LICHTFABRIEKEN TE LEIDEN WORDEN UITGEBREID Wethzaamfieclen aan (iet plan van 20.000.000 zipi teedó Begannen haagte! r Qe&wih aan gas en stmom Heiden enthousiast aaex. fttanse hindenkatCetten ZATERDAG 22 JULI 1950 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 Als de uitbreiding helemaal klaar is, zal de stad Leiden een nieuw hoogste punt hebben. Als we ons niet vergissen strijden de torens van de St. Petruskerk en het Stadhuis om de eer het hoogst te zijn, ongeveer 70 me ter. Maar glansrijk zullen beide geslagen worden door een schoorsteen, die op het terrein van de Lichtfabrieken gebouwd zal worden, tot een hoogte van (duizel niet) 85 meter! De beton nen voet zal 16 bij 16 meter zijn en de middellijn van de schoor steen, onderaan, zal 12 meter bedragen. Het gebouw van de Stedelijke Lichtfabrieken, gezien vanaf de Langegracht. Dit hele gedeelte gaat verdwijnen, behalve de hoogbouw, rechts op de foto, die behouden blijft en waarop de nieuwbouw zal aansluiten. (Foto's: „De Leidse Courant") WEEST ZUINIG MET ELECTRICITEIT schiedt. Dat stroom leveren van stad tot stad, b.v. van Den Haag naar Lei- IÏ7EEST ZUINIG MET ELECTRICITEIT! waarschuwden de Stedelijke den' is mogelijk geworden sedert de Lichtfabrieken te Leiden in de afgelopen winter. In meerdere of min dere mate stoorde de Leidse bevolking zich aan dit dringende verzoek. Het theelichtje bleef niet langer branden dan nodig was en wie in z'n electrisch kacheltje aan één pit genoeg, had, ontstak de tweede niet. We moesten immers zuinig zijn. Waarom? Ach, dat was de meesten van ons niet hele maal duidelijk, 't Zal wel een gebrek aan kolen zijn, meende de een. Wel nee, zei de ander. Ze kunnen het niet bijbenen. Met die „ze" werden de Lichtfabrieken bedoeld en met „bijbenen" het voldoen aan de steeds stij gende vraag naar electriciteit. -Hoe het zij, we waren zuinig. De stofzuiger werd alleen op Zaterdag gebruikt en in de badkamer werd de sterke lamp voor een kleinere verwisseld. Toen kwam die belangrijke zitting van de Leidse Gemeenteraad. En aan het slot van de vergadering werd een bedrag van twintig millioen gulden utigetrokken voor uitbreiding en modernisering van de Lichtfabrieken. „Ha", dachten de Leidenaars al. „Nu gaat het goed worden. Geen lastige zuinigheid meer. Laat de stofzuiger maar weer snorren en draai weer gauw een behoorlijke lamp in de badkamer". Niets daarvan! Want het begin van deze uitbreiding betekent, dat Leiden nog minder stroom kan maken. En bovendien is het geen kwestie van Leiden alleen. We moeten dus zuinig blijven. Als de winter straks weer nadert, beginnen de Lichtfabrieken weer opnieuw: Weest zuinig met electriciteit! Leiden levert aan Zuid Holland Om te begrijpen wat er met die twintig millioen gedaan gaat wor den, dient U eerst iets te weten over de electriciteitsvoorziening in Zuid- Holland. Behalve Leiden zijn er in de Provincie nog vijf steden, waar een Lichtfabriek staat: Rotterdam, Den Haag, Delft, Dordrecht en Gou da. Deze zes electriciteits-fabrieken zijn met elkaar verenigd in het N.V. Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland. En gezamenlijk zorgen deze fabrieken voor de stroomvoorziening van de provincie. Men kan zich dat het best voorstellen, wanneer men de N.V. ziet als een grote pot, waarin alle op gewekte stroom uit de zes fabrieken samenkomt en waaruit de stroom ge leverd wordt naar alle plaatsen in Zuid-Holland, die een aansluiting hebben. Nu is het zo, dat de meeste ma chines in die zes fabrieken dateren uit de jaren vóór 1930. Tijdens de oorlog was er geen sprake van uit breiding, noch van modernisering of vervanging, zodat na de bevrijding Zuid-Holland zich voor een moeilijke taak gesteld zag: te voldoen aan de steeds stijgende vraag naar stroom, met een machinepark, dat niet meer aan alle eisen voldoen. Daarom staat de uitbreiding in Lei den niet alleen. Ook in Rotterdam en vooral in Dordrecht is men bezig de fabrieken uit te breiden en te moder niseren, zodat hopelijk eind volgend jaar de grootste moeilijkheden over wonnen zullen zijn. In de loop van 1953 zal de uit breiding van Leiden ook gereed zijn, zodat het dan niet meer nodig zal zijn, dat Leiden stroom moet betrek ken uit andere steden, om aan de aanvraag van stad en omliggende dorpen te kunnen voldoen. Iets wat sedert de bevrijding herhaaldelijk ge- luchtkabels zijn aangelegd langs de hoge lichtmasten, die overal in het polderland te zien zijn. Van 36.000 naar 84.000. Wat gaat er nu precies gebeuren in Leiden? Om te beginnen worden er twee grote machines geplaatst, ieder met een vermogen van 30.000 kilo watt, in plaats van enige oude ma chines, die een totaal vermogen had den van 12.000. Deze oude machines dateren uit de jaren 19121917. De gebouwen waarin deze machines zijn ondergebracht, zullen eveneens gesloopt worden. Van de bestaande machines blij ven er twee ,die te samen een capaci teit van 24.000 hebben, staan in het hoge gebouw, links van de hoofdin gang op het terrein aan de Lange gracht. Aan de voorgevels kan men dus duidelijk zien welk deel wel en wat niet verdwijnen gaat. De hoog bouw (26 meter) blijft; de laagbouw gaat weg. In totaal wordt de Leidsche capaci teit van 24.000 12.000 36.000 dus opgevoerd tot 24.000 -f 30.000 30.000 84.000 kilowatt! Daarmede kan een veel grotere productie be reikt worden dan voor Leiden zelf nodig is. Er moet echter steeds reke ning mee gehouden worden, dat in een van de zes fabrieken een storing optreedt of een reparatie verricht moet worden, waardoor een of meer machines uitgeschakeld worden. Voor deze nieuwe machines zijn ook nieuwe ketels nodig. Het oude ketelhuis (vanaf de straat niet zicht- De eerste uitbreiding van de Gasfabriek is bijna gereed. Het nieuwe zui- verhuis wordt opgebouwd, nadat de ketels geplaatst zijn. Werklieden zijn reeds bezig de oude machines af te breken. Dit werk gaat meestal sneller dan opbouwen! Met grote snijbranders gaat men de zware kolossen te lijf. Als illustratie van dit artikel over de Lichtfabrieken is het wel licht aardig te vermelden, hoe het momenteel staat met het percen tage inwoners, dat al of geen gebruik maakt van stroom of gas. Van het totale aantal woningen in Nederland is 67J^% aangesloten op het gasnet en 92% op het electriciteitsnet. Voor de Provincie Zuid-Holland liggen»de cijfers aanmerkelijk gunstiger, n.l. 87 voor gas en 96 voor electrisch. Wat het district Leiden betreft ,is het percentage voor gas eveneens 87, doch voor electrisch 91. In het verzorgingsgebied van de Stedelijke Lichtfabrieken te Lei den wordt 31% van alle opgewekte stroom gebruikt voor huishou delijke doeleinden. De rest wordt opgenomen door de industrie, in de meest uitgebreide zin, en openbare werken, als straatverlichting, bruggen, gebouwen, enz. Als op 1 Oct. a.s. de trein LeidenWoerden electrisch gaat rijden, zullen de Leidse Lichtfabrieken ook stroom gaan leveren aan de Ned. Spoorwegen, voorlopig alleen voor dit traject. In de toekomst