Nederlands volkslied: tWilhelmus
De Katholieken
en Oranje
DE GOUDEN KOETS
Een hymne van vaderlandsliefde
en vroomheid
30NDERDAG 26 AUGUSTUS 1948
DE LEIDSE COURANT
DERDE BLAD PAGINA 3
In deze laatste twee regels ligt het
levensdoel van de Vader des Vader
lands opgesloten; de tirannie te ver
drijven, waaronder zijn arme volk
leed en die hem het hart verwondde.
De komst van Alva.
De 22ste Augustus 1567 trok
de gevreesde Hertog van Alva
aan het hoofd van zijn machtig,
nog nooit verslagen leger, met
geheime instructies van zijn ko
ning Philips II in zijn zak, Brus
sel binnen. Marragetha van Par
ma, die zich nu overbodig voel
de, vertrok en Alva werd land
voogd. In naam van van zijn ko
ning. De beruchte Raad van Be
roerten was ingesteld, bij het
volk beter als Bloedraad bekend,
en hield huis onder de arme Ne
derlandse edelen, die zich niets
anders ten doel gesteld hadden,
dan het volk van de tirannie te
bevrijden. „Zo was het ganse land
spoedig een knekelhuis gewor
den, de doodsklok luidde ieder
uur in elk dorp, aan geen enke
le familie werd rouw gespaard,
de energie van het volk binnen
weinige maanden na de komst
van Alva hopeloos gebroken", zo
schreef een bekende geschied
schrijver.
Prins Willem maakte zich zeer be
zorgd over het lot van de benarde
Nederlanden. Enige maanden voor
de komst van Alva, in April 1567,
had hij reeds ons land en zijn vrien
den, waaronder de graaf van Eg-
mond, verlaten. Met een stroom van
vluchtelingen verliet hij het land:
„Als David moeste vluchten
Voor Saul den Tyran;
Soo heb ick moeten suchten
Met menich Edelman".
Toch bleven hem hoopvolle ge
dachten vervullen, dat hij nog wel
eens zou terugkeren:
van de dapperen graaf Lodewijk,
maar de jongere broer van de Prins,
Graaf Adolf, sneuvelde in de slag
van Heiligerlee:
„Graef Adolf is ghebleven,
In Vrieslandt in den Slach,
Zijn Siel int eeuwich Leven".
Ook de Prins zelf was niet geluk
kig. Op meesterlijke wijze trok hij,
tegen verwachting van Alva, over of
liever door de Maas, waar Alva, die
wist, hoezeer de Prins in geldgebrek
verkeerde, ontweek de strijd, en
wachtte, totdat het Prinselijk leger
jammerlijk uit elkaar viel. De Prins
ontkwam naar Frans grondgebied en
trok nu als een echte „Prins zonder
land" terug naar de Dillenburg.
En juist in die dagen, toen de zaak
der Nederlanders hopeloos verloren
schen, toen de Prins wederom als
een arme banneling naar de Dillen
burg trokin die dagen van diepe
verslagenheid en vernedering ont
stond het
„Christelijck Liedt. gemaeckt
ter eeren des Doorluchtichsten
Heeren, Heere Wilhelm, Prince
van Oraengien, Grave van Nas
sau, mijnen Genadigen Forsaen
ende Heeren".
Nog had de Prins de moed niet op
gegeven, wat blijkt uit de laatste
strofe:
„Oorlof mijn arme Schapen
Die zijt in grooten noot,
U herder sal niet slapen
Al zijt ghy nu verstroyt".
In deze tijd, omstreeks het jaar
1568 moet het gedicht ontstaan zijn.
En wel blijkt er uit het rotsvast ver
trouwen van de Nederlanders en de
Prins op de toekomst. Omtrent de
maker van het gedicht tast men in
het duister. Over het algemeen
neemt men aan, dat Marnix van
Sint Aldegonde, burgemeester van
Antwerpen, de vervaardiger van het
gedicht geweest is, anderen noemen
Coornhert, terwijl sommigen van me-
De oorsprong van ons Volkslied.
