als u niet zo heel handig bent, zult u met dit modelletje geen moeite hebben en u zult eens zirn hoeveel voldoening het u geeft en hoe trots uw dochter is als moeder haar jurk zelf heeft gemaakte Bo vendien geeft het zelf maken een grote besparing op uw budget en u behoeft niet winkel in, winkel uit te lopen om eindelijk soms niet eens helemaal naar uw zin te slagen. Een eigengemaakt jurkje heeft nog het voordeel op een koopjurkje, dat er niet hele reeksen van hetzelf de model en dezelfde stof worden gemaakt, zodat uw dochtertje niet steeds weer haar eigen jurk tegen komt. De achterkant van dit model is glad. De ruimte wordt in de taille bijeengehouden door een ceintuur. Het zeer eenvoudige voorpand wordt door het aparte opgezette midden- voorstuk onderbrokên. Hals en man chetten krijgen alS-'"garnering een brede bies in afstekende kleur. De strikken in de taille worden van de zelfde kleur gemaakt. Klaargeknipte patronen van dit model kunt u onder no. P 4859 be stellen bij de redactie van ons blad in de leeftijden 24, 46, 68, 8 10 en 1012 jaar a 0.95 per post wissel of in postzegels (uitsluitend lage waarden). Vergeet u niet nummer en leeftijd op te geven? KINDEREN MET VACANTE Dat kinderen met vacantie nog grotere eisen stellen dan anders, wat betreft de kleding, zal iedere huis moeder reeds lang ervaren hebben! Wij geven hier enige eenvoudige en practische ideeën, die misschien nog een aanvulling kunnen betekenen van de kinder-garderobe. Links een strandjurkje van be drukte katoen, dat onze kleine meis jes buitengewoon flatteert. In het midden een stemmig en toch spor tief jurkje van wit linnen. Rechts twee keurige hansopjes, waarvan er één met aangeknoopte capuchon, zeer practisch om kouvaten te voor komen, wanneer de kinderen met natte haren uit de badkamer komen, VEILIG VERKEER. Weggebruikers, 300 kinderen elk jaar weer. Vallen ten offer aan het Verkeer!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1950 | | pagina 5