Hubertus De geur van Rome is de reuk bloed van Rauter tot doodstraf veroordeeld Voorzitter van de ARKA laat veel kwesties de revue passeren WOENSDAG 5 MEI 194S VB LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA t ROME-ALBUM UOE DICHER BIJ ROME, hoe, **slechter Christenen is een spreek woord, dat verre overtroffen wordt door de uitspraak: Roma veduta, fede perduta Wie Rome heeft gezien, heeft zijn geloof verloren. We kun nen de geruststellende verzekering geven, dat het met de verdorven heid van het Italiaanse Christendom, alsmede met de standvastigheid on zer persoonlijke geloofsovertuiging na de bezoeken aan het gesmade Ro me nogal losloopt! De verkiezingen hebben iedereen in het ongelijk gesteld, die meende, dat het Italiaanse volk Rooms op rolletjes is, en wat het gesthokte ge loof betreft van de Rome-pelgrims, het is een ereschuld tot eerherstel orh*zonder schaamte op te biechten, dat wij telkens béter uit Rome zijn teruggekeerd, rijker (van geest!) en onmiskenbaar Roomser. IN VROEGER EEUWEN, en uit dat tijdperk stammen wel de onuit roeibare spreekwoorden, heeft het pauselijk Rome door een wufte le venshouding zeker reden tot erger nis en opspraak gegeven, maar die tijd waarvan de omvangrijke pa leizen van reeds tot stof vergane kar dinalen de heugenis vasthouden die tijd is lang en lang voorbij, en óók in die periode van zijn veelbe wogen geschiedenis kon Rome trots gaan op vrome pausen en grote hei ligen. Maar hoe dan te verklaren, dat vele brave Nederlanders vaak aan stoot nemen aan de soms, laat ons zeggen, vlotte manier, waarop het Italiaanse volk zich in de kerken ge draagt? Zou het niet daarin liggen, dat vele Hollanders de zuidelijke geloofs beleving wat ai te Spanbroeks bekij ken en met de Spanbroeker maat el voor el gaan opmeten, wat mijlen-ver er vain verwijderd is? De Katholieke Kerk is een wereld-gemeenschap. Ook in haar huis „zijn vele wonin gen". De een zal keurig-netjes voor de ramen van zijn woning kanten glasgordijnen hangen en er door gluren, een ander zal de balcon-deu- ren wijd openzwaaien en in zijn hemdsmouwen een lied aan de. zon zingen! Een Italiaan, die voor zaken m Holland reisde, vertelde ons, dat hij zich altijd ergerde over het einde loos collecteren in Holland, tot aan de consecratie toe en dat hij min of meer verbouwereerd was, toen hij voor het eerst een priester zich op de fiets naar een stervende zag bege ven! Ook bevreemdde het hem, dat in sommige plaatsen de mensen een buiging maken of knielen vóór zij aan de communie-bank gaan liggen en over 't algemeen was hij er slecht over te spreken, dat in de kerken iedereen in een boek zat te lezen, ter wijl de Mis werd opgedragen. „Ze zitten er wel - maar ze doen niet mee!" Hij vond onze godsvrucht koud, en geen wonder, want hij was een zon gebruinde Napolitaan, maar voegde hij er vergoelijkend aan toe:' „Paese che vai, usanza che trovi", zoiets als ons: ,,'s Lands wijs, 's lands eer". UIT DIT GESPREK IN HET CLUBGEBOUW der buitenlandse pers te Rome (waar, omdat er toch niets opzienbarends bij de verkiezin gen wilde gebeuren, eindeloze de batten werden gevoerd in een men gelmoes van talen) kan Spanbroek veel leerzaams putten! Persoonlijk hebben we ons sinds onze jongelingsjaren in Rome altijd „thuis" gevoeld, in godsdienstige zin bij moeder thuis, al blijft ons wezen van ganser harte geworteld in de lage landen bij de zee. Er is een veel mooier en war er spreekwoord: „Wie Rome eens gezien heeft, verlaat