7
TWEE BOEREN
„Goden en Demonen van
Tibet''
De varkenshouderij op de
goede weg
EEN WEEK HEEFT
DAGEN
ZATERDAG 18 DECEMBER 1948
DE LEID SE COURANT
TWEEDE BLAD - PAGINA 1
Roomsigheden V
F EN BOER REED OP ZIJN BRIK
door de Zuidbuurt van Zoeter
woude. Klof-klof repten zich de paar-
ae-hoeVen boven het ratelen van dt
wagenwielen uit. Het toeval wilae,
dat we juist met zuchten en hijgen
het bruggetje hadden bestegen, dat
met de zwierige zwaai van de Riailo
in Venetië over het Canal Grande
van Zoeterwoude wipt.
Op de rug van de brug gekomen,
hervatten wij onze ademhaling, ter
wijl we de statige gevel van de de
kenale ken: van St. Johannes' Ont
hoofding bekeken. Op dat moment
passeerde ook de boerenbrik de kerk
met verhevigd lawaai Het gekletter
en geklepper werd door de hoge
muur ijverig weerkaatst, zodat he:
leek, of alle heiligen op de voorgevel
de Goede-Vrij dag-ratel af knarsten.
Van ons verheven stardpuat had
den wij een ruim uitzicht op het
a öortrollencen gerij. Een fiks-dra
vend paard een gele van binnen
licht-blauw geverfde kaasbrik op
de bok een struise jonge boer, die
er nogal gemakzuchtig scheef bij was
gezeten, met een van zijn lak-geie
met bloemetjes beschilderde klompen
tegen het voorplecht of „krat"' van
ae wagen geschoord. Hij zat in zijn
winterse duffel gedoken, met zijn
pet op half zeven.
In de Zuidbuurt van Zoeterwoude.
met haar bos-eilandjes, bruggen en
boerderijen, en de vereenzaamde
kerk, opstevenend uit het naar de
horizon alzijdig verglijdende wei
land, is een boer op een brik een
van de schouwspelen, waarvan het
raadsel zege, dat God het nooit, een
koning zelden en een boer alle da
gen ziet.
Het is niets bizonders. Daarom ver
tellen we dit verhaal juist, omdat
het niets bizonders is.
DE BOER, terwijl hij in zijn slome
majesteit de kerk voorbij-daver
de, keek ors, die boven op de brug
stonden, met een paar lome ogen
aan, zag weer voor zich, nam zijn pet
even af en zette 'm weer in dezelfde
wijzerstand op zijn hoofd als te-voren.
De brik rolde voort, de kant van
de Meer en Geer op, en we vermoe
den, dat de boer allang aan tafel zat
met een bord dampende aardappelen
voor zich, toen we nog steeds op de
brug stonden. Nooit hadden we zo
sterk de koninklijke waardigheid
van de Christenmens doorschouwd,
en de koninklijke verantwoordelijk
heid, welke hij draagt, dan toen we
die boer van de markt zagen komen
en zijn pet afnemen voor "de kerk.
Nooit van ons leven hadden we
zo fel begrepen, dat van alle won
deren op deze wonderbare wereld,
het voortbestaan van Christus' Kerk
het grootste wonder is, toen die boer
met zijn pet zijn geloof beleed, dat
Christus werkelijk in eigen persoon
aanwezig was in de Zuidbuurtkerk
van Zoeterwoude, en hij (waar
schijnlijk) met onhoorbare woorden
maar in ieder geval met zijn pet:
Geloofd zij Jezus Christus zei.
Boeren-geloof Christen-geloof.
Hollands-geloof - - wereldgeloof. Ge
loof van nu geloof van tweedui
zend jaar. Met dat opgelichte boe-
ren-petje wordt in een simpel ge
baar beleden, dat de zonde van Adam
is goedgemaakt en de hemel her
opend. Wij „horen" God weer wan
delen „in de koelte van de middag
in den tuin" (Boek der Schepping 3,
8). Het afnemen van de pet is een
gebaar van een beleefde vriendschap
dat door Christus, in goddelijke luis
ter tronend „aan de rechterhand des
Vaders", in sacramentele gedaante
verblijvend in de kerk, ook als zoda
nig zal worden opgevat.
