Valkenburg is niet vredig meer!
De verleden tijd van een
toekomstig stadsdeel
KLEIN NEST]
ZATERDAG 25 OCTOBER 1947
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 3
Heropbouw en vliegveld vergen
grote inspanning
T\E BURGEMEESTER VAN VALKENBURG ZAT MET EEN AARD-
APPEL IN ZIJN HAND een rode aardappel, soort red-star of
paarspet, en we vonden het eigenlijk heel normaal, de burgemeester in
gezelschap van een aardappel aan te treffen, want Valkenburg (Z.-H.)
hadden wie altijd beschouwd als een wat achteraf-.g el egendoch Voor
aanstaande tuinbouwgemeente. ,Een winterhard 'soort!'' zei burge
meester A. C. de Wilde „het is een kogel uit de Romeinse tijd,
welke is opgegraven door prof. Van Giffen in het casteilum, idiat hier
heeft gelegen. De Romeinen hebben een geheel magazijn van dergelijke
stenen aardappelen iin het dorp achtergelaten".
EET KASTEEL BOSHUYSEN GELEGEN „BUIJTEN LEYDÈN", MAAR HOE LANG NOG?
Uet plan, „Zuid-W.ed'
£eidie luiAgemeeite>Li,die. u t de polder damden
F\E BOSHUYZERPOLDER zal als de grote voornemens van Leidens
gemeentebestuur in verwezenlijking gaan worden opgespoten en
opgehoogd, zodat de kans gering zal zijn, dat men ooit nog zal stoten op
fundamenten van het kasteel, waaraan de polder zijn naam' ontleent. Al
vorens de herinnering aan de burcht diep onder de modder Verdwijnt, la
ten we het nog even in zijn oude glo.ie verrijzen.
Boshuysen, bakermat van
rumoerige adel
Hierboven is afgedrukt een teke
ning van het kasteel Boshuysen in
welstand en zelfs wethouder Jonge-
leen zal het met ons eens zijn, dat,
hoe prachtig en ruim het plan Zuid-
West ook mag uitvallen, de middel
eeuwse flat van de ridders van Bos
huysen het in schilderachtigheid
wint. Duidelijk ziet men op de teke
ning het oorspronkelijke, middel
eeuwse donjon met nauwe venster
tjes, omkapseld en verbouwd met la
tere toevoegingen tot een fantastisch
geheel. Duidelijk zijn ook te onder
scheiden de stenen stortkokers tegen
de buitenmuren, die nogal openhar
tig vertellen, dat de hooggeboren
ridders van Boshuysen ook mensen
waren.hetgeen op griezelige wijze
beklemtoond wordt in de Pieters
kerk, waarin een van de meest ge-
ruchtm'akende leden der familie,
Floris, op een grafsteen ligt afge
beeld naast ziin-gemalin Hildegonde
Spruyt van Kriekenbeek, beide in
staat van ontbinding. De steen is
door de kerkgangers afgelopen en af
gesleten, zodat nog slechts vaag de
akelige predikatie van aardse ver
gankelijkheid zich aan de schoenzo
len van de thans vrolijk-levenden
vastkleeft. De meeste mensen lapnen
die predikatie trouwens aan hun
laars, eri ook Heer Floris, die „onge
makkelijk van karakter" was, heeft
zich van die steen, welke hij zelf
had uitgedacht, voorlopig niet veel
aangetrokken.
Waar is het kasteel gebleven?
Het kasteel was het stamhuis van
het geslacht, dat in de 16e eeuw is
uitgestorven en aan de stad Leiden
verscheidene burgemeesters en
schouten heeft geschonken. Bij het
beleg van Leiden in 1574 werd het
slot deerlijk toegetakeld; later is het
totaal afgebroken. In de 18e eeuw
werd op dezelfde plaats (volgens me
dedeling van de heer W. C; Bijleveld
in het Leids Jaarboekje 1915) een
eenvoudig landhuis opgetrokken, be
woond door de familie Van der
Maersche, dat door koop in handen
kwam van de familie van prof. S. J.