het nooit meer". Wie eens de geur van Rome in zijn ziel heeft opgesnoven, raakt die dank bare begeestering nooit meer kwijt. Het is niet de geur der eeuwen, die bedwelmend afdaalt uit de bouwval len der keizerlijke paleizen op de Palatijn. Het is niet de geur van wierook, waarvan de vierhonderd kerken doortrokken zijn. Het is de geur van bloed van het bloed der martelaren. O FELIX ROM/ft GELUKKIG ROME, dat gepurperd is door het bloed van Petrus en Paulus en doordrenkt van het bloed van dui zenden en duizenden bekende en on bekende geloofsgetuigen! Noch de Romeinse keizers in hun mateloze pracht en praal, noch' de pausen, die, in brons gegoten, tiaar gekroond, de nissen der kerken vul len, en nog veel minder de koninkjes van Italië en de presidentjes van de kers-verse republiek zijn de beheer sers van Rome geweest. Het zijn de martelaren en martelaressen, de jon gens en meisjes, de mannen en vrou wen, die gekruisigd, verbrand, ver scheurd en opgevreten, hun leven of ferden onder het kruis, zij zijn het die Rome beheersen en het maken tot de Eeuwige Stad. Een Rome zonder bouwvallen, zou Rome niet zijn heeft iemand ge schreven; een Rome zonder paus is een onthoofd lichaam heeft een ander geschreven. Een Rome zonder martelaren is een bloem zonder geur, zonder de geur def eeuwigheid. MET SCHROOM het Si Pieters plein, omdat dit plein waar eens het circus van Nero verrees ge heiligd is door het kruis van Chris tus op de spits der obelisk, maar ook door het omgekeerde kruis van de eerste paus, met het hoofd hangende omlaag. De obelisk, die midden in dat cir- curs stond en nu midden op het plein, is ooggetuige geweest van Petrus' doodsstrijd. De grond rond om is gesopt in het bloed en de tra nen van duizenden martelaren. De fonteinen, die met ontembare over moed hun zilveren waterzuilen ten hemel spuiten, doen, neerplassend, de bekkens overlopen en langzaam gutst een riviertje naar de holte van de obelisk, een donker kronkplri- viertje over het plaveisel, rillend als vergoten bloed. rood, groen, blauw, een feeën-stad gelijk, de reclame-lichten aan. Er golfde en deinde een dichte stroom van nieuwsgierigen naar de verkiezings-uitslagen, terwijl auto's en bussen met schelle geluiden op de claxon zich een weg door de mensen-pap wrongen. MARCELLO BINNEN, waar, on der het halfdonker van de hoge ge welven, versteende bisschoppen, op hun tomben uitgestrekt, de doods slaap hielden, waar een gemurmel van stemmen en een helle licht glans aantrok naar een zij-kapel, in welke, omgeven door een brandend braambos van kaarsen en lamojes, in een festijn van gouden krullen en over de bovenrand zwierende enge lenbenen, het H. Sacrament stond uitgesteld. Het was de „benedizione serale", de avondzegen, met het rozenhoedje, waarvan de tientjes beurtelings wer den begonnen óf door de priester door de gelovigen, ieder tientje afgewisseld door een tik met de al taarschel. Dan gleed onze aandacht preve lend weg naar het duistere verschiet van het priesterkoor, waar in zwart fluwelen duisternis een goudgeel schijnsel de kist met het lichaam van Marcellus weifelend belichtterMarcel- lus, de 30ste paus, die door de kei zer tot paardenknecht in ziin stallen werd vernederd „en, als slaaf behan deld. in bittere ellende verkom merde. Daar vloeiden tiid en eeuwigheid ineen en terwijl de kralen door onze vingers gleden vlochten de rode rozen en de tere rozeknopjes de gruweltuin der keizers zich samen tot een geurende bloemen krans