SEMAINE SOCIALE 1948 De Grootste Man der Wereld geschiedenis Een samenvattende beschrijving van zijn levens werk en hoedanigheden Waarom zitten we zonder vlees MEER THEE ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1948 DE LEDDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 ÏK HEB EEN VRIEND, die me in een vertrouwelijke bui eens heeft medegedeeld, dat hij op heldere nachten niet .naar de sterren durft kijken. Die vriend is het tegendeel van een lafaard en het omgekeerde van een schurk, en toch wist ik, zon der hem naar zijn schuwheid te vra gen, onmiddellijk wat er wrong, en waarom hij ervoor huiverde met Gezelle: de sterren aan de hemelkroon, de nacht in heure perelkroon stilzwijgend aan te schouwen. Hij huiverde van de kou. Hij voelde een rillings langs zijn rugge- graat rizzelen. Zelfs in zwoele zo mernachten, als niemand slapen kan van de warmte, kreeg hij het koud bij het opkijken naar de sterren, die „staan en bliksemen, als ogen, onge teld". Maar die ogen hadden op hem dezelfde bevriezende uitwerking, als fonkelende cgen van roofdieren, brieschend naar prooi in de onein dige duisternis van de nacht, en hij rilde ervan. Mijn vriend is, wat men noemt, een God-gelovige. Op zekere keer, bij een glaasje 'wijn. had hij er al eens uitgeflapt: „wat'weten we van God, behalve zijn klamme macht over de mensen en zijn grimmige majesteit in de oneindige kilte van het heelal?" „Een hele massa meer!" hadden we opgewekt ge antwoord, maar hij ledigde zijn glas en stapte op. NU WAS DE HUIVERING VAN MIJN VRIEND niet zo eigen aardig en vreemdsoortig, als ge meent. Zelfs het m,Uitverkofen Volk" der Joden was God-vrezend een veelzeggende uitdrukking! en ook heden ten dage is het nog hoogst aanbevelenswaardig om Godvrezend te leven, maar dan liever niet op de- manier van mijn vriend of van het oude Israël. Het is namelijk het uitgesproken verlangen van God, als een vader gevreesd, doch ook als een vader bemind te worden. Mijn vader zei ons altijd: ik wil niet hebben, dat jullie zo bang bent voor je vader, als ilc geweest ben. Hij heeft 't er ook naar gemaakt en we hebben hem op de handen gedragen, wat toch een zeker respect en vreze niet uitsloot. Zou onze vader streng zijn geweest, dan hadden we hem gehoorzaamd uit vrees, maar door zijn vriende lijkheid heeft hy ons zo ver gekre gen, dat we hem stipt gehoorzaamden uit vererende genegenheid. Opvoedkundig is het beter de op groeiende twijgjes, die nog gebogen en geleid moeten worden, wat stevi ger aan te pakken, om ze later meer vrijheid te gunnen. Zo heeft ook de grote Vader van deze wereld de mensheid, toen zij in haar kinder schoenen stond, streng behandeld, ontzettend streng soms en ook nu schroomt de Vader niet, als 't moet, met harde hand in te grijpen. Er blijft dus alle reden bestaan om te leven in de „vreze des Heren", maar, in tegenstelling tot vroeger, toen het een moeilijk gebod moet geweest zijn God te beminnen, is het voor ons een aangename plicht, een plicht uit dankbaarheid. Als wij 's nachts naar de sterren turen, kruipen we niet in onze schulp voor de ongenaakbare majesteit van de Scheppende Almacht, maar strek ken we onze armen uit als kleine wezentjes, die mogen uitroepen: Vader! Onze Vader, die in de heme len zijt.... VANWAAR NU OP EENS, die vertrouwelijke verstandhouding? God is er altijd geweest en door alle geslachten der aarde in vreze ge diend. Wij vertellen u' geen nieuwig- heidje. want reeds eerder hebben we onthuld, hoe God in- Zijn Zoon de gehele wereld opnieuw heeft om helsd en in zijn hoge gunst heeft