Bij het 150-jarig bestaan van Warmonds „Groot-Seminarie" £e» 6aem, die lij&e auichten in het diixlem Herinneringen aan „de broeders van Warmond" en de Elfduizend Maagden Zwart werd op wit geschreven v Z.H. de Paus over de taak en de positie der katholieke intellectuelen ZATERDAG 14 MEI 1949 DE LE1ÜSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 Links het Theologicum, rechts het Philosophicum; daarnaast de toren en ruïne van de oude St. Matthiaskerk. De kern van het Seminarie wordt aangegeven door het klokke-torentje. Daarvoor is geplaatst het in 1895 gebouwde professoren-verblijf. De uitbouw rechts aan het Theologicum herbergt de bibliotheek. Luchtfoto K.L.M. van Nederland, mannen aan wien het vaderland voor een gedeelte zijne rust en welvaart kan te danken hebben, indien zij in mi-1- den, Christelijken waarom moeten wij er bijvoegen, verzoe nenden geest werkzaam zijn. Moge het dus wezen en steeds zóó blijven, dan groeten we u woning der studie en der vor ming; dan bidden we u bloei en leven toe. De voorv/aardelij k-groetende wan delaar kan posthuum gerust gesteld worden. Het was zo, het is zo, het zal steeds zo blijven, dat het semina rie verdraagzaamheid en inzicht kweekt. Door de philosophische en theologische studie wordt de kennis verdiept, de blik verwijd. Het ge stadig luisteren naar de Meester, Wiens colleges in de stille „aula der ziel" zelfverloochening en mensen liefde prediken, doet het zaad der nuchtere kennis ontkiemen tot apos tolische warmte in medeleven en begrijpen. Gedurende de 150 jaren van zijn „religieuse existentie" heeft Warmond 2200 jonge priesters de laan zien uitgaan, jonge priesters vol goede moed, „om wel te doen aan allen, in 't bizonder aan de huisgenoten des geloofs". De ene grondsoort is ge schikt voor aardappelen, een andere leent zich beter voor dop erwtjes en augurken, de grondslag van Warmond schijnt bizonder ge- eigend te zijn voor de cultuur, welke (langzamerhand met uitsluiting van alle andere) de cultus of ere-dienst wordt genoemd. In afwijking van het Klein-Seminarie Hageveld, dat hier op aarde „geen blijvende woonplaats" kan vinden en reeds een paar maal met naam en al verhuisde, is het Groot-Seminarie van zijn oprichting af 150 jaar wortel-vast gebleken. Warmond, de burgerlijke gemeente, is in kerkelijk spraakgebruik gelei delijk vereenzelvigd met het Groot- Seminarie, De nieuwe lichtingen voor de Haarlemse clergé studeren „op Warmond", al zijn ze in War mond ambtelijk ingeschreven. Het seminarie voelt zich thuis in „het dorp" en het dorp kan zichzelf niet meer indenken zonder seminarie ofschoon er tussen beide feitelijk weinig contact bestaat. Misschien heeft de toevallige om standigheid. dat het Groot-Se minarie in 1799 op braakliggende ge wijde grond werd betrokken, het een onbewust gevoel van behagelijkheid gegeven en heeft het twee eeuwen braak liggen van de grond de vrucht baarheid daarvan hersteld, zodat de nieuwe stichting van een nietig plant je gedijdde tot een boom in welks takken vele jonge vogels hun veilig nest vonden, en, na enige jaren stu die, uitvlogen, de wijde wereld in. Toen bij het beleg van Leiden in 1574 zowel het Bernardieten-kloos- ter „Mariënhaven" als het St. Ursula- klooster „der elfduizend Maagden" het lot der verwoesting deelden met de St. Matthijs-kerk; toen de paters de vlucht namen naar Leiden en de goederen der kloosters waarvan beide behoorlijk voorzien waren werden toegewezen aan de nieuw-ge- stichte universiteit in de nabuur-stad, werd er een zwarte streep onder een historie gezet, welke in 1799 onver wacht met krulletters een nieuw hoofdstuk opende. Dit hoofdstuk wordt nog steeds voortgezet. De in de openbare uitoefening van zijn godsdienst verhinderde War- mondse bevolking, die voor het overgrote deel aan het geloof der vaderen trouw de afbraak der kloosters en de bestemming der gronden betreurde, heeft zelfs ir haar vreemdste dromen nooit kun nen vermoeden, dat uiteindelijk (dit veel-misbruikte woord staat hier te goeder plaatse) dat uiteindelijk de goederen van Mariënhaven niet be stemd waren voor de stichting van de Leidse, maar van de bisschoppelijke hogeschool. Waarschijnlijk heeft ook de aarts priester Ten Hulscher, die op 12 De cember 1798 „een van ouds zeer ver maard Fransche kostschool voor jon- geheeren" aankocht, welke op 