7 TWEE BOEREN „Goden en Demonen van Tibet'' De varkenshouderij op de goede weg EEN WEEK HEEFT DAGEN ZATERDAG 18 DECEMBER 1948 DE LEID SE COURANT TWEEDE BLAD - PAGINA 1 Roomsigheden V F EN BOER REED OP ZIJN BRIK door de Zuidbuurt van Zoeter woude. Klof-klof repten zich de paar- ae-hoeVen boven het ratelen van dt wagenwielen uit. Het toeval wilae, dat we juist met zuchten en hijgen het bruggetje hadden bestegen, dat met de zwierige zwaai van de Riailo in Venetië over het Canal Grande van Zoeterwoude wipt. Op de rug van de brug gekomen, hervatten wij onze ademhaling, ter wijl we de statige gevel van de de kenale ken: van St. Johannes' Ont hoofding bekeken. Op dat moment passeerde ook de boerenbrik de kerk met verhevigd lawaai Het gekletter en geklepper werd door de hoge muur ijverig weerkaatst, zodat he: leek, of alle heiligen op de voorgevel de Goede-Vrij dag-ratel af knarsten. Van ons verheven stardpuat had den wij een ruim uitzicht op het a öortrollencen gerij. Een fiks-dra vend paard een gele van binnen licht-blauw geverfde kaasbrik op de bok een struise jonge boer, die er nogal gemakzuchtig scheef bij was gezeten, met een van zijn lak-geie met bloemetjes beschilderde klompen tegen het voorplecht of „krat"' van ae wagen geschoord. Hij zat in zijn winterse duffel gedoken, met zijn pet op half zeven. In de Zuidbuurt van Zoeterwoude. met haar bos-eilandjes, bruggen en boerderijen, en de vereenzaamde kerk, opstevenend uit het naar de horizon alzijdig verglijdende wei land, is een boer op een brik een van de schouwspelen, waarvan het raadsel zege, dat God het nooit, een koning zelden en een boer alle da gen ziet. Het is niets bizonders. Daarom ver tellen we dit verhaal juist, omdat het niets bizonders is. DE BOER, terwijl hij in zijn slome majesteit de kerk voorbij-daver de, keek ors, die boven op de brug stonden, met een paar lome ogen aan, zag weer voor zich, nam zijn pet even af en zette 'm weer in dezelfde wijzerstand op zijn hoofd als te-voren. De brik rolde voort, de kant van de Meer en Geer op, en we vermoe den, dat de boer allang aan tafel zat met een bord dampende aardappelen voor zich, toen we nog steeds op de brug stonden. Nooit hadden we zo sterk de koninklijke waardigheid van de Christenmens doorschouwd, en de koninklijke verantwoordelijk heid, welke hij draagt, dan toen we die boer van de markt zagen komen en zijn pet afnemen voor "de kerk. Nooit van ons leven hadden we zo fel begrepen, dat van alle won deren op deze wonderbare wereld, het voortbestaan van Christus' Kerk het grootste wonder is, toen die boer met zijn pet zijn geloof beleed, dat Christus werkelijk in eigen persoon aanwezig was in de Zuidbuurtkerk van Zoeterwoude, en hij (waar schijnlijk) met onhoorbare woorden maar in ieder geval met zijn pet: Geloofd zij Jezus Christus zei. Boeren-geloof Christen-geloof. Hollands-geloof - - wereldgeloof. Ge loof van nu geloof van tweedui zend jaar. Met dat opgelichte boe- ren-petje wordt in een simpel ge baar beleden, dat de zonde van Adam is goedgemaakt en de hemel her opend. Wij „horen" God weer wan delen „in de koelte van de middag in den tuin" (Boek der Schepping 3, 8). Het afnemen van de pet is een gebaar van een beleefde vriendschap dat door Christus, in goddelijke luis ter tronend „aan de rechterhand des Vaders", in sacramentele gedaante verblijvend in de kerk, ook als zoda nig zal worden opgevat. NU WE TOCH MET DIT PETJES- VERHAAL BEGONNEN, laten we er dan maar een heel boeren- verhaal van maken. Het is alree Zon dagmorgen, en een boer, maar nu een Protestantse, rijdt in de koets ter kerke, in zijn Zondagse pak. Even als tot Filippus spreekt de Geest tot ons: „Ga naast die wagen lopen. Het is echter niet het rijtuig van de opperschatmeester van Kandake, ko ningin van Ethiopië, maar een boe- ren-koets