hersteld. Maar door de komst van Christus zijn we om 't een beetje populair te zeggen er tegelijkertijd achter gekomen, wie en hoe God is. En dat is voor het mensdom een ontdekking van enorme verrassing geweest. De Scheppende Geest, voor wie „de sterren zijn maar lovers van zijn krone" (Vondel), het Ongescha pen Wezen, dat zich aan Israël open baarde bij aardbeving en' bliksem schichten, werd mens en het bleek een mens te zijn in alles aan ons gelijk, behalve in de zonde. Hij was een volmaakt - goed mens Een ruwe levensschets Het denkbeeld, dat velen zich van een volmaakt-goed mens vor men, is- iemand, die in alles hun zin doet. Helaas hebben zoete H. Hartbeel den en platen in zachte pasteltinten de mening in de hand gewerkt, dat Christus, de Zoon van God en de Mensenzoon, een vriendelijke en minzame idealist was, waar je, zoals men dat wel eens pleegt uit te druk ken: overheen kunt lopen. Wij willen niet beweren, dat het Christus aan minzaamheid en overigens teleurgesteld idealisme ontbrak. Maar het beeld, dat zijn levensbeschrijvers, die oor- of oog getuigen waren van zijn optreden, ons in de vier Evangelie-boeken hebben getekend, wijkt hemelsbreed af van een H. Hartbeeld in de ge wone stijl. Het is de moeite waard, om eens na te gaan, hoe Christus in -werke lijkheid was eri is. Vergeten we niet, dat we vandaag of morgen voor Hem moeten verschijnen en dat het van belang is te weten, voor wie we verschijnen. „Moge dan de eerste blik van mijn goddelijke Meester er een zijn, die me geruststelt". (Ber- nanos). IETS SLAPS OF LIEFELÜKS is aan Christus ten enenmale vreemd. Hij was, bij zijn openbaar optreden, een man in de volle kracht van zijn leven, ernstig en verstorven, maar zonder enige overdrijving. Als Hij het nodig oordeelde voor zijn werk, zat Hij aan bij feestmalen, en stond er dan op als de „Leraar van Israël" geëerd te worden. Niet als een zorgeloze vagebond trok Hij van dorp naar stad, maar in het gezelschap, dat Hij om zich heen gevormd had, was één de penning meester, die de giften verzamelde, welke Christus van alle kanten toe stroomden, en die, tot ergernis van de penningmeester (Judas!) er weer even gemakkelijk uitstroomden. Voor zichzelf bezat Christus, naar zijn eigen mededeling, zelfs geen steen om zijn hoofd op neer te leg gen. Als het gezelschap te Jeruzalem vertoefde, sliep het op de blote grond in een tuin, wat in Oostelijke lan den niets bizonders, maar natuurlijk geen luxe is. taties Hij meestal bewaarde voor de besloten kring van zijn altijd weife lende apostelen. Hij wandelde over het water, bezwoer de oproerige luchten en vertoonde zich aan zijn allerbeste vrienden in de verblin dende luister zijner Godheid. TEN ANDERE OPVALLENDE KA- RAKTERTREK is zijn kiese belangstelling voor openbare zon daars en zondaressen. „Hij gaat met zondaars om en eet zelfs met hen" smaalden de vromen, maar van ee.. dergelijk verwijt trok Christus zich niets aan. Een bizonder mededogen toonde Christus voor de zwakheid van het vlees. Hij heeft die zonde nooit goedgepraat „ga heen en zondig niet meer" maar steeds met de fijnste tact vermeden de gevallenen te kwetsen. Ja, een boetvaardig meisje van de straat heeft Hij persoonlijk tot de hoogste eer verheven. Eenzelfde onderscheiding is door Hem verleend aan een rouwmoedige moordenaar. IN DE GEZONDE ZIN DES WO0RDS was Gods Zoon demo cratisch ingesteld. Eenvoudig van af komst, geboren in een schapenstal, zoon van een dorpstimmerman, koos Hij, voor zover bekend, zijn apostelen onder de oprechte en nuchtere vis sers aan het Meer van