NU WE TOCH MET DIT PETJES-
VERHAAL BEGONNEN, laten
we er dan maar een heel boeren-
verhaal van maken. Het is alree Zon
dagmorgen, en een boer, maar nu
een Protestantse, rijdt in de koets ter
kerke, in zijn Zondagse pak. Even
als tot Filippus spreekt de Geest tot
ons: „Ga naast die wagen lopen.
Het is echter niet het rijtuig van de
opperschatmeester van Kandake, ko
ningin van Ethiopië, maar een boe-
ren-koets uit de Alphense Gnephoek
op weg naar de kerk in Oudshoorn.
Het gerij gaat stapvoets en de boer,
een grijze strenge man, zit hardop in
öe Bijbel te lezen, en v/el in het Evan
gelie van de apostel Johannes, :ct
stichting van zijn vrouw en kinderen,
die achter in de tentwagen zitten.
En evena^ Filippus tot de kamer
heer, vragen we, terwijl wij naast
het rijtuig voortlopen: „Begrijpt ge
wel. wat ge leest?
Hij antwoordde: Hoe zou ik het
kunnen, zo niemand mij leiding
geeft? Daarop nodigde hij Filippus
uit, naast hem te komen zitten."
(Hand, T, 30—31). En zo kwamen ook
wij naast de oude boer te zitten. De
evangelie-tekst was de volgende:
Ik ben het levend brood, dat
uit de hemel is neergedaald; zo
iemand eet van dit brood, zal hij
in eeuwigheid leven. En het
brood, dat Ik geven zal, is mijn
vlees voor het leven der wereld.
Maar de Joden twisten onder
elkander en zeiden: Hoe zou Hij
ons zijn vlees te eten geven?
Jezus sprak tot hen: Voor
waar, voorwaar Ik zeg u: Zo gij
het vlees van de Mensenzoon niet
eet en zijn bloed niet drinkt, dan
hebt ge het leven niet in u. Wie
mijn vlees eet en mijn bloed
drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.
Zoals de Vader die leeft, Mij ge
zonden heeft, en Ik leef door de
Vader, zó zal ook hij, die Mij
eet, leven door Mij. Dat is het
brood, dat uit de hemel is neer
gedaald. Niet een brood, als \iw
vaders hebben gegeten en toch
zijn gestorven. Wie dit brood
eet zal leven in eeuwigheid.
Zo sprak Hij bij zijri onder-
'Hing in de synagoge van Ka-
enige kennis moeten hebben van de
aard van een verheerlijkt lichaam
en van Christus' sacramentele
staans-wijze. Die kennis bezitten we
niet, die kennis bezit niemand.- Die
kennis gaat ons verstand te boven en
is een geheim van Gods almacht. Een
gelovig hart weet deze bestaans-wijze
bij God mogelijk, „alhoewel" leer
de het Concilie van Trente „wij
haar bijna niet in woorden kunnen
uitdrukken."
„Ge zult het me dus niet kwalijk
nemen, dat ik het niet begrijp".
„Het is een goddelijk wonde'",
waarvan de kerkvader Augustinus
het wonderlijke op merkwaardige
wijze omschreef in zijn Toelichting
op Psalm 33: „Christus werd in zijn
eigen handen gedragen, toen Hij, zijn
Lichaam aanbiedend, sprak: Dit is
mijn Lichaam. Hij droeg immers dit
Lichaam in zijn handen". Bij een an
dere gelegenheid schreef Augustinus:
„Niemand neme van dit sacrament,
dan na het van te voren aanbeden
te hebben".
„Het is zo echt Rooms" zei de
Gnephoekse boer „Calvijn heeft
ons anders geleerd."
..ïyiAAR MIJN BESTE MAN?"
sprongen we op, zodat we bijna
van de bok duikelden „wat bete
kent de moeizame uitleg van Calvijn
als de Schrift zo duidelijk spreekt?"
„De Roomse Kerk kan zich toch
vergist hebben in haar uitleg van de
Schrift!"