uit de Alphense Gnephoek op weg naar de kerk in Oudshoorn. Het gerij gaat stapvoets en de boer, een grijze strenge man, zit hardop in öe Bijbel te lezen, en v/el in het Evan gelie van de apostel Johannes, :ct stichting van zijn vrouw en kinderen, die achter in de tentwagen zitten. En evena^ Filippus tot de kamer heer, vragen we, terwijl wij naast het rijtuig voortlopen: „Begrijpt ge wel. wat ge leest? Hij antwoordde: Hoe zou ik het kunnen, zo niemand mij leiding geeft? Daarop nodigde hij Filippus uit, naast hem te komen zitten." (Hand, T, 30—31). En zo kwamen ook wij naast de oude boer te zitten. De evangelie-tekst was de volgende: Ik ben het levend brood, dat uit de hemel is neergedaald; zo iemand eet van dit brood, zal hij in eeuwigheid leven. En het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees voor het leven der wereld. Maar de Joden twisten onder elkander en zeiden: Hoe zou Hij ons zijn vlees te eten geven? Jezus sprak tot hen: Voor waar, voorwaar Ik zeg u: Zo gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, dan hebt ge het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals de Vader die leeft, Mij ge zonden heeft, en Ik leef door de Vader, zó zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij. Dat is het brood, dat uit de hemel is neer gedaald. Niet een brood, als \iw vaders hebben gegeten en toch zijn gestorven. Wie dit brood eet zal leven in eeuwigheid. Zo sprak Hij bij zijri onder- 'Hing in de synagoge van Ka- enige kennis moeten hebben van de aard van een verheerlijkt lichaam en van Christus' sacramentele staans-wijze. Die kennis bezitten we niet, die kennis bezit niemand.- Die kennis gaat ons verstand te boven en is een geheim van Gods almacht. Een gelovig hart weet deze bestaans-wijze bij God mogelijk, „alhoewel" leer de het Concilie van Trente „wij haar bijna niet in woorden kunnen uitdrukken." „Ge zult het me dus niet kwalijk nemen, dat ik het niet begrijp". „Het is een goddelijk wonde'", waarvan de kerkvader Augustinus het wonderlijke op merkwaardige wijze omschreef in zijn Toelichting op Psalm 33: „Christus werd in zijn eigen handen gedragen, toen Hij, zijn Lichaam aanbiedend, sprak: Dit is mijn Lichaam. Hij droeg immers dit Lichaam in zijn handen". Bij een an dere gelegenheid schreef Augustinus: „Niemand neme van dit sacrament, dan na het van te voren aanbeden te hebben". „Het is zo echt Rooms" zei de Gnephoekse boer „Calvijn heeft ons anders geleerd." ..ïyiAAR MIJN BESTE MAN?" sprongen we op, zodat we bijna van de bok duikelden „wat bete kent de moeizame uitleg van Calvijn als de Schrift zo duidelijk spreekt?" „De Roomse Kerk kan zich toch vergist hebben in haar uitleg van de Schrift!" Volgens u. kan dat. Maar dan hebben alle kerkvaders en alle Chris tenen van alle eeuwen zich vergist, behalve Jan Calvijn, die 1500 jaar na Christus geboren werd. Van de apos tolische tijden af zijn getuigenissen aanwezig, die aantonen, dat de Ka tholieke Kerk van nu er niet anders over denkt dan de Katho'ieke Kerk van toen. (De meer ontwikkelde le zer kan die vinden in het boek „Ec clesia Catholica" van prof. dr. Catb. Vogel). Men heeft ten allen tijde dit Brood, dat zoals Christus zeide: „uit de hemel is nedergedaald", uitge dragen naar de zieken en de gevan genen en de resten ervan zorgvuldig bewaard „kruimels, kostbaarder can goud en juwelen" (Cyrillus van Jeruza'em) en reeds Cyprianus •(f 258) vertelt er wonderbare ge beurtenissen van, die heel veel over eenkomen met het H. Mirakel van Amsterdam". „Rijd wat door man" waar schuwde de vrouw achter in de tent wagen „dominee staat bijkant in de stoel". Met een vriendelijke groet sprongen wij van de wagen. Op de weg staarden we de zwarte huif van de tentwagen na. We dach ten aan de boer, die zijn pet lichtte voor de Zuidbuurt-kerk. Hij