Genesareth maar ook Mattheus, een welgesteld man, werd tot het apostel-ambt ge roepen; de aanzienlijke heren Nico- demus en Joseph van Arimathea en- de niet-onbemiddelde Lazarus be hoorden tot zijn vriendenkring, ter wijl vele rijke vrouwen Hem. finan cieel bij zijp missie-werk ondersteun den. Wel heeft Christus er herhaalde malen met de grootste nadruk op gewezen, dat het voor rijken zeer moeilijk is de eeuwige heerlijkheid binnen te gaan. Van wie Hem wilde volgen, eiste Hij afstand van alle aards bezit. Wat de wetenschap betreft van af zijn kinderjaren was Hij geens zins afkerig van een diepgaand theo logisch dispuut. Voor de profane we tenschap heeft Christus geen belang stelling getoond, evenmin voor de politiek. Daar hield Hij zich zeer beslist buiten, omdat het niet lag op het terrein van zijn werkzaamheid, en dat was: de mens met God te verzoenen, door in Hem te geloven de Zoon Gods, en via Hem in hartelijker betrekking te treden met de Euwige Vader. De middelen en voorschriften, daartoe gegeven, vormen de Chris telijke leer. De stichting, welke na zijn heen gaan van deze aardbol, zijn werk moest voortzetten, is de Kerk. AAN DE VERSPREIDING van deze leer en aan het leggen van de grondslagen zijner Kerk heeft Christus met taaie volharding en ten koste van grote vermoeienissen HYPOTHEKEN en voor alle andere zaken op het gebied van on roerende goederen 3ouw-en Makelaarsbedriji v.dU Drift Hij bereisde kris en kras het land gearbeid. Daarbij had Hij te kampen met de grootst mogelijke tegenwer king van de „upper ten", die Hem niet als Zoon van God wilde erken nen en in hun razernij het grootste deel van het volk meesleepten. Na verschillende moordaanslagen be raamd te hebben, lukte het hun ein delijk, door hevige druk uit te oefe nen op de Romeinse landvoogd, Hem te doen veroordelen tot de kruisdood een allerwreedste straf, die in het Rijk alleen op slaven mocht worden toegepast. EEN KLEIN JONGETJE, dat aan het winkelen was met zijn moe der en in een etalage een kruisbeeld ontdekte, vroeg: „Mammie, wat heeft die Man voor kwaad gedaan?" Wat de moeder antwoordde is niet bekend, maar wij kunnen voor haar het antwoord wel geven: Kind, die Man heeft niets dan goeds gedaan. Hij was de Zoon van God, maar de zijnen ontvingen Hem niet, maar zovelen Hem ontvingen, gaf Hij het vermogen kinderen Gods te worden. En het Licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het nog steeds niet begrepen. v. P. Boeren willen varkens kwijt en geen koeien De Persspiegel in de Leidsche Courant van 4 Aug. geeft mij, als voorzitter van de Kath. Boerenbond van de L.T.B., aanleiding om enige kanttekeningen hierop te maken. Het slagersblad geeft uiting van misnoegen in de volgende tirade: „De weiden vol krachtig vee en dan geen kans dit op de markt te krij gen". Het is volkomen begrijpelijk, dat de burgerij, en ook de slagers, dit een zeer onprettige situatie vinden. Het slagersblad geeft van zijn mis noegen kennis in volgende regelen: len: Men zou de indruk kunnen krijgen, dat de macht van de verenigde landbouwers en vee telers groter is. dan de verant woordelijkheid voor 's lands fi nanciën, door onze nationale schuld liever nog desolater te ma ken, dan uit eigen provisiekast onze vleesvoorziening te putten. Ik geloof, dat op deze wijze de quaestie toch wat al te eenvoudig Voor rijk nóch arm getoond. De enige soort van mensen, die Hij in de felste bewoordingen afstriemde, waren de huichelaars, de mensen, die menen vroom te zijn, of die on der het mom van godsdienst een geldzaakje maakten. Dan was Hem geen