Hubertus
De geur van Rome is de reuk
bloed
van
Rauter tot doodstraf veroordeeld
Voorzitter van de ARKA laat veel
kwesties de revue passeren
WOENSDAG 5 MEI 194S
VB LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD PAGINA t
ROME-ALBUM
UOE DICHER BIJ ROME, hoe,
**slechter Christenen is een spreek
woord, dat verre overtroffen wordt
door de uitspraak: Roma veduta, fede
perduta Wie Rome heeft gezien,
heeft zijn geloof verloren. We kun
nen de geruststellende verzekering
geven, dat het met de verdorven
heid van het Italiaanse Christendom,
alsmede met de standvastigheid on
zer persoonlijke geloofsovertuiging
na de bezoeken aan het gesmade Ro
me nogal losloopt!
De verkiezingen hebben iedereen
in het ongelijk gesteld, die meende,
dat het Italiaanse volk Rooms op
rolletjes is, en wat het gesthokte ge
loof betreft van de Rome-pelgrims,
het is een ereschuld tot eerherstel
orh*zonder schaamte op te biechten,
dat wij telkens béter uit Rome zijn
teruggekeerd, rijker (van geest!) en
onmiskenbaar Roomser.
IN VROEGER EEUWEN, en uit dat
tijdperk stammen wel de onuit
roeibare spreekwoorden, heeft het
pauselijk Rome door een wufte le
venshouding zeker reden tot erger
nis en opspraak gegeven, maar die
tijd waarvan de omvangrijke pa
leizen van reeds tot stof vergane kar
dinalen de heugenis vasthouden
die tijd is lang en lang voorbij, en
óók in die periode van zijn veelbe
wogen geschiedenis kon Rome trots
gaan op vrome pausen en grote hei
ligen.
Maar hoe dan te verklaren, dat
vele brave Nederlanders vaak aan
stoot nemen aan de soms, laat ons
zeggen, vlotte manier, waarop het
Italiaanse volk zich in de kerken ge
draagt?
Zou het niet daarin liggen, dat
vele Hollanders de zuidelijke geloofs
beleving wat ai te Spanbroeks bekij
ken en met de Spanbroeker maat el
voor el gaan opmeten, wat mijlen-ver
er vain verwijderd is? De Katholieke
Kerk is een wereld-gemeenschap.
Ook in haar huis „zijn vele wonin
gen". De een zal keurig-netjes voor
de ramen van zijn woning kanten
glasgordijnen hangen en er door
gluren, een ander zal de balcon-deu-
ren wijd openzwaaien en in zijn
hemdsmouwen een lied aan de. zon
zingen!
Een Italiaan, die voor zaken m
Holland reisde, vertelde ons, dat hij
zich altijd ergerde over het einde
loos collecteren in Holland, tot aan
de consecratie toe en dat hij min of
meer verbouwereerd was, toen hij
voor het eerst een priester zich op de
fiets naar een stervende zag bege
ven! Ook bevreemdde het hem, dat
in sommige plaatsen de mensen een
buiging maken of knielen vóór zij
aan de communie-bank gaan liggen
en over 't algemeen was hij er slecht
over te spreken, dat in de kerken
iedereen in een boek zat te lezen, ter
wijl de Mis werd opgedragen. „Ze
zitten er wel - maar ze doen niet
mee!"
Hij vond onze godsvrucht koud, en
geen wonder, want hij was een zon
gebruinde Napolitaan, maar voegde
hij er vergoelijkend aan toe:' „Paese
che vai, usanza che trovi", zoiets als
ons: ,,'s Lands wijs, 's lands eer".
UIT DIT GESPREK IN HET
CLUBGEBOUW der buitenlandse
pers te Rome (waar, omdat er toch
niets opzienbarends bij de verkiezin
gen wilde gebeuren, eindeloze de
batten werden gevoerd in een men
gelmoes van talen) kan Spanbroek
veel leerzaams putten!
Persoonlijk hebben we ons sinds
onze jongelingsjaren in Rome altijd
„thuis" gevoeld, in godsdienstige zin
bij moeder thuis, al blijft ons wezen
van ganser harte geworteld in de
lage landen bij de zee.