op het gedoomde Hoofd. Avond-uren bij de martelaars graven O, Colosseum, reuzen-kroon der bloedgetuigen! Fonteinen sproeiend aan des Pausen voet. Waarom zo ver van hier? L. R. Italiaanse dank Van de vele vriendelijke dankbe tuigingen, door de ItalianAi gezonden aan Nederlandse schrijvers van „po litieke brieven1', publiceren we er een, gezonden aan de heer Jac L. Moers te Zoeterwoude. De brief is afkomstig uit Turijn en luidt: „Bij afwezigheid van mijn vrien din (naam onleesbaar!) heb ik uw brief ontvangen en ik haast mij u te bedanken voor de geluk kige gedachten en voor bijzon dere belangstelling, welke u toont te hebben voor mijn arm land. Radio en kranten zulten u gezegd hebben, hoe het Italiaan se volk gehandeld heeft, daar door bewijs leverend van zijn politieke rijpheid en van zijn ge weten. Ik gelook niet, dat dege nen, die ons van verre hebben gadegeslagen, méér hebben kun nen verwachten. De massa der werklieden, die door geringe ontwikkeling en gebrek aan mid delen door middel van het Com munisme een financiële verbe tering zou willen hebben (kijk maar naar de rode propaganda) heeft stand gehouden, bewust van hetgeen de Christelijke mo raal hen oplegt. Geheel Italië heeft thans het werk hervat, en bewaart het vertrouwen in zijn toekomst Ontvang mijn harte lijke groeten, waarde onbekende vriend van Holland: Ik zal zeer verheugd zijn mededelingen ontvangen over uw land en zijn bekoorlijkheden, en ik zal u dankbaar zijn, in dien u mij iets laat weten van uw land, dat ik misschien nooit de eer zal heb ben te zien Gedenk mij in uw gebeden en bedank in naam van mij en vele anderen uw landgenoten, die voor ons in dit beslissend uur een gedachte hebben over ge had. Ik breng u mijn zeer vrien delijke groet. Domenica Salomone sie de Quay, die deze zaak in studie heeft en ongetwijfeld met spoed zal teneinde brengen. Het hoofdbestuur heeft echter gemeend er goed aan te doen een commissie in het leven te roepen om te adviseren inzake deze herziening van de burgemeesters- bezofdigingen. Deze commissie heeft onalngs haar rapport uitgebracht. „Er is een netelig en brandend vraagstuk, dat ook thans nog onze aandacht intensief hebben moet. Het is het vraagstuk van de gemeente klasse-indeling, ingevolge het rijks bezoldigingsbesluit" zo zeide spr. „In de feitelijkheid der onderhavige ge meenteklasse-indeling is Brabant in elk geval „generaliteitsland" geble ven. Dit is he1 aas geen mythe, maar harde realiteit. Deze classificatie achterstelling voelt men en blijft men voely als een schrijnend en onrecht vaardig iets en beroert, wellicht meer dan men vermoedt, de gemoederen". Binnen het verband van de R.K. Cen trale van Overheidspersoneel is een speciale commissie doende het clas sificatie-vraagstuk te bestuderen, waaromtrent binnenkort een rapport te verwachten is. Tenslotte is een accoord bereikt, vervat in een comptex van verbete- ringsmpatregelen. De resultaten zijn bevredigend te noemen. Het besluit van de ministerraad om aan de ambtenaren op de natio nale feestdag (5 Mei) niet meer de gehele dag, doch eerst van 16 uur af vrij te geven, terwijl ter gelegenheid van de verjaardag van leden van het koninklijk huis in het geheel geen Vrijaf meer zal worden verleend is naar men meedeelde genomen opinsti- gnatie van de Stichting van de Arbeid Het hoofdbestuur van de ARKA kan niet nalaten zijn grote teleurstelling over dit besluit uit te spreken. Na de uitvoerige reden van de voorzitter werden op de beide