uitdrukking te kras „addergebroed, gepleisterde graven!" of Hij maakte van touw een zweep, wierp in heilige veront waardiging stoelen en tafels omver en joeg ze de Tempel uit. In tegenstelling tot de hoogmoed van het deftige en geleerde Jeruza lem gedroeg Christus zich met de grootste nederigheid. Een nederig heid overigens die niet met zich sol len liet, behalve en toen liet Hij het gewillig toe in het laatste et maal van zijn leven. Christus, God van God, was de enige mens, die geen reden had om necferig te zijn, maar Hij wilde ons een voorbeeld nalaten: „opdat ook gij zo doen moogt". Als iets ons bij, het kortston dig bezoek van God aan deze aard bol, ons op het hart is gedrukt, dan is het wel: dat God hoogmoed en in beelding niet kan uitstaan. Opvallende karaktertrekken Opvallend is de voorkeur, die Christus toonde voor de zieken, de ongelukkigen en de verschoppe lingen van de maatschappij. God op aarde kon ofschoon Hij het zelf niet heeft geschuwd en de bittere kelk tot de laatste druppel heeft uit gedronken geen lijden zien. De wonderen, die Hij onopvallend ver richtte,-ter staving van zijn goddelij ke zending, waren alle nuttige won deren tot heil der mensen: genezin gen, in het leven roepen van diep- betreurde doden en het te eten geven aan duizenden vermoeide en honge rige mensen. Bij de beide brood- en vis-vermenigvuldigingen onthulde Hij zich even in zijn volle goddelij-I De landmacht oefent. De derde i Schoonhoven heeft een dezer dagen ke majesteit van Mede-Schepper der I compagnie .van het Algemeen Depot uitgebreide oefeningen gehouden, stoffelijke wereld, welker manifes- der Koninklijke Landmacht te Infanteristen op het water. wordt gesteld en dat men op deze wijze geen rekening houdt met de zeer verklaarbare oorzaken buiten de wil der boeren, welke tot deze om standigheden leiden. De natuur is nu eenmaal zeer wisselvallig. Als het n.l. een week buitengewoon warm weer is, zitten we met een overvoerde bloemkoolmarkt, hoewel het voor de teler veel voordeliger en prettiger zou zijn als meer geleidelijk de bloem kool ter beschikking zou komen. Zo is het ook met de grasgroei voor het vee. De buitengewoon regenach tige en groeizame zomer maakt, dat de grasgroei zeer overvloedig is ge weest en dit gras moet, voor zover het niet wordt gehooid, door het rundvee worden verorberd. Wat zijn nu de redenen, waarvoor het vetvee niet geleverd wordt, zoals men dit graag zou zien? Er is volop gras en mager vee voor nawei is alléén te koop tegen prijzen, welke ongeveer gelijk staan met die welke men voor een goede vette koe bij levering ontvangt. Er is dus vrijwel geen kans op enig financieel resultaat met het kopen van magere koeën, om deze in de plaats van de vette koeien te bren gen en naarmate meer vette koeien toch zouden worden geleverd zou de prijs van het magere vee nog meer oplopen. De vetweiders hebben zich „bonnenprijs" van circa 25 per dier ontnomen gezien door opheffing van de gedwongen levering, want deze „bonnenprijs" hebben zij in de aan koop van het magere vee moeten be talen. Nu tracht men zich te redden door het vee wat langer te laten lopen, omdat er toch overvloed van gras is en er altijd nog wel aan de vette koeien bijgroeit en er geen- vooruit zicht bestaat, bij aankoop van ma ger vee finantiele resultaten te beha len Vanuit bedrijfs economisch stand punt is dit volkomen juist, maar de Overheid en de burgerij zitten met de gevolgen momenteel. Nu moet men afwegen wat het minst nadelig ia, n.l. maatregelen om de levering toch te doen aanpassen aan de behoefte, waardoor