Rapport enquête-commissie over Nederlandse
iime diensten te Londen
geheii
De verbindingen met
bezet gebied
Zwakke opzet van Plan Holland
maakte England Spiel mogelijk
Vxui det Hïaató, een aplicfttev zonde* enig, initiatief,
ZATERDAG 15 JULI 1950
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD PAGINA i
Op het beleid ten aanzien van de geheime diensten heeft de enquête
commissie regerings-beleid 19401945 ernstige critiek. De verant
woordelijkheid daarvoor wordt in zoverre door het kabinet gedragen,
dat dit zich afzijdig heeft gehouden van de kernproblemen van de
geheime diensten en dat deze ook niet in de ministerraad zijn bespro
ken. In het bijzonder wordt de verantwoordelijkheid gedragen door
bepaalde bewindslieden in welk verband we verwijzen naar het slot
van dit artikel waarin over de eerste hoofden van de '"nlichtingen-
dienst, wier benoemingen hoogst onverantwoordelijk waren, het een
en ander medegedeeld.
UainaankelijJke ölechte oxganitatie
andet leiding, aan andeóJdundigen
De oppositie tegen hem als hoofd
van de inlichtingendienst groeide
echter voortdurend en de geruchten
omtrent het aannemén van een aan
zienlijke som gelds na de eerste we
reldoorlog van de Engelse dienst
voor aan deze organisatie bewezen
diensten deden aan het prestige van
het hoofd der inlichtingendienst
geen goed.
Na het ontslag van de heer Van 't
Sant werd de reserve-kapitein mr.
R. P. J. Derksema bij Kon. besluit
van 14 Augustus 1941 tot tijdelijk
hoofd van de inlichtingendienst be
noemd, die tijdelijk ressorteren onder
Binnenlandse Zaken.
De commissie acht deze aanstel
ling, ook al was zij slechts als tijde
lijk bedoeld, een ongewenste figuur.
Immers de regering diende tot hoofd
van de inlichtingendienst niet een
Eerst tegen 1943 trad
verbetering in
De oprichting van de centrale in
lichtingendienst, met betrekking tot
welke oprichting de commissie zeer
ernstige critiek heeft, komt voor ver
antwoordelijkheid van de ministers
Gerbrandy, Dijxhoorn en Van Klef-
fens. De slechte gang van zaken bij
de centrale inlichtingendienst, nadat
deze was opgericht komt voor de ver
antwoordelijkheid achtereenvolgens
^van de ministers van Justitie, van
Binnenlandse Zaken en van Marine,
de heren Gerbrandy, Van Boeyen en
Furstner. De topbezetting van de
centrale inlichtingendienst is onder
deze drie bewindslieden, ten tijd dat
deze dienst achtereenvolgens onder
hen ressorteerde, onvoldoende ge
weest, de uitzending van de agenten
was minimaal en er bestond een vol
komen afhankelijkheid van de En
gelsen.
Nadat de centrale inlichtingen
dienst op 28 November -1942 was ver
vangen door het bureau inlichtingen,
kwam er een nieuwe en betere pe
riode met betrekking tot het inlich
tingenwerk. De topbezetting van dit
bureau was goed, het was actief bij
het uitzenden van agenten en het
heeft grote successen geboekt bij het
verkrijgen van inlichtingen uit het
bezette gebied. Verantwoordelijk
voor het beleid van deze dienst was
de minister van Oorlog, de heer
Van Lidth de Jeude.
CONTACT MET BEZET GEBIED.
Het contact met het bezette gebied
ter stimulering van het verzet was
de taak van het bureau voorbereiding
terugkeer (B.V.T.) dat op lfuli 1942
werd gereorganiseerd tot het bureau
militaire voorbereiding terugkeer (M.
V.T.).
De topbezetting van deze bureaux
was onvoldoende. Geen der officie
ren had de vereiste deskundigheid en
er bestond een volledige afhankelijk
heid ten opzichte van de Engelse
dienstdienst S.O.E. Het plan-Hol
land is door dit bureau opgezet. De
uitvoering hiervan is totaal mislukt,
daar de agenten tengevolge van het
Englandspiel allen onmiddellijk na
hun dropping in handen van de Duit
sers vielen.