Brugmans In het midden van de vo
ri^e eeuw werd dat landhuis afge
broken en werden «de plantages ge
slecht, waarmee de naam Boshuysen
onder het groene zoodie verdween.
Het moet eestaan hebben ten Wes
ten van de Boshuyserwetering, mo
gelijk in de knik, welke de sloot
daar maakt. Het was door een laan
van de Haagweg te bereiken.
Boshuysen is mijn naam!
De Boshuysens hebben in het land
en stadsbestuur soms een flink aan
deel gehad. Burgemeester Jacob en
zijn broer toonden veel, en vermoe
delijk geen belangeloze, belangstel
ling voor de Leidse lakennijverheid
en reisden daarvoor zelfs naar Ca-
^is. Jan, bijgenaamd ..met de Witte
Valk" bestreed zeerovers aan
mond van de Seine en trachtte zich
bovendien verdienstelijk te maken
in de ogen van Karei de Stoute door
op hardhandige manier belasting te
heffen. Willem was baljuw van Rijn
land en onderscheidde zich als vech
tersbaas bij Harmeien en Frans was
vice-adrpiraal van Holland in dienst
van de Soaanse koning, en bij de
Watergeuzen deswege niet hoog in
aanzien; hii werd in 1573 afgezet,
omdat hij Bossu op de Zuiderzee in
de steek had gelaten. Maar het mees
te heeft van zi^h doen soreken Rid-
Floris van Boshuvsen
Zijn vader wast rentmeester-gene
taal van Noord-Holland en zijn moe
der Beatrix van Swieten. Floris' ze
gel hangt aan een stuk van 17' Febr.
1430, waarin de priester Jan van
Boshuysen verklaarde een rente ver
kocht te hebben, verzekerd op een
huis' aan de „Papengraft", gekocht
door hem van de gasthuismeesters
van het St. Catherina-gasthuis (te
genwoordig de Waalse kerk op de
Breestraat), die het op hun beurt ge-
erfd hadden van .Jonckfrou" Luyt-
gard van Boshuysen.
Heel Leiden in rep en roer.
Floris was baljuw van Rijnland, en
herhaaldelijk burgemeester van Lei
den In 1445 was hij schout te dier
stede en in die functie heeft hij hoop
lopende ruzie gekregen met de rent
meester van Noord-Holland, wegens
het openen van een koffer met geld.
die de rentmeester aan hem had toe
vertrouwd. Floris werd opgeroepen
zich voor het Hof van Holland te ver
antwoorden, maar weigerde aanvan
kelijk zich te vertonen. Hij werd af
gezet als schout en zijn functie werd
gegeven aan een Kabeljauwse partij
man, w0t Floris, die vurig Hoeks
was, iret heeft genomen. Hij benoem
de een onderchout en droeg deze op
alle kabeljauwen uit de stad te ver
drijven hetgeen een oproer op
Pinksteren 1445 teweeg bracht, ge
volgl door een fellere opstand op 1
Juli 1445, toen de Hoeksen de storm
klok lujdien en het aftreden eisten
van de ni» uwe Kabeljauwse burge
meester De Kabeljauwen hadden 't
stadhuis in hun macht, de Hoeksen
verzamelden zich in de Nieuwstraat
en trokken gewapend op, maar op de
Korenbrug trachtte men hen te
paaie wat hun ongeluk werd. Tei
«vijl d* onderhandelingen nog liepen,
leden de Kabelauwen een uitval ei>
de Hoeksen renden terug naar het
kerkhol van de Hooglandse kerk,
waar zij zich veilig waanden, omdat
op een kerkhof niet mocht gevochten
worden De Kabeljauwen een .'et
maakten korte metten en wat niei
..mkwam, *erd gevangen genomen
Sommigen er van werden terecht
gesteld o a een zwager van Flo. is,
maar Floris 7elf zien we in 1450'weer
hoog in ere als „Raad" van de her
tog var Bc gondië! In 1474 is hij
van oudedom overleden.
Het verbleekte wapenschild.