con gresdagen besproken het beleid van de redactie van het orgaan, van het bestuur en de poMtiek der regering. De leden werden aan het einde van de eerste congresdag ontvangen door het gemeentebestuur. KEER TERUG naar het ontzag' wekkend-imponerend Colosseum, het amfiteater der keizers uit het huis der Flaviërs, waar, onder het hyste risch gekrijs en geschreeuw van de tienduizenden bloed-dronken toe schouwers, ontelbare van onze ge loofsgenoten door roofdieren ver scheurd, door wilde stieren neerge- smakt, gemarteld en doodgeslagen zijn. ,,'k Zou mijn sigaret maar doven" zeiden wij tot een van onze colle ga's die ons naar het amfiteater ver gezelde maar hij begreep het niet en had meer oog voor de vrijende paartjes, dié zich in de holten van de bouwvallen hadden verscholen. Maar toen hij later op de middag de ondergang van het Romeinse rijk meende te moeter betreuren en wees op de grillige, met bloemen om kranste resten van wat eens marmer- blanke, goud-beladen tempels wa ren, draaiden we hem een slag om en toonden van verre de zware romp van het Col..sseum: de eeuwige schandvlek der heidense beschaving, de eeuwige glorie van het Christen dom. WANNEER HET FEEST TEN EIN DE WAS en het volk door de 70 uitgangshalen vomitoria of „bra- kers" genaamd naar buiten golf de, werden de geschonden lichamen der martelaren met haken wegge- harkt, om als voer te dienen voor de beesten. Maar vrome zielen waren waakzaam, roofden de kostbare over blijfselen, bezorgden hun een begra fenis in de diepte der catacomben. Nadat het vermolmde heidendom was ingestort, werden de lichamen in de kleine kerken gebracht en on der het altaar neergelegd. Er is geen kerk in Rome, of het heeft zijn martelaars-graf, soms in een krocht of crypte, soms in de al taartombe achter een traliewerk neer gelegd. Daarom gingen we zo graag in de schemering naar een van die oude titel-kerken, gebouwd in het voor de Christelijke eredienst geschonken huis van een of andere Romeinse pa triciër. Eén er van, St. Marcellus „in Lu- cina" (de naam, van de edelvrouwe, die haar huis in het geheim voor de Christen-gemeente had afgestaan), lag op onze weg van het clubgebouw naar het hoteL Op het corso flitsten en floepten In het Kurhaus te Scheveningen is 1 Het hoofdbestuur is teleurgesteld het congres gehouden van de Alge- door het bij K.B. van 23 December mene R.K. Ambtenaren vereniging. (A.R.K.A.) De voorzitter van het ARKA de heer B. J. M. van Elk, ge meente-secretaris van Eindhoven heeft daar een rede uitgesproken, waaraan wij het volgende ontlenen. Hij gaf een z.g. vogelvlucht-over zicht over de vereniging haar werkzaamheden sedert haar leden laatstelijk in September 1947 te Am sterdam in vergadering bijeen waren Het ledental steeg in 1947 met 589 en in 1948 andermaal, zodat het thans 12.054 bedraagt, waarvan 4538 rijks ambtenaren, 5183 gemeente-ambtena ren onder wie 278 burgemeesters, secretarissen en ontvangers en 237 provinciale ambtenaren. Het aanta1 ARKA-afdelingen is gestegen tot 73. De door het hoofdbestuur ingestelde commissie ter bestudering van het vraagstuk der personeelsverenigin gen heeft haar rapport uitgebracht. Ook de door het hoofdbestuur inge stelde commissie ter bestudering van het stichten van een ARKA-vacatie- oord heeft een rapport uitgebracht. Naar het oordeel dezer commissie be staat ook voor de ARKA de mogelijk heid de exploitatie van een eigen vacantieoord te openen; tevens ook buiten het zomerseizoen zou de in