Volgens u. kan dat. Maar dan
hebben alle kerkvaders en alle Chris
tenen van alle eeuwen zich vergist,
behalve Jan Calvijn, die 1500 jaar na
Christus geboren werd. Van de apos
tolische tijden af zijn getuigenissen
aanwezig, die aantonen, dat de Ka
tholieke Kerk van nu er niet anders
over denkt dan de Katho'ieke Kerk
van toen. (De meer ontwikkelde le
zer kan die vinden in het boek „Ec
clesia Catholica" van prof. dr. Catb.
Vogel). Men heeft ten allen tijde dit
Brood, dat zoals Christus zeide: „uit
de hemel is nedergedaald", uitge
dragen naar de zieken en de gevan
genen en de resten ervan zorgvuldig
bewaard „kruimels, kostbaarder
can goud en juwelen" (Cyrillus van
Jeruza'em) en reeds Cyprianus
•(f 258) vertelt er wonderbare ge
beurtenissen van, die heel veel over
eenkomen met het H. Mirakel van
Amsterdam".
„Rijd wat door man" waar
schuwde de vrouw achter in de tent
wagen „dominee staat bijkant in
de stoel". Met een vriendelijke groet
sprongen wij van de wagen.
Op de weg staarden we de zwarte
huif van de tentwagen na. We dach
ten aan de boer, die zijn pet lichtte
voor de Zuidbuurt-kerk. Hij knielde
nu misschien aan de Communie-bank.
Welk een voorrecht, door ons Katho
lieken, zo overvloedig genoten en
zo spaarzaam in ons dagelijks leven
beantwoord. v. P.
farnaüm. Velen van zijn leerlin
gen, die het hadden gehoord, zei
den: Dat woord is hard; wie kan
naar zo iets luisteren? Maar Je
zus, die v/ist dat zijn leerlingen
daarover morden, sprak tot hen:
Ergert u dit? En wanneer gij r.u
de Mensenzoon eens ziet opstij
gen, naar waar Hij vroeger was?
Het is de geest, die leven brengt;
het vlees, brengt niets daartoe
bij. De woorden, die Ik tot u
sprak, zijn geest en leven. Maar
daar zijn er sommigen onder u.
die niet gelovenVan dat
ogenblik af trokken velen zijner
leerlingen zich terug en bleven
niet langer bij Hem.
(Joh. 6, 51-66).
Toen de man ophield met lezen,
zeiden wij: „Sla nu het evangelie
van Mattheus op."
Terwijl zij nu aten, nam Jezus
het brood zegende het, brak het,
gaf het zijn leerlingen en sprak:
Neemt en eet, dit is mijn lichaam.
Daarna nam Hij de kelk, sprak
een dankgebed uit, gaf hem de
kelk en zeide: Drinkt allën hier
uit; want dat is mijn bloed van
het Nieuwe Verbond, dat wordt
vergoten voor velen tot vergif
fenis der zonden. (Matth. 26,
26—23).
Onze metgezel keek op en zuchtte,
maar wij nodigden hem uit: „Nu de
Eerste Brief van Paulus aan de Ko-
rinthiërs!" en hij las voort:
Wie dus op onwaardige wijze
het brood eet of de kelk des He
ren drinkt, bezondigt zich aan het
Lichaam en Bloed des Heren.
Laat dus een ieder zichzelf on
derzoeken, en dan eerst eten
van het brood en drinken van de
kelk. Want wie eet en drinkt,
eet en drinkt zich een oordeel,
zó hij het Lichaam niet onder
scheidt. (I Kor. 11, 26—29).
IJIJ SLOOT HET BOEK en keek
ons peinzend aan: „We gaan
naar het Avondmaal in de kerk
van Oussore. Ons is geleerd dit eten
geestelijk te verstaan. En wat zegt
^ij?"
Dat in de Katholieke kerken,
onder de gedaante van brood en
v/ijn het verheerlijkt Lichaam van
Christus wordt gegeten en gedron
ken.
Maar de Heer zegt, dat het de
geest is, die het leven brengt, en het
vlees daartoe niets bijbrengt.
