open öe öeuR, opöat qoö met ons zij 3 1: Siiiïil öe öeun voor terugkeer open gezet keRstRCi van eöelinqen ZATERDAG 24 DECEMBER 1949 DE LEIDSE COURANT DERDE BLAD PAGINA 1 DE GESLOTEN HEILIGE DEUR VAN DE ST. PIETER BONIFATIUS VIII OF DE OPENING VAN HET HEILIG JAAR EEN MASSALE WEER KLANK VINDT BIJ HET NEDERLANDSE VOLK? Behalve voor degenen, die een reis naar Rome in het vooruitzicht hebben, menen wij dat het voor een groot deel der Katholieken van Nederland een plechtige gebeurtenis is, welke zij met belangstelling maai zonder veel geestdrift zien voltrekken. Het is misschien wat plompverloren gezegd, maar een opgeschroefde juichstemming, daarm ede is de goeae zaak van de Kerk niet gediend en ligt ook niet in de aard van ons volk. In ieder geval is het zo, dat de tegenwoordige Katholieken niets meer beseffen van de ontzag lijke indruk welke eeuwen geleden de opening van een Heilig Jaar oo de Christenheid maakte, toen men in drommen, ontelbaar,- naar Rome trok, te voet of op karren, ziek of gezond. Er was maar'één roep: naar Rome! den verleend, te laten ontgaan, even min als de gelukkigen, die dit jaar de dure Rome-reis kunnen maken. Er zullen er echter weinigen zijn, die naar Ror-ie trekken met géén an der doel voor ogen. dan het verwer ven van de volle aflaat, Een lopend vuurtje. Dat was vroeger anders, en het beste bewijs daarvan is de manier, waarop het Heilig Jaar is ontstaan. Bij de intrede van het jaar 1300 stroomde een enorme menigte van heinde en verre naar Rome, op het gerucht en in de verwachting, dat de Paus toenmaals Bonifatius VIII een volle aflaat zou verlenen aan allen, die, na hun zonde beleden en zich met de H. Communie gesterkt te hebben, de graven der apostelen Petrus en Paulus zouden komen ver eren. Het was als een lopend vuur door Europa gegaan, dat deze bizondere geestelijke gunst ook een eeuw te voren, in 1200, was verleend, ter her denking van Ch-istus' geboorte. Bonifatius VIII liet de juistheid-de zer volksmening nagaan, maar in de schaarse aantekeningen van vervlo gen eeuwen was er niets van te vin den. Er waren ook twee meer-dan honderd-jarigen naar Rome geto gen, een Italiaan en een Frans man uit Beauvais die hetzij uit eigen weten als kind. hetzij in rechtstreekse mondelinge overleve ring getuigden, dat inderdaad ook in 1200 een volle aflaat was uitgeschreven. Op hun medede ling en bezwijkend voor de aan drang van de verschrikkelijk te leurgestelde menigte, willigde Bonifatius VIII pas on de 22e Fe bruari van het jaar 1300 plechtig de Jubilé-aflaat in. Ondanks bandieten en roof ridders „Wegens de kortheid van het men selijk leven" werd eerst om de 50 jaar, maar reeds na 1400 iedere 25 jaar een Heilig Jaar bepaald. De toeloop was enorm, ondanks de struikrovers en roofridders, die de pelgrims onderweg belaagden en uit schudden. In 1450 werden bij het gedrang op de Engelenbrug toen nog de enige brug over de Tiber en dus de enige toegang van de stad naar St. Pieter 200 mensen doodgedrukt. Twee keer werd een H. Jaar on derbroken wegens het overlijden van de Paus Innocentius XII en Cle mens XIV. Aan wie de schuld? Het karakter van een Heilig Jaar is grondig veranderd en degenen, die daaraan de grootste schuld hebben, zijn de Pausen zelf! Maar men kan hier gerust spreken van een „felix culpa", een gelukkige schuld. Kentekenend voor de totaal gewijzigde invloed van een Hei lig Jaar is de omstandigheid, dat de Kath. Arbeidersbeweging in Nederland in al haar afdelingen bezig is een Rome-reis te orga niseren voor het volgend jaar, dat geen Heilig Jaar meer zal heten. De grote Jubilé-aflaat zal dan in iedere dorpskerk wijd en zijd te verdienen zijn uitge zonderd te Rome! De K. A B. heeft daarvoor, zoals men weet haar goede gronden. Het is een ter een merkwaardig getuigenis, hoe het Heilig Jaar in zijn oor spronkelijke betekenis de katho lieken weinig meer aanspreekt. Zo zullen er maar weinig zijn! De oorzaak daarvan is de omstan digheid, dat het verkrijgen van een vole aflaat de gelovigen zo veel ge makkelijker is gemaakt (ofschoon niet zo gemakkelijk als men wel eens meent!). Zo men in de goede gestel tenis is, en daar komt het