Churchill bouwt een kippen-hok Joods Lagerhuislid tot de Ridders van St. Columbanus ZATERDAG 18 OCTOBER 1947 DE LEIDSE COURANT PAGINA 3 En timmert aan de wereldpolitiek Een ijzeren geheugen HALF Engeland (en heel Neder land) zou graag entrée betalen om Churchill te kunnen gadeslaan in de afgelopen weken, terwijl hij bezig was het kippenhok te herstellen op de boerderij, die hij onlangs aan kocht om er zijn landgoed Chart well in Kent mee te vergroten. Hij klom op het dak en vernieuwde ijverig net asfalt, waarbij een paar Duitse krijgs gevangenen, die op de boerderij wer ken, hem de materialen aanreikten Toen hij zijn werk voor die dag klaar had, klauterde Churchill omlaag en overzag met voldoening hetgeen hij had gewrocht. Daarna stapte hij in de nieuwe jeep, welke hij soms zelf bestuurt en hobbelde weg door het nieuwe landweggetje naar zijn bak stenen huis. Chartwell werd ge bouwd vóór de eerste wereldoorlog en is gedureaide 25 jaar eigendom van Churchill. Het staat op de top van een heuvel, met de achterzijde naar de weg, terwijl de voorkant uitzicht geeft over een van de liefelijkste da len van Engeland. Churchill woont daar, als het Lagerhuis niet bijeen is en komt er het week-end doorbren gen als het Lagerhuis wel vergadert. Zoals vele Engelsen heeft hij enige moeilijkheid dit gehele huis te onder houden; hij gebruikt niet alle twintig kamers. De personeels-staf omvat twee dienstboden, een kok, een b.ut- ler en twee tuinlieden. Churchill zelf heeft behalve het opknappen van kippenhokken, duizenden bakstenen gelegd op zijn buitenplaats en bouw de er een krachtstation, een groot deel van de studio en de afseheiömgs- muren. Hij vertelde onlangs: „Ik heb 200 stenen op één dag gelegd dat klopt prachtig met de bepalingen van l de vakvereniging". j> Churchill legde ook de rij vis-vij- vers vóór het huis aan en voorzag ze van karpers. Zijn kennissen zeg gen, dat er iets beslist koninklijks over hem ligt als hij aan zijn vis-vij vers zit en voer uitgooit aan de kar pers. Niet zo laat er in, en niet zo laat er uit. Churchill gaat niet zo laat naar bed en komt er niet zo laat uit, als het praatje loopt. Gewoonlijk ontwaakt hij tussen 7 en 8, ontbijt in bed en begint onmiddellijk met zijn dage lijks rantsoen sigaren. Dan belt hij om een secretaris en uit rijk-voor ziene dagboeken, brieven en staats papieren begint hij zijn oorloos-her inneringen te dicteren, waarvan het eerste deel in de komende lente ge publiceerd zal worden. Volgens een traditie nemen de Britse Eerste Mi nisters al hun half-persoonlijka docu menten met zich mee, als ze Dow- ning-street verlaten (zoals Churchills briefwisseling met president Roose velt), ook als deze handelen over staats-zaken. Churchill dicteert al zijn geschrif ten, waarbij hij vaak een bad-jas draagt en door zijn slaap-werk-ka- mer op en af-stapt, terwijl hij spreekt. Wanneer hij klaar is brengt een van zijn vier secretarissen hem het getypte, dat hij zorgvuldig na kijkt. Zelden is het, dat hij zich vóór 11 uur geheel aankleed (dikwijls een R.A.F.-battle dress) om zijn gasten aan de lunch te ontvangen. Hij doet onveranderlijk een tukje in de na middag van 40 minuten tot anderhalf uur, waarna hij de rondte doet op zijn buitenplaats. Ofschoon overdag Chun chill zich op Chartwell precies kleedt zoals hij wil, kleedt hij zich in smoking voor het diner. Zijn tafelgesprekken hebben nei ging om te lopen over wereld- of na tionale onderwerpen, maar bestrij ken dikwijls ook allerlei nieuwtjes In huishoudelijke gesprekken heeft Churchill, evenals in zijn redevoe- Wie weet het? 1. Wanneer leefde de H. Fran- ciscus van Assisi? 2. Wat is het C.B.V.O.? 3. Wie is de regisseur van de Franse films „La belle et la béte" en „L'éternel retour"? 4. Was de H. Dominicus een Spanjaard of een Portugees? 