Zijn •.<- bleekte Wapenschild kan
men neg zien boven de heiligenfigu
ren, w atmtde een van de kolommen
in de Pieterskerk is beschilderd en
welke weer onder het witsel van de
Hervormir.g te voorschijn zijn getre
den. Aan o-eze schildering heeft hy
aus zeker bijgedragen, zoals hij ook
herhaalde malen voor de belangc
van de Pieterskerk opkwam. Het wa-
i«en van het geslacht Boshuysen was
een so^t dambord van witte en
blauwe k'OKjes met als helm-teken
een zii 'f ren hertekop, geflankeerd
door uitslaande geveerde vlerken
Een mooie versiering voor het toe
komstige wykhuis!
Komt er een „Mees Haviksz-plein?'
Tijdens het beleg vinden we de
naam terug in de Boshuizer-schans
a d. Haagweg, welke op 29 Juli 1574
bij een uitval van de Leidenaars werd
veroverd, maar spoedig weer moest
worden opgegeven. Het stadsbestuur
had bij die uitval prijzen uitgeloofd
voor het veroveren van de schans en
voor het inleveren van hoofden van
verslagen vijanden.
Roos van Amersfoort en Robert
Engelsman kregen ieder 1 pond en 4
schellingen voor een hoofd. Voor het
innemen van de schans waren vier
prijzen uitgeloofd, doch er wa* a 17
die er aanspraak op mkakten, aar-
om besloten werd het uitgetrokken
bedrag wan 20 pond over alle dappe
ren te verdelen. In onze verbeelding
zien we nu in het plan Zuid-West al
straat-bordjes met „Roos-van- Amers-
foortlaan" en de „Robert Engelsman-
straat", maar zeker mag men dan
niet vergeten de nagedachtenis te
eren van de schutter-hopman Mees
Haviksz, die bij de uitval op de Bos
huizer-schans dodelijk werd ge
wond.
Aan het eind van dit haastig over
zicht van de verleden tijd der toe
komstige stadswijk, betuigen we
dank, ongetwijfeld namens alle aspi-
rant-Boshuizers, aan de onvermoeide
mej. S. M. van Zanten Jut, assistente
van het Stedelijk Archief, aan de
heer J. W. van Zwieten uit Alphen
d. Rijn, van de sectie Krijgsge
schiedenis der Generale Staf; en aan
de heer A. de Bruyn, beambte van
het Archief, die fotografische hulp
verleende. Naarstig geraadpleegd
werd, we zouden zeggen: natuurlijk,
nrof Blok's „Geschiedenis van een
Holl. Stad" en het Biografisch Woor
denboek.
Het Prinsenhof te Delft
Gedeeltelijk gerestaureerd
Prof. N. Lansdorp, hoogleraar in de
bouwkunde aan «de Technische Hoge
school te Delft en ir. S. H. Stoffel,
voorz. van de Stichting Het Prinsen
hof hebben een uiteenzetting gegeven
over de restauratiewerkzaamheden
aan het vroegere St. Aechtenklooster.
dat geruime tijd de verblijfplaats was
van Willem van Oranje en daaraan
zijn naam Het Prinsenhof dankt. Voor
de oorlog werd reeds met de restau
ratie begonnen. Aangezien er geen
oude tekeningen en charters meer
waren van dit ernstig verwaarloosde
complex, moest zorgvuldig worden
gezocht naar een reconstructie. Daar
in is men zover geslaagd, dat b.v. de
oude spinzaal geheel in haar histori
sche vorm kon worden hersteld. Het
lag in de bedoeling om ook het overi
ge deel in dezelfde stijd te restaure
ren, maar Rijksmonumentenzorg
maakte daartegen bezwaar. Het bu
reau verlangde, dat Het Prinsenhof
verder zou worden hersteld in de stijl,
waarin het laatstelijk was opgetrok
ken. Dientengevolge zal de voorgevel
aan het Oude Delft oorspronkelijk
een fraai stuk architectuur uit vroe
ger eeuwen veel minder aantrek
kelijk worden d^n mogelijk was.
Er worden nog besprekingen ge
voerd met Monumentenzorg, maar
men verwacht niet dat deze instan
tie van haar standpunt zal afwijken.