Er is een veel mooier en war er
spreekwoord: „Wie Rome eens gezien
heeft, verlaat het nooit meer".
Wie eens de geur van Rome in zijn
ziel heeft opgesnoven, raakt die dank
bare begeestering nooit meer kwijt.
Het is niet de geur der eeuwen, die
bedwelmend afdaalt uit de bouwval
len der keizerlijke paleizen op de
Palatijn. Het is niet de geur van
wierook, waarvan de vierhonderd
kerken doortrokken zijn. Het is de
geur van bloed van het bloed der
martelaren.
O FELIX ROM/ft GELUKKIG
ROME, dat gepurperd is door
het bloed van Petrus en Paulus en
doordrenkt van het bloed van dui
zenden en duizenden bekende en on
bekende geloofsgetuigen!
Noch de Romeinse keizers in hun
mateloze pracht en praal, noch' de
pausen, die, in brons gegoten, tiaar
gekroond, de nissen der kerken vul
len, en nog veel minder de koninkjes
van Italië en de presidentjes van de
kers-verse republiek zijn de beheer
sers van Rome geweest. Het zijn de
martelaren en martelaressen, de jon
gens en meisjes, de mannen en vrou
wen, die gekruisigd, verbrand, ver
scheurd en opgevreten, hun leven of
ferden onder het kruis, zij zijn het
die Rome beheersen en het maken
tot de Eeuwige Stad.
Een Rome zonder bouwvallen, zou
Rome niet zijn heeft iemand ge
schreven; een Rome zonder paus is
een onthoofd lichaam heeft een
ander geschreven. Een Rome zonder
martelaren is een bloem zonder geur,
zonder de geur def eeuwigheid.
MET SCHROOM het Si Pieters
plein, omdat dit plein waar eens
het circus van Nero verrees ge
heiligd is door het kruis van Chris
tus op de spits der obelisk, maar ook
door het omgekeerde kruis van de
eerste paus, met het hoofd hangende
omlaag.
De obelisk, die midden in dat cir-
curs stond en nu midden op het
plein, is ooggetuige geweest van
Petrus' doodsstrijd. De grond rond
om is gesopt in het bloed en de tra
nen van duizenden martelaren. De
fonteinen, die met ontembare over
moed hun zilveren waterzuilen ten
hemel spuiten, doen, neerplassend,
de bekkens overlopen en langzaam
gutst een riviertje naar de holte van
de obelisk, een donker kronkplri-
viertje over het plaveisel, rillend als
vergoten bloed.
rood, groen, blauw, een feeën-stad
gelijk, de reclame-lichten aan.
Er golfde en deinde een dichte
stroom van nieuwsgierigen naar de
verkiezings-uitslagen, terwijl auto's
en bussen met schelle geluiden op
de claxon zich een weg door de
mensen-pap wrongen.
MARCELLO BINNEN, waar, on
der het halfdonker van de hoge ge
welven, versteende bisschoppen, op
hun tomben uitgestrekt, de doods
slaap hielden, waar een gemurmel
van stemmen en een helle licht
glans aantrok naar een zij-kapel, in
welke, omgeven door een brandend
braambos van kaarsen en lamojes, in
een festijn van gouden krullen en
over de bovenrand zwierende enge
lenbenen, het H. Sacrament stond
uitgesteld.
Het was de „benedizione serale",
de avondzegen, met het rozenhoedje,
waarvan de tientjes beurtelings wer
den begonnen óf door de priester
door de gelovigen, ieder tientje
afgewisseld door een tik met de al
taarschel.
Dan gleed onze aandacht preve
lend weg naar het duistere verschiet
van het priesterkoor, waar in zwart
fluwelen duisternis een goudgeel
schijnsel de kist met het lichaam van
Marcellus weifelend belichtterMarcel-
lus, de 30ste paus, die door de kei
zer tot paardenknecht in ziin stallen
werd vernederd „en, als slaaf behan
deld. in bittere ellende verkom
merde.
Daar vloeiden tiid en eeuwigheid
ineen en terwijl de kralen door
onze vingers gleden vlochten de
rode rozen en de tere rozeknopjes
de gruweltuin der keizers zich
samen tot een geurende bloemen
krans op het gedoomde Hoofd.