12 April 1799 zijn poorten opende voor de getoogde jongeheren, niet aan de historische ondergrond gedacht of er van geweten. Voor een stichting, wel ke in het toevluchts-oord Leuven als Pulcheria" onder de bescherming van de H. Maagd stond, zou het in ere herstellen van de naam „Portus Eeatae Mariae" of „Mariënhaven" voor de nieuwe stichting op de oude kloostergrond voor de hand hebben gelegen. Het is jammer, dat dit niet of nog niet is geschied te meer omdat het gemeente-wapen van Warmond, om in de onwaardilijke taal der nocturnen te spreken, ,,ab ineunte aetate futurae sanctitatis specimen dedit vanaf zijn kinderjaren ken tekenen van zijn toekomstige hei ligheid gaf" door een zilveren kruis aan te nemen op een Maria-blauwe achtergroi\d. In een gesprek, dat wij dezer dagen met een niet-katholiek historicus over deze verrijzenis van puin tot nieuwbouw voerden, kon deze zijn bewondering voor de levens-drang der Kerk niet onderdrukken. Het 150-jarig jubileum van het Groot-Se minarie, dat door de bisschop van Haarlem, de kardinaal-aartsbisschop van Utrecht, de pauselijke gezant en burgerlijke autoriteiten zal worden bijgewoond, verwerft tegen het décor van brand en verwoesting een bizon der relief van renaissance, welke het feest met verdubbelde vreugde doet vieren. De gloed der gebrandschil derde kapelramen, welke het hoog tepunt van het feest zal omluisteren, is de weerschijn van de vergruizelde ramen van ..Mariënhaven", welks kostbare kapel er was een soort pala d'oro of gouden altaar in zich in de achtertuin van het seminarie verhief. De neo-gothieke spitsbogen zijn een herinnering aan „de broe ders van Warmond", hoewel we dankbaar mogen zijn. dat, nadat de eerste rijen spitsbogen helaas! waren afgebroken, de Kerk, geestelijker wijs, de nieuwe rij God-dank! is te boven gekomen, en, met alle respect voor de middeleeuwen, zich niet meer uitsluitend en alleen door het schoon verleden laat inspireren. Toen door een wonderlijke beschik king de „witte periode" der Cister- ciënser paters 150 jaar geleden her opend werd in een „zwarte periode" der bisschoppelijke (aanvankelijk aartspriesterlij kegeestelij kheid, werd de traditie in zo-verre voort gezet. dat beide stichtingen een geur *an gedegen geloofsbeleving ve^ spreid hebben, al wordt ongetwij feld tot ingenomenheid der theolo ganten de strenge tucht van Sib- culo in de nieuwe stichting niet voortgezet. Een seminarie, ofschoon de leefregel er stipt en veeleisend is, kan niet gelijken op een zwijgend convent. Evenmin als de „praeses van Warmond" mcge zijn zware functie ook alle overeenkomst ver tonen met die van de prior van „Ma riënhaven" de rechten van deze zal overnemen en b.v. toezicht zal uitoefenen op de Leidse Minderbroe ders, of jaarlijks twee snoekbaarzen van de stad Leiden zal opeisen. Was aanvankelijk alleen het man nen-klooster „Mariënhaven" in een andere vorm herleefd, sedert dat in 1915 zusters de huishoudelijke ver zorging van het seminarie tot ieders tevredenheid op zich hebben geno men, is ook het klooster van ..St. Ur sula en de Elfduizend Maagden" uit de slaap van Doornroosje opgestaan. Wederom zijn het Franciscanessen, die in eigen kloostertje en kapel, be lendend aan het Theologicum-com- plex, vroom hun taak vervullen. Eertijds aan de andere kant van de St. Matth^s-kerk gehuisvest ongeveer op de plaats van „Ooster geest" hebben zij het uitzicht op de toren verwisseld, wat echter niet heeft verhinderd dat door de chitectonisch aanvechtbare -bouw van het Philosophicum, de oude „Knel" toch nog lelijk in de knel is geraakt, \7an de beide gebouwen, Theologi- cum en Philosophicum, die te zamen het Groot-Seminarie vormen en dus. te zamen 't anderhalve eeuw feest herdenken, kan gezegd worden, dat, „al hun glorie van binnen" is, waarbij ook deze zegswijze alleen geestelijk dient te worden verstaan. Wanneer de afgestudeerde geeste lijkheid, in de vergulde, on vergeelde herinnering aan de seminarie-jaren gemakkelijk het gpdicht van Le Francq van Berkhey op de lippen neemt: Voortreffelük WarmnnH' Lieflijk oord! Mijn paradijs, mijn Hof, mijn stralend vergenoegen wordt daarmee eer een loflied aan geheven op de uitnemende vorming en onderlinge vriendschap, dan op de bouwkundige geleding van een ge bouw, dat, door opvolgende praesides naar behoefte vergroot en