een deel van het overtollige gras niet tot zijn recht gebracht wordt, ofwel door im port de behoefte tijdelijk te'overbrug gen. Maar men zal er rekening mede moeten houden, dat ook de verplich te levering thans tot gevolg heeft, dat een deel van waardevol voeder (gras) dan niet tot zijn recht komt. Meent men dit nadeel in het belang van de regelmatige vleesvoorziening te moeten nemen, dan zijn twee me thoden denkbaar om de boeren tot die levering te bewegen. I. De wederinvoering van de ge dwongen levering, waarbij het zeer bezwaarlijk zal zijn om in enkele weken iedere veehouder ponds ponds gewijs een leveringsplicht te kunnen opleggen. II. Een andere m.i. betere methode voor deze korte periode is: door een toeslag Voor de nu direct gele verde dieren de veehouders te ani meren tot deze levering te besluiten en tevens de varkens in dit tijdsbe stek vlugger af te nemen dan nu ge schiedt. Deze toeslag zou kunnen worden verleend uit een reservefonds van circa 1.730.000, wat feitelijk eigen dom der veehouders is. De economie en de natuur kan men nu eenmaal niet in onderdelen altijd beheersen, en de boer heeft daarmede te maken. Bij het zoveel als feitelijk noodza kelijk is lieden der economie moet de Overheid niet trachten de regendrup pels te distribueren, maar trachten de voorwaarden te scheppen, zo dat de individuele producent zich richt naar het algemeen belang. Er zijn misschien ook wel rede nen aan te geven, waarom de vette varkens, welke de boeren nu graag willen afleveren, niet mogen geleverd worden, maar voor de boeren is dit niet duidelijk. Deze kosten ingevoerd graan, de risico's van vlekziekte en pest zijn in deze maanden uitermate groot cn het rundvee eet gras, wat er toch is. Zijn er noodzakelijke redenen voor deze zeer trage afname van varkens; laat meh dit de boeren dan duidelijk maken Ik meende dit te moeten schrijven om legende-vorming over „boeren- onwil" bij de moeilijkheden in de vleesvoorziening te voorkomen. M. P. v. d. WEIJDEN, Zevenhoven. Gaarne hebben wij deze „inlich tingen" van alleszins bevoegde zijde hier gepubliceerd. Intussen heeft de" regering maatregelen genomen (zie pag. 3, 1ste blad, om de levering van koeien te stimuleren. Of deze maat regelen juist en doeltreffend moge worden geacht? Red. Rantsoenvermeerdering of geheel van de bon Op het gebied der thee-distributie zijn belangrijke wijzigingen te ver wachten, aldus het „Vrije Volk". Uiteraard is het streven ook hier, zo spoedig als dat maar kan, een einde aan de distributie te maken. Twee mogelijkheden staan daartoe open. ten eerste de bevoorrading van thee pakkers en van de handel op te voe ren, het huidige rantsoen van een half ons per maand nog voorlopig te handhaven en vervolgens met één klap een einde aan de thee-distribu tie te maken. Een tweede mogelijkheid is de dis tributie van thee op korte termijn te verhogen van een half ons tot één ons per maand per persoon. Op grond van de eravringen, opgedaan met de aldus verruimde distributie, zou dan beslist kunnen worden of de thee distributie al dan niet verdwijnen kan. Een bon vóór één ons thee per maand zou betekenen, dat het thee- verbruik weer op dezelfde hoeveel heid kan komen als het gemiddelde vooroorlogse verbruik in Nederland- Welke weg men ook kiest, voor de consument is het belangrijkste, dat nu ook thee spoedig gaat behoren tot de artikelen, die niet meer schaars zijn. IV. Ieder congres zoekt altijd wel op een of andere manier naar een hoogtepunt. „La Liberté", een Lyonees dagblad schreef en meerdere „semainiers" hebben me verze