knielde nu misschien aan de Communie-bank. Welk een voorrecht, door ons Katho lieken, zo overvloedig genoten en zo spaarzaam in ons dagelijks leven beantwoord. v. P. farnaüm. Velen van zijn leerlin gen, die het hadden gehoord, zei den: Dat woord is hard; wie kan naar zo iets luisteren? Maar Je zus, die v/ist dat zijn leerlingen daarover morden, sprak tot hen: Ergert u dit? En wanneer gij r.u de Mensenzoon eens ziet opstij gen, naar waar Hij vroeger was? Het is de geest, die leven brengt; het vlees, brengt niets daartoe bij. De woorden, die Ik tot u sprak, zijn geest en leven. Maar daar zijn er sommigen onder u. die niet gelovenVan dat ogenblik af trokken velen zijner leerlingen zich terug en bleven niet langer bij Hem. (Joh. 6, 51-66). Toen de man ophield met lezen, zeiden wij: „Sla nu het evangelie van Mattheus op." Terwijl zij nu aten, nam Jezus het brood zegende het, brak het, gaf het zijn leerlingen en sprak: Neemt en eet, dit is mijn lichaam. Daarna nam Hij de kelk, sprak een dankgebed uit, gaf hem de kelk en zeide: Drinkt allën hier uit; want dat is mijn bloed van het Nieuwe Verbond, dat wordt vergoten voor velen tot vergif fenis der zonden. (Matth. 26, 26—23). Onze metgezel keek op en zuchtte, maar wij nodigden hem uit: „Nu de Eerste Brief van Paulus aan de Ko- rinthiërs!" en hij las voort: Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de kelk des He ren drinkt, bezondigt zich aan het Lichaam en Bloed des Heren. Laat dus een ieder zichzelf on derzoeken, en dan eerst eten van het brood en drinken van de kelk. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt zich een oordeel, zó hij het Lichaam niet onder scheidt. (I Kor. 11, 26—29). IJIJ SLOOT HET BOEK en keek ons peinzend aan: „We gaan naar het Avondmaal in de kerk van Oussore. Ons is geleerd dit eten geestelijk te verstaan. En wat zegt ^ij?" Dat in de Katholieke kerken, onder de gedaante van brood en v/ijn het verheerlijkt Lichaam van Christus wordt gegeten en gedron ken. Maar de Heer zegt, dat het de geest is, die het leven brengt, en het vlees daartoe niets bijbrengt. Hij zegt ook, uitdrukkelijk dat zijn vlees waarlijk spijs en zijn bloed waarlijk drank is. Christus heeft ech ter om mis-verstand te voorkomen, het grof-zinnelijke eten van vlees, zoals de Joden zijn woorden opvat ten, willen vergeestelijken. Het is eei geestelijke spijs, die lichamelijk wordt genoten, maar even goed een licha melijke spijs, die geestelijk wordt ge nuttigd, zoals een Katholiek ook na de nuttiging der H. Communie bidt: Geef Heer, dat hetgene wij met du mond genuttigd hebben, in een zui ver hart ontvangen en dat het van een tijdelijke gift vooi ons een eeu wigdurend geneesmiddel Worde." Maar hoe is het nu mogelijk, dat het lichaam van Christus in de he mel is en tegelijkertijd in iedere Roomse kerk en kerkje? Ge moet wel in het oog houden, dat het niet het sterfelijk, maar he< verheerlijkt, dus onsterfelijk lichaam van Christus is, dat millioenen-vou- dig aan de gelovigen wordt te eten gegeven. Als men zou willen volhou- den, dat het onmogelijk is, dat Chris- VLIEGTUIGRAMP BIJ KöNIGSTEINV Bij Königstein in de Taunus lus, in Luster tronend aan s Va-1 js een Skymaster C54, die uit Ber-ijn terugkeerde en op de luchthaven ders rechterhand tegelijkertijd on- RheinMain wilde landen, neergestort. Van de 6 inzittenden werd 1 der de uiterlijke gedaante van brood persoon gedood; 2 anderen werden zwaar, de overigen licht gewond. Mi- aanwezig is in ieder kerkje, zou men litaire politie bewaakt de resten van de vernielde machine. Merkwaardige expositie over geheimzinnig land Het Rijksmuseum voor Volken kunde te Leiden kan, evenals trou wens alle andere musa, als een lo pende tentoonstelling worden be schouwd, doch wanneer de directie de aandacht vraagt voor een bijzon dere