Avond-uren bij de martelaars
graven
O, Colosseum, reuzen-kroon der
bloedgetuigen!
Fonteinen sproeiend aan des
Pausen voet.
Waarom zo ver van hier?
L. R.
Italiaanse dank
Van de vele vriendelijke dankbe
tuigingen, door de ItalianAi gezonden
aan Nederlandse schrijvers van „po
litieke brieven1', publiceren we er
een, gezonden aan de heer Jac L.
Moers te Zoeterwoude.
De brief is afkomstig uit Turijn en
luidt:
„Bij afwezigheid van mijn vrien
din (naam onleesbaar!) heb ik
uw brief ontvangen en ik haast
mij u te bedanken voor de geluk
kige gedachten en voor bijzon
dere belangstelling, welke u
toont te hebben voor mijn arm
land. Radio en kranten zulten u
gezegd hebben, hoe het Italiaan
se volk gehandeld heeft, daar
door bewijs leverend van zijn
politieke rijpheid en van zijn ge
weten. Ik gelook niet, dat dege
nen, die ons van verre hebben
gadegeslagen, méér hebben kun
nen verwachten. De massa der
werklieden, die door geringe
ontwikkeling en gebrek aan mid
delen door middel van het Com
munisme een financiële verbe
tering zou willen hebben (kijk
maar naar de rode propaganda)
heeft stand gehouden, bewust
van hetgeen de Christelijke mo
raal hen oplegt. Geheel Italië
heeft thans het werk hervat, en
bewaart het vertrouwen in zijn
toekomst Ontvang mijn harte
lijke groeten, waarde onbekende
vriend van Holland: Ik zal zeer
verheugd zijn mededelingen
ontvangen over uw land en zijn
bekoorlijkheden, en ik zal u
dankbaar zijn, in dien u mij iets
laat weten van uw land, dat ik
misschien nooit de eer zal heb
ben te zien
Gedenk mij in uw gebeden en
bedank in naam van mij en vele
anderen uw landgenoten, die
voor ons in dit beslissend uur
een gedachte hebben over ge
had.
Ik breng u mijn zeer vrien
delijke groet.
Domenica Salomone
sie de Quay, die deze zaak in studie
heeft en ongetwijfeld met spoed zal
teneinde brengen. Het hoofdbestuur
heeft echter gemeend er goed aan te
doen een commissie in het leven te
roepen om te adviseren inzake deze
herziening van de burgemeesters-
bezofdigingen. Deze commissie heeft
onalngs haar rapport uitgebracht.
„Er is een netelig en brandend
vraagstuk, dat ook thans nog onze
aandacht intensief hebben moet. Het
is het vraagstuk van de gemeente
klasse-indeling, ingevolge het rijks
bezoldigingsbesluit" zo zeide spr. „In
de feitelijkheid der onderhavige ge
meenteklasse-indeling is Brabant in
elk geval „generaliteitsland" geble
ven. Dit is he1 aas geen mythe, maar
harde realiteit. Deze classificatie
achterstelling voelt men en blijft men
voely als een schrijnend en onrecht
vaardig iets en beroert, wellicht meer
dan men vermoedt, de gemoederen".
Binnen het verband van de R.K. Cen
trale van Overheidspersoneel is een
speciale commissie doende het clas
sificatie-vraagstuk te bestuderen,
waaromtrent binnenkort een rapport
te verwachten is.
Tenslotte is een accoord bereikt,
vervat in een comptex van verbete-
ringsmpatregelen. De resultaten zijn
bevredigend te noemen.
Het besluit van de ministerraad
om aan de ambtenaren op de natio
nale feestdag (5 Mei) niet meer de
gehele dag, doch eerst van 16 uur af
vrij te geven, terwijl ter gelegenheid
van de verjaardag van leden van het
koninklijk huis in het geheel geen
Vrijaf meer zal worden verleend is
naar men meedeelde genomen opinsti-
gnatie van de Stichting van de Arbeid
Het hoofdbestuur van de ARKA kan
niet nalaten zijn grote teleurstelling
over dit besluit uit te spreken.
Na de uitvoerige reden van de
voorzitter werden op de beide con
gresdagen besproken het beleid van
de redactie van het orgaan, van het
bestuur en de poMtiek der regering.