5. Wie was Pieter Breughel? 6. In welk land ligt de stad Buenos Aires? 7. Welke 3 beroemde Neder landers liggen begraven in de grote of St. Bavokerk te Haar lem? 8. Waar staat en. wat ia de „Brandaris"? 9. Wat is brocaat? 10. VTat isWat is de „Eroica"? (Zie antwoorden advertentie- ringen, de gewoonte telkens stil te houden en dan de gehele zin in vol maakte vorm te voorschijn te laten ko men. Hij heeft een uitstekend geheu gen en kan hele stukken aanhalen uit toespraken van zijn vader over wie hij het altijd heeft als over „mijn papa" en overtroeft gewoonlijk iedere literair citaat met een langer citaat. Hij begint te kneuteren bij zijn raakste zeten als hij pas half op weg is gooit dan de climax er uit en barst een daverend gelach uit. Onlangs, bij een lunch, prees de Minister van Volksvoorlichting, het servies en vroeg of dit een geschenk was van een bewonderaar Churchill antwoordde, dat hij het zelf ge kocht had en dat het had toebehoord aan Lodewijk Napoleon. En hij voeg de er met een geamuseerde glimlach aan toe: „Als men mij een cadeautje geeft, is het altijd, alcohol of sigaren Zij menen, dat ik niets anders kan waaïderen". Hij drinkt en hij rookt. Werkelijk zijn drinklust is niet j fabelachtig als verhaald wordt, ofschoonvhij zowel aan lunch als di ner wijn drinkt, op Chartwell een beetje meer als daarbuiten. Hij houdt er van twee of drie brandewijntjes op te likken na het diner en heeft de gewoonte aan een glaasje te be ginnen, het te vergelen en er op nieuw een in te schenken. Hij rookt op dezelfde manier met een sigaar in zijn ene en een doos lucifers in de andere hand. Als hij bezig is te pra ten, is de sigaar uit elkaar gefrom meld voor hij er ooit aan getrokken heeft. De conversatie na het diner houdt Churchill zelden langer uit zijn bea dan middernacht of 1 uur maar wel blijft hij langer op voor zijn werk. Hij kan soms laat op de avond een idee krijgen, een secretaris op bellen en dan doorwerken tot 2 of 3 uur. Zulk werk bestrijkt zijn ..mé moires", zijn streven naar 'n vereend Europa en de polit:ek. Church'11 meent, dat de mislukking van zijn jongste beroep op de kiezers een ge volg daarvan is, dat bij de publieke opinie vooruit U Hij legde onlangs uit, dat zijn „ijzeren-gordijn-rede" in Fulton, op 5 Maart 1946 nu h^el ge woon en onopvallend zou zijn. Voor de toekomst voorziet Churchill de financiële en economische cata strofe van Engeland binnen het half jaar, en voelt, dat crisis m.ia'regelei., die door hem zouden werden geno men het land vertrouwen zouden ge ven, terwijl ze, a"!s ze door Atfee woorden genomen, een paniek zouden veroorzaken. En hij gelooft vast, dat de Engels-Amerikaanse betrekkingen beter zouden zijn, als hij Eerste Mi nister was. Hij weigert toe te geven, dat zijn leeftijd hem er van moet weerhou den terug te keren naar Downing street 10 en hennneras er kort gele den aan, dat Gladstone nog stands premier was op zijn 84ste jaar wat aan Churchill nog .2 jaar speling geeft. („Newsweek", Oct Toen de leden van de lekenorgani satie van katholieke mannen, de rid ders van St. Columbanus (Knights of St. Columba), onlangs uit alle de- van Engeland samenstroomden ter bijwoning van hun jaarlijkse con gres te Cheltenham, vonden zij een Joods Lagerhuislid, een Katholieke bisschop en de protestantse burge meester van Chelterham op het per ron bijeen, om hen te verwelkomen. Deze typische demonstratie van Britse eenheid werd nog versterkt door de woorden van de verschillende spreker. Zoals het Joodse Lagerhuis lid, Lipson, zeide: ,De burgemeester van Cheltenham heeft tot u gesproken, niet slechts als Eerste Burger van deze stad, maar ook als kerkmeester van de Angli caanse Kerk. Ik zelf spreek tot u, niet alleen als parlementslid, maar ook als Jood. Dit dient