Als wij over ons volkslied willen
spreken moeten wij in gedachten te
ruggaan naar de zestiende eeuw, de
eeuw, waarin dit lied gedicht is. De
16e eeuw is voor Europa en in het bij
zonder voor Nederland een tijdperk
van zware beproeving geweest. In
Europa werd de toestand geken
merkt door een verwarring tussen
twee wereldvraagstukken, een staat
kundig en een godsdienstig, die bei
de aanleiding gaven tot de geweldige
tegenstellingen in en tussen de vol
keren en staten. Beide hebben zij ge
leid tot bloedige oorlogen en burger
oorlogen. tot een strijd te vuur en te
zwaard in de vreselijkste vorm. De
twee wereldvraagstukken, die zich
met elkaar mengden, waren: de strijd
tegen de absolute monarchie, dus de
worsteling om de volks vrij heden èn
de godsdienststrijd, die een gevolg
van de Hervorming was.
Ook in de Nederlanden werd de
strijd tegen de onderdrukking der
volksrechten en vrijheden gevoerd
en ook smolt hij dikwijls op onont
warbare wijze samen met de noodlot
tige godsdienstoorlog, ja zelfs met
andere staatkundige oorlogen: met
Spanje, Frankrijk, Engeland en Duits
land, zodat Rooms- en On-Rooms nu
eens naast elkaar, dan weer tegen
over elkaar stonden; om dan nog
maar niet te spreken van de verwar
ringen, die de strijd tussen Luthera
nen en Calvinisten dikwijls teweeg
brachten.
Ons land was in die dagen verwik
keld in een hevige strijd met Koning
Philips II van Spanje, die wel niet
persoonlijk in ons land vertoefde,
maar zich liet vertegenwoordigen
door de landvoogdes Margaretha van
Parma. Deze energieke vrouw had
een ongelooflijk zware taak in de Ne
derlanden te vervullen, want Phi
lips, die daar ginds leefde, zag en be
greep niets van hetgeen er in ons Ne
derlandse volk omging. Hij beging
in staatkundig opzicht de ene fout na
de andere. Om zijn doel te bereiken,
schond hij wetten en privilegiën en
trachtte hij ook in ,de lage landen
bij de zee" de Spaanse absolute re
geringsvorm in te voeren. Hiermee
raakte hij de Nederlanders in hun
teerste gevoelens. Nooit zouden wij
dulden, dat een Spanjaard de heer
schappij over ons uitoefende en dan
nog wel een absolute monarchie. Vrij
waren wij en vrij wilden wij blij-
Toen evenwel Philips bij deze ge
welddadige politiek niet de gewenste
medewerking ondervond, noch bij de
Landvoogdes, die ons volk heel wat
beter kende, noch bij de stadhouders
van de verschillende gewesten, noch
bij de ander edelen, bij deze naar
zijn oordeel zelfs het tegendeel
toen wilde hij met één zware slag dat
oproerige volk ten onder brengen en
zond hij het beste leger van die tijd
met zijn nog nooit overwonnen veld
heer Alva naar de Nederlanden. Niet
alleen van buiten dreigde het groot
ste gevaar, ook in het binnenland
was het onrustig. Onder de talrijke
Engelse Rooms-Katholieke ballingen
in de Zuidelijke Nederlanden heers
ten de hevigste partijtwisten, die
zelfs dreigden over te gaan in een
strijd met de wapenen tegen elkaar.
De Prince van Orangien.
Kortom, het was een vreselijke
strijd een tijd van verbittering en
dan terugdenken aan die strijd,
waarin het Nederlandse volk in de
tweede helft van de 16e eeuw dreig
de ten onder te gaan, dan schijnt het
ons een wonder toe, dat er in die da
gen van diepe ellende, verwarring
en neerslachtigheid een man is ge
weest, die aan het ontmoedigde en
verdeelde Nederlandse Volk, aan zijn
verstrooide schapen, toch nog één ge
meenschappelijk doel en daarbij nog
zoveel eensgezindheid heeft weten tê
geven, dat men zelfs in de grootste
angst en verdrukking naar hem
heeft willen opzien en hem heeft wil
len volgen over de weg van bloed,
vuur en tranen naar de vrijheid.