De leden werden aan het einde
van de eerste congresdag ontvangen
door het gemeentebestuur.
KEER TERUG naar het ontzag'
wekkend-imponerend Colosseum, het
amfiteater der keizers uit het huis
der Flaviërs, waar, onder het hyste
risch gekrijs en geschreeuw van de
tienduizenden bloed-dronken toe
schouwers, ontelbare van onze ge
loofsgenoten door roofdieren ver
scheurd, door wilde stieren neerge-
smakt, gemarteld en doodgeslagen
zijn.
,,'k Zou mijn sigaret maar doven"
zeiden wij tot een van onze colle
ga's die ons naar het amfiteater ver
gezelde maar hij begreep het niet
en had meer oog voor de vrijende
paartjes, dié zich in de holten van de
bouwvallen hadden verscholen.
Maar toen hij later op de middag
de ondergang van het Romeinse rijk
meende te moeter betreuren en wees
op de grillige, met bloemen om
kranste resten van wat eens marmer-
blanke, goud-beladen tempels wa
ren, draaiden we hem een slag om en
toonden van verre de zware romp
van het Col..sseum: de eeuwige
schandvlek der heidense beschaving,
de eeuwige glorie van het Christen
dom.
WANNEER HET FEEST TEN EIN
DE WAS en het volk door de 70
uitgangshalen vomitoria of „bra-
kers" genaamd naar buiten golf
de, werden de geschonden lichamen
der martelaren met haken wegge-
harkt, om als voer te dienen voor de
beesten. Maar vrome zielen waren
waakzaam, roofden de kostbare over
blijfselen, bezorgden hun een begra
fenis in de diepte der catacomben.
Nadat het vermolmde heidendom
was ingestort, werden de lichamen
in de kleine kerken gebracht en on
der het altaar neergelegd.
Er is geen kerk in Rome, of het
heeft zijn martelaars-graf, soms in
een krocht of crypte, soms in de al
taartombe achter een traliewerk neer
gelegd.
Daarom gingen we zo graag in
de schemering naar een van die oude
titel-kerken, gebouwd in het voor de
Christelijke eredienst geschonken
huis van een of andere Romeinse pa
triciër.
Eén er van, St. Marcellus „in Lu-
cina" (de naam, van de edelvrouwe,
die haar huis in het geheim voor de
Christen-gemeente had afgestaan),
lag op onze weg van het clubgebouw
naar het hoteL
Op het corso flitsten en floepten
In het Kurhaus te Scheveningen is 1 Het hoofdbestuur is teleurgesteld
het congres gehouden van de Alge- door het bij K.B. van 23 December
mene R.K. Ambtenaren vereniging.
(A.R.K.A.) De voorzitter van het
ARKA de heer B. J. M. van Elk, ge
meente-secretaris van Eindhoven
heeft daar een rede uitgesproken,
waaraan wij het volgende ontlenen.
Hij gaf een z.g. vogelvlucht-over
zicht over de vereniging haar
werkzaamheden sedert haar leden
laatstelijk in September 1947 te Am
sterdam in vergadering bijeen waren
Het ledental steeg in 1947 met 589
en in 1948 andermaal, zodat het thans
12.054 bedraagt, waarvan 4538 rijks
ambtenaren, 5183 gemeente-ambtena
ren onder wie 278 burgemeesters,
secretarissen en ontvangers en 237
provinciale ambtenaren. Het aanta1
ARKA-afdelingen is gestegen tot 73.
De door het hoofdbestuur ingestelde
commissie ter bestudering van het
vraagstuk der personeelsverenigin
gen heeft haar rapport uitgebracht.
Ook de door het hoofdbestuur inge
stelde commissie ter bestudering van
het stichten van een ARKA-vacatie-
oord heeft een rapport uitgebracht.
Naar het oordeel dezer commissie be
staat ook voor de ARKA de mogelijk
heid de exploitatie van een eigen
vacantieoord te openen; tevens ook
buiten het zomerseizoen zou de in
richting te bestemmen zijn tot rust
huis. Het vacantieoord zou, aldus de
commissie tevens te gebruiken zijn
als plaats voor het houden van con
gressen, jaarvergaderingen vormings-
dagen, kaderbijeenkomsten, studie
centrum, bestuursvergaderingen e.d.