In liet Prinsenhof zal, behalve de
gemeentelijke musea, een schoolmu
seum met betrekking tot de tachtig
jarige oorlog worden gevestigd. Men
hoopt het gerestaureerde complex in
de loop van het volgende jaar in ge
bruik te kunnen nemen, ter gelegen
heid waarvan een nationale tentoon
stelling betreffende de Vrede van
Munster (1648) zal worden ingericht.
Een nieuw dorp met
ondergronds-gewroet
W«e bekeken nauwkeuriger het
oorlogstuig van gebakken klei, zo on
schuldig van aanzien, maar dat als
het tegen iemands hoofd werd ge
slingerd, even afdoende werkte als
een atoombom. In beide gevallen
ben jie morsdood.
De telefoon relde op de tafel,
„Het ministerie van oorlog....?
Met de burgemeester".
En terwijl de burgemeester zijn
diplomatieke talenten uitspeelde en
verspeelde, om een barak, welke als
verenigingslokaal in gebruik was,
voor zijn ingezetenen te behouden,
was de lucht vervuld van het ge
ronk van vliegtuigen die met tussen
pozen van enkele minuten opstegen,
en brul'end en razend over het raad
huis scheerden
DE SYMBOLIEK VAN EEN
STENEN AARDAPPEL.
De stenen aardappel, welke de
burgemeester nog in zijn hand had
leek ons symbolisch voor Valkenburg.
Evenmin als het een echte aardappel
was, doch een Romeinse bom, even
min is Valken burg een vredig en
rustig tuinders-dorpje, maar een ru
moerige oorlogshaven. Nog nooit heeft
het zijn naam zo-veel eer aan gedaan,
als tegenwoordig. Telkens strijk ri
de zi1 veren roofvogels af en aan uit
hun horst.
ER IS VEEL VERWOEST
EN AFGEBROKEN.
„Niet alleen het aanzien van de
gemeente is veranderd, maar ook de
financiële structuur" verklaarde
de burgemeester. ,,In het begin
van de oorlog werd. het dorp, zoals
bekend is van drie zijden floor onze
eigen artillerie beschoten en voor de
helft verwoest. Er werden 1500 gra
naten op het dorp en vliegveld af
geschoten. En dat terwijl alle bewo
ners er nog waren!" zei de bur
gemeester met msinoegen in zijn
stem.
Weer schelde de telefoonbel.
Nu was het de genie.
„Tijdens de bezetting heeft de be
volking driemaal moeten evacueren.
De Duitsers hebben bovendien nog
38 huizen af laten breken. De ver
woeste woningen zijn in de bezet
tingsjaren bijna alle herbouwd,
waarbij tegelijkertijd nieuwe straten
en een vo'ledige riolering met pomp-
installatie v/erd aangelegd. Dat is
de goede zijde ervan".
WIE ZAL DAT BETALEN?
„Maar wie zal dat betalen?"
zongen wij op een Brabants wijsje.
„50 pet werd door het Rijk geleend
h fonds perdu, 40 pet. in z.g. rente
loos voorschot en 10 pet. kwam voor
rekening van de gemeente. U be
grijpt dat door de herbouw de rè-
keningen een geheel ander beeld
gingen vertonen, dan vroeger. Hier
hebt u een staatje van de uitgaven:
1939 gewone dienst f 45.000.
kapitaaldienst 8.000.
1940 gewone dienst f 98.000
kapitaaldienst f 87.000.
1941 gewone dienst 64.000.
kapitaaldienst f 354.000
1942 gewone dienst 78.000,
kapitaaldienst 688.000.
1943 gewone dienst f 67.000.
kapitaaldienst 485.000.
terwijl voor 1947 de raming is:
1947 gewone dienst f 57.000.
kapitaaldienst 490.000
ROMAN VAN CHARLES GARV1CE
Geautoriseerde vertaling door
F. VAN VELSEN
37)
„Heel mooi," stemde Daan toe.
„Ja," zei Mountjoy met iets als
een zucht. „Als ik twintig jaar jon
ger was...! U is niet getrouwd, is
het wel?"
„Neen,"antwoordde Daan met een
kort lachje, want die vraag was hem
de laatste tijd dikwijls gesteld.