En dan schijnt het ons ook een
wonder, dat er in die dagen van zwa
re beproeving een lied zou ontstaan,
waarin die man voor ons volk zou le
ven en daardoor de Nederlanders zou
troosten in hun leed en hen zou sa
menbrengen, telkens wanneer twee
dracht hen verdeelde. Die man die,
held zonder vrees, was „Prins Wil
lem van Oranje". Buitengewoon
zwaar was de taak die Prins Willem
zich gesteld had: strijden tegen het
onwettig optreden van het gezag en
toch trouw blijven aan de Landsheer,
die in het lied de „Coninck van His-
paengien" genoemd wordt. De Prins
wist evenwel steeds zo tactvol op te
treden, dat hij met een gerust gewe
ten zeggen kon:
Een Prince van Orangien
Ben ick vrij onverveert,
Den Coninck van Hispangien
Heb ick altijd gheërt.
Wel was hij trots op zijn voorname
arkomst, hierbij doelende op een zij
ner voorouders, Adolf van Nassau,
die tot keizer van het Duitse Rijk ge
kozen was. Zo noemt hij zich:
„Edel en hoogh gheboren
Van Keyserlicken Stam",
maar ootmoedig laat hij er op volgen:
„Mijn Schilt ende betrouwen
Sijt ghy, o Godt mijn heer,
Op U soo wil ick bouwen
Verlaet my nimmermeer:
Dat ick doch vroom mach blijven
dienaar taller stondt,
Die Tyranny verdrijven,
Die my mijn hert doorwondt".
„Maar Godt sal my regeren
Als een goet Instrument,
Dat ick sal wederkeeren
In mijnen Regiment".
Nu zat hij weer op zijn slot de Dil
lenburg, „om Land en Luyd ghe-
bracht" en beraamde plannen om een
inval in de Nederlanden te doen.
Daar ging het onder de heerschappij
van Alva vreselijk toe. De graven Eg-
mond en Hoorne, die van de Prins
destijds met de woorden: „Dag Prins,
zonder land afscheid genomen had
den, waren gevangen genomen en
spoedig zouden de afscheidswoorden
van de Prins: „Dag graaf zonder
hoofd", bewaarheid worden, de
bloedraad velde vonnis na vonnis en
dit alles wekte niet alleen de neer
slachtigheid van het Nederlandse
volk van Noord en Zuid, doch bij ve
len ook een geest van verzet. Men
vergat de Prins in zijn ballingschap
niet, integendeel, op hem had men
alle hoop gevestigd, enniet ver
geefs. Hij beraamde een inval in de
Nederlanden, maar daarvoor was een
bedrag van 200.000 gulden nodig.
Hiervan zou de helft bijgedragen
worden door Antwerpen, de steden
van Holland en de rijke Nederlandse
vluchtelingen in Engeland. De Prins
zelf droeg 50.000 gulden bij, zijn
broer Lodewijk 10.000, zijn broer Jan
verpandde zijn landen, de Prins zijn
zilverwerk en juwelen:
„Lijf en goet al te samen,
Heb ick U niet verschoont,
Mijn Broeders hoch van Namen
Hebben U oock vertoont
Het krijgsplan was, dat drie afzon
derlijke legers tegelijkertijd Neder
land zouden binnenvallen; één uit
het Zuid-Westen, één uit het Oosten
en één uit het Noord-Westen. Wij
allen weten, hoe deze met ontzaglijke
offers en met moeite voorbereide
plannen tot mislukking gedoemd
waren. De legers, die in het Zuiden
van ons land binnenvielen, waren
spoedig verslagen, en verdreven. In
het Noorden in Groningen ging het
aanvankelijk goed onder aanvoering
Wij, Katholieken, hebben alle re^
den, om het Gouden Regeringsjubilé
van H.M. Koningin Wilhelmina met
denkbare vreugde mee te vieren.