zal ook een gedeelte van de benodigde stroom voor de lijn Leiden RotterdamAmsterdam van Leiden betrokken worden. baar) moet daarom verdwijnen, even als enige oude gebouwen van de Gasfabriek. Op de vrijgekomen ruim te zal een nieuw ketelhuis gebouwd worden, waarin vier ketels worden geplaatst, die ieder een maximaal vermogen hebben van 96 ton stoom per uur, d.w.z. per uur en per ketel wordt 96.000 liter water verdampt. Als ir. Y. Ykema, directeur van de Lichtfabrieken, ons deze cijfers ver telt, zonder zelfs maar even met z'n ogen te knipperen, alsof het dus de gewoonste zaak ter wereld is, begaan we de technische blunder, door hoor baar te menen ,dat het dan wel enorm grote ketels moeten ^-n! Niets daarvan. Iets groter dan een gewo ne badgeyserü! Maar rondom die badgeyser wordt een ontzaggelijk net geweven van dikke buizen, waar het water doorheen stroomt naar de ke tel toe. Als stoom komt het water er uit te voorschijn. Allemaal be stemd voor de stoommachines. 50 Wagons steenkool per dag. Om die enorme hoeveelheid water tot stoom te kunnen verwerken, moet een al even enorme hoeveelheid ko len gebruikt worden. Thans wordt reeds bijna 200.000 kg. steenkool per dag verbruikt. Dit verbruik zal op lopen tot 500.000 kg. per dag, oftewel 500 ton, nog duidelijker: 50 spoor wagons per dag! Wie thans op het terrein van de Lichtfabrieken reeds de grote kolenopslagplaatsen ziet, gaat zich afvragen waar al die kolen opgeslagen moeten worden, als de nieuwe machines eenmaal werken. Daarom moet ook de kolenberging een aanzienlijke uitbreiding onder gaan. Daartoe zullen enige oude ge bouwen van de Gasfabriek tegen de grond moeten. Men is trouwens al begonnen met de afbraak daarvan. De aldus vrijgekomen machines wor den in een nieuw gebouw geplaatst, waarvan de betonnen fundering al gereed is. Zo zijn we ongemerkt van de elec triciteit op het gas overgestapt. Wel iswaar heeft het grote plan ten doel de stroom-capaciteit op te voeren, maar de Gasfabriek moet hierdoor enige wijzigingen ondergaan, mede in verband met de benodigde plaats- ruitme voor de nieuwbouw. Zo is men b.v. reeds enige maanden bezig aan een nieuw groot Zuiverhuis voor de Gasfabriek, waarvan de grote ke tels al geplaatst zijn. Thans wordt om die ketels heen het stenen gebouw opgetrokken. Vanzelfsprekend, dat al dit afbre ken een opbouwen veel moeilijkhe den met zich meebrengt, omdat het werk moet doorgaan en de productie zo weinig mogelijk last mag onder vinden. De uiterste oplettendheid is dan ook van het personeel geëist. Even vanzelfsprekend is het, dat vervanging van machines ook moder nisering betekent. Dit heeft tot ge volg, dat na de uitbreiding de perso neelssterkte niet noemenswaardig zal toenemen. Zo staan dus momenteel de zaken bij de Lichtfabrieken. Hopelijk heb ben onze lezers nu enigszins begre pen; wat er met de 20.000.000 gul den gaat gebeuren, die de Gemeente, raad beschikbaar heeft gesteld. Als men dan ook maar begrijpt, dat zui nigheid met stroom vooralsnog gebo den blijft! Vol verwachting zijn wij naar de Schouwburg gegaan, om de Franse meisjes en jongens te horen zingen en hen te zien dansen en toneel spe len. Wij zijn niet teleurgesteld, en 't werd voor hen „Une Soirée de gloi- re". Ware ner nog wat meer toe schouwers geweest, dan nu 't geval was, dan was alles „volmaakt" ge weest.Maar Abbé Terruwe was tevre. den. Onder leiding van Monsieur l'Abbé werd een groot en gevarieerd programma uitgevoerd ten bate van het Missiewerk