„Ook niet verloofd?" vroeg de an
dere met een steelse blik op zijn
metgezel.
„Neen," gaf Daan ten antwoord,
doch n«u zeer kort.
„Dat is goed," zei Mountjoy.
„Waarom?"* vroeg Daan nog kor
ter.
„Wel," antwoordde de grote fi
nancier, ,,'he't huwelij'k, een verlo
ving zelfs is een belemmering voor
een jongeman, speciaal wanneer hij
zijn weg door de wereld moet ba
nen, zoals ik veronderstel dat u
most doen."
Daan knikte.
„Indien hij geen vooraanstaande
De heer A. C. DE WILDE
Burgemeester van Valkenburg.
Dan lópen er nog tw ee kasgeldle
ningen van te zamen 100.000 en een
rekening-courant van 120.000."
„Het mag dan een kleine gemeen
te heten van 1200 zielen" merkten
we op „maar zij moet wel groot
zijn aan beslommering".
„Het werk eist me van <3e morgen
tot de avond op en ik heb nauwe
lijks tijd om een 'enkele week va-
cantie te nemen. Alleen in het 'aatst
van de oorlog, na Dolle Dinsdag,
heb ik me de weelde veroorloofd
enige maanden 's nachts buiten de
geméente te slapen. Ik kreeg name
lijk aanzegging van de Ondergrond
se, dat de Duitsers van plan waren
me tegen de muur te zetten. Over
dag verbleef ik wel in de gemeente,
maar natuurlijk niet op het raadhuis
U excuseert me een ogenblik".
Want weer ging de telefoon over.
Thans was het de marine.
VLIEGVELD BRENGT
ZORGEN MEE.
„Ook het vliegveld' brengt voor de
gemeente veel drukte mee. Er kwa
men 100 vliegveld-employ é's een
woning aanvragen. Maar die zijn
hier nogminder dan elders. De 38
woningen die op last van de Duit
sers werden afgebroken, en welke
buiten de dorpskern stonden, mogen
op die plaats niet meer worsen op
gebouwd. Ze worden herbouwd in
de kom van het odrp. hetgeen aan
sluit bij 't ontworpen uit bred ingsplan.
Vandaar de bouw-bedrijvigheid in
het dorp. Verleden jaar zijn 11 nieu
we huizsn gezet, en we hebbs-n ge
daan weten te krij«gen, dat er ook 8
werden gebouwd voor officieren en
onderofficieren van het vliegveld.
Het lijkt me echter toe. dat de ver
antwoordelijkheid voor net huisves
ten van het vliegveld-personeel rust
op de Marine. Want zoals u weet,
kost ieder huis de gemeente geld."
Het vliegveld bezorgt Valkenburg
wel beke«ndheid in den lande, maar
is dait begrijpen we nu wel
voor de gemeente meer last dan
gemak.. Van de 465 H.A., welke_ de
gemeente omvat, beslaat het vlieg
veld er een 120 H.A., zodat uitbrei
ding ervan door de tuinders met be
zorgdheid zou worden aangezien.
„De oorspronkelijke «tuindens-;be-
volking" zei des burgemeester
„dreigit in een hoek te worden ge
drukt".
Voor een goede huisvesting van de
burgerij blijft de gemeente echter
druk aan het werk. Er zijn weer 8
huizen in aanbouw benevens nog
2 betonnen woningen, terwijl er ruim
98 A. voor 14.745 is aangekocht
voor de bouw van middenstandswo
ningen en onlangs ruim 144 A. voor
21.500 is verworven voor woning
wetwoningen, terwijl ruim 84 A. werd
aangek&cht van Nationaal Grondbe
zit voor 11.694, bestemd tot indus
trieterrein (er komt een veevoe:er-
fabriek), Het gemeentebestuur legt
het hoofd dus niet in de schoot.
betrekking heeft, moet hij sjouwen
om z'n gezin op peil te houden. Dan
komen er kinderen en wordt het
voor allen een bekrompen boel. Ik
weet niet, met wie ik het meest
modelijden heb: met de man, z'n
vrouw, of met de kinderen. Denk
er om, dat ik weet wat ik zeg, al
ben ik nooit getrouwd geweest Ik
heb het drama al zo dikwijls bij jon
ge mensen gezien. En ofschoon som
migen er zich doorslaan, vinden zij
het toch igeen benijdenswaardige
strijd om het bestaan."