Hij zegt ook, uitdrukkelijk dat
zijn vlees waarlijk spijs en zijn bloed
waarlijk drank is. Christus heeft ech
ter om mis-verstand te voorkomen,
het grof-zinnelijke eten van vlees,
zoals de Joden zijn woorden opvat
ten, willen vergeestelijken. Het is eei
geestelijke spijs, die lichamelijk wordt
genoten, maar even goed een licha
melijke spijs, die geestelijk wordt ge
nuttigd, zoals een Katholiek ook na
de nuttiging der H. Communie bidt:
Geef Heer, dat hetgene wij met du
mond genuttigd hebben, in een zui
ver hart ontvangen en dat het van
een tijdelijke gift vooi ons een eeu
wigdurend geneesmiddel Worde."
Maar hoe is het nu mogelijk, dat
het lichaam van Christus in de he
mel is en tegelijkertijd in iedere
Roomse kerk en kerkje?
Ge moet wel in het oog houden,
dat het niet het sterfelijk, maar he<
verheerlijkt, dus onsterfelijk lichaam
van Christus is, dat millioenen-vou-
dig aan de gelovigen wordt te eten
gegeven. Als men zou willen volhou-
den, dat het onmogelijk is, dat Chris- VLIEGTUIGRAMP BIJ KöNIGSTEINV Bij Königstein in de Taunus
lus, in Luster tronend aan s Va-1 js een Skymaster C54, die uit Ber-ijn terugkeerde en op de luchthaven
ders rechterhand tegelijkertijd on- RheinMain wilde landen, neergestort. Van de 6 inzittenden werd 1
der de uiterlijke gedaante van brood persoon gedood; 2 anderen werden zwaar, de overigen licht gewond. Mi-
aanwezig is in ieder kerkje, zou men litaire politie bewaakt de resten van de vernielde machine.
Merkwaardige expositie
over geheimzinnig land
Het Rijksmuseum voor Volken
kunde te Leiden kan, evenals trou
wens alle andere musa, als een lo
pende tentoonstelling worden be
schouwd, doch wanneer de directie
de aandacht vraagt voor een bijzon
dere expositie, dan kan men ook ver
zekerd zijn iets ongewoons te aan
schouwen. Het is daarom ook, dat er
niet vele tentoonstellingen worden
georganiseerd, maar „Goden en De
monen van Tibet" is evenals de voor
afgaande van een geheel bijzonder
karakter. Zij is ontstaan, in de eerste
plaats als gevolg van het feit, dat
het Rijksmuseum voor Volkenkunde
een belangrijke collectie op dit gebied
bezat, welke zoals begrijpelijk is,
slechts ten dele in de vaste opstel
ling aan het publiek kan worden ge
toond, maar in de tweede plaats, om
dat een lid van de staf van het mu
seum, n.l. de conservator voor Indi
sche cultuur, dr. P. H. Pott, zich in
het bijzonder met het betreffende on
derwerp heeft bezig gehouden.
De collectie van het museum be
stond o.m. uit enkele belangrijke
thangka's ten geschenke ontvangen
uit de nalatenschap van mr. B. Hel
dring. In het afgelopen jaar werd de
collectie echter aanzienlijk versterkt
door de aankoop van bijna de gehele
verzameling van de heer Johan van
Manen, welke ten dele reeds als
bruikleen in het museum aanwezig
was. Dr. Pott zal hierover nog een
verhandeling het licht doen zien.
De nieuwere inzichten in het hou
den van tentoonstellingen en spe
ciaal ook de nieuw.e inzichten betref
fende de plaats van de demonen in
het Tibetaans Boeddhisme, zijn oor
zaak geworden van een geheel nieu
we indeling en beschrijving der ver
schillende voorwerpen.
Tibet! Dit land roept denkbeelden
op aan een ver en geheimzinnig
land, onbereikbaar voor Westerse
reizigers en onderzoekers en daar
door onderwerp van een dikwerf té
grote verbeeldingskracht. Die waas
van geheimzinnigheid, gelegd over
dit land in de ontoegankelke bergen
van Oost-Azië, vormde de onder
grond voor tal van geheimzinnige
verhalen, terwijl ook de film poogde
het hare daartoe bij te brengen.