Het ARKA-Hoofdbestuur heeft dit
rapport in ernstige overweging ge
nomen, doch een beslissing in ver
band met een nader door het dage
lijks bestuur in te stellen onderzoek,
aangehouden.
In het hoofdbestuur is vervo^ens
in behandeling geweest een rapport
van het bestuur van de landelijke
hoofdgroep II inzake de al of niet
wenselijkheid van een unificatie der
bezoldiging van de ambtenaren bij
de verschillende provincies werk
zaam.
De conclusie, welke werd aanvaard,
was, dat de unificatie van de bezoldi
ging van het provinciale personeel of
éu'leen van het griffie-personeel dient
van de hand te worden gewezen, al
thans niet dient te worden bevor
derd, aangezien de eventuele voor
delen niet zullen opwegen tegen de
nadelen.
1947 bij de Tweede Kamer der Sta
ten generaal ingediende ontwerp van
wet tot wijziging van de pensioenwet
1922. Verwacht had mogen worden
aldus spr., dat in dit wetsontwerp de
zelfde verbeteringen zouden voorko
men, welke onlangs zijn aangebracht
bij de wet van 4 Augustus 1947 in de
pensioenwetten voor de land en zee
macht betrekking hebbende op de
dienstplichtigen en van de pensioen
wetten voor het reservepersoneel der
landmacht en hgt personeel van de
Koninklijke Marine-reserve. Dit is,
wat de regeling van het weduwen-
pensioen betreft, ten dele niet het
geval. Een zeer voelbare teleurstel
ling is, dat de regering het maximum
ambtenarenpensioen slechts mét f 500
wil verhogen en alzo stelten op
f 4500. Dit pensioen-maximum is,
naar het hoofdbestuur meent, zeer
onbevredigend. Ook hierin blijft de
regering naar de mening van het
hoofdbestuur betreurenswaardig ten
achter, om haar eigen dienaren, de
ambtenaren, mede in materieel op
zicht op dit stuk, de plaats te geven,
waarop zij naar recht en redelijkheid
aanspraak kunnen maken.
Ten aanzien van de pensioenen
zei spr. nog „Zijn wij goed ingelicht
en hiervoor staan ons zeer betrouw
bare bronnen ten dienste, dan zal
binnenkort bij de Staten-Generaal
aanhangig worden gemaakt een ont
werp van wet, inhoudende de ver
hoging van de pensioenen met een
toeslag, zulks in aansluiting aan de
wet van 28 Februari 1947 tot toe
kenning van een uitkering ineens aan
gepensioneerden over de jaren 1945
en 1946.
De wensen van het hoofdbestuur
gaan uit naar een verbeterde kinder
toeslagregeling, we'ke daarenboven
ook van toepassing zou zijn op stude
rende kinderen en wel tot 23-jarige
leeftijd. Een en ander met het oog
op de mogelijkheid van het bezoe
ken van een inrichting van hoger on
derwijs en de onmogelijkheid om de
studie uit eigen inkomsten te bekos
tigen.
Over de unificatie der bezoldiging
van gemeente-secretarissen en ont
vangers zeide spr.' dat de verwach
ting werd gekoesterd, dat medio of
uiterlijk einde 1947 de nodige voor
stellen tot verbetering van deze be
zoldigingen gereed zouden zijn.
Wat de salarissen van de burge
meesters betreft, is er een commis-
Het Bijz. Gerechtshof te 's-Gra-
venbage onder presidium van jhr mr
P. van Meeuwen heeft Rauter over
eenkomstig de eis tot de doodstraf
veroordeeld.
Alvorens de uitspraak te doen
deelde de president de overwegingen
mede, welke het Hof er toe hébben
geleid de twijfel omtrent zijn rechts
bevoegdheid te verwerpen.
Het beroep op de regel: geen straf
zonder wet, moest verworpen worden
daar het recht betreffende oorlogs
misdadigers niet pas na deze oorlog
ontstaan is, doch slechts opnieuw ge
formuleerd.