mogelijke twijfel aan de oprechtheid van ons welkom voor u weg te nemenBehorende tot een godsdienstige minderheid, ben ik beter in staat te begrijpen wat toe komt aan een andere godsdienstige minderheid". Lipson wees er verder op, noe de arbeid van het parlement gebaseerd is op een gevoel van rechtvaardigheid voor allen en op de erkenning dat „de godsdienstige gemeenschappen van dit land hun beste bijdragen aan het land leveren, door volkomen trouw te blijven aan hun bijzondere belijdenis.. Naarmate een katholiek beter zijn katholieke plichten nakomt, zal hij een beter staatsburger zijn". De katholieke bisschop, Mgr. Lee, bisschop van Clifton, herinnerde er aan, dat het congres zou plaats vin den in een Katholiek vereniging: bouws, welks bouw grotendeels was mogelijk gemaakt door toedoen van de Ridders van St. Columbanus en waarvan dé eerste steen was gelegd door de heer Lipton zelf. toen deze nog burgemeester van Cheltenham was. Hij beschouwde dit alles als een treffend voorbeeld van de onderlinge welwillendheid, welke bestaat tus sen alle belijdenissen en klassen van het Britse gemenebest. De Opperste Ridder sloot zich aan bij de woorden van de vorige spre kers, toen hij de Ridders van St. Co lumbanus omschreef als een leken organisatie- van Katholieke mannen, die zich verenigd hadden om te wer ken voor het welzijn van hun mede katholieken zowel als voor al hun medeburgers. Zij staan vast in him voornemen om God te geven wat God toekomt, maar ook om aan de keizer te geven wat des keizers is. Dit houdt in dat zij niet slechts waken over de rechten van het individu, maar gelij kelijk instaan voor de vervulling van diens pliahten. De Ridders kunnen inderdaad bo gen op een goede staat van dienst voor de gemeenschap, zowel als voor de Kerk en voor him eigen leden. Hun zeer doelmatig gedreven mili taire tehuizen en 'clubs te Glasgow, Londen, Malta en elders, gedurende de tweede wereldoorlog, waren mo dellen in hun soort. Deze tehuizen stonden open voor militairen van iedere belijdenis en ras en hadden zoveel succes, dat de club in Londen bijvoorbeeld, die aanvankelijk een huis met 50 bedden had, uitgebreid moest worden tot 3 grote huizen met 150 bedden die voortdurend in ge bruik waren. Hun gastvrijheid was van een soort die het best gekarakteriseerd wordt door het zinnetje dat een jonge sol daat in het gastenbpek schreef: „Het is hier net als thuis". De Ridders zijn ook uniek in dit op zicht,, dat hun "ledenaantal geduren de de 2e wereldoorlog gestadig groei de, terwijl dat van de meeste andere organisaties verminderde. Heden ten dage telt hun organisa tie 370 groepen op de Britse eilanden, dé Koraal-eilanden en Malta. De Rid ders trekken leden aan uit alle par tijen, en komen bijeen louter als een geestelijke gemeenschap om weder zijdse hulp en kameraadschap onder de leden te bevorderen. Deze inner lijke houding, die een weerspiegeling is van de oude Engelse geest, waar door de gilden gevormd werden, valt mede op door zijn democratische trekken. De Ridders aanvaarden een ieder als lid, of hij nu een lid van de adel of boer is: het enige wat zij eisen, is, dat hij een goede katholiek en een goed burger is. Democratie of klassenstrijd Oostenrijks minister laakt neo- fascistische tendenzen in Marxistische propaganda Dr. Felix Hurdes, de Oostenrijk se Minister van Onderwijs heeft ge waarschuwd tegen het nieuwste snufje in de propaganda voor de Marxistische klassestrijd, gericht te gen de Westerse „Kapitalistische" natie, n.l.: het speciale „patriottische" vernisje. Hij gaf toe, dat Oostenrijk een „radicale" politiek dient te voe ren, die economische en sociale ver anderingen zal meebrengen, maar verklaarde, dat het streven uiteinde lijk gericht moet zijn op vrijheid en democratie niet op klassestrijd