Het plan-Holland was zo opgezet,
dat het onafwendbaar was, dat, toen
de centrale figuur hiervan bij zijn
parachutering door de Duitsers werd
gevangen genomen, dit tot gevolg
had. dat al zijn na hem uitgezonden
medewerkers hetzelfde lot ondergin
gen. De verantwoordelijkheid voor
deze gang van zaken wordt in eerste
instantie gedragen door de minister
van Marine, de heer Furstner, on
der wie tot 1 Juli 1942 deze aangele
genheden ressorteerden. Toen de uit
voering van dit plan reeds enige tijd
aan de gang was, kwam de Neder
landse dienst, sinds 1 Juli 1942 bu
reau militaire voorbereiding terug
keer, onder verantwoordelijkheid van
de heef Van Lidth de Jeude, die op
15 September 1942 als minister van
Oorlog optrad. Zodra het deze dui
delijk werd, dat er ongelukken wa
ren gebeurd met de uitzending van
agenten door dit bureau, is een ein
de gemaakt aan de uitzending van
agenten.
De uitzending van agenten ter sti
mulering van het verzet in- Neder-
lnad werd hierna overgenomen door
het op 15 Maart 1944 opgerichte bu-
reau bijzondere opdrachten. De top
bezetting van dit bureau bestond uit
deskundigen, het bureau had een be
hoorlijke positie ten opzichte van de
Engelsen en de uitzending van agen
ten heeft in het algemeen met succes
plaats gevonden. Een en ander is
geschied onder verantwoordelijkheid
van de minister van Oorlog, de heer
van Lidth de Jeude.
DE EERSTE HOOFDEN VAN
DE I.D.
Samenvattende kan worden ge
zegd, dat het beleid van de regering
t.a.v. de geheime diensten vooral in
de eerste jaren bijzonder slecht is ge
weest. De benoeming van de heer
Van 't Sant tot eerste hoofd van de
inlichtingendienst in Londen acht de
commissie volkomen onjuist. Veel ge
ruchten deden over hem de ronde,
en al zouden deze ook uit de lucht
gegrepen zyn, dan nog lijkt het de
commissie onjuist een dergelijk
iemand tot hoofd van de inlichtingen
dienst te benoemen.
Volgens de commissie kbn op grond
van zijn eigen verklaringen worden
aangenomen, dat de heer Van 't Sant
zich niet heeft ontzien informaties
aan de Britse Dienst te geven over
Nederlandse ministers. Klachten te
gen de heer Van 't Sant betreffende
interne spionnage zijn niet bewe
zen geacht.
persoon te benoemen, die daarvoor
niet volkomen geschikt werd geacht.
De commissie kan niet aannemen,
dat het voor de regering in die tijd
onmogelijk was een andere oplossing
te vinden.
De benoeming is voor haar des
te onbegrijpelijker, daar de C.I.D.
door de leiding van de heer Van
't Sant in alle mogelijke moeilijk
heden was verwikkeld. Slechts een
hoogst bekwame opvolger had hier
in verbetering kunnen brengen.
Op 5 Februari 1942 werd de C.I.D.
van het departement van Binnen
landse Zaken overgebracht naar het
departement van Marine en kwam hij
dus onder verantwoordelijkheid van
minister J. Th. Furstner. Met de lei
ding werd tijdelijk belast de kolonel
der mariniers M. R. de Bruyne.
De mislukking van het werk van
de C.I.D. in de periode-de Bruyne
meent de commissie niet in de eerste
plaats aan de heer de Bruyne te moe
ten wijten, doch aan het beleid van
de Nederlandse regering. In het bij
zonder van de minister van Marine,
de heer Furstner die, ondanks het
feit. dat de heer de Bruyne zich zelf
niet geschikt achtte voor de functie
van hoofd van de C.I.D., toch de ver
antwoordelijkheid voor diens benoe
ming heeft aanvaard.