Vooreerst vereren we in de draag
ster van de Kroon het door God ge
stelde gezag, en vervolgens: het is ons
onder de Oranje-vorstin goed ge
gaan.
We yereren in de Koningin het
door God gestelde gezag. Toen op de
gedenkwaardige 30 November 1813
de overgrootvader van onze Konin
gin te Scheveningen landde, en heel
het volk juichte bij het vooruitzicht
van de nabije algemene verlossing'
van de Franse tyrannie, was de Erf
prins de aangewezen man, om hier
met het gezag bekleed te worden.
Zoals reeds herhaaldelijk in vroeger
eeuwen de Oranjes de redders van
het Vaderland waren geweest in be
narde omstandigheden, zo werd ook
toen de band, die in 1795 verbroken
was, tussen het roemruchte geslacht
van Nassouwen en Nederland her
steld. Maar de wens des volks was,
dat de Oranjes niet meer zouden op
treden als eerste dienaren van de
souverein, de Staten, maar dat zij
boven de Staten met de souvereini-
teit zouden worden bekleed. Het
geen dan ook geschiedde, toen Wil
lem I in de eerste dagen van De
cember te Amsterdam als souverein
Vorst der Verenigde Nederlanden
werd begroet. Van die tijd af was hij
de wettige vorst. Het gezag, dat door
God gegeven is aan elke staatsge-
meenschap, om wetten uit te vaardi
gen en verordeningen en bepalingen
te treffen, die in het algemeen be
lang nodig zijn, werd in het vervolg
uitgeoefend door Willem I en zijn
wettige opvolgers: Willem II, Willem
III, Wilhelmina. Want wel is het ge
zag van God, maar wie het zal uit-
nin zijn, dat de veldprediker van de
Prins de maker er van is, op grond'
van bijbelse aanhalingen. Hierin wil
len wij ons hier niet verder verdie
pen, daar het aan de schoonheid van
het gedicht niets verandert.
In ieder geval is het zeker, dat
het iemand geweest is, die de
Prins van zeer nabij gekend
heeft en vólkomen van de inner
lijke gemoedsgesteldheden van
de Vader des Vaderlands op de
hoogte was, om hem in dit op
zicht zo te kunnen schilderen als
een zo godsdienstig man en op
recht en eerlijk vaderlander. In
fiere taal verwerft Oranje de
tegen hem ingebrachte beschul
digingen en vertroost en bemoe
digt zijn terneergeslagen landge
noten. Het Lied miste ziin uit
werking niet. Waar het Wilhel
mus weerklonk, herleefde de
hoop inde harten en spande men
zich in voor de strijd. Wie het
zong, deed daarmee de gelofte
alles te geven, zelfs zijn leven te
willen offeren voor de he'lige
zaak van het vaderland. Een
drachtig trok men on onder ^e
toon van het Wilhelmus, dat de
vijanden weldra als een bedrei
ging in de oren klonk.
Aan de slechte en droevige toe
standen kwam tenslotte, na jaren
van strijd een einde, maar het Wil
helmus bleef, thans ook als jubel
lied van de overwinnaar, die dank
baar voor zijn overwinning was. .Ook
heden ten dage is het Wilhelmus nog
het symbool van de eenheid van het
Nederlandse volk. Iedere Nederlan
der, ook al kent en begrijpt hij de
zin der woorden niet meer, wordt
geroerd, zodra de eerste klanken van
het oude lied weerklinken.
En zo ooit, dan is thans wederom
een periode van hoogtiidagen voor
het Wilhelmus aaneebroken, nu er in
onze Koninklijke Familie zulke be
langrijke gebeurtenissen plaats vin
den.
Zo ooit, dan zweeft thans in deze da
gen, het Wilhelmus op ieders lippen,
om daarmee nogmaals aan ziin lief
de voor het Huis van Oranje, uit
drukking te geven
M. V.
oefenen wordt bepaald door de
volkswil of door de omstandigheden;
in het geval van Willem I door bei
den. De goede ervaringen door Ne
derland met Oranje opgedaan maak
ten, dat in die tijd van nood ieder
spontaan op het oude vorstenge
slacht zijn hoop vestigde, en met ter
zijde-stelling van vroegere grieven en
onenigheden gaarne de leiding van
de Erfprins aanvaardde.