Evenwel, weinigen weten precies
wat er zich daar afspeelt, want poli
tieke redenen hebben de vroegere
Chinese machthebbers er toe ge
bracht om de grenzen van Tibet aan
het eind van de 18e eeuw herme
tisch te sluiten voor iedere Wester
ling. De ligging van het land bevor
derde dit ten zeerste, want het is
slechts langs enkele bergpassen uit
drie richtingen bereikbaar, terwijl de
vierde kant, de oostgrens onveilig
wordt gemaakt door de nomaden
stammen. Degenen, die pogingen heb
ben ondernomen, om in het hart van
het land door te dringen, gelukte dit
dan ook niet en verder dan de heili
ge stad Yhasa aan de grens zijn ze
dan ook niet gekomen. Eén Neder
lander is er geweest, die verder
kwam. Dat was Samuel van der Put
te, die in 1731 Tibet van het Zuid-
Westen naar het Noord-Oosten door
kruist heeft en die tevens een der
eerste Europeanen moet zijn geweest,
die het land bezocht. Al zijn reisaan
tekeningen werden evenwel op zijn
uitdrukkelijke wens na zijn dood
vernietigd en het weinige, dat er
desondanks was overgebleven, ging
verloren in de laatste oorlog bij het
bombardement van Middelburg.
Niettemin, er is toch wel een en
ander bekend geworden over Tibet,
over zijn bewoners en hun gewoon
ten, over hun gebruiken en hun gods
dienst.
Het is vooral de godsdienst van Ti
bet geweest, die de Westerse onder
zoeker naar Tibet lokte en niet de
man der wetenschap alleen, maar
ook de leiders van bepaalde gods
dienstige stromingen in Europa en
Amerika.
De tentoonstelling nu die hier in
het Rijksmuseum vopr Volkenkunde
is gearrangeerd, is voornamelijk ge
baseerd op Boeddha, de „Ontwaakte",
welke naam geen eigennaam is, zoals
dikwijls wordt gemeend, doch slechts
een eretitel, welke werd gegeven aan
de Cakyamoeni, d.i. de wijze uit het
geslacht der Cakya's, die omstreeks
de vijfde eeuw voor Chr. leefde.
Om deze Boeddha en zijn leer is
de geschiedenis van geheel Tibet ge
weven en zoals bij alle godsdiensten
treft men ook hier de tegenstromin^
Hierboven een afbeelding van een der
demonen in brons, de Vaiprana, 11
c.m. hoog, uit de collectie
GroskampVoute.
daarover veel leren. In de eerste
plaats natuurlijk de wetenschaps
mens, die meer over deze mystiek
wil weten, maar daarnaast ook het
„gewone" publiek, dat zich slechts
uit aesthetisch oogpunt tot deze ten
toonstelling aangetrokken zal ge
voelen.
Men ziet er dan in de eerste plaats
de veelvuldige Thangka's (rolschilde-
ringen), verdeeld, zoals bij het Boed
dhisme gebruikelijk in een Rechter
pad met de vredelievende vormen
en een Linker-pad met de schrikwek
kende vormen. In het eerste zien we
Boeddha's leven en zijn heiligen, de
Bodhisattva's en Tara's de heiligen
en kerkvorsten en tenslotte de Man
dala's. In het Linker-pad-gedeelte
zien we de demonen in hun bijna
evengrote veelzijdigheid. Gelijk in de
rolschilderingen zijn al deze figu
ren ook in brons aanwezig en daar
naast tenslotte treffen we tal van cul-
tusvoorwerpen aan, benodigdheden
voor dagelijks gebruik, voor de cul-
der vredelievende en van de
schrikwekkende godheden. In totaal
iren men uuis. mei uc wgcuououuii- r
gen aan, welke in de vorm van de- meer dan 150 voorwerpen, m ver-
6 u cnhillonHo 7alpn niippnophracht.
monen worden uitgebeeld.
De een zowel als de ander leefde
zich uit in een mystiek, waarover
uit te* weiden een teveel aan plaats
ruimte zou vragen. Maar de belang
stellende lezer kan op deze expositie
schillende zalen bijeengebracht.
De tentoonstelling is hedenmor
gen geopend door professor dr.