Dat de weinige agenten, die in de
ze periode naar Nederland zijn uit
gezonden, hun werk op uitnemende
wijze hebben verricht, is dan ook,
naar het oordeel van de commissie,
uitsluitend te danken aan de kwali
teiten, waarover deze agenten be
schikten.
Voordat het Engeland-Spiel begon, hadden de Duitsers reeds een aantal
uit Engeland overgekomen agenten gearresteerd. Onder het bevond zich
de tegen de zin van het tijdelijk hoofd der C.I.D. mr. Derksema door
de Engelsen uitgezonden inlichtingen agent Van der Reyden, die op 13 Fe
bruari 1942 werd gevangen genomen. Van deze hebben de Duitsers veel
inlichtingen ontvangen over het codesysteem der Engelsen. Van der
Reyden heeft na zijn arrestatie nagenoeg al zijn wetenschap op code-
technisch gebied aan de Duitsers medegedeeld.
het organiseren van een verzetsorga
nisatie.
De commissie is van oordeel, dat,
zoals men te Londen indertijd ook
wel degelijk heeft begrepen, het
zwakke punt van het Plan-Holland
hier was gelegen, dat de gehele uit
voering ervan in handen werd ge
legd van één persoon, nl. Jambroes.
Aangezien Jambroes in handen van
de vijand viel, was het gehele Plan-
Holland van de aanvang af tot mis
lukking gedoemd.
De organisatie-Jambroes werd in
de loop van de tijd door de Duitsers
op papier opgebouwd, terwijl telkens
met de z.g. voortgang van deze orga
nisatie agenten en materiaal werden
geparachuteerd, die in handen van de
Duitsers vielen.
AJULe Oioeu-en itonde.ii
ojp &én kaaAt
Voorts in de arrestatie van de op 6
November 1941 geparachuteerde en
op 6 Maart 1942 gearresteerde S.O.E.-
agent Lauwers van groot belang ge
weest voor het England-Spiel. De
marconist Lauwers gaf, niet in strijd
met de te Londen gegeven instruc
ties, zijn code af en verklaarde zich
bereid voor de Duitsers te gaan sei
nen.
Op 12 Maart 1942 vond de eerste
uitzending van Lauwers onder Duit
se controle plaats, waarmede het
Engeland-Spiel een aanvang nam. In
middels was in de nacht van 26 op
27 Juni 1942 de B.V.T.-agent Jam-
broes uitgezonden met de marconist
Bukkens .Het doel van hun uitzen
ding was een organisatie op te bou
wen om het Plan-Holland ten uit
voer te brengen, welk plan beoogde
EINDELIJK ROOK MEN LONT.
Onderwijl begon men van Enge
land uit reeds omstreeks de jaarwis
seling 1942/1943 over de zendlijn van
de marconist Jambroes aan te drin
gen op diens terugkeer. De Duitsers
hebben uit de aard der zaak gedu
rende het gehele England-Spiel op
alle mogelijke manieren getracht
aannemelijke redenen te vinden om te
bereiken, dat Jam broes niet, zoals
zijn opdracht luidde, binnen betrek
kelijk korte tijd naar Engeland zou
behoeven terug te keren. Men zou
tenslotte Jambroes door het bezette
Frankrijk laten terugkeren langs een
door een der in het England-Spiel
betrokken agenten fictief opgebouw
de passeurslijn. Deze terugkeer werd
door de Duitsers „gespeeld" en ein
digde gelijk vanzelf sprak, met een
mislukking.
Op deze wijze was het inmiddels
ongeveer Juli 1943 geworden. Blijk
baar vertrouwde men te Londen de
zaak ook niet meer, daar reeds sinds
21 Mei 1943 geen agenten meer wer
den uitgezonden voor het Plan-Hol
land.
Nadat men in Engeland omstreeks
Mei 1943 argwaan had gekregen met
betrekking tot de verbinding naar
Nederland, werd het tegen einde 1943
duidelijk, dat de dienst van de S.O.E.
in Nederland door de Duitsers om de
tuin was geleid.