In de ruim honderd jaren, dat
Oranje over Nederland heerst, is die
band steeds inniger geworden. En 't
jubilé van Koningin Wilhelmina, die
vijftig jaar lang in vaak zo moeilijke
omstandigheden het wel en wee van
Haar volk gedeeld heeft, brengt bij
iedere goede vaderlander de wens
naar voren, dat de oude Oranjeboom
nog lang zal staan te bloeien in Hol
lands tuin.
De Oranjes vereren we als dra
gers van Gods gezag in ons vader
land, en juist, omdat dit onze zede
lijke overtuiging is, kunnen we ook
bij dit jubilé trots het woord herha
len: De Koningin kan even trouwe
onderdanen hebben als de Katholie
ken van Haar land meer getrou
we niet.
Maar eerbied en trouw zijn nog
iets anders dan liefde. De eersten
kunnen bestaan, waar van de liefde
nauwelijks sprake is.
Het was voor het nieuwe Konings
huis geen gemakkelijke taak, om de
liefde der Katholieken te winnen.
Onze voorvaderen hadden sinds de
reformatie in de tweede helft des zes
tiende eeuw gezucht onder een wel
niet bloedige, maar zeer krenkende
vervolging. Om haar geloofstrouw za
gen zij zich uitgesloten van het be
kleden van ambten en betrekkingen,
om hun godsdienstoefeningen te mo
gen houden, moesten ze zware lasten
opbrengen aan de protestantse amb
tenaren, hun kerkelijk bestuur werd
bemoeilijkt en van tijd tot tijd on
mogelijk gemaakt: zij golden als bur
gers van de tweede rang buiten alle
invloed op de publieke zaak. Dat die
toestand zou ontstaan is, en ruim
twee eeuwen heeft voortgeduurd
men kan er moeilijk de schuld van
.geven aan de Oranje-Stadhouders,
die immers de dienaren der Staten
waren, en van wie integendeel me
nig voorbeeld bekend is, dat ze de
vervolgde Katholieken te hulp kwa
men. Maar feit is, dat voor de Ka
tholieken een eerste glimp van vrij
heid daagde van de zijde der Patriot
ten in het laatste kwartaal der 18e
eeuw, en dat de inzinking dor oude
republiek in 1795 voor hen inluidde,
al was het met zeer droeve tonen,
de eindelijke emancipatie. Het is dan
ook niet te verwonderen, dat de
plannen in de 90er jaren, om de
Oranjes te herstellen, bij de Katho
lieken slechts weinig bijval vonden,
te minder daar de uitgeweken Stad
houder Willem V geen rekening
wenste te houden met de door de re
volutie voor de Katholieken verkre
gen staatkundige gelijkberechtigd-
heid.
Toen echter in 1813 Willem I tot
souverein van het land geprocla
meerd was, hebben de Katholieken
hem trouw en eerbied betoond, of
schoon deze vorst er slecht in slaag
de, om hun liefde te winnen. Moeten
wc daarvan Willem I een verwijt
maken? Ik geloof, dat ook hier moet
gelden: alles weten is alles verge
ven.