„Indien ik verli... indien ik een
meisje beminde, zou ik haar trou
wen, trots armoede of bezuiniging,"
beweerde Daan.
„Ja, d«aar zie ik u wel voor aan,"
zei Mountjoy droogjes, met een
snelle blik op de ernstige jongeman
naast hem. „Daarom zeg ik, dat het
goed is, dat u geen plannen in die
richting heeft en dat u alleen
staat."
„Neen, dat doe ik niet," zei Daan
glimlachend. „I'k heb Goddank- m'n
moeder nog."
Mountjoy keek hem vlak in 't ge-
laaf en plotseling verzachtte zich zijn
ruwe trekken.
„Dat is goed gesproken, jonge
man," zei hij zeer kalm, „en ik wed
om al wat u wilt, dat u dol op haar
is. Maar het is toch niet hetzelfde
ER WAS EEN KUIL
GEDOLVEN.
Toen we naar het raadhuis reden
hadden we, tussen alle bouwbedrij-
vigheid door, ook gezien, dat er
midden-in hef dorp, naast de houten
noodkerk, een kuil was gedolven.
„Prof. Van Giffen is weer aan het
graven!" zei de burgemeester.
„Het Duitse kerkhof is enige weken
geleden onverwacht geruimd, zodat
de .gelegenheid mooi was om opgra
vingen te doen. Zoals bekend is de
Romeinse legerplaats, welke 'door de
dorpskern wordt ingenomen, ont
dekt. Zelfs werd het voetstuk, van
het keizeriijk standbeeld terugge
vonden. En volgens prof. Van Giffen
stond de kerk boven het Romeinse
afgodstempeltje van het kasteel. Er
zijn vele vondsten gedaan en overwo
gen wordt deze in 'n klein gebouwtje
uit te stallen, terwijl ook in de ge
dachte ligt een Romeinse poort te
reconstrueren op de oude plaats met
de oude tufstenen".
Dat leek ons een bijzonder goed
idee. Valkenburg zou dan een plaats
worden, waar men de antieke en mo
derne krijgsvoering naast e'kaar kon
bestuderen: de stehen aardappel
narst de atoom-bom en de wiekslag
van de Romeinse adelaar kon horen
in het ronken van de zilveren roof
vogels.
als je eigen vrouw. U kunt, als u
wilt een werkkring, een gevaarlijke
of riskante 'aannemen, als zich zo
iets zou voordoen," voegde hij er bij
Een man heeft niet het recht over
z'n leven te beschikken, indien hij
vrouw en kinderen heeft; hij is ver
plicht aan hen te denken en te over
wegen wat er van hen zou moeten
komen wanneer hem een ongeluk
overkwam. Dat is menigmaal in mijn
leven mijn troost geweest, wanneer
de dood mij bedreigde. Denk daar
vooral aan, mijnheer Norton. Ik ben
ouder dan u en dit is een goede raad,
die ik u, uit hoofde van mijn erva
ring kan geven."
„Ik ben u zeer verplicht," zei Daan
eenvoudig.
„Nog iets anders, mijnheer Nor
ton," vervolgde Mountjoy na een
pauze. „Een man in uw positie
geen belediging is hiermede bedoeld
hoor trouwt meestal met een meis
je uit dezelfde stand; maar niet goed
opgevoed, ik bedoel ontwikkeld, be
grijpt u. Ik ken die openbare scho
len voor meisjes. De mensen, die het
kunnen betalen, zenden hun meisjes
naar scholen met langere leerjaren
dan de lagere klasse kan doen. Is
dat niet zo?"