DE VISIE VAN HET
FOREIGN OFFICE.
In verband met de geruchten be
treffende de rol van Engeland in het
England-Spiel ontlenen wij het vol
gende aan het statement, dat op 14
December '49 door het Foreign Offi
ce aan de voorzitter van de enquête
commissie werd overhandigd.
De geopperde gedachten dat de
Britse autoriteiten zouden zijn afge
weken van de doeleinden, welke zij
met hun Nederlandse collega's over
eengekomen waren en in het bijzon
der, dat de levens van Nederlandse
patriotten willens en wetens zouden
zijn opgeofferd ten behoeve van an
dere doeleinden in Nederland of el
ders, wekken niet alleen de weerzin
op van Z. M. regering en het Britse
volk, doch zjjn ook volkomen onge
grond. Teneinde derhalve verkeerde
in drukken, welke de bovenvermelde
beweringen mochten hebben gewekt,
weg te nemen, wenst het Foreign Of
fice bepaalde feiten onder de aan
dacht der commissie te brengen.
Het indertijd in* Groot-Brittannië
ingestelde onderzoek was noodzake
lijkerwijze onvolledig, omdat te dien
tijde geen bewijsmateriaal van Duit
se kant beschikbaar was. Maar het
stelde afdoende vast, dat de oor
spronkelijke penetratie uitsluitend
een gevolg was van de operaties van
de Duitse contra-spionnage en dat de
ze een kettingreactie veroorzaakten,
doordat het stelsel van ontvangstco-
mité's werd toegepast, dat door beide
partijen als noodzakelijk werd be
schouwd met het oog op de toestan
den in Nederland, in het bijzonder
met het oog op de zeer beperkte ge
bieden, waarin „dropping" kon plaats
vinden.
Het belangrijkste gevolg van de
penetratie dezer operaties was, dat
zij, aangezien zij in een vroeg stadium
plaats had, er toe leidde, dat de Duit
sers het verkeer volledig in handen
kregen. Een oorzaak die in belangrij
ke mate heeft bijgedragen tot de pe
netratie en vooral tot het voortduren
daarvan, was, dat geen aandacht ge
schonken werd aan het weglaten van
de „security checks" door bepaalde
marconisten.
Op verschillende tijdstippen, na
dat de oorspronkelijke penetratie be
gonnen was, werd de zaak onder
zocht, maar na elk onderzoek werd
besloten de operaties voort te zetten.
Deze beslissingen werden genomen,
nadat de persoonlijkheid en het ka
rakter van de agenten in beschou
wing genomen waren en in de weten
schap, dat in andere gevallen „securi
ty checks" als controlemiddel niet
afdoende waren gebleken.
Later is men gaan beseffen, dat
de beslissing om met de operatie
voort te gaan verkeerd is geweest.
De verschillende diepgaande on
derzoeken, welke door Z. M. rege
ring zijn ingesteld naar de misluk
king van de operaties van S.O.E. in
Nederland in de loop van 1942 eri
1943, hebben afgezien van moge
lijke verkeerde beoordelingen van
een situatie niet de geringste
grond opgeleverd om aan te nemen,
dat er verraad in het spel was, noch
aan Britse noch aan Nederlandse
zijde.
5)e genachten
tand Jiing JCang
In de eerste jaren na de bevrijding
deden er in Nederland de meest fan
tastische verhalen de ronde over de
naar de Duitsers overgelopen illegale
werker Christiaan Lindemans alias
King Kong.
Kort gezegd komen deze verha
len hierop neer, dat Lindemans op
15 September 1944 aan de Duitsers
mededelingen zou hebben gedaan
over de aanstaande aanval van d<
geallieerden op Arnhem.
Hij zou zijn wetenschap hierom
trent mede hebben geput uit de con
tacten, welke hij voordien onderhielc
met het hoofdkwartier van de bevel
hebber der Nederlandse strijdkrach
ten .terwijl tenslotte wordt gesugge
reerd ,dat zijn dood in gevangenschap
op 20 Juli 1946 onder verdachte om
standigheden heeft plaats gevonden.