kerd. dat ze de rede van Père Charles S.J als dat hoogtepunt beschouwden. Van we tenschappelijk standpunt uit is ze dat ze ker niet geweest: sommigen spraken zelfs met een. min of meer verholen minachting over een „feu d'artifice" (een vuurwerk). Toch hadden ook zij niet helemaal gelijl Père Charles is nu eenmaal iemand, die, men moet nemen zoals hij is. Zijn kennis heeft een gedegen, wetenschappelijke on dergrond. Maar er zijn telkens weer epi sodes in zijn betoog, waarna men zich achteraf afvraagt, hoe hij kans zag, ze in juist dit betoog onder te brengen. Zijn eigenlijke waarde ligt in zijn brandende Apostel-ziel. Een markante persoonlijkheid, intelligent, geestig, alzijdig, wiens betoog mij persoonlijk meer aan een vuurspuwen de berg dan aan een vuurwerk doet den ken. Een innerlijk vuur verteert hem en dat breekt plotseling naar buiten in een .sprankelend, 'bruyante- rede. Père Charles is redenaar en hij is dichter, hij bespeelt alle registers van het menselijk hart, hij kan een zaal doen schudden van het lachen en ze een ogenblik later tot tranen toe ontroeren, hij kan .fijn ironisch zijn of vlijmscherp sarcastisch, maar de ondertoon van z(jn betoog is steeds de Liefde. Hij sprak over de waanzin der rassen- superioriteit en heeft al degenen, die wer kelijk aan de superioriteit van het blanke ras durfden geloven lelijk in hun hemd gezet. Hij moest natuurlijk een ogenblik zijn oude stokpaardje «berijden, dat de wereld noöit door loutere gerechtigheid tot de vol maaktheid kan komen. Hij vertelde van een ontmoeting met een aantal Indiërs, kort voor het uitbreken van de tweede wereld-oorlog die hem te kennen gaven, dat zij hoopten dat de Engelsen maar spoedig vertrekken zouden. Toen hij een van hen naar zijn grieven vroeg, begon deze de Engelse recht vaardigheid te prijzen, het Engelse orga nisatie-vermogen, de prestaties door En gelsen in India verricht. Toen hij daarop opnieuw naar 's mans grieven vroeg zei deze: Maar Father, dat is het hem nu juist (en dan in een onvertaalbaar Engels): they are just just." (ze zijn precies rechtvaardig en ook niets meer). Grote dingen komen slechts door de Liefde tot stand, niet door de gerechtigheid. Als alle mensen begon nen, van vandaag af aan de volstrekte ge rechtigheid te beoefenen en niets meer dan zou dat het einde van de Kerk beteke nen: het priesterschap zou ophouden te be staan. De Liefde zal ook een oplossing moe ten brengen voor de verhouding tussen de assen. De Semaine sociale is echter niet alleen belangrijk om de lessen, die er gegeven wor den. Zij is minstens even belangrijk om de z.g. „carrefours", middaglbij eenkomsten, waarin tal van Franse bewegingen de ge legenheid krijgen, zich aan het Franse en eventuele buitenlandse publiek voor te stel len. Het is onmogelijk ze allen te volgen (er zijn er soms zes a zeven op één middag), men heeft in elk geval de kans, diegenen uit te kiezen, die het meest beloven. De oude bewegingen waren vertegenwoordigd, maar ook de allernieuwsten en zo had men de kans met het onstuimig kloppende hart en 'het scherpe intellect van het nieuwe Ka tholieke Frankrijk kennis te maken. Een der bewegingen, die me het meest gefrappeerd heeft, is de z.g. „Jeunesse de l'Eglise". Zij staat ónder leiding van pater Montuelard, een Dominicaan en schijnt verder veel Dominicanen onder haar mede werkers te hebben. Een geestdriftig aan hanger ervan vertelde me, dat het niet een vorm van organisatie wilde zijn, maar een school van katholiek denken. Pater Montue lard heeft op een carrefour gesproken. Hij r verraste vooral