en nationalisme. Bovenstaande verklaringen van dr Hurdes komen voor in de „Oesten- reichische Monatsheft", het officiële maandblad van de Oostenrijkse Volks Partij, waarvan de Minister Alge meen Secretaris is. (De Volkspartij is Christelijk-Democratisch en heeft een meerderheid van zetels in het parlement). In zijn artikel citeerde dr. Hur des de volgende passage, die onlangs de kolommen van een Oostenrijks Marxistisch orgaan sierde: „De klas sestrijd valt samen met de -nationale worsteling. De trusts, die pogingen d-oen om de kleinere en zwakkere naties te de-industrialiseren, bedrei gen de bestaansmogelijkheid der in dustrie-arbeiders, die de ruggegraat van de natie vormen. De arbeiders die strijden tegen de kolonisatie van het land, verdedigen hun eigen be langen zowel als de nationale onaf hankelijkheid. Naarmate wij er be ter in slagen, de proletarische revo lutie te koppelen aan de liefde die de massa haar geboorteland toe draagt en de klasse-trots van de ar beiders aan hun patriotisme, des te hechter zullen de rechten en vrijhe den van het zwoegende volk en van de natie gewaarborg zijn." Dr. Hurdes wijst er op, dat „derge lijke uitlatingen de argumenten die eens in zwang waren bij de nazi's, weel zeer nabij komen." „Diegenen, wier geheugen niet al te zeer ach teruit gegaan is", zo zeide hij, „zul len dit liedje terugkennen als een uit het repertoire van wijlen Herr Goebbels. Ein tot welke resultaten dit leidde, hebben wij aan den lijve gevoeld en wij zullen nog geruime tijd doorgaan met het aan den lijve te voelen." Het Marxistische blad schreef: „De klassestrijd is heden ten dage actueler dan ooit. In zijn concrete vorm be tekent hij een strijd tegen het fascis me en tegen de reactie." „De voorliefde voor deze drie woorden met hun dubbelzinnige be tekenis", schreef dr. Hurdes, „dient maar al te dikwijls ter verdoezeling van datgene, wat werkelijk op het spel stabt n.l. de persoonlijke vrij heid, de persoonlijke verantwoorde lijkheid en de rechten van de-mens. Kapitalisme en marxisme zijn ten slotte twee broeders, hoewel ze in vijandschap leven. De Christen-De mocraten echter verklaren zich voor „solidarisme", d.w.z. een sociaal- economisch systeem waaraan de so lidariteit en de samenwerking van allen ten grondslag ligt." ö-p. het (caiteet De doopjurk van Mijnheer de Baron „Wat moet ik in vredesnaam aan die man vragen?" zegt de verslag gever tot zijn hoofdredacteur. „Je vraagt maar wat!" „Wat moet ik in vredesnaam tegen die man zeggen?" vraagt de baron aan zijn barones. „Je zegt maar wat!" De baron is dezer dagen 60 jaar. Zestig jaar geleden is de baron ge boren, een klein hulpeloos wezentje 7 pond, dat onverwijld in een luier werd gewikkeld, met een veiligheids speld op zijn buikje. De andere mor gen reed hij in een zwartgelakte koets met twee steigerende, zwartge lakte paarden er voor naar de doop vont een rose snoetje aan een me-^ ters-lange witte zijden jurk, die over de arm van zijn peettante afhing. „Daar gaat weer een kleine baron!" - zeiden de mensen in het dorp tot elkaar. Hij was lang niet de eerste en lang niet de laatste. De ooievaar had zijn nest vlak bij het kasteel, op een hoge paal met een wagen wiel. Het kleine baronnetje is gaan groeien en groeien; er scheen geen eind aan de groei te komen. Nu staat hij daar voor de vensters van de bi bliotheek een slanke grijze man in een grijs costuum, „zo pezig als een tiend en zo mager als een dam- hek", zeggen de boeren van hem. De baron is verdiept in jeugd-her- ir.neringen en ziet zichzelf bezig stiekem jam te likken in de picv: sie-kast, als met een klop op de deur de verslaggever wordt aangediend Met spijt laat de baron zijn jampot in de steek en doet stil de horretjes deur van de provisie-kast tpe „Wat wilt u van me