De commissie in haar grootst mo
gelijke meerderheid is van oordeel
dat duidelijk is komen vast te staan,
dat Lindeman op 15 September 1944
bij de Duitsers te Driebergen geen
mededelingen heeft gedaan over het
aanstaande offensief van de geallieer
den op Arnhem.
Uit de mededelingen die de heer
P. A. van Noothoorn, inspecteur der
rijksrecherche, aan de commissie
heeft gedaan over het onderzoek, dat
is ingesteld naar de dood van Linde
mans, is tenslotte volgens de grootst
mogelijke meerderheid der commissie
duidelijk gebleken, dat generlei aan
wijzingen zijn gevonden, dat Linde
mans „uit de wég zou zijn geruimd".
Zijn dood is hoogstwaarschijnlijk het
gevolg geweest van het innemen van
een grote dosis luminal, welke hij
zichzelf heeft verschaft, of waaraan
bij is geholpen door een verpleegster,
van wie echter, indien dit laatste het
geval is, wel vaststaat, dat zij daar
bij slechts gedreven werd door mo
tieven van persoonlijke aard. Alleen
laat de commissie in haar geheel de
opmerking niet achterwege, dat zy
de indruk heeft, dat aan Lindeman op
snellere wijze met medische hulp had
kunnen zijn verleend.
De Nederlandse inlichtingendienst tal Nederlanders, die in Zwitserland
te Londen, de CJ.D., is er in de ja
ren 1940 tot en met 1942, slechts in
zeer geringe mate in geslaagd ver
bindingen tussen Engeland en het
bezette Nederland tot stand te bren
gen.
Bij de bespreking van de Zweedse
weg kan de commissie echter consta
teren, dat er, dank zij de activiteit
van Nederlanders buiten Engeland
omstreeks 1942 een behoorlijke ver
bindingsweg via Zweden is tot stand
gebracht door de uitnemende samen
werking van de consul-generaal te
Stockholm, de heer A. M. de Jong,
en de groep rondom de heer A. L.
Oosterhuis, arts te Delfzijl. De laat
ste was reeds voor die tijd bezig ge
weest met hulpverlening aan landge
noten, die uit het bezette gebied wil
den uitwijken. Hij was daartoe in
staat door zijn goede connecties met
de Groningse kustvaarders, die hier
bij uitnemende diensten hebben be
wezen.
Helaas werd omstreeks 23 Juli 1943
de groep Oosterhuis grotendeels ge
arresteerd, waardoor deze belangrij
ke bron van inlichtingen voor de
Zweedse weg wegviel. De pogingen
van de overgeblevenen om het werk
voor te zetten, zijn mislukt.
Evenals gedurende een bepaalde
tijd een verbinding heeft gefunction-
neerd van het bezette gebied via
Zweden naar Londen, heeft zulk een
verbinding gedurende een belangrijk
gedeelte van de oorlog ook bestaan
via Zwitserland. Hiertoe is evenmin
het initiatief van Londen uitgegaan.
Dr. Visser 't Hooft, die te Genève
woonde, kwam daar reeds direct na
Mei 1940 in aanraking met een aan-
In een aparte paragraaf van het rapport wordt
speciale aandacht gewijd aan de betekenis van
de figuur van der Waals.
Van der Waals heeft zeer vele namen ge
bruikt, die Schreieder hem zelf liet kiezen. Dat
was dus een aangelegenheid, die van der Waals
zelf aanging. Het interesseerde Schreider niet,
welke namen van der Waals koos.
Hij nam er slechts kennis van, omdat hij in
de dossiers, die aan het gerecht doorgegeven
werden, vermelden moest, dat de man in ieder
geval zijn V-Mann, was, die onder die naam
gewerkt had."
De -heer Somer verklaart, dat, toen van der
Waals Zweden bezocht, hij niet gepakt is kun
nen worden, omdat zijn signalement nog niet
bekend was. Van der Waals was in Zweden.