door helderheid en gedurfd- 'heid van visie. Hij richt zich tot degenen, die zich van de Kerk afkeren, „omdat de Kerk toch verouderd en uit de tijd is'". Ve len zien geen kans meer, zich als moderne mensen in die Kerk nog thuis te voelen. Pater Montuelard wijst erop, dat men scherp onderscheid moet maken tussen het we zenlijke van de Kerk en tal van franjes van devoties, gebruiken enz., die de mo derne mens afstoten ,en toch eigenlijk het wezen van het Geloof niet raken. Het gaat erom de moderne mensen terug te winnen. Vooropgezet zij, dat we onvoorwaardelijk trouw moeten willen zijn aan „De Kerk", ook zoals zij concreet in de wereld ver schijnt, omdat zij naar haar wezen toch steeds „onze Kerk" blijft. Maar wij moeten tegelijkertijd durven zien, wat er nu eigen lijk in de Kerk volkgmen bijkomstig is, wij moeten het wezen van de Kerk, de we zenlijke inhoud van ons Geloof zoeken en wij moeten de moed hebben, er voor uit te komen, dat het juist dit wezenlijke is, dat wij zoeken. Geen losmaking uit de Kerk, maar ver nieuwing van de Kerk van binnen uit. Op de eerste plaats moet de Kerk vernieuwd worden door een vernieuwing van het „Ge loof". Een der cahiers van de „Jeunesse de l'Eglise" heet: „het ongeloof der gelovigen". Het is onstellend hoeveel Katholieken er zijn, zeker in Frankrijk, die uiterlijk nog aan het geloof vasthouden, maar voor wie de eigenlijke Geloofs-inhoud, de grote ge heimenissen van het Geloof practisch geen inhoud meer hebben. Om de heidenen te bekeren zal men vaak moeten beginnen de Katholieken zelf te bekeren, ze wakker te maken uit een louter sleur-Katholicisme om terug' te keren tot een diep, sterk beleven der fonkelende mysteries van het Geloof. Het Geloof is nog steeds de „altijd nieuwe schoonheid", maar veel Katholieken zijn dat vergeten en bezitten het hoogstens als een familie-traditie, die men nu eenmaal niet gemakkkelijk loslaat. Persoonlijk heb ik de indruk, dat deze beweging, die voor geen enkel modern probleem opzij gaat, maar er steeds recht op afgaat onnoemlijk veel belooft voor de toekomst van de Kerk, in Frankrijk en in geheel Europa. Er zijn ook enkele avondbijeenkomsten geweest, een godsdienstige „avond-wake" in de Kathedraal, waar de hulp-bisschop van Lyon, Mgr. d'Aneel een indrukwek kende toespraak hield en waar de „semai niers" gezamelijk een spreekkoor hielden, verder een film-voorstelling over de Franse „overzeese gebiedsdelen", Magdagascar en Kameroeij, waarna negro-spirituals zijn uit gevoerd en gramofoonplaten werden ge draaid met „musique indigène", tenslotte een „soirée Lyonaise". Daar hield een ken ner van de Lyonese geschiedenis een inte ressante lezing van het verleden en het eigen karakter van Lyon en van de Lyone- zen, er werden door een uitstekend mannen- kwartet Lyonese liederen uitgevoerd en we kregen er een proeve te zien van de „Guignol", de typische Lyonese poppenkast. Zij bestaaat sinds het begin van de vorige eeuw en heeft een echt-Lyonees karakter: dialect en volksaard van Lyon komen erin tot uiting. De hoofdpersoon is steeds de goedhartige bonvivant Guignol, die altijd schijnt te mislukken en op het laatste mo ment toch weer slaagt. De Lyonezen zijn verzot op deze grote-mensen poppenkast, die doet denken aan de Antwerpse poesje nellen-kelder, maar toch een volkomen eigen wezen heeft. En men wilde de „semainiers" niet laten vertrekken, zonder hen de wer kelijke indruk mee te geven, dat ze inder daad „in Lyon geweest zijn". DR HENRI VAN ROOIJEN, Kruisheer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1948 | | pagina 13