juist op aan, kan men iedere dag een volle aflaat en zelfs meer volle aflaten deel achtig worden, waardoor de verruk king over de Jubilé-aflaat even eens een volledige kwijtschelding van de straffen aer begane zonden enigermate is verzwakt. Niemand is zo onbezonnen zich de Jubilé-aflaat wahneer Hij volgend jaar over de gehele wereld zal wor- Wij, Edelingen, blij van geest, Ter kerke gaan, op 't hooge feest, Den eerstgeboren Heiland groeten, En knielen voor de kleene voeten Van 't Kind, waarvoor Herodes vreest; Het kind, waarvoor een starre rijst, Die Wijzen met haar stralen wijst De donkre plaats van zijn geboorte, En leidt hen binnen Davids poorte, Daar d' Allerhoogste 't laagste prijst. Het Oosten offert wierookgoud, En myrrh, tot 's levens onderhoud Van Hem, die, neergedaald van boven, In 't arme Bethlem leit verschoven, Hoewel hij alles heeft gebouwd. 't Gevogelt', dat op wieken zweeft, Zijn nest. De vos zijn holen heeft, Eu woont in bergen en in bosschen. Een stal van ezelen en ossen Den Schepper nauwlijks herberg geeft. De kribbe Hem een wieg verstrekt, Die 't aardrijk met den hemel dekt En ellek dier bestelt zijn voeder. O Kind! gij zijt, gelijk uw Moeder, Met pracht noch hoovaardij bevlekt. Hier voert de neergedaalde God De trotsche wereld om met spot In zijn triomf, tot smaad der hoven; Hier voert hij 't needrig harte boven Met Hem in 't onverwinbre slot. Hier schuilt dat Godlijk aangezicht, Waaruit de zonne schept haar licht En alle starren glans en luister; Hier leit Hij zonder glans in t duister Die Englen tot zijn dienst verplicht. Des Hemels reien wiegen Hem In slaap, met hunne zoete stem, Die nooit van vaak en was beschoten, En wekt het hoofd van alle grooten, In 't koninklijk Jerusalem. De Hemel, 't Aardrijk, en de Hel Die luistren scharp na zijn bevel, En siddren voor de zuivre wetten, Die Hij door visschers laat trompetten En blazen over duin en del. De doeken, daar dit kind in leit, Is 't purper van zijn majesteit, Waarin de harders Hem aanschouwen, Dien God de zielen komt vertrouwen, Gelijk van ouds was toegezeid: Dat God zijn kudde weiden zal, En hoen voor ramp en ongeval, En na 'i verdwaalde schaapken vragen, En dat op zijne schouders dragen Met vreugd, bij 't overig getal. Hier is de wijsheid ongeacht; Hier geldt geen adel, staat, noch pracht. De Hemel heeft het kleen verkoren; Als wie door oodmoed wordt herboren Die is van 't Hemelsche geslacht. DE OPENING VAN DE HEILIGE DEUR IN 1925 De jaren 1800, 1850 en 1875 wer den overgeslagen wegens de droevi ge omstandigheden, waarin de stad Rome verkeerde. Het was aanvanke lijk onzeker, of er in 1950 een Heilig Jaar zou worden geopend, gelet op de treurige tijd waarin wij leven, doch paus Pius XII is er ten slotte toe overgegaan, omdat de toestand in Italië zich als rustiger liet aanzien. Er is bij die beslissing zeker geen aandrang uitgeoefend door het Chris tenvolk gelijk in de dagen van Bo nifatius VTII. De Jubilé-aflaat drijft de mensen niet meer, als voorheen, naar Rome. Wat de H. Vader, dan wel heeft bewogen, het Heilig Jaar voor 1950 vast te stellen? Niet het verlangen naar grootse plechtigheden! De Paus heeft laten doorschemeren, tegen al die lang durige en vermoeiende ceremoniën bij het stijgen der jaren op te zien. üók niet de behoefte nu eens vele pelgrims naar Rome te trekken. Mo ge de roem van Rome als bedevaarts plaats waar de graven der apostelen Petrus en Paulus, door de faam van Lourdes en Fatima verre zijn over vleugeld, toch is het zo, dat dag aan dag de wachtzalen van het Vaticaan en herhaaldelijk de binnenplaatsen en het gehele St. Pietersplein vol stromen mee mensen van alle volke ren en talen, om het graf van de ge storven. maa meer nog om de hand van de levende Petrus te kussen en de Plaatsbekleder van Christus met eigen ogen te aanschouwen en te horen spreken. De muren omgestoten! Maar waarom dan wél? Om de zelfde reden die tot de instelling van het Heilig Jaar in 1200 heeft ge leid. namelijk: het eeuwgetij van de Kerstnacht met een dankbaar ge moed te herdenken. Bij hec openstoten van de Hei lige Deur wordt iedere Christen opgeroepen ook de muur van