Hij was daar onder een valse naam gekomen
en was ondergebracht bij de heer van Rijcke-
vorsel. Hij kwam naar Zweden met een speciale
opdracht voor kapitein Lieftinck, n.l. het aan
bieden sabotage te plegen. Daarover is door het
B. 1. telegrafisch van gedachten gewisseld. De
heer Somer heeft tegen de heer Lindenburg, dc
vertegenwoordiger van het B. I. te Stockholm,
gezegd: kom maar naar Londen, dat kan niet
telegrafisch worden behandeld. Breng alle ge
gevens mee, dan kun je met kapitein Lieftinck
overleg plegen. Ir. Lindenburg heeft er met ka-
pitin Lieftinck over gesproken en heeft een af
spraak gemaakt, nog altijd in de veronderstel
ling, dat baron van Lynden, of Cort of hoe van
der Waals zich noemde, een bona fide persoon
was. Deze zou bepaalde waarborgen moeten ge
ven en dat zou uit zijn werk moeten blijken.
Daarover zou hij moeten rapporteren uit Stock
holm. In die tijd is het signalementenblad uit
Nederland gekomen. Het B. I. heeft het signa
lement van van der Waals per koerier laten
overkomen en daaruit bleek, dat het hier voor
100 procent van der Waals moest zijn. Voordat
echter de heer Lindenburg te Stockholm terug
was door mist was het vliegtuig waarmede
hij vertrekken zou, opgehouden was van der
Waals verdwenen. Anders had men hem te
Stockholm bij zijn kraag kunnen grijpen.
Hij voerde slechts de
opdrachten uit van
Schreieder
Na de oorlog aldus verklaart dr. Somer
verder heeft men van der Waals willen ge
bruiken tegen de Russen. De Engelsen hebben
van der Waals rustig in ontvangst genomen,
terwijl de hele P.R.A. jacht op hem maakte.
Het is de heer Somer zo grijs geworden, dat hij
naar ir. van der Meer is gelopen om te zeggen,
dat de hele Nederlandse justitie en de P.R.A,
naar v. d. Waals liepen te zoeken en dat iemand,
van wie de heer Somer geen naam zal noemen,
zei: „Van der Waals, die hebben wij al". Van
der Waals werkte toen rustig in Duitsland, waar
men hem met zijn vrouw in Bonn had neerge
zet. Een Nederlands officier, de heer Sieden-
burg van B.N.V., heeft hierbij een rol gespeeld.
Deze is rustig op last van zijn chef met van der
Waals naar Bonn gegaan om hem te werk te
stellen tegen de Russen. Vermoedelijk onder
dwang van de Engelsen, maar het had niet mo
gen gebeuren. Van der Waals was geen „pri-
sonner of the king". Hij hoorde in Nederlandse
handen.
Het was eenvoudig belachelijk, dat Ir. van
der Meer, die te Rotterdam het onderzoek
leidde, met een paar honderd mensen jacht
maakte op van der Waals, terwijl het B.N.V.
wist, dat hij in Duitsland zat.
Van der Waals was een doodgewone uit
voerder van de opdrachten van Schreieder. Dat
heeft hij op zichzelf wel handig gedaan, maar
hij heeft nooit zelf enig initiatief getoond en
hij heeft in het England-Spiel op zich zelf ook
geen rol van betekenis gespeeld.
De heer N. Klaasen, oud-hoofdinspecteur van
politie, heeft voor de commissie verklaard, dat
hij tot taak kreeg van der Waals te verhoren.
Er was een commissie-van der Waals. Prof.
Jonkers was voorzitter. De heer Klaassen ver
moedt, dat prof. Jonkers gezien heeft, dat er
niets bijzonder aan deze zaak was en dat van
der Waals een gewone misdadiger was. Toen
heeft hij de zaak overgedragen aan de P.R.A.
De heer Klaassen heeft van der Waals gedu
rende VA jaar haast dagelijks verhoord.
Bij al deze verhoren, die hij heeft afgenomen
vóór de behandeling voor het Bijzonder Ge
rechtshof, heeft van der Waals zelf er nooit iets
van gezegd, dat Schreieder voor de Engelse
dienst zou hebben gewerkt.