F. D. K. Bosch, wordt morgen
voor het publiek opengesteld en zal
te bezichtigen zijn tot 12 Maart.
Het herstel van onze varkensstapel sinds de oorlog in niet gegaan langs
een regelmatig stijgende lijn. De statistiek toont dit duidelijk aan:
Sept. 1945 Sept. 1946 Sept. 1947 Sept. 1948
Biggen (6 weken)208.099
Totaal mestvarkens 578.544
Totaal fokzeugen 160.115.
Dekrijpe beren 3.094
Totaal varkens 949.852
256.947
740.133
166.887
3.975
181.752
725.450
133.821
2.390
205.968
743.582
184.802
2.209
In Mei 1939 telden wij in totaal 1.553.413 varkens in ons land.
Wij zien hieruit, dat de varkens
stapel ondanks alle groei nog steeds
niet het Vooroorlogse peil heeft be
reikt en verder dat in 46/47 over de
gehele lijn een flinke teruggang te
bespeuren viel, tengevolge van de
slechte voedertoestand van het vorige
jaar een teruggang, die inmiddels
ruimschoots is ingehaald, doordat de
voedervoorziening thans zeer gunstig
genoemd mag worden en de prijzen
redelijk. De cijfers tonen echter nog
iets anders aan.
Hoopvolle toekomst.
Letten wij op het gestadig gegroei
de aantal fokzeugen, dan blijkt
daaruit, dat men thans de loekemst
met vertrouwen tegemoet ziet. Een
meer of minder goed vooruitzicht
komt immers altijd het eerst tot
uiting in het aantal drachtige zeugen,
De muzikale cent.
„Dat is me ook wat met
die nieuwe centen", merkte
de slager op tegen een
juffrouw, die tegelijk met
ons in de winkel stond
voor het dagelijkse portie
leverworst zonder bon.
„Benne dit ook weer
geen goeie?" vroeg de
aangesprokene argwanend.
„Geen goeie", schamper
de de slager. „Mens. voor
de oorlog hebben we ze
neg nooit zo best gehad.
D'r zit muziek in!"
bJU is dit een uitspraak,
die enige opheldering no
dig maakt en deze kregen
we ook prompt.
„Kijk" verklaarde de
slager, „de radio berust
op electriciteit. zoals jul
lie weten. Wanneer je nu
zo'n nieuv/e cent vijf en
twintig maal over de mouw
van je jas strijkt wordt ie
warm en ontwikkelt zich
precies genoeg electric-
ieit om radiogolven op te
vangen. Ter demonstratie
voegde hij de daad bij het
woord en liet zijn knecht
luisteren.
„Hoor je iets. Jan?"
vroeg hij.
„Er hangt een paarden-
hoofdstel aan de muur,
baas", antwoordde de
knecht.
„Is het warempel?" aar
zelde de juffrouw. „Laat
mij ook eens luisteren?"
jKan gebeuren", zei de
slager. „Maar eerst effe
opnieuw warm strijken.'
Opnieuw ging hij vijf-en
twintig maal met de cent
over zijn witte ias en hield
hem vervolgens tegen het
oor van de juffrouw.
„Ik hoor niets!", zei de
ze verachtelijk.
„Heus niet?"
„Nee. eerlijk niet!" hield
ae juffrouw vol.
„Nou mens, dan heb jé
pech gehad", antwoordde
de slager. „D'r is zeker net
pauze."
Liefde's kronkelpaden.
Enige tijd geleden vond
in Utrecht een ongeluk
plaats. Door het onver
wachts openen van een
portier was een automobi
list oorzaak, dat een wiel-
rijdster een flinke buite
ling maakte. Tengevolge
biervan moest de juffrouw
4 weken op bed doorbren
gen, terwijl haar mantei
chemisch gereinigd diende
te worden.
De schuldige had zich
Maandag jl. voor de kan
tonrechter te verantwoor
den. -
Op de vraag, of de scha
de inmiddels al geregeld
was, bleek, dat de juffrouw
ieder poging in die rich
ting van de hand had ge
wezen.
Toen de rechter een
beetje ongelovig keek,
voegde de automobilist er
ter verduidelijking aan
toe: „Ik kom nu geregeld
bij de juffrouw thuis,
ziet U."