Het artikel van het verdrag van
Genève volgens welke Rauter terecht
zou moeten staan voor het Hoog
Mil. Gerechtshof wordt ontzenuwd
door het besluit Bijz. Rechtspleging.
Ten aanzien van de vraag of het be-
wezene strafbaar is, wilde het Hof
gezien het international recht, de
inval van Duitsland in Nederland
niet onrechtmatig noemen. Gevolgen
va nde bezetting kunnen dus niet alle
zonder meer onwettig zijn en derhal-
diene a'ke daad van Rauter afzon
derlijk te worden bekeken. Daarbij
stelt het Hof wel vast, dat de ver
dachte zelf zich nooit afgevraagd
heeft of zijn handelingen al of niet
in strijd waren met het internatio
nale recht.
Van uit Duits standpunt gezien al
dus het vonnis, was de verzetsbewe
ging onrechtmatig. Van Nederlandse
zijde bezien was de illegale oorlog
echter wel geoorloofd. En het capitu-
tetieverdrag legde naar de mening
van het Hof, geen verplichtingen op
de Nederlandse regering of de be
volking van het bezette gebied. Tij
dens de bezetting is nooit door de
Duitsers een beroep gedaan op het
verdrag en bovendien wa6 de inhoud
er van in Nederland niet bekend. Het
verzet is gegroeid uit noodzakelijk
heid en is te beschouwen als een wet
tige strijd tegen de onderdrukkings
maatregelen van de Duitsers. Wat de
Jodenvervolgingen aangaat, deze zijn
in flagrante strijd met het landoorlog
reglement, evenals het roven van
huisraad en het verbeurd verklaren
van radio's. Het Hof kan zich echter
voorstelten, dat aan Rauter het ver
schil tussen inbeslagnemen en ver
beurdverklaren ontgaan is.
In strijd met ieder begrip van recht
waren ook het neerschieten van de
z.g. Todeskandidaten en het arres
teren van de familieleden van on
dergedoken politiemannen. Het op
leggen van collectieve geldboeten is
althans op de wijze waarop Rauter
ze toepaste, eveneens niet geoor
loofd volgens internationaal recht.
Aangaande de represailles kan
worden vastgesteld, dat Rauter zich
ook daar nigt hield aan de regels en
steeds vrijwel onmiddellijk na een
aanslag represaillemaatregelen liet
volgen, zelfs wanneer de dader zich
gemeld had.
Sluipmoorden, zoals de Silbertan-
ne-acties, waren van zulk een uitzon
derlijke laagheid, dat van overeen
komst met internationaal recht geen
sprake kan zijn.
Bij het bepalen van de straf wilde
het Hof het in beslag nemen van ra
dio's niet in rekening brengen. De Jo
denvervolgingen en studentenraz
zia's worden echter zeer ernstig kwa
lijk genomen, temeer omdat hij de
misdadige politiek van de Duitsers
met innerlijke volkomen overeen
stemming gevolgd heeft, handelde hij
zonder haat, alleeh volgens doelma
tigheid, dit neemt niet weg dat de
bewezen verklaarde feiten zó ern
stig zijn, dat alleen de doodstraf hier
past.
Onder doodse stilte werd het von
nis aangehoord. Rauter zelf bleef
uiterlijk volkomen onbewogen. Hij
luisterde opmerkzaam toe toen de
president hem mededeetee dat hem
het recht van cassatie was verleend.
Met zijn gewone buiging verliet hij
toen de zaal.
Gisteren is een De Havilland Tiger
Moth, een lestoestel van de militaire
vliegschool te Woensdrecht, even
over de Belgische grens neergestort.
De beide inzittenden, de eerste luite
nant vlieger-waarnemer, C. v. Eime-
ren, en de sergeant-v! iegr A. A.
Snoeyers, hebben by dit ongeluk het
leven gelaten. Een foto van het wrak
van het vliegtuig. Foto ANP-Ba
GROTE INBRAAK IN WEST-
FRIESE MUSEUM TE HOORNS
In de nacht van 30 April op,l Mei
heeft het West-Friese museum te
Hoorn onwelkom bezoek gehad. Eén
of meer inbrekers verschafte zich
toegang tot het gebouw door een
raampje open te schuiven en een
deur te forceren. Zij haalden een rij
ke buit binnen van antieke gouden
horloges uit de 17e en 18e eeuw be
nevens een groot aantal oorijzers.