verhoogd, gelijkenis vertoont met de onont warbare gangen-doolhof van het „Witte Paard" te Ipswich. Toen in 1895 Groen en daal de oude gevel van het Theologicum verborg achter de tegenwoordige, meer ge- stichtelijke dan stichtelijke fagade, heeft hij nooit de pretentie gehad, dat zijn idee van een Theologische Hogeschool het denkbeeld, dat Jan Stuyt zich van een Philosophische Hogeschool vormde eai uitvoerde ook, in onbeduidendheid zou evenaren \7oor de kerkelijke uitgave van „een zeer vermaard en vermakelijk kostschool" (aldus de vermakelijke schrijver van de „Vermakelijke Bui- tencingels") is het daarom een voor deel in een kraag van groen te zijn weggedoken, waardoor het tevens, in Warmond staand, de afstand weet te bewaren. Evenals in Leiden de studenten buitengewone burgers zijn, die toch hun stempel op de stad leg gen. zo geven ook de theologanten en „philosophen", wanneer zij op vrije dagen uitzwermen, aan War mond een eigen cachet. De sportieve prestaties dezer buitengewone bur gers op de tennis-banen en wande lend op de „Baan" doen de gewone burgerij, het oordeel van Kroon in „Tegenwoordige Staat van Zuid-Hol land" (1863)) onderschrijven: Neemt men in aanmerking het gezonde oord, waar dit gebouw is gesticht en de ruime gelegen heid, v/elke de omstreken aan bieden tot het doen van aange name wandelingen ter verpoozing van den arbeid, dan mag het geen verwondering baren, dat de jeugdige bewoners van dit gesticht zich zoo algemeen in een bloeyende gezondheid verheugen. Naar de mening van een priester student, door de meesterhand van Jos. von Eichendorff ten tonele ge voerd, is er trouwens geen betere op leiding voor het predik-ambt dan te studeren „in dem groszen Bilder- buche dasz der üebe Gott uns drauszen aufgeschlagen hat" een mening, die in haar eenzijdigheid nauwelijks door de studenten, maar zeker niet door praeses, directeur en professoren wordt gedeeld en door de a.s. beminde gelovigen wel het aller minst op prijs zou worden gesteld. Eichendorffs romantiek is aan het seminarie-leven vreemd. Het is een tijd van studie en gebed, van plichts betrachting en strenge tucht. Zij, die straks leiding zullen geven in het geestelijk leven, hebben eerst zelf geleerd leiding te volgen. Zij, die ge roepen zijn in de gelederen van de „militia ecclesiae" te worden inge lijfd, maken hun oefenschool door in het seminarie. Indien een aanmatigende hatelijk heid het citaat niet ontsierde, dan zouden we geheel accoord gaan met de schrijver van „Leydens Omstre ken wandelend geschetst" (1859). wie het Warmondse Seminarie belangstel ling inboezemde: of zullen ze niet vandaar uit gaan, de leeraars en vertrouwden van 2/5 gedeelte der bevolking De H. Vader heeft een groep Fran se Katholieke academici in audiën tie ontvangen. Bij deze gelegenheid hield Paus Pius XII een rede over de taak en de ware houding van de Katholieke intellectuelen. De H. Vader zeide o.a.: Met recht wordt vaak beweerd, dat al degenen, die overvloedig met aardse goederen zijn bedeeld, zich in zekere zin als de „bankiers van God", als Zijn zaakwaarnemers bij de armen moeten beschouwen. Met hoeveel meer recht geldt dit voor hen, die door de Vader van het Licht rijkelijk met geestelijke gaven zijn bedeeld en die daarom de op dracht hebben ontvangen om op de juiste wijze van deze gaven, die voor één persoon slechts een ver kwisting zouden betekenen, aan an deren mede te delen. Het is zeei duidelijk, dat de we reld van heden meer dan ooit zijn dorst naar kennis wil lessen. Deze dorst naar kennis kan niet met die van vroegere tijden, die men zo graag, maar zeer ten onrechte, de donkere middeleeuwen noemt, ver geleken worden. In die tijd toch kon een ieder zich naast zijn eigenlijke beroepskennis ook nog de kennis van alle achtenswaardige aardse za ken en de voor het eeuwige heil noodzakelijke inzichten verwerven. Tegenwoordig wil een ieder een voudig alles weten. Zo beweren zij althans. Daarbij stellen zij zich te vreden met een dun laagje kennis, dat net toereikend is om op te kun nen pochen. Moeten wij deze nieuwsgierigheid met goed of kwaad betitelen? Of zij nu goed of slecht is, het is een feit, dat zij bestaat en dat de mensen zeer met haar zijn ingenomen. Het is uiterst gevaarlijk en bovendien nog belachelijk, wanneer men zich zonder de nodige voorkennis en zonder