expositie, dan kan men ook ver zekerd zijn iets ongewoons te aan schouwen. Het is daarom ook, dat er niet vele tentoonstellingen worden georganiseerd, maar „Goden en De monen van Tibet" is evenals de voor afgaande van een geheel bijzonder karakter. Zij is ontstaan, in de eerste plaats als gevolg van het feit, dat het Rijksmuseum voor Volkenkunde een belangrijke collectie op dit gebied bezat, welke zoals begrijpelijk is, slechts ten dele in de vaste opstel ling aan het publiek kan worden ge toond, maar in de tweede plaats, om dat een lid van de staf van het mu seum, n.l. de conservator voor Indi sche cultuur, dr. P. H. Pott, zich in het bijzonder met het betreffende on derwerp heeft bezig gehouden. De collectie van het museum be stond o.m. uit enkele belangrijke thangka's ten geschenke ontvangen uit de nalatenschap van mr. B. Hel dring. In het afgelopen jaar werd de collectie echter aanzienlijk versterkt door de aankoop van bijna de gehele verzameling van de heer Johan van Manen, welke ten dele reeds als bruikleen in het museum aanwezig was. Dr. Pott zal hierover nog een verhandeling het licht doen zien. De nieuwere inzichten in het hou den van tentoonstellingen en spe ciaal ook de nieuw.e inzichten betref fende de plaats van de demonen in het Tibetaans Boeddhisme, zijn oor zaak geworden van een geheel nieu we indeling en beschrijving der ver schillende voorwerpen. Tibet! Dit land roept denkbeelden op aan een ver en geheimzinnig land, onbereikbaar voor Westerse reizigers en onderzoekers en daar door onderwerp van een dikwerf té grote verbeeldingskracht. Die waas van geheimzinnigheid, gelegd over dit land in de ontoegankelke bergen van Oost-Azië, vormde de onder grond voor tal van geheimzinnige verhalen, terwijl ook de film poogde het hare daartoe bij te brengen. Evenwel, weinigen weten precies wat er zich daar afspeelt, want poli tieke redenen hebben de vroegere Chinese machthebbers er toe ge bracht om de grenzen van Tibet aan het eind van de 18e eeuw herme tisch te sluiten voor iedere Wester ling. De ligging van het land bevor derde dit ten zeerste, want het is slechts langs enkele bergpassen uit drie richtingen bereikbaar, terwijl de vierde kant, de oostgrens onveilig wordt gemaakt door de nomaden stammen. Degenen, die pogingen heb ben ondernomen, om in het hart van het land door te dringen, gelukte dit dan ook niet en verder dan de heili ge stad Yhasa aan de grens zijn ze dan ook niet gekomen. Eén Neder lander is er geweest, die verder kwam. Dat was Samuel van der Put te, die in 1731 Tibet van het Zuid- Westen naar het Noord-Oosten door kruist heeft en die tevens een der eerste Europeanen moet zijn geweest, die het land bezocht. Al zijn reisaan tekeningen werden evenwel op zijn uitdrukkelijke wens na zijn dood vernietigd en het weinige, dat er desondanks was overgebleven, ging verloren in de laatste oorlog bij het bombardement van Middelburg. Niettemin, er is toch wel een en ander bekend geworden over Tibet, over zijn bewoners en hun gewoon ten, over hun gebruiken en hun gods dienst. Het is vooral de godsdienst van Ti bet geweest, die de Westerse onder zoeker naar Tibet lokte en niet de man der wetenschap alleen, maar ook de leiders van bepaalde gods dienstige stromingen in Europa en Amerika. De tentoonstelling nu die hier in het Rijksmuseum vopr Volkenkunde is gearrangeerd, is voornamelijk ge baseerd op Boeddha, de „Ontwaakte", welke naam geen eigennaam is, zoals dikwijls wordt gemeend, doch slechts een eretitel, welke werd gegeven aan de Cakyamoeni, d.i. de wijze uit het geslacht der Cakya's, die omstreeks de vijfde eeuw voor Chr. leefde. Om deze Boeddha en zijn leer is de geschiedenis van geheel Tibet ge weven en zoals bij alle godsdiensten treft men ook hier de tegenstromin^ Hierboven een afbeelding van een der