Ook een fraaie antieke horlogekast
van schildpad, ingelegd met goud,
behoort tot de buit, waarvan de
waarde moeilijk te schatten is. Bij de
gestolen uurwerken zijn mooie exem
plaren van Carpentier en Barnett uit
Londen en Vauche uit Parijs. De po
litie vermoedt, dat het „hoofdbu
reau" van de dader(s) in Amsterdam
gevestigd is.
EEN ROMAN VAN HET WOUD
Paul Keiler
16)
„Kom Mathilde, houd me wat ge
zelschap. Ik ben zo alleen. Drink een
glas wijn met me!"
,,'n Slokje maar, mijnheer Huber
tus, anders krijg ik hoofdpijn!"
„Zo!En vertel me nu ,eens
wat van mijn moeder!"
„Ach God, ach God, mijnheer Hu
bertus! Wat zou het de goede me
vrouw p1ezier hebben gedaan, als ze
nog had mogen beleven, hoe de klei
ne Hubertus is opgegroeid. Maar neen
ze moest al sterven, toen hij pas vier
jaar was. En mijnheer uw vader een
jaar voordien in de oorlog gesneu
veld. Dat is haar dood geweest!"
„Hoe zag mijn moeder eruit, Ma
thilde? Was ze groot?"
„Ach neen, een klein elegant
vrouwtje. Ze zag er eigenlijk hele
maal niet uit als een getrouwde
vrouw, veel meer als een heel jong
meisje. Eens toen we in de stad wa
ren üep mevrouw met de kleine Hu
bertus aan de hand en toen
schreeuwde een jongen ons achterna
„Hé juffie, je broertje hét z'n muts
verloren!" Ach God, wat hebben we
toen gelachen!"
„Dat is, dunkt me, een mooie tijd
geweest, Mathilde!"
,0, zo mooi! Toen mijnheer uw
vader nog leefde, gooide hij de klei
ne Hubertus altijd als 'n bal in de
hoogte en ving hem dan steeds weer
op. O, God, wat heeft uw goede
moeder daar een angst om uitge
staan! Wat heeft ze gegild. Maar als
mijnheer uw vader met ballen op
hield, begon de jongen te gillen."
„Ja... Mathilde, ja! Maar vertel
verder."
„Er was ook een ezel om op te rij
den. Maar de kleine Hubertus
zei altijd „Niet ezel rijden.... liever
papa rijden!" En daar moest me
vrouw altijd zo erg om lachen. En
dan ging ze zelf op de ezel zitten en
Hubertus op papa, en dan hielden
ze wedstrijden. Ach, wat hebben we
gelachen als we dat zo uit het keu
kenvenster aanzagen. Mijnheer uw
vader was zo vrolijk. De goede God
geve hem de eeuwige rust en de goe
de mevrouw eveneens!"
Opeens een felle lichtstraal en een
ratelende donderslag.
„O God, o God... onweert het?"
,Ja Mathilde, een voorjaarsonweer.
Het zal niet lang duren."
Wij luisterden. Het regende niet;
ook de storm scheen geduwd te zijn.
Het weerlichtte en donderde nog
twee maal, toen begon het weer te
waaien en te regenen.
Ik zat zo nog wel een kwartier zo
met Mathilde alleen.
Eensklaps kwam Timm binnenge
stormd en riep
„Mijnheer, er is beneden in het
dorp brand uitgebroken!''
Verschrikt sprongen wij overeind.
Ik trok snel een paar hoge kaplaar
zen over mijn broek, sloeg een regen
jas om en zette mijn muts met oor
kleppen op. „Vooruit, Timm, kleed
je aan, we moeten naar beneden."
Dreunend sloeg de wind de voor
deur achter me dicht. Ginds beneden
laaide vuui; op tegen de donkere
nachthemel! Rook wa'kte omhoog,
door de gloed rod verlicht.