weten?" nodigt hij stijfjes uit, wanneer hij, met de toppen van zijn lange vin gers als in gebed tegen elkaar ge drukt, tegenover zijn ondervrager heeft plaats genomen. „Hoe moet ik jou ontdooien0" vraagt de verslaggever zich af kijkt in een grijs,'onderzoekend >og. Het andere oog is even onderzoekend op hem gevestigd, maar je kunt al tijd maar één oog tegelijk aankij ken. Wanneer je lang naar één oog kijkt, zie je ten slotte alleen nog maar een zwart rond gaatje, van waar een stel electrische zenuw draadjes naar een weke grauwe her senmassa gaan. En daar zitten na twee weke, grauwe hersenen elkaar door twee zwarte ronde gaatjes te staren. Het zwijgen van de journalist zou bijna onbeschoft worden, als ook niet de baron zo geboeid was door h-d ge heim van het phototoestel tegenove; hem, dat hij geheel vergat, dat zo'n toestel ook praten kan. „Daar zitten we nu!" zegt de Ba ron, zich eensklaps uit zijn beschou wing rukkend. „Twee vermomde zit len, die elkaar voor 't eerst ontmoe ten." Hij drukt op een belletje. „Port en sigaren, Willem" dat tot de huisknecht, die in de open deur staat. De journalist raakt ook op dreef, en vraagt, met de punt van zijn pen op het blocnote, waar de baron het meeste belang in stelt. „Het enige wat me op deze wereld i interesseert, meneer Van. „Van Aken". „Het enige wat me op deze wereld interesseert, meneer Van Aken, is hoe. ik mezelf met goed fatsoen naar andere wereld kan helpen. Proost!" De verslaggever krabbelt onbewo gen op zfjn blocnote: „enige interes se: zelfmoord". „Dat mag natuurlijk niet in de krant" lacht de baron, en zijn lach tinkelt in het kristallen glas met port, dat hij tegen het licht houdt om de kleur te bewonderen. ..Het leven heeft me alles gege ven, wat het leven bieden kan: eer en rijkdom en gezondheid. Wanneer ik in mijn glimmende, zee-groene wagen dóór het dorp stuif, neemt iedereen zijn pet af en zeggen de mensen tot elkaar: „Daar gaat de ba ron". Maar als je zoals ik, 60 jaar wordt, interview je jezelf: hoe lang toer ik nog in mijn Studebaker rond hoe lang gaan de petten en hoe den nog af? Hoe lang of hoe kort zal het nog duren voor ik als een zenuw achtig pachtertje komt te staan voor de grote Verpachter, als een klem baronnetje voor de grote Baron, die me naar, mijn doopjurk vraagt: mijn doopkleed vol vlekken, scheuren en rafels, ofschoon* me 60 jaar geleden aan het doopvont op het hart is ge drukt. het „onbesmeurd te dragen tot voor Gods Troon". Het leven is een beker, die slechts éénmaal gedronken kan worden en we drinken helaas veel te schielijk en onachtzaam.... Mag ik u nog eens inschenken?" (De port is goed, denkt de verslag gever, maar wat heb ik voor de krant aan al die praat?) „Toen ik in Leiden studeerde" ging de kasteeelheer onverdroten voort „stuwden op 3 October drommen feestende mensen langs de kroeg op de Breestraat en zonder verpozen zongen zij: Honderd jaar na dezen Zullen we er niet meer wezen Honderd jaar na dezen Zullen wij er niet meer zijn. Aan de gezichten en de zwaaien de feeststokken te zien, beschouwde men dat als een onbetaalbare grap. En ik. dat kan ik u verzekeren, heb van harte' meegejoeld. Het deuntje speelt nog door mijn hoofd, maar het glas is bijna leeg. Nog enkele teu gen.... misschien. De baron stond op en greep van zijn bureau een vel papier. „Hier vindt u alles opgeschreven, wat u waarschijnlijk var me weten wilde. Wanneer je een 60-jarig leven in één adem doorleest, lijkt het nog heel wat. U fantaseert er zelf wel een verhaal van, nietwaar?" HOE DUUR KOST ONZE BOTER? Dat onze productiekosten zeer hoog liggen is algemeen bekend, doch hoe de verhouding precies ten op zichte van het buitenland is, vinden wij in een beschouwing van het Al gemeen Zuivel- en Melkhygiënisch Weekblad van 11 dezer, waarbij de