demonen in brons, de Vaiprana, 11 c.m. hoog, uit de collectie GroskampVoute. daarover veel leren. In de eerste plaats natuurlijk de wetenschaps mens, die meer over deze mystiek wil weten, maar daarnaast ook het „gewone" publiek, dat zich slechts uit aesthetisch oogpunt tot deze ten toonstelling aangetrokken zal ge voelen. Men ziet er dan in de eerste plaats de veelvuldige Thangka's (rolschilde- ringen), verdeeld, zoals bij het Boed dhisme gebruikelijk in een Rechter pad met de vredelievende vormen en een Linker-pad met de schrikwek kende vormen. In het eerste zien we Boeddha's leven en zijn heiligen, de Bodhisattva's en Tara's de heiligen en kerkvorsten en tenslotte de Man dala's. In het Linker-pad-gedeelte zien we de demonen in hun bijna evengrote veelzijdigheid. Gelijk in de rolschilderingen zijn al deze figu ren ook in brons aanwezig en daar naast tenslotte treffen we tal van cul- tusvoorwerpen aan, benodigdheden voor dagelijks gebruik, voor de cul- der vredelievende en van de schrikwekkende godheden. In totaal iren men uuis. mei uc wgcuououuii- r gen aan, welke in de vorm van de- meer dan 150 voorwerpen, m ver- 6 u cnhillonHo 7alpn niippnophracht. monen worden uitgebeeld. De een zowel als de ander leefde zich uit in een mystiek, waarover uit te* weiden een teveel aan plaats ruimte zou vragen. Maar de belang stellende lezer kan op deze expositie schillende zalen bijeengebracht. De tentoonstelling is hedenmor gen geopend door professor dr. F. D. K. Bosch, wordt morgen voor het publiek opengesteld en zal te bezichtigen zijn tot 12 Maart. Het herstel van onze varkensstapel sinds de oorlog in niet gegaan langs een regelmatig stijgende lijn. De statistiek toont dit duidelijk aan: Sept. 1945 Sept. 1946 Sept. 1947 Sept. 1948 Biggen (6 weken)208.099 Totaal mestvarkens 578.544 Totaal fokzeugen 160.115. Dekrijpe beren 3.094 Totaal varkens 949.852 256.947 740.133 166.887 3.975 181.752 725.450 133.821 2.390 205.968 743.582 184.802 2.209 In Mei 1939 telden wij in totaal 1.553.413 varkens in ons land. Wij zien hieruit, dat de varkens stapel ondanks alle groei nog steeds niet het Vooroorlogse peil heeft be reikt en verder dat in 46/47 over de gehele lijn een flinke teruggang te bespeuren viel, tengevolge van de slechte voedertoestand van het vorige jaar een teruggang, die inmiddels ruimschoots is ingehaald, doordat de voedervoorziening thans zeer gunstig genoemd mag worden en de prijzen redelijk. De cijfers tonen echter nog iets anders aan. Hoopvolle toekomst. Letten wij op het gestadig gegroei de aantal fokzeugen, dan blijkt daaruit, dat men thans de loekemst met vertrouwen tegemoet ziet. Een meer of minder goed vooruitzicht komt immers altijd het eerst tot uiting in het aantal drachtige zeugen, De muzikale cent. „Dat is me ook wat met die nieuwe centen", merkte de slager op tegen een juffrouw, die tegelijk met ons in de winkel stond voor het dagelijkse portie leverworst zonder bon. „Benne dit ook weer geen goeie?" vroeg de aangesprokene argwanend. „Geen goeie", schamper de de slager. „Mens. voor de oorlog hebben we ze neg nooit zo best gehad. D'r zit muziek in!" bJU is dit een uitspraak, die enige opheldering no dig maakt en deze kregen we ook prompt. „Kijk" verklaarde de slager, „de radio berust op electriciteit. zoals jul lie weten. Wanneer je nu zo'n nieuv/e cent vijf en twintig maal over de mouw van je jas strijkt wordt ie warm en ontwikkelt zich precies genoeg electric- ieit om radiogolven op te vangen. Ter demonstratie voegde hij de daad bij het woord en liet zijn knecht luisteren. „Hoor je iets. Jan?" vroeg hij. „Er hangt een paarden- hoofdstel aan de muur, baas", antwoordde de knecht. „Is het warempel?" aar zelde de juffrouw. „Laat mij ook eens luisteren?" jKan gebeuren", zei de slager. „Maar eerst effe opnieuw warm