Zoals wij de zaken nu bekijken, is
het duidelijk, dat de eerste Oranje-
Koning fout op fout in zijn regering
heeft begaan. Bijzonder tegenover de
Katholieken, heeft hij zich ernstig
vergrepen aan hun grondwettige vrij
heid: in het vergeven van ambten,
maar meer nog cloor zijn pogen, om
van de Katholieke Kerk hier te lan
dt een staatsinstelling te maken of,
zoals men dat noemt, een instrumen-
tum regni. Maar wanneer men in
anmerking neemt, dat deze Vorst
zich geplaatst zag voor een haal nieu
we taak n.l. zijn rijk te besturen als
een pariteitstaat d.w.z. een staat,
waarin alle burgers van welke gods
dienst ook gelijke rechten hebben,
terwijl de toen levende generatie nog
vol was van de idee der overheer-
sching van de aanhangers dér Staats
kerk; wanneer men daarbij bedenkt,
dat bij de vorsten van die dagen de
denkbeelden voorzaten van het tijd
perk vóór de revolutie, en dat daar
toe ook behoorde de dwaling van het
zogenaamde Josefisme, dat aan de
staat een volledige suprematie over
de Kerk toekende, wie zal het dan
deze Protestantse Vorst al te euvel
duiden, dat hij zich in zijn politiek
tegenover de Kerk liet leiden door
beginselen, die door zijn Katholieke
medevorsten eveneens in toepassing
waren gebracht? Intussen was zijn
handelwijze niet van dien aard, dat
ze hem de harten won zijner Katho
lieke onderdanen. Maar in het Noor
den zijn de Katholieken niet te kort
geschoten in hun pers-artikelen en
Kamer-redevoeringen blijkt dit uit
een gebeurtenis van intieme aard,
die Pater Albers meedeelt in zijn
grote werk „Geschiedenis van het
Herstel der Hiërarchie in de Neder
landen". Toen in 1825 op last der re
gering het Seminarie te Kuilenburg
gesloten werd (het telde toen meer
dan honderd studenten, die door deze
maatregel hun toekomst bedreigd za
gen), werd de studenten daags te vo
ren dor hun President Pater Van der
More, een Jezuiet, die als zodanig
meer dan anderen zich over de ko
ning kon beklagen, ernstig vermaand,
dat zij zich aan de gestelde machten
hadden te onderwerpen en dat tegen
stand ongeoorloofd was!
Willem I deed in 1840 afstand van
de regering en de populaire held van
Quatre-Bras en Waterloo werd de
drager der kroon: Willem II, man,
zoals die tijd die nodig had, breed
van inzicht en rechtvaardig van op
vatting, vrij van de vooroordelen uit
de voor-revolutietijd overgekomen.
Voor Katholieken en Protestanten
koesterde hij dezelfde bezorgdheid
en terecht voor een vorst, wiens on
derdanen voor een derde Roomsch
waren. En wat zijn Vader niet had
weten te bereiken, gelukte hem vol
komen: hij wist bij de eerbied en de
trouw zijner Katholieke onderdanen
ook hun liefde te winnen. In Lim
burg en Brabant was sinds zijn re
gering de naam van Oranje even po
pulair als in de meest Orangistische
provinciën van het Noorden. En geen
wonder! Daar de Koning reeds kort
na zijn regeringsaanvaarding met de
Paus tot overeenstemming kwam
over het concordaat, dat wel in 1827
gesloten was, maar een dode letter
bleef en een beletsel werd in plaats
I van een bevordering voor de vrije
j ontwikkeling der Katholieken; daar
I algemeen bekend was de vriend-
j schappelijke verhouding tussen de
Koning en de Tilburgse pastoor.
Zwijsen, de latere eerste Aartsbis
schop van Utrecht, door wie de heer-
scher zich over Roomse aangelegen
heden liet voorlichten; daar de Ko
ning voor de rechten zijner Katholie
ke onderdanen met kracht optrad,
o.a. in de kwestie van het „Placet":
hij wilde, dat de pauselijke stukken
hier vrij zouden kunnen worden af
gekondigd zonder voorafgaande goed
keuring van de Regering.
Na de grondwets-herziening van
1848 en de daad van Willem ÏI begon
zijn zoon Willem III, de Vader van
onze jubilerende Koningin zijn lange
regering en hij wist bij de Katholie
ken de gunstige stemming tegenover
zijnn Stamhuis te bestendigen en te
verdiepen. In het begin van zijn be
stuur valt de voor de Katholieke
Kerk in Nederland allergewichtigste
gebeurtenis van het herstel der
Hiërarchie. Willem III kwam daar-
door in netelige omstandigheden om
dat hij enerzijds niet zo ver wilde
gaan als zijn minister Thorbecke in
de erkenning van het goed recht der
Katholieken, anderzijds niet wenste
te luisteren naar de ophitsing der
mannen van de April-beweging. Voor
een niet gering gedeelte door zijn
beleid bedaarde de storm dier bewe
ging en het Katholieke volksdeel
ging een tijdperk tegemoet van on-
49 jaar beiaardier op het Paleis.