richting te bestemmen zijn tot rust huis. Het vacantieoord zou, aldus de commissie tevens te gebruiken zijn als plaats voor het houden van con gressen, jaarvergaderingen vormings- dagen, kaderbijeenkomsten, studie centrum, bestuursvergaderingen e.d. Het ARKA-Hoofdbestuur heeft dit rapport in ernstige overweging ge nomen, doch een beslissing in ver band met een nader door het dage lijks bestuur in te stellen onderzoek, aangehouden. In het hoofdbestuur is vervo^ens in behandeling geweest een rapport van het bestuur van de landelijke hoofdgroep II inzake de al of niet wenselijkheid van een unificatie der bezoldiging van de ambtenaren bij de verschillende provincies werk zaam. De conclusie, welke werd aanvaard, was, dat de unificatie van de bezoldi ging van het provinciale personeel of éu'leen van het griffie-personeel dient van de hand te worden gewezen, al thans niet dient te worden bevor derd, aangezien de eventuele voor delen niet zullen opwegen tegen de nadelen. 1947 bij de Tweede Kamer der Sta ten generaal ingediende ontwerp van wet tot wijziging van de pensioenwet 1922. Verwacht had mogen worden aldus spr., dat in dit wetsontwerp de zelfde verbeteringen zouden voorko men, welke onlangs zijn aangebracht bij de wet van 4 Augustus 1947 in de pensioenwetten voor de land en zee macht betrekking hebbende op de dienstplichtigen en van de pensioen wetten voor het reservepersoneel der landmacht en hgt personeel van de Koninklijke Marine-reserve. Dit is, wat de regeling van het weduwen- pensioen betreft, ten dele niet het geval. Een zeer voelbare teleurstel ling is, dat de regering het maximum ambtenarenpensioen slechts mét f 500 wil verhogen en alzo stelten op f 4500. Dit pensioen-maximum is, naar het hoofdbestuur meent, zeer onbevredigend. Ook hierin blijft de regering naar de mening van het hoofdbestuur betreurenswaardig ten achter, om haar eigen dienaren, de ambtenaren, mede in materieel op zicht op dit stuk, de plaats te geven, waarop zij naar recht en redelijkheid aanspraak kunnen maken. Ten aanzien van de pensioenen zei spr. nog „Zijn wij goed ingelicht en hiervoor staan ons zeer betrouw bare bronnen ten dienste, dan zal binnenkort bij de Staten-Generaal aanhangig worden gemaakt een ont werp van wet, inhoudende de ver hoging van de pensioenen met een toeslag, zulks in aansluiting aan de wet van 28 Februari 1947 tot toe kenning van een uitkering ineens aan gepensioneerden over de jaren 1945 en 1946. De wensen van het hoofdbestuur gaan uit naar een verbeterde kinder toeslagregeling, we'ke daarenboven ook van toepassing zou zijn op stude rende kinderen en wel tot 23-jarige leeftijd. Een en ander met het oog op de mogelijkheid van het bezoe ken van een inrichting van hoger on derwijs en de onmogelijkheid om de studie uit eigen inkomsten te bekos tigen. Over de unificatie der bezoldiging van gemeente-secretarissen en ont vangers zeide spr.' dat de verwach ting werd gekoesterd, dat medio of uiterlijk einde 1947 de nodige voor stellen tot verbetering van deze be zoldigingen gereed zouden zijn. Wat de salarissen van de burge meesters betreft, is er een commis- Het Bijz. Gerechtshof te 's-Gra- venbage onder presidium van jhr mr P. van Meeuwen heeft Rauter over eenkomstig de eis tot de doodstraf veroordeeld. Alvorens de uitspraak te doen deelde de president de overwegingen mede, welke het Hof er toe hébben geleid de twijfel omtrent zijn rechts bevoegdheid te verwerpen. Het beroep op de regel: geen straf