strijken.' Opnieuw ging hij vijf-en twintig maal met de cent over zijn witte ias en hield hem vervolgens tegen het oor van de juffrouw. „Ik hoor niets!", zei de ze verachtelijk. „Heus niet?" „Nee. eerlijk niet!" hield ae juffrouw vol. „Nou mens, dan heb jé pech gehad", antwoordde de slager. „D'r is zeker net pauze." Liefde's kronkelpaden. Enige tijd geleden vond in Utrecht een ongeluk plaats. Door het onver wachts openen van een portier was een automobi list oorzaak, dat een wiel- rijdster een flinke buite ling maakte. Tengevolge biervan moest de juffrouw 4 weken op bed doorbren gen, terwijl haar mantei chemisch gereinigd diende te worden. De schuldige had zich Maandag jl. voor de kan tonrechter te verantwoor den. - Op de vraag, of de scha de inmiddels al geregeld was, bleek, dat de juffrouw ieder poging in die rich ting van de hand had ge wezen. Toen de rechter een beetje ongelovig keek, voegde de automobilist er ter verduidelijking aan toe: „Ik kom nu geregeld bij de juffrouw thuis, ziet U." Dat dreigt een duur ongelukje te worden. Hendrik. Bij voetbalwedstrijden kan men drie soorten van medewerkers onderschei den: Spelers, supporters c-n scheidsrechters. In het huidige stadium der voet balontwikkeling blijkt, de laatste soort de minst aan trekkelijke rol te spelen. Volgens de kranten, aie 's Maandags verschijnen, zijn er toch ieder Zondag wel drie scheidsrechters 5 a 15 minuten bewusteloos vanwege een tik op hun hoofd. Zondag jl. zijn we er echter achter gekomen, dat ook de spelers niet geheel veilig meer zijn. Na de wedstrijd HVV VFC werden twee spelers van eerstgenoemde club getracteerd op respectie velijk een klap in het ge zicht en een schop tegen de knie. Ook andere V. F. C 'ers namen een dreigen- de^ houding aan, zodat er vij'f agenten moeten aan- iukken. Dit vijftal wist m samenwerking met Hen drik, de terreinknecht,-die zich van een mestvork be- d'ende, het gevaar te be zweren. Het begint zo lang zamerhand tijd te worden om de sjoelbak een kans je te geven. Of zouden ze dan met schijven gaan gooien? De professoren. Van de week op een nacht belde professor B .bij zijn collega aan. Toen er opengedaan werd. zei hij: „Zeg. de boel staa: bij mij in brand." „Maar beste kerel", an:- woordde B„ „dan kun je toch beter naar de brand weer gaan.' Ja. nu je het zegt hernam de ander, „da: is ook zo. Je neemt het me toch niet kwalijk, dat ik je zo laat nog gestoord heb?" „Kwalyk nemen?", zei B. „Helemaal niet hoor! Jk moest toch mijn bed uit. want vlak voor jij dat van die brand vertelde, werd er toevallig gebeld!" Op z'n Haags. Een jongeman in Gro ningen, die veel familie ir. Den Haag had wonen en de Residentie nog nooit bezocht had. besloot er een weekje vacantie te gaan doorbrengen. Reeds dagen tevoren begonnen zijn dorpsgenoten hem in te lichten over de practij- ken, die in deze stad wor den gepleegd. Toen hij eindelijk in de trein zat, kende hij de geschiedenis van de houten ham tot en met „Pa slacht een haring" Hij was er dus op voorbe reid, om aardappelen in een vioolkist te zien halen en alle daaruit voort vloeiende grappigheden zonder lachen te verdra gen. Toen hij een week later in het dorp terugkeerde, werd hij natuurlijk over zijn belevenissen onder vraagd. ..Het is me reusachtig meegevallen", zei hij. „De lamilie heeft gewoon om me gevochten. De ene dag nodigde oom Piet me uit om bij oom Arie te gaan eten en de andere dag inviteerde oom Arie me weer, om bij oom Piet te gaan eten." Gasvlammetjes II Na onze opsomming van vorige week geven we U dit keer het laatste rant soen gasvlammetjes uit het archief van het Arn- hem's Gasbedrijf. „Mijn moeder werd door de tand des tijds ge dwongen bij mij te komen inwonen". „We hebben een ka mer verhuurd aan een oude dame van 86 jaar, waarin de hele dag een gaskachel moet