Dc bekende beiaardier J. Vincent,
die in December van dit jaar 70 jaar
wordt, heeft 49 jaar lang, dus ge
durende bijna de gehele regerings
periode van Koningin Wilhelmina,
het carrillon van het Koninklijk Pa
leis op de Dam te Amsterdam be
speeld. De bejaarde musicus in het
nauwe kamertje voor het klavier,
dat hij bijna een halve eeuw op 52
meter boven het stadsgewoel de zil
veren kinken heeft ontlokt.
H. M. Koningin Wilhelmina in het
begin van haar regering.
gedachte bloei in zijn kerkelijke, po
litieke en maatschappelijke organisa
tie. De Katholieken, die door het
herstel der Hiërarchie hun rechten
erkend zagen, gaan zich hoe langer
hoe meer voelen als gelijkberechtig
de burgers van het Vaderland, maar
ook als medeverantwoordelijk voor
het welzijn ervan: en steeds leven
diger is onder ons de overtuiging ge
worden, dat Nederland en Oranje
samen horen, en Steeds hartelijker
werd het gebed: Domine salvum fac
regem nostrum.
Het erfdeel der Oranje viel bij dc
dood van Willem III ten deel aan zijn
enig-overlevend kind, de jeugdige
Wilhelmina. Voor Haar bestuurde tot
1898 haar Moeder, de Koningin-wc-
duwe Emma. Heel het volk, niet het
minst de Katholieken, had met lief
devolle belangstelling de ontwikke
ling van „het Koninginnetje" ge
volgd.
De regering van H.M. de Koningin
is niet makkelijk geweest. Sinds 1848
is de directe invloed van dc Kroon
op de Staatszaken veel verminderd
dank zij de vrijgevigheid in echt-
vorstelijke zin der Vorsten, die hun
volk gaven, wat de tijdsomstandighe
den eisten, zonder dat het volk zijn
achting voor de Vorsten in het
minst verloor. Maar ook zo is*de taak
van de Kroon niet gering: zij is het
symbool en het middelpunt van de
volkseenheid en volkskracht; zij is
het, die uitvoert, wat in gemeen
schappelijk overleg van Vorst en
Volk werd vastgesteld; in moeilijke
omstandigheden is het de Kroon, die
de beslissing neemt. Bij al deze
staatszorgen is Koningin Wilhelmina
meer geweest dan Koningin: Zij is de
deelnemende Vriendin van haar volk,
die het steunt, waar geleden wordt
en die het leidt meer met haar voor
beeld dan met haar woord. En zo is
deze vijftigjarige regeringsperiode
geworden tot een nieuwe schakel in
de liefdeband tussen Oranje cn het
Katholieke volksdeel van Nederland.
Hoe die liefde telkens bleek, wan
neer de Koningin zich onder ons ver
toonde; hoe ze daadwerkelijk bleek
bij droeve zowel als bij blijde ge
beurtenissen, weten wij allen en zui
len wij ook nooit vergeten.
Op dit feest van het gouden rege
ringsjubilé zijn we dankbaar gestemd
tegenover God, die ons zegende met
zulk een Vorstin, cn nadat wc onze
dank gebracht hebben aan de Gever
van alle goed, zullen wc Hem met
aandrang smeken, dat Hij onze Ko
ningin zegene, Haar vorstelijk Huis
Zijn bijstond blijve schenken. En
de practische conclusie van onze
feestviering zal zijn, dat wij in ons
staatkundig en maatschapcplijk werk
ons zullen laten leiden door dc leus:
Voor God, Vorstin en Vaderland.