zonder wet, moest verworpen worden daar het recht betreffende oorlogs misdadigers niet pas na deze oorlog ontstaan is, doch slechts opnieuw ge formuleerd. Het artikel van het verdrag van Genève volgens welke Rauter terecht zou moeten staan voor het Hoog Mil. Gerechtshof wordt ontzenuwd door het besluit Bijz. Rechtspleging. Ten aanzien van de vraag of het be- wezene strafbaar is, wilde het Hof gezien het international recht, de inval van Duitsland in Nederland niet onrechtmatig noemen. Gevolgen va nde bezetting kunnen dus niet alle zonder meer onwettig zijn en derhal- diene a'ke daad van Rauter afzon derlijk te worden bekeken. Daarbij stelt het Hof wel vast, dat de ver dachte zelf zich nooit afgevraagd heeft of zijn handelingen al of niet in strijd waren met het internatio nale recht. Van uit Duits standpunt gezien al dus het vonnis, was de verzetsbewe ging onrechtmatig. Van Nederlandse zijde bezien was de illegale oorlog echter wel geoorloofd. En het capitu- tetieverdrag legde naar de mening van het Hof, geen verplichtingen op de Nederlandse regering of de be volking van het bezette gebied. Tij dens de bezetting is nooit door de Duitsers een beroep gedaan op het verdrag en bovendien wa6 de inhoud er van in Nederland niet bekend. Het verzet is gegroeid uit noodzakelijk heid en is te beschouwen als een wet tige strijd tegen de onderdrukkings maatregelen van de Duitsers. Wat de Jodenvervolgingen aangaat, deze zijn in flagrante strijd met het landoorlog reglement, evenals het roven van huisraad en het verbeurd verklaren van radio's. Het Hof kan zich echter voorstelten, dat aan Rauter het ver schil tussen inbeslagnemen en ver beurdverklaren ontgaan is. In strijd met ieder begrip van recht waren ook het neerschieten van de z.g. Todeskandidaten en het arres teren van de familieleden van on dergedoken politiemannen. Het op leggen van collectieve geldboeten is althans op de wijze waarop Rauter ze toepaste, eveneens niet geoor loofd volgens internationaal recht. Aangaande de represailles kan worden vastgesteld, dat Rauter zich ook daar nigt hield aan de regels en steeds vrijwel onmiddellijk na een aanslag represaillemaatregelen liet volgen, zelfs wanneer de dader zich gemeld had. Sluipmoorden, zoals de Silbertan- ne-acties, waren van zulk een uitzon derlijke laagheid, dat van overeen komst met internationaal recht geen sprake kan zijn. Bij het bepalen van de straf wilde het Hof het in beslag nemen van ra dio's niet in rekening brengen. De Jo denvervolgingen en studentenraz zia's worden echter zeer ernstig kwa lijk genomen, temeer omdat hij de misdadige politiek van de Duitsers met innerlijke volkomen overeen stemming gevolgd heeft, handelde hij zonder haat, alleeh volgens doelma tigheid, dit neemt niet weg dat de bewezen verklaarde feiten zó ern stig zijn, dat alleen de doodstraf hier past. Onder doodse stilte werd het von nis aangehoord. Rauter zelf bleef uiterlijk volkomen onbewogen. Hij luisterde opmerkzaam toe toen de president hem mededeetee dat hem het recht van cassatie was verleend. Met zijn gewone buiging verliet hij toen de zaal. Gisteren is een De Havilland Tiger Moth, een lestoestel van de militaire vliegschool te Woensdrecht, even over de Belgische grens neergestort. De beide inzittenden, de eerste luite nant vlieger-waarnemer, C. v. Eime- ren, en de sergeant-v! iegr A. A. Snoeyers, hebben by dit ongeluk het leven gelaten. Een foto van het wrak van het vliegtuig. Foto ANP-Ba GROTE INBRAAK