zonden te slopen, zich open te stellen voor de stralen van Gods genade, om van dit Heilig Jaar werkelijk te maken een heilig jaar voor ieder van ons; het dap pere begin van een vernieuwd Christelijk leven. Er is dus alle reden, om tenzij men oordeelt geen vergeving van zonden no dig te hebben! bij de opening van het Heilig Jaar schoon schip te maken en ernaar te streven schoon schip te houden. Het is de Kerk, de gemeenschap van alle gelovigen in Christus, die door Christus in het Heilig Jaar Zij ner Geboorte, meer dan ooit genaden en gunsten afsmeekt en verwerft, om iedereen ermee te verrijken. Een ieder zorge daar aandeel in te verwerven, door gebed en verster ving. zó dat de Open Deur voor hem de deur naar zijn eeuwig geluk zal zijn. Iets heel bizonders bedoeld. Voor elke Katholiek moge het Hei lig Jaar aldus het jaa^ „van de te rugkeer" zijn. Toen de Paus het nieu we jaar stempelde als dat „van de terugkeer", bedoelde ZH. daarmede echter iets heel bizonders. In zijn jongste toespraak op 13 December tijdens het „geheim consistorie" sprak de Paus de ver wachting uit grote scharen naar Ro me te zullen zien komen. Doch hij vervolgde: Magnum utique spectaculum visuri sumus; neque "'os, neaue Romani tantum, sed quo'quot etiam ubiaue gentium recta mente sanoque indi- cio ducuntur. Een groot schouwspel zullen wij voorzeker zien, niet allen. Wij. niet alleen de Romanen. maar ook al de genen van welk volk dan ook, die geleid worden door een juiste ge- steltenis en een gezond oordeel. j Allen zullen namelijk zien al dus de Opperherder dat slechts Jezus Christus en de door Hem ge stichte Kerk de vrede aan de men sen kunnen teruggeven, een vrede, hecht en oprecht. Deze vrede toch, deze duurzame eendracht kan slechts voortspruiten uit een Christelijk ge weten, dat overeenstemt met de wetten Gods en gevoed wordt door Zijn genade op zulk een wijze, dat niets ter wereld die vrede kan ver storen en geen macht ter wereld hem kan wegnemen of met geweld ont roven. Geve God, dat ook zij, die geheel van de Katholieke Kerk zijn ge scheiden of die door nalatigheid of vooroordelen er zich van verwijderd hebben, in dit Heilig Jaar een heil zame aandrift tot Haar gevoelen en in hun ziel een vurig verlangen to nen naar die eendrachtige eenheid en naar die ongerepte waarheid, die de Goddelijke Verlosser ons niet al leen door zijn leer gebracht, maar ook door het storten van zijn kost baar Bloed gewijd heeft. Werpe het Heilig Jaar ook deze vrucht af, naar welke Wij van gan ser harte verlangen. Laten voor dat doel de gelovigen hun gebeden, hun verstervingen, hun boetedoeningen en daden van naastenliefde opoffe ren, opdat terwijl zij er naar stre ven zichzelven te vernieuwen in de Christelijke geest; terwijl zij met ijver een nieuw leven inzetten zij tegelijkertijd verkrijgen (een ieder naar best vermogen), ook de ande ren aan te trekken en binnen te lei den door hun goede voorbeeld en door de goddelijke genade, die zij af smeken bij het ten-uitvoer-leggen van hun goede voornemens. Op die wijze verlene de barmhar tige Heer, dat in de loop van het Heilig Jaar voor geheel de grote fa milie der mensen een nieuw tijdperk, een rechtvaardiger, heiliger en ge lukkiger tijdperk moge aanbreken. Hij verlene ons ten slotte, dat al de volkeren, gewond en ontbonden door de zonde, vereend terugkeren in de onderwerping aan zijn zachtmoedige heerschappij. Deze woorden van Christus' Stad houder, waarin een profetische ver wachting te onderkennen valt, ge sproken terwijl Israel zich opmaakte de Heilige Stad Jeruzalem weer in bezit te nemen, terwijl duisternis, over de wereld dreigt en wonder bare lichtverschijningen zich voor doen, overwege ieder voo- zichzelf bij óe Open Deur van het Heilig Jaar van de Terugkeer. Ziet de Moeder, ziet den Zoon Kust de windsels, kust de doecken, Buigt uw hoofdenbuigt uw Kroon Zwijgt, vernuftigen en kloeken! Englen, daelt van 't Paradijs: Zingt den hemel eer en prijs, En met vree de harten kroont, Daer een goede wil in woont. HET KRUIS OP DE WERELDBOL, DAT DE KOEPEL ST. PIETER BEKROONT. Vondel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1949 | | pagina 9