Dat dreigt een duur
ongelukje te worden.
Hendrik.
Bij voetbalwedstrijden
kan men drie soorten van
medewerkers onderschei
den: Spelers, supporters c-n
scheidsrechters. In het
huidige stadium der voet
balontwikkeling blijkt, de
laatste soort de minst aan
trekkelijke rol te spelen.
Volgens de kranten, aie
's Maandags verschijnen,
zijn er toch ieder Zondag
wel drie scheidsrechters 5
a 15 minuten bewusteloos
vanwege een tik op hun
hoofd. Zondag jl. zijn we
er echter achter gekomen,
dat ook de spelers niet
geheel veilig meer zijn.
Na de wedstrijd HVV
VFC werden twee spelers
van eerstgenoemde club
getracteerd op respectie
velijk een klap in het ge
zicht en een schop tegen
de knie. Ook andere V. F.
C 'ers namen een dreigen-
de^ houding aan, zodat er
vij'f agenten moeten aan-
iukken. Dit vijftal wist m
samenwerking met Hen
drik, de terreinknecht,-die
zich van een mestvork be-
d'ende, het gevaar te be
zweren.
Het begint zo lang
zamerhand tijd te worden
om de sjoelbak een kans
je te geven. Of zouden ze
dan met schijven gaan
gooien?
De professoren.
Van de week op een
nacht belde professor B
.bij zijn collega aan.
Toen er opengedaan werd.
zei hij: „Zeg. de boel staa:
bij mij in brand."
„Maar beste kerel", an:-
woordde B„ „dan kun je
toch beter naar de brand
weer gaan.'
Ja. nu je het zegt
hernam de ander, „da: is
ook zo. Je neemt het me
toch niet kwalijk, dat ik
je zo laat nog gestoord
heb?"
„Kwalyk nemen?", zei
B. „Helemaal niet hoor! Jk
moest toch mijn bed uit.
want vlak voor jij dat van
die brand vertelde, werd
er toevallig gebeld!"
Op z'n Haags.
Een jongeman in Gro
ningen, die veel familie ir.
Den Haag had wonen en
de Residentie nog nooit
bezocht had. besloot er
een weekje vacantie te
gaan doorbrengen. Reeds
dagen tevoren begonnen
zijn dorpsgenoten hem in
te lichten over de practij-
ken, die in deze stad wor
den gepleegd. Toen hij
eindelijk in de trein zat,
kende hij de geschiedenis
van de houten ham tot en
met „Pa slacht een haring"
Hij was er dus op voorbe
reid, om aardappelen in
een vioolkist te zien halen
en alle daaruit voort
vloeiende grappigheden
zonder lachen te verdra
gen.
Toen hij een week later
in het dorp terugkeerde,
werd hij natuurlijk over
zijn belevenissen onder
vraagd.
..Het is me reusachtig
meegevallen", zei hij. „De
lamilie heeft gewoon om
me gevochten. De ene
dag nodigde oom Piet me
uit om bij oom Arie te
gaan eten en de andere
dag inviteerde oom Arie
me weer, om bij oom Piet
te gaan eten."
Gasvlammetjes II
Na onze opsomming van
vorige week geven we U
dit keer het laatste rant
soen gasvlammetjes uit
het archief van het Arn-
hem's Gasbedrijf.
„Mijn moeder werd
door de tand des tijds ge
dwongen bij mij te komen
inwonen".
„We hebben een ka
mer verhuurd aan een
oude dame van 86 jaar,
waarin de hele dag een
gaskachel moet branden.
„Ik gebruik weke
lijks zowat 29 muntjes in
de maand".
„Mijn gezin telt vier
ledematen".
„Het orgel, waar ik
les op geef, wordt elec-
trisch voortbewogen."
„Ik begrijp het na
tuurlijk wel. die brief is
meer bedoeld als pro me
mento mori."
„Ik zit van al!es zon
der. Zoals U weet is mijn
schoonmoeder pas dood.
Die ook al geen inkomen
had. En dan moet U mij
nog r. krengen, ter
wijl ik spring van ellende.