IN WEST- FRIESE MUSEUM TE HOORNS In de nacht van 30 April op,l Mei heeft het West-Friese museum te Hoorn onwelkom bezoek gehad. Eén of meer inbrekers verschafte zich toegang tot het gebouw door een raampje open te schuiven en een deur te forceren. Zij haalden een rij ke buit binnen van antieke gouden horloges uit de 17e en 18e eeuw be nevens een groot aantal oorijzers. Ook een fraaie antieke horlogekast van schildpad, ingelegd met goud, behoort tot de buit, waarvan de waarde moeilijk te schatten is. Bij de gestolen uurwerken zijn mooie exem plaren van Carpentier en Barnett uit Londen en Vauche uit Parijs. De po litie vermoedt, dat het „hoofdbu reau" van de dader(s) in Amsterdam gevestigd is. EEN ROMAN VAN HET WOUD Paul Keiler 16) „Kom Mathilde, houd me wat ge zelschap. Ik ben zo alleen. Drink een glas wijn met me!" ,,'n Slokje maar, mijnheer Huber tus, anders krijg ik hoofdpijn!" „Zo!En vertel me nu ,eens wat van mijn moeder!" „Ach God, ach God, mijnheer Hu bertus! Wat zou het de goede me vrouw p1ezier hebben gedaan, als ze nog had mogen beleven, hoe de klei ne Hubertus is opgegroeid. Maar neen ze moest al sterven, toen hij pas vier jaar was. En mijnheer uw vader een jaar voordien in de oorlog gesneu veld. Dat is haar dood geweest!" „Hoe zag mijn moeder eruit, Ma thilde? Was ze groot?" „Ach neen, een klein elegant vrouwtje. Ze zag er eigenlijk hele maal niet uit als een getrouwde vrouw, veel meer als een heel jong meisje. Eens toen we in de stad wa ren üep mevrouw met de kleine Hu bertus aan de hand en toen schreeuwde een jongen ons achterna „Hé juffie, je broertje hét z'n muts verloren!" Ach God, wat hebben we toen gelachen!" „Dat is, dunkt me, een mooie tijd geweest, Mathilde!" ,0, zo mooi! Toen mijnheer uw vader nog leefde, gooide hij de klei ne Hubertus altijd als 'n bal in de hoogte en ving hem dan steeds weer op. O, God, wat heeft uw goede moeder daar een angst om uitge staan! Wat heeft ze gegild. Maar als mijnheer uw vader met ballen op hield, begon de jongen te gillen." „Ja... Mathilde, ja! Maar vertel verder." „Er was ook een ezel om op te rij den. Maar de kleine Hubertus zei altijd „Niet ezel rijden.... liever papa rijden!" En daar moest me vrouw altijd zo erg om lachen. En dan ging ze zelf op de ezel zitten en Hubertus op papa, en dan hielden ze wedstrijden. Ach, wat hebben we gelachen als we dat zo uit het keu kenvenster aanzagen. Mijnheer uw vader was zo vrolijk. De goede God geve hem de eeuwige rust en de goe de mevrouw eveneens!" Opeens een felle lichtstraal en een ratelende donderslag. „O God, o God... onweert het?" ,Ja Mathilde, een voorjaarsonweer. Het zal niet lang duren." Wij luisterden. Het regende niet; ook de storm scheen geduwd te zijn. Het weerlichtte en donderde nog twee maal, toen begon het weer te waaien en te regenen. Ik zat zo nog wel een kwartier zo met Mathilde alleen. Eensklaps kwam Timm binnenge stormd en riep „Mijnheer, er is beneden in het dorp brand uitgebroken!'' Verschrikt sprongen wij overeind. Ik trok snel een paar hoge kaplaar zen over mijn broek, sloeg een regen jas om en zette mijn muts met oor kleppen op. „Vooruit, Timm, kleed je aan, we moeten naar beneden." Dreunend sloeg de wind de voor deur achter me dicht. Ginds beneden laaide vuui; op tegen de donkere nachthemel! Rook wa'kte omhoog, door de gloed rod verlicht. Dat was de „Druiventros", die daar brandde! Timm kwam me achterna gerend, ook vrouw Sturz, en, helaas, ook de honden, die als