branden. „Ik gebruik weke lijks zowat 29 muntjes in de maand". „Mijn gezin telt vier ledematen". „Het orgel, waar ik les op geef, wordt elec- trisch voortbewogen." „Ik begrijp het na tuurlijk wel. die brief is meer bedoeld als pro me mento mori." „Ik zit van al!es zon der. Zoals U weet is mijn schoonmoeder pas dood. Die ook al geen inkomen had. En dan moet U mij nog r. krengen, ter wijl ik spring van ellende. Mijn. Schoonmoeder var. wijlen kost me ook pl.m. 1.50 per week." „Verzoeke meer gas, daar mijn vrouw in een, kinderbed ligt. Bijdaar ik twee babas heeft, welke cuvuse kinderen zijn." „Verzoeke beleeft een daar ik op 14 April 'n zoon er bij gekregen heb, wat me door de drukte door het hoofd is gegaan." „Verzoeke beleeft een kleine toeslag voor de geyser, daar wij in geen zes jaar een bad durfd2n remen." De zieke pantoffelheld. Echtgenote: Heeft mijn man ook geijld? Verpleegster: Verschrik kelijk! Op een gegeven ogenblik verlangde h'j zelf een borrel en de huis sleutel. omdat de biggenprijs daarmede sa menhangt. Tot nog toe is deze zeer hoog gebleven, maar gezien het groie aantal drachtige zeugen, kan een de ling o.i. niet meer uitblijven. Voor de betrokkenen misschien minder aardig, maar voor de mesterij in het algemeen volstrekt niet nadeling. Meer mensen en meer vlees. Intussen mogen wij niet te veel waarde hechten aan het totaalcijfer van Mei 1939. Ons land telt nu bijna een millioen eters meer en bovendien is de invoer van vlees en vleeswaren thans zeer bezwaarlijk, zodat er nog heel wat zwijnen bij zullen moeten komen, willen wij aan het gewenste aantal toe zijn. Al met al zal de tot genomen varkensstapel er toe bijdra gen, dat in het komende jaar onze vleesvoorziening gunstiger zal kun nen worden. Dit moge een troost zijn voor de stadsbewoner, die nu reeds moppert, dat hij varkensvoer (aard appelmeel in het brood) moet veror beren, terwijl de varkens graan eten. Dat is natuurlijk slechts ten dele waar. Het varkensmeel bestaat voor namelijk uit graanafvallen, mais, ger- stemeel e.d., terwijl het bij de tegen woordige aardappelovervloed een wijze maatregel is om buitenlands koren uit te sparen door aardappel meel in het brood te verwerken. Op de goede weg. De toeneming van het aantal fok zeugen is zoals van zelf spreekt, ver der zeer gunstig beïnvloed door de afschaffing der fokzeugentoe wij zing in het voorjaar van dit jaar. Zo juist zijn daar nog een paar andere vrij heden bijgekomen, die inhouden, dat land- en tuinbouwers, erkende han delaren en zij die een fokzeug aan mogen houden, thans biggen mogen hebben zonder aanhoudbewijs. Ande ren mogen slechts biggen hebben voorzover daarvoor een mestcontract of huisslachtingsvergunning aanwe zig is. De gewichtsgrens voor biggen is daarbij vastgesteld op 35 kg. De varkenshouderij is dus nog niet ge heel vrij dat zou trouwens onmo- lijk zijn, zolang het vlees gedistri bueerd is maar men is op weg daartoe. Waar het nu op aankomt is na tuurlijk, dat ieder, die kan, ook mest- contracten afsluit. Wei en gestoomde aardappelen zijn overal overvloedig aanwezig en een aanvullend eitwit- rijk krachtvoeder is er eveneens. Wie hokken heeft moet ze gebruiken en bij de winstberekening niet vergeten, dat ook de mest een waardevolle fac tor is. Verwacht mag worden, dat bij het dalen der biggenprijzen velen zullen gaan mesten die tot nu toe er weinig voordeel in zagen. Voor het overige zullen wij op moe ten passen, dat na de aardappel- overvloed (die wel eens snel voorbij kon gaan in het komende jaar) niet opnieuw een tijd van voederschaar- ste intreedt. Zou dat het geval zijn, dan zou de thans behaalde vooruit gang weer gedeeltelijk verloren gaar Maisverbouw en winning van c - krachtvoeder kunnen daarbij hr'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1948 | | pagina 5