Eerst toen zijn verdediger mr. van der Starp
met hem in aanraking kwam, hebben ze dat
naar voren gebracht.
arriveerden. Hij heeft van deze gele
genheid gebruik gemaakt de berich
ten, welke deze personen medebrach
ten, te verzamelen en deze door te
zenden naar Londen.
Dr. Visser 't Hooft heeft in op
dracht van de heer Berbrandy, met
diens secretaris-generaal, de heer
Lovink, een plan opgesteld om de re
gering te Londen van een meer re
gelmatige berichtgeving uit het be
zette gebied te voorzien.
De commissie heeft grote waarde
ring voor de wijze, waarop de minis
ter-president op het initiatief van dr.
Visser 't Hooft heeft gereageerd. Op
deze wijze werd het mogelijk, dat
Londen door de heer Visser 't Hooft,
die in nauw contact stond met het
gezette gebied, op de hoogte werd
gehouden van de verschillende gees
telijke en politieke stromingen in Ne
derland.
Als een der bezwaren tegen de
Zwitserse weg is aangevoerd, dat de
ze aan de berichtgeving van Katho
lieke zijde te weinig aandacht heeft
besteed. Inderdaad mag. aangenomen
worden, dat de Rooms-Katholieke be
richtgeving slechts een klein gedeelte
van het materiaal, dat via de Zwit
serse weg Londen bereikte, heeft uit
gemaakt.
De commissie is echter van oor
deel, dat de Zwitserse weg heeft ge
tracht zo veel mogelijk katholieke
berichten te verzamelen. De leiding
van de weg heeft zich daartoe in
verbinding gesteld met pater Stok
man. Uit diens verhoor is gebleken,
dat hij in geen enkel opzicht heeft
te klagen gehad over de bereidwil
ligheid van de leiding van de Zwit
serse weg om zijn berichten naar Ge
nève door te zenden. Hij behoefde
echter van deze weg geen gebruik
te maken, daar hij andere wegen
had.
De commissie acht het van emi
nent belang, dat de regering de be
schikking heeft gekregen over de be
richtgeving van de Zwitserse weg.
Hierdoor kon aan de geallieerden een
aanzienlijk aantal militaire berichten
worden doorgegeven in het belang
van de oorlogvoering, terwijl de rege
ring tevens de beschikking kreeg
over belangrijke berichten van civie
le aard, die haar een inzicht konden
geven in de opvattingen, levende in
in het Nederlandse volk. Dit immers
was voor het voeren van een verant
woorde regeringspolitek onontbeer
lijk.
Toch een
Engelse Flitspuit
De commissie doet ook enige
mededelingen over de zender
„De Flitspuit", die in de oorlogs
jaren in Nederland zeer de aan
dacht trok, omdat men de in
druk kreeg, dat die in bezet ge
bied stond. Thans blijkt, dat dit
niet zo was.
Over de „Flitspuit" heeft de
heer Laming van de S.O.E. me
degedeeld, dat hij de radio-uit
zendingen hiervan heeft georga
niseerd. De heer Sluyser schreef
de teksten. De moeilijkheid daar
bij was, dat gegevens uit Neder
land slechts zeer schaars door
kwamen. Voorzover hij die van
Engelandvaarders te weten
kwam, gaf hij ze aan de heer
Sluyser door om bij het maken
van teksten te gebruiken. Ech
ter moesten de reacties, welke
de flitspuit gaf op de gebeurte
nissen in Nederiand voor het
grootste gedeelte gebaseerd wor
den op de grondige kennis, die
de heren Sluyser en Laming
hadden van toestanden en ver
houdingen in Nederland. Het
was voor het grootste gedeelte
deductiewerk. Toch.gelooft de
heer Laming uit het feit, dat
men in Nederland de indruk
had, dat de flitspuit een in Ne
derland opgestelde zender was,
te mogen concluderen, dat het
werk niet slecht is gedaan. Met
zijn aftreden is de flitspuit ter
ziele gegaan.