redactie uitgaat van de zomermelk- prijs van 14 cent. Nu is dat niet he lemaal juist, omdat ook in de winter een hoeveelheid boter wordt ge maakt, al is die bij de huidige schaarste aan consumptiemelk ge ring. Wel kan men zeggen, dat even tueel boter voor export uit de zomer- productie zal komen en dan is üe berekening wel aanvaardbaar. Daar bij zijn de onkosten van de verwer king aan de fabriek op 2 centen ge steld en de waarde van de ondermeik op 4 cent. Dan komt de berekening uit op 3.32 per kilogram. De Deen se boeren ontvangen 4.8 Kronen per kg., hetgeen overeenkomt met 2.64. De Nieuw-Zeelandse productiekos ten bedragen niet meer dan 1.43. Wij hebben reeds eerder uiteengezet, dat de lage kosten in dat laatste land worden veroorzaakt door liet milde klimaat en door het machinaal SLACHTOFFERS VAN HET VERKEER. Het aantal verkeersongevallen in ons land over Augustus 1947 bedroeg 3187. Hierbij werden 85 personen ge dood, 626 ernstig en 652 lichtgewond. Het is een verblijdend verschijnsel, dat in vergelijking tot het vorige jaar het aantal slachtoffers van het weg verkeer is afgenomen. In de periode JanuariAugustus van dit jaar wer den n.l. 531 personen gedood en 4137 ernstig gewond tegen resp. 759 en 4234 in de eerste acht maanden van 1946. Niettemin eist het verkeer nog een aanmerkelijk hoger aantal slacht offers dan in 1938 (Jan.Aug. 1938: 426 doden en 2945 ernstig gewonden). melken, factoren, die wij niet of slechts gedeeltelijk in ons eigen land kunnen verbeteren. Dat onze boter zinnen afzienbare tijd weer concur rerend op de wereldmrakt zou kun nen worden verkocht, is dus wel bui tengewoon onwaarschijnlijk. Zoals men weet, zal in de Noord- Oost-Polder voorkeur worden ver leend aan de pioniers, d.w.z. aan hen, die reeds enige jaren in de polder gewerkt hebben, behoudens dan de plaatsen, die eventueel nodig zijn voor Walcherense boeren. Doordat echter alles zou duur is geworden, waren vele pioniers niet meer in staat vol doende kapitaal bij elkander te bren gen voor het huren van eén bedrijf Toen zij indertijd naar de poldc trokken, was een bedrag van ƒ300- 400.per H.A. genoeg, doch op he ogenblik heeft men wel een duizenc" gulden nodig Om deze mensen nu niet te duperen is de volgende rege ling getroffen: ten eerste moet de pionier (behoudens in uitzonderings gevallen) over 250.per H.A. uit eigen midelen beschikken; ten twee de zal zoveel mogelijk minstens f 250 per .A. ter beschikking worden ge steld door familieleden of onder borg stelling van deze laatsten; ten derde zal voor de rest van het benodigde kapitaal de boerenleenbank crediei verlenen, He risico hiervoor zal dragen worden voor de helft door de Centrale Boerenleenbanken of door efzonderlijke fondsen en voor de an dere helft door de Staat. Enkele on dergeschikte punten moeten nog worden geregeld tussen het Ministe rie van Financiën, de Stichting voor de Landbouw en de Centrale Boeren leenbank. BEURSOVERZICHT. Op enige afdelingen van de effec tenbeurs te Amsterdam ontwikkelde zich gister een flinke beweging en in het bijzonder dient in dit geval ge wag te worden gemaakt van de cul tuurfondsen, waarvoor zich goede vraag openbaarde. Daarbij ging belangstelling vooral uit naar de sui keraandelen. Voor scheepvaartpapie ren bestond slechts matige interesse en de stemming voor deze fondsen was prijshondend. Voor koninklijk bestond enig aanbod en de hoofd koers werd vastgesteld op 485. Pro longatie 2 1/4 procent. Jiaiet Jiiuiek weidt SWeöident 76. Opeens werd Karei Kwiek wak ker. Zijn paard had zo onrustig ge snoven en gehinnikt, dat er wel iets bijzonders aan de hand moest zijn. Voorzichtig klom hij boven op 't heu veltje, waartegen hij had zitten sla pen. Wat hij zag deed hean de haren ten berge rijzen. Op geen vijftig me ter afstand kwam