„Volkomen juist," stemde Daan toe
en dacht aan de meisjes, met wie hij
als kleine jongen 'hgd gespeeld;
meisjes die slechts konden lezen en
schrijven en als diensbode of fa
brieksmeisje de wereld waren inge
zonden. Het scheen hem toe, dat die
meisjes, na de school verlaten te
hebben, absoluut niets meer bijleer
den. Hij dacht aan Emily Baker, een
goed, mooi meisje, maar haar ver
standelijke ontwikkeling Daan moest
het eerlijk toegeven, was een bijna
blanco oppervlakte, of op z'n best
een waarop ni^ts was gegrift, dat
uitging boven het doodgewone en
onbeduidende van de meest enge
leven s'besch ou w in g.
„De meisjes schijnen niet veel
kans te krijgen," zei hij.
„Dat krijgen ze zeker niet, mijn
heer Norton. De man is hun de baas
zoals hij altijd is," zei Mountjoy
bitter. „Da jongeman leert door, als
hij van school is. hij heeft meer vrij
heid van beweging en als hij- bij de
hand is bemachtigt hij het een of an
der en hijst zich worstelend op de
ladder omhoog. Dan begint hij te
klimmen tot hij de oude armelijke
dingen achter zich laat. Hij verdient
een rijksdaalder, waar hij vroeger
slechts een halve gulden ontving.
Dan tracht hij in een hogere kring
te verkeren, dan waartoe hij rech
tens behoort... Volgt u mij?"
Daan vergenoegde zich met een
knikje.
„En al die tijd, begrijpt u, laat
hij z'n meisje aan haar lot over
of indien hij met haar trouwt en
haar medeneemt, moet hij haar op
de ladder omhoog dragen. En het is
niet gemakkelijk een ladder te be
klimmen, als iemand aan je jaspan
den, of aan je hals hangt. Zeer spoe
dig ontdekt de man dan de minder
heid van de vrouw...
„Niet wanneer hij haar bemint,"
voelde Daan zich g«edrongen in 't
midden te brengen.
„Dat weet ik niet," zei Mountjoy
peinzend. „I'k stel me voor, als de
man scherpzinnig is, dat hij 't niet
kan voorkomen, om het onderscheid
tussen hen te voelen. Hij behoeft
niet op te houden haar 'te beminnen
maar meestentijds leven zij mijlen
van elkaar verwijderd; juist, alsof
zij ieder aan een tegenovergestelde
kant van een rivier stonden."
„Er zou een -brug kunnen zijn,"
merkte Daan op.
„Maar men kan niet altijd op een
brug wonen, beste vriend," vervolgde
Mountjoy, „een brug wordt gebruikt
om iets- te verbinden. Welnu de man
aan de ene kant van de rivier zoekt
z'n eigen weg en de vrouw aan de
overkant de hare. Zij verwijderen
zich van elkaar, behalve wanneer zij
de brug vinden, die u bedoelt. Hij
gaat haar als een buitenstaander be
schouwen buiten de belangrijkste
dingen van zijn leven en zij, de
arme stumper, komt daarmede tel
kens in botsing, maar kan niets doen
om 't te voorkomen. Zij is buiten
staander; zij kan haar man niet in
zijn streven, zijn opklimmen naar
betere dingen op de Ladder volgen.
En wat is er het gevolg van? Op ze
kere dag ontmoet de man in «de
kringen waar hij zich toegang heeft
weten te verschaffen, bij gefortu-
neerden, intellectuelen, enfin de
soort mensen, met wie wij van
avond gedineerd hebben welnu hij
ontmoet daar een meisje, dat een
uitstekende opvoeding heeft geno
ten, in één woord een dame en dan
heb je de poppen aan het dansen.
Ziet u, wat ik bedoel, Norton?"
„Zeer zeker," zei Daan nadenkend;
maar er bestaan altijd uitzonderin
gen; geen twee voeten staal zijn er
te vinden die 't zelfde zijn, zoals u
natuurlijk wel weef, mijnheer
Mountjoy; veel vrouwen, al hebben
zij dan niet dezelfde voorrechten van
hun echtgenoten gehad zijn evenre
dig met hen gerezen hebben hen
geholpen waar zij konden, zijn hun
zelfs voorbijgestreefd en hebben de
leiding op zich genomen, zoals ik
meermalen heb gelezen.'
(Wordt vervolgd).