voorbereiding werpt op een of ander gebied van de philosophie, de sociologie, de econoir/ie, de phy- sica, de chemie of de biologie en deze terreinen oppervlakkig wil „doornemen". En toch komt zulks De Paus houdt aan de intellectuelen voor. dat op hun geestelijk bezit ligt een „sociale hgpotheek". evenzeer als op alle stof felijk bezit. Z.H. wijst op de oppervlakkigheid van veel kennis en „wetenschap", op de „veelweterij", een verschijnsel van deze tijd op het ogenblik voor. En deze gang van zaken bepaalt Uw taak en Uw plicht. Dit alles-willen-weten is een manie geworden, waaraan zeer velen zioh schuldig maken. Zij willen zonder enige inspanning alles weten en hiervan bij hun toehoorders en lezers veel ophef maken en opzien baren. Is hier dan niets tegen te doen? Er is slechts één middel: tegemoetko men aan de zuivere geestelijke behoeften en het intellect een ge zonde kost toedienen, waardoor het genoeg krijgt van alle „aftrek sels" en „pillen". Dit is Uw taak! Uw taak met al haar grote moei lijkheden, een taak echter die schoon is en groots. Een taak, waaraan U, geachte leraren, Uw leven wijdt. Een taak, jonge stu denten. waarop U zich in een fier en heilig streven voorbereidt. Het is natuurlijk veel eenvoudi ger de grote massa met mooie woor den af te schepen, die niet met de waarheid overeenstemmen en hen daardoor er toe te brengen drog redenen en dwalingen goedgelovig aaii te nemen. Uw taak is veel moeilijker en uiteraard veel omvat tender. U moet eerst zelf de kennis vergaren, verdiepen en haar voort durend uitbreiden, doch U moogt tevens het contact met de andere takken der wetenschap niet uit het oog verliezen. Dan moet U deze kennis, om een beeld uit het munt wezen te gebruiken, in zekere zin „ijken", zodat ze door degenen, die ze moeten kunnen opnemen, in om loop kan worden gebracht, dat wil zeggen aangenomen en verwerkt worden." Waardigheid en respect is vervol gens een tweede reden, die U tot gewetensvolle en verdiepende ar beid en onderwijs in woord en schrift verplicht. Want wat is werkelijkheid een geleerde, een schrijver, een leraar, een redenaar, kortweg een intellectueel anders dan een „Homo missus a Deout testimonium perhibeat de lumine' (Joh. I, 7-8), „Een door God gezon den mens, die van het licht getuige nis moet afleggen"? Van deze door God verleende waardigheid moet U zich bewust zijn. U moet echter ook doordrongen zijn van het respect en van de achting voor het Eeuwige Licht, welks glans gij over de ge hele schepping moet laten afstralen. Gij moet ook vervuld zijn van eer bied voor de wetenschap, dat wil zeggen voor de waarheid, die U nooit uit een oogpunt van voordeel, hartstocht, vrees of wat dan ook verdraaien, verminken of verande ren moogt om het mogelijke en waarschijnlijke een tint van abso lute zekerheid te geven." 117etenscha ppeljj ke faam hebben vele professoren zich als seminatores verworven. Namen als: Borret, Broe- re, Vlaming, Beysens, Van Noort, Hensen, Aengenent en zo vele andere in verleden en heden. Namen van zorgzame vaders over dit grote huds in verleden en heden. Namen van bisschoppen die in dit huis de lente van hun priesterschap beleefden. Met zoveel lauweren gekroond kan Warmond rechtmatig feestvieren. Toch zou deze 150-jarige boom reeds lang verkwijnd zijn, schaarse bloesem en gekrompen vruchten dragen, als hij zijn voedingssappen niet kon trek ken uit de vruchtbare bodem van het bisdom. „De grondslag van die vor ming (van de leek tot priester van de Allerhoogste God) ligt gewoonlijk in het gezin en in de eerste opvoe ding van de toekomstige priester" schreef de bisschop te dezer gelegen heid in het intiem gedenkboek. Daarom: bij dit jubileum, naast de verdiende lof aan de rij van praesi des en professoren, dankbare hulde cok aan de ouders van de priesters, de priester-vaders en priester-moe ders, die door hun voorbeeld van Christelijke levea-ia andel, vaak ook niet grote persoonlijke offers, een rijke cogst van priesters aan de Kerk van Haarlem schonken en, God geve, bii,b en schenken. EEN KERK WORDT HERBOUWD De Rooms-Katholieke kerk te Bemmel in de Betuwe, welke in de oorlogsdagen geheel werd verwoest, wordt thans herbouwd. De werk zaamheden zullen nog wel enige tijd vorderen. De kerk en toren in de steigers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1949 | | pagina 5