Mijn. Schoonmoeder var.
wijlen kost me ook pl.m.
1.50 per week."
„Verzoeke meer gas,
daar mijn vrouw in een,
kinderbed ligt. Bijdaar
ik twee babas heeft, welke
cuvuse kinderen zijn."
„Verzoeke beleeft een
daar ik op 14 April 'n zoon
er bij gekregen heb, wat
me door de drukte door
het hoofd is gegaan."
„Verzoeke beleeft
een kleine toeslag voor de
geyser, daar wij in geen
zes jaar een bad durfd2n
remen."
De zieke pantoffelheld.
Echtgenote: Heeft mijn
man ook geijld?
Verpleegster: Verschrik
kelijk! Op een gegeven
ogenblik verlangde h'j
zelf een borrel en de huis
sleutel.
omdat de biggenprijs daarmede sa
menhangt. Tot nog toe is deze zeer
hoog gebleven, maar gezien het groie
aantal drachtige zeugen, kan een de
ling o.i. niet meer uitblijven. Voor
de betrokkenen misschien minder
aardig, maar voor de mesterij in het
algemeen volstrekt niet nadeling.
Meer mensen en meer vlees.
Intussen mogen wij niet te veel
waarde hechten aan het totaalcijfer
van Mei 1939. Ons land telt nu bijna
een millioen eters meer en bovendien
is de invoer van vlees en vleeswaren
thans zeer bezwaarlijk, zodat er nog
heel wat zwijnen bij zullen moeten
komen, willen wij aan het gewenste
aantal toe zijn. Al met al zal de tot
genomen varkensstapel er toe bijdra
gen, dat in het komende jaar onze
vleesvoorziening gunstiger zal kun
nen worden. Dit moge een troost zijn
voor de stadsbewoner, die nu reeds
moppert, dat hij varkensvoer (aard
appelmeel in het brood) moet veror
beren, terwijl de varkens graan eten.
Dat is natuurlijk slechts ten dele
waar. Het varkensmeel bestaat voor
namelijk uit graanafvallen, mais, ger-
stemeel e.d., terwijl het bij de tegen
woordige aardappelovervloed een
wijze maatregel is om buitenlands
koren uit te sparen door aardappel
meel in het brood te verwerken.
Op de goede weg.
De toeneming van het aantal fok
zeugen is zoals van zelf spreekt, ver
der zeer gunstig beïnvloed door de
afschaffing der fokzeugentoe wij zing
in het voorjaar van dit jaar. Zo juist
zijn daar nog een paar andere vrij
heden bijgekomen, die inhouden, dat
land- en tuinbouwers, erkende han
delaren en zij die een fokzeug aan
mogen houden, thans biggen mogen
hebben zonder aanhoudbewijs. Ande
ren mogen slechts biggen hebben
voorzover daarvoor een mestcontract
of huisslachtingsvergunning aanwe
zig is. De gewichtsgrens voor biggen
is daarbij vastgesteld op 35 kg. De
varkenshouderij is dus nog niet ge
heel vrij dat zou trouwens onmo-
lijk zijn, zolang het vlees gedistri
bueerd is maar men is op weg
daartoe.
Waar het nu op aankomt is na
tuurlijk, dat ieder, die kan, ook mest-
contracten afsluit. Wei en gestoomde
aardappelen zijn overal overvloedig
aanwezig en een aanvullend eitwit-
rijk krachtvoeder is er eveneens. Wie
hokken heeft moet ze gebruiken en
bij de winstberekening niet vergeten,
dat ook de mest een waardevolle fac
tor is. Verwacht mag worden, dat bij
het dalen der biggenprijzen velen
zullen gaan mesten die tot nu toe er
weinig voordeel in zagen.
Voor het overige zullen wij op moe
ten passen, dat na de aardappel-
overvloed (die wel eens snel voorbij
kon gaan in het komende jaar) niet
opnieuw een tijd van voederschaar-
ste intreedt. Zou dat het geval zijn,
dan zou de thans behaalde vooruit
gang weer gedeeltelijk verloren gaar
Maisverbouw en winning van c -
krachtvoeder kunnen daarbij hr'