Komende feesten
Matigheid blijft een deugd
Het Landelijk Comité van So-
bjriëtas vraagt de aandacht voor
de volgende behartenswaardige
mededeling:
Tal van plaatsen, grote en
kleine, maken zich op ter vie
ring van het Regeringsjubileum
van Koningin Wilhelmina en de
daarop volgende inhuldigng van
Koningin Juliana. Dc verwach
ting mag hierbij worden uitge
sproken, dat alom op waardige
wijze feest zal worden gevierd.
Een groot deel van ons volk weet
toch, dat gepaste ontspanning in
nuchterheid genoten een dub
bele feestvreugde brengen kan.
Algemeen is echter op de dag
van heden die wetenschap nog
lang niet doorgedrongen. Er zijn
er nog steeds, die de mening
zijn toegedaan, dat zonder alco
hol geen waar feest is te vieren*
dat men eerst in half bedwelm
de toestand moet zijn voordat
men op 'n behoorlijke wijze aan
zijn feestvreugde uiting kan ge
ven. En daarnaast staat de bro
de massa van hen, die goed wil
len, maar eenmaal in de gele
genheid zo gemakkelijk aan de
verleiding toegeven en geleide
lijk van kwaad tot erger vallen.
Oranjedagen. dagen van natio
nale vreugde, zijn al zo vaak
voor velen geworden de oor
sprong v. maanden en jaren, ja
van een geheel leven van el
lende.
Mogen derhalve de komende
feesten alom een kalm en rustig
verloop hebben, opdat 't in alle
opzichten feesten worden zonder
droevige naklanken!
Een machtig middel daartoe is:
feestvieren zonder alcohol.
1898
Cherubijnen, Kinderfiguurtjes en
f vijftien millioen steekjes gobelin
1948
De beroemde gouden
koets behoort van het
begin tot het eind bij
de regering van Wil
helmina. In de zomer
van 1€98 kreeg de ca-
rosseriemakerij van de
gebroeders Spijker in
(Amsterdam opdracht
tot de bouw ervan. De
burgerij wilde de koets
aanbieden ter gelegen
heid van de kroning in
September en dat be
tekende voor timmer
lieden, smeden, kunste
naars en handwerksters
dag- en nachtarbeid. De
paar vierkante meters
gobelin voor de ban
ken eisten 15 millioen
steekjes. Op de vloer
werd een kameelharen
kleed gemaakt. De wie
len werden zonnen, de
spaken gouden stralen,
op de velgen schilder
de men de tekens van
de dierenriem. Vier al
legorisch figuren
(Handel, Nijverheid,
Landbouw en Scheep
vaart werden ge
beeldhouwd op de nok
van de koets, in de
kroonlijst spelen che
rubijntjes en kindertjes
rond het wapen van dc
vorstin. Haar initialen
staan uitgesneden bo
ven de portieren en dc
wapens van de elf pro-
Een
Amsterdams
geschenk
vincies en dat van Am
sterdam zijn versierd
met slingers. Uit de vier
hoekstijlen rijzen figu
ren op, die de lantaarns
dragen en op de pane
len werden schetsen ge
schilderd uit Oost en
West: vorsten, die hul
de brengen en inlan
ders, die de producten
van hun bodem aandra
gen. Niet vergeten
werd de Nederlandse
Maagd en achterop
rijdt Clio mee, de Muze
der historie. On 7 Sep
tember werd de koets
aan de Koningin aan
geboden. De gouden
koets, heeft de volks
mond dit rijtuig ge
doopt. Hiermee is Wil
helmina op de hoogtij
dagen van de parlemen
taire geschiedenis steeds
verschenen voor de
wijd-open deuren van
de Ridderzaal, om de
Staten-Generaal te ope
nen. De gouden koets
is een stuk historie ge
worden, reed de vorstin
steeds naar de plaats,
waar de democratie tij
dens haar bewind zich zo
hoog ontwikkelde, aan
welke ontwikkeling zij
zelf zozeer heeft mee
gewerkt. Het is eigen
lijk een wonderlijke
combinatie: een gouden
koets, herinnerend aa.i
dagen van absolute mo
narchie, die een vorstin
naar de volksvertegen-
woordio'no rij-h.