Manuelo Morto, de boeven-ipreaidenjt, met een vracht wagen vol geboefte aangereden. Ze moesten hem wel ontdekken door de sporen die zijn paard in het zand had achtergelaten. Kareltje bedacht zich niet lang. In 'n wip zat hij op z'n paard. „Vort sik", zei hij, „vol gas!" Maar het paard trok zich niets van hean aan. „Vooruit nou, het wordt tijd", drong Karei aan, maar het was al te laat. Uit de vrachtwagen steeg een luid gejuich op. De boeven had den hem ontdekt. Manuelo Morto los te een schot uit zijn revolver. Alsof het zo en niet anders afgesproken was, gooide het paard zijn vier poten omhoog en schoot dan als 'n pijl uit de boog de. Woestijn in. Karei had grote moeite om zidh in het zadel te houden. Ja, je hebt rare paarden in de wilde streken van Zuid-Amerika. Zo lang er niet geschoten wordt, denken ze dat er geen vuiltje aj lucht is. Pas als het menens dreigt te gaan worden komt er 'ri beetje fut in. Toen de baron enige dagen later de krant opsloeg, zag hij zijn portret en in grote zwarte letters over 3 kolom; Baron vertelt uit een welbesteed leven. „Kon ik die krant meer meene men!" dacht de baron en las met een spottend glimlachje het relaas ten einde. ZUURKOOL-INMAAK Het Voorlichtingsbureau van de Voedingsraad meldt: Wij geven de huisvrouwen steeds de raad geen groenten in het zout in te maken, om dat daarbij zoveel van de voeding waarde verloren gaat. Maar voor een groente moeten wij toch een uitzon dering maken: de zuurkool. Wan neer het vocht van de zuurkool me de gebruikt wordt, blijven p.l. alle voedingsstoffen, die de kool van na ture bevat, behouden. Zelfs het vi tamine c-gehalte is bij goed inge maakte zuurkool hoog zo hoog, dat onze vroegere zeevaarders er scheurbuik mee voorkwamen. e zoute inmaak van snijbonen, andijvie e.d. vraagt op 3 kg. groen te 1 k.g. zout. Maar voor zuurkool gebruikt men niet meer dan 1 eetle pel zout per kg. groente. Daarom smaakt deze inmaak ook niet zout, doch zuur. Voor het gebruik moeten wtf zuur kool niet weken of afkoken, daardoor zouden vele voedingsstof fen met de pekel verdwijnen. Om het zuur worden 'te bevorderen, kan i een eetlepel karnemelk per k.g. kool toevoegen. Het is niet beslist no dig om een mengsel van witte en sa voy e-kool te nemen: dit is louter een kwestie van smaak. Recept: 4 witte kolen, 2 savoye kolen. Per kg. schoongemaakte kool 10 a 12 gr. zout. 2 peperkorrels, (1 eetlepel kar nemelk). De kool schoonmaken, fijn schaven en met het zout (en de karnemelk) zolang kneden, tot er pekel is ge vormd. De peperkorrels er door heen mengen en alles in een goed schoon gemaakte Keulse pot overbrengen. De massa flink aandrukken, een schóne doek er overheen leggen en aan de kanten instoppen. Een plank je en een steen er op plaatsen en de pot met een doek afdekken. Men laat de pot op een koele en droge plaats staan en verwijdert na 14 da gen de eerste schimmel, die zich op de doek gevormd heeft Steen, plank je en doek goed schoonmaken en weer op de zurkool leggen. Zo no dig deze behandeling nog eens her halen. Staat de kool droog, dan een slappe pekeloplossing (3 gr. zout p. 1. water) toevoegen. Na 6 weken is deze inmaak voor het gebruik ge reed. INMAAK-VATEN. Behalve Keulse potten kunnen voor inmaak ook dienst doen: gave geëmailleerde emmers (geen gegal vaniseerde) en vaten van glas, steen graniet, geglazuurd aardewerk of geparaffineerd hout. Een hout vat moet voor het ge bruik enige tijd in water gedompeld zijn. Lekt het vat dan nog, dan kan men aan de binnenkant van het vat de naden met zwart kaarsvet of pa raffine bestrijken. Behalve deze ge- paraffineerde, moeten alle inmaak- vaten met heet soda-water schoon- geborsteld worden en daarna met schoon heet water omgespoeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1947 | | pagina 3