Dat was de „Druiventros", die daar
brandde! Timm kwam me achterna
gerend, ook vrouw Sturz, en, helaas,
ook de honden, die als waanzinnigen
te keer gingen. Ik probeerde vergeefs
ze terug te jagen. Vrouw Sturz, wie
ik beval, de dieren te vangen en naar
huis terug te brengen, griste in de
richting van de taks, kwam daarbij
over de poedel te vallen en rolde
schreeuwend de gladde helling af.
Timm lachte uit volle borst: mij ont
brak de lust daartoe.
Inmiddels werd in de kerktoren de
stormklok geluid; een alarm-hoorn
loeide onheilspellend en bijwijlen
droeg de storm enkele fragmenten
van opgewonden mensenkreten naar
ons over.
De „Druiventros"! Neen toch niet
de „DruiventrosDe vuurhaard lag
verder tegen de noordelijke ha1 ling
op. De. houtzagerij
Een hevige schrik doorschokte mij
Wie had het gedaan? De bliksem?...
Of... of...?
Ik dacht aan de hut bij het moe-*
ras.
„Laat Bönisch maar oppassen!"
had dat griezelige Krügelwijf gezegd
En Krügel zelf was dronken geweest
„Vlugger Timm, vlugger!'*
Beneden lag vrouw Sturz-in de
warrelwind, dat ze d'r beide benen
had gebroken en rende ons toen ach
terna.
In de dorpsstraat haastten zich
mensen met emmers water. Zij ver
keerden in hevige opwinding.
„Waar is de brand?"
„In de.houtzagerij
Dus toch!
Spoedig bereikten wy het toneel
van de. brand- Het grote woonhuis
was nog niet aangetast, maar de hout
zagerij zelf stond in lichte laaie en
eveneens de grote loods met de hout-
voorraden. Het vuur vond gretig
voedsel in de droge planken, stam
men en krullen; het verrichtte zijn
werk kort en snel. Gelukkig sloeg
de wind de vuurgloed in de richting
van de besneeuwde noordelijke hel
ling; de stromende regen stortte
zich neer over de woning. Het gam-
dan kinderspea'goèd, stond hier
mele brandspuit je, niet veel groter
machteloos tegenover. Desondanks
werkte het, en de dorpslieden vorm
den een lange keten van mensen
handen bewogen de volle en lege
wateremmers heen en weer. In deze
keten stonden Erica Isenloh, dé voor
zanger en ook Maaltje uit de „Drui
ventros''.
Met slechts een huisjaponnetje aan
stond he meisje in storm en regen.
Zodra het verschrikkelijke nieuws
haar bereikte, was zij opgestaan en
weggesneld.
„Bent u 't Maaltje?"
„Ja!"
„Juffrouw Maaltje, gaat u dade
lijk naar huis. U haalt zich een dode
lijke verkoudheid op de hals.'1
„Ik kan niet weggaan!"
„Laat mij uw plaats innemen!"
„Gaat liever naar devjjver; daar
komen ze handen tekort..."
U moet zich warmer gaan aankle
den!'
Ik duwde haar zonder meer de rij
uit en nam haar plaats in. Toen fluis
terde ze me in eet oor;
„O, God, de mens zeggen, dat .de
oude Krügel net gedaan heeft. En ik
heb liem de jenever gegeven!*
Gaat u nu naar huis en naar bed!"
„Dat kan geen mens bewijzen.
„Ik kan niet!" zij snelde weg, naar
de vijver beneden.
De water-emmers 'reisden heen en
weer. Het vuur bereikte zijn hoogte
punt. Tot heel ver verlichtte het den
nacht; het wierp een angstwekkend
schijnsel op de zwarte door de storm
gegeselde bossen; het schrikte de
mensenwoningen op uit hun slaap,
en het leek aJsof alle huizen met
bleke gezichten en van ontzetting
glinsterende ogen toezagen, hoe een
van hen de vuurdood sterven moest
Balthassar schreed met veldheer-
schreden af en aan, gaf tien nodige
en honderd onnodige bevelen.
„Plotseling riep een schrille stem
„Emil! Emil! Emil!"
Het was de oude houtzager, die zo
riep Hij riep zijn zoon.
„Emil! Emil! Emi1!"
Nu kwam er beweging in de me
nigte.
„Daar komen de Krügels!"
„Ja, daar kwamen de oude Krügel
en zijn vrouw. De houtzager stormde
OP hen af.