in Frankrijk, een prachtig doel bovendien. Abbé Terru we heeft natuurlijk zijn medehelpers bij 't omvangrijk jeugdwerk, dat hij met zeldzaam enthousiasme behar tigt, maar hij moet toch zelf kunst zinnig van aanleg zijn om z'n jonge schare tot zo'n mooie uitvoering te brengen. Van nature mogen deze kinderen talent, gratie en flair heb ben, zonder kunstzinnige directie zal er toch geen voldoend resultaat zijn, en dat was er nu wel, wat voor een groot deel op rekening van de leider komt. Met een gracelijk gebaartje kondigde Thérèse Chenevat door twee pages geëscorteerd de diverse num mers aan en dan zongen ze hun aan- vangsgebed „Ave Maris Stella", zo waar ons „Wilhelmus" in keurig Hol lands en een pittige „Marseillaise". groepsverband met veel charme, en vaak speels en waar er solo gedanst werd, werd dit gedaan door verschil lende veelbelovende kinderen, die het dansen „sur les pointes" al ter dege meester zijn, door training en spierkracht; terwijl zij de drie ele menten in de muziek, klank, rhyth- me en dynamiek goed leren onder scheiden. Bij de ernst waarmede zij dansen, ontbreekt 't hun geenszins aan spontane opgewektheid, aan fan tasie, aan vaart en aan een warm, jong hart en niettegenstaande klas sieke balletrokken bleef alles even jong en kinderlijk. Als er kwestie van voorkeur is, dan beviel het bal let uit „Coppelia" ons 't minst. Dit was wel hoog gegrepen. Nog in een 3e vorm liet de Abbé zijn kleine me. dewerkers optreden n.l. in de kin deroperette. Wie kent niet 't aardige sprookje „Repelsteeltje" (Pied d'or)? waarvan de Abbé, tekst en mise en scène naar de muziek van Brandts Buys Jr., arrangeerde? Dit werd echt ingeleefd en beschaafd voorgedragen en gespeeld met jeugdige gratie en Franse tournure. Zij hadden er aardig kijk op, Madame la Reine, de prins, de molenaarsdochter. Een aardig meisje zorgde voor een koddige molenaar, de 15 kleine „nains" gaven een fleurige afwisseling, bovendien was onder hen een geweldig goed dansertje. Allen verdienen een pluim om hun argeloos en spontaan, soms zelfs geestig spel. Memoreren wij nog even de gezellige glimmende ne ger in een van de voorgaande num mers. De Abbé zorgde voor een vlotte regie. Er waren mooie costumes, gra- tieus bewegen, en een goede, prettige stemmen. Een toegewijde pianiste completeerde 't geheel. Al met al „Une Soirée de gloire", een mooie feest, dat veel genoegen heeft ver schaft. Een woord van waardering voor de voorbereiders, waarvan de heer Evert Castelein de ziel is ge weest. J. Kortmann. Een „luchtopname" van de Lichtfabrieken! Deze foto werd genomen vanuit het kolentransportwagentje, dat langs hoge rails boven het terrein heen en weer rijdt. Op de achtergrond het deel van de Centrale, dat blijft staan. Bravo! Wanneer men in aanmerking neemt, dat elk lid van de jeugdgroep mag meezingen, vocaal en muzikaal al dan niet begaafd, dan mogen wij over de zangnummertjes toch heel content zijn, want de uitvoering van de diverse mooie liedjes was eenvou dig en er lag musiceervreugd in. Welverdiend succes! De beide „ehants mimés" waren alleraardigst en ver raden een aangeboren aanleg voor voordrachtskunst. Dan kwamen de jonge danseuses voor 't voetlicht, in Netjes op een rijtje in de zaal Hooglandse Kerkgracht 48. V.l.n.r.: een le idster, abbé 'J. Terruwe, de heer Evert Castelein en enige kinderen van „Les Fauvettes de Dammartin en Goële." (Foto: „De Leidse Crt.")

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1950 | | pagina 5