waanzinnigen te keer gingen. Ik probeerde vergeefs ze terug te jagen. Vrouw Sturz, wie ik beval, de dieren te vangen en naar huis terug te brengen, griste in de richting van de taks, kwam daarbij over de poedel te vallen en rolde schreeuwend de gladde helling af. Timm lachte uit volle borst: mij ont brak de lust daartoe. Inmiddels werd in de kerktoren de stormklok geluid; een alarm-hoorn loeide onheilspellend en bijwijlen droeg de storm enkele fragmenten van opgewonden mensenkreten naar ons over. De „Druiventros"! Neen toch niet de „DruiventrosDe vuurhaard lag verder tegen de noordelijke ha1 ling op. De. houtzagerij Een hevige schrik doorschokte mij Wie had het gedaan? De bliksem?... Of... of...? Ik dacht aan de hut bij het moe-* ras. „Laat Bönisch maar oppassen!" had dat griezelige Krügelwijf gezegd En Krügel zelf was dronken geweest „Vlugger Timm, vlugger!'* Beneden lag vrouw Sturz-in de warrelwind, dat ze d'r beide benen had gebroken en rende ons toen ach terna. In de dorpsstraat haastten zich mensen met emmers water. Zij ver keerden in hevige opwinding. „Waar is de brand?" „In de.houtzagerij Dus toch! Spoedig bereikten wy het toneel van de. brand- Het grote woonhuis was nog niet aangetast, maar de hout zagerij zelf stond in lichte laaie en eveneens de grote loods met de hout- voorraden. Het vuur vond gretig voedsel in de droge planken, stam men en krullen; het verrichtte zijn werk kort en snel. Gelukkig sloeg de wind de vuurgloed in de richting van de besneeuwde noordelijke hel ling; de stromende regen stortte zich neer over de woning. Het gam- dan kinderspea'goèd, stond hier mele brandspuit je, niet veel groter machteloos tegenover. Desondanks werkte het, en de dorpslieden vorm den een lange keten van mensen handen bewogen de volle en lege wateremmers heen en weer. In deze keten stonden Erica Isenloh, dé voor zanger en ook Maaltje uit de „Drui ventros''. Met slechts een huisjaponnetje aan stond he meisje in storm en regen. Zodra het verschrikkelijke nieuws haar bereikte, was zij opgestaan en weggesneld. „Bent u 't Maaltje?" „Ja!" „Juffrouw Maaltje, gaat u dade lijk naar huis. U haalt zich een dode lijke verkoudheid op de hals.'1 „Ik kan niet weggaan!" „Laat mij uw plaats innemen!" „Gaat liever naar devjjver; daar komen ze handen tekort..." U moet zich warmer gaan aankle den!' Ik duwde haar zonder meer de rij uit en nam haar plaats in. Toen fluis terde ze me in eet oor; „O, God, de mens zeggen, dat .de oude Krügel net gedaan heeft. En ik heb liem de jenever gegeven!* Gaat u nu naar huis en naar bed!" „Dat kan geen mens bewijzen. „Ik kan niet!" zij snelde weg, naar de vijver beneden. De water-emmers 'reisden heen en weer. Het vuur bereikte zijn hoogte punt. Tot heel ver verlichtte het den nacht; het wierp een angstwekkend schijnsel op de zwarte door de storm gegeselde bossen; het schrikte de mensenwoningen op uit hun slaap, en het leek aJsof alle huizen met bleke gezichten en van ontzetting glinsterende ogen toezagen, hoe een van hen de vuurdood sterven moest Balthassar schreed met veldheer- schreden af en aan, gaf tien nodige en honderd onnodige bevelen. „Plotseling riep een schrille stem „Emil! Emil! Emil!" Het was de oude houtzager, die zo riep Hij riep zijn zoon. „Emil! Emil! Emi1!" Nu kwam er beweging in de me nigte. „Daar komen de Krügels!" „Ja, daar kwamen de oude Krügel en zijn vrouw. De houtzager stormde OP hen af.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1948 | | pagina 5