Oude
nonnen,
lege
kloosters
'Woordblindheid liefst
al bij kleuters opsporen'
Kostgangers
appa is dyslectisch,
n toch leest hij voor
Aangepast
lesprogramma
kan helpen
ZATERDAG 25 JUNI P N
Lange tijd waren het gesloten bolwerken. Zusters of
paters leefden er samen in hun aanbidding voor God.
Door de vergrijzing raken de kloosters steeds leger,
worden ze gesloopt of krijgen ze een andere
bestemming.
NOOIT VE R WAC HT
Klooster Nazareth in Oirschot
is een van de laatste door zus
ters bewoonde kloosters in
Brabant. Ook daar staan de deuren
open voor zorgbehoevenden van
buiten. Zuster Marcelline van de
Ven: „Mijn thuis wordt me een
beetje afgenomen."
Vroeger genoot zuster en provinci
aal-overste Marcelline van de Ven
(68) van de stilte in de lange kloos
tergangen, in de tuin en de kapel.
Stil is het al lang niet meer in het
huis van de zusters Franciscanessen
aan de Koestraat in Oirschot. Hoe
wel zuster Marcelline van de Ven,
toen nog Corrie, op twintigjarige
leeftijd welbewust koos voor een re
gelmatig en veilig bestaan binnen
de kloostermuren, heeft ze daar
maar kort van kunnen genieten.
Halverwege de jaren zeventig doet
de eerste leek zijn intrede. De zus
ters haalden personeel in huis voor
de keuken, de wasserij en de tuin.
Traditiegetrouw waren kloosterge
meenschappen gesloten bolwerken
die geheel voor zichzelf zorgden: de
bakkerij, de groententuin, de fruit
bomen, de varkens, kippen, de was,
de maaltijden en de huishoudelijke
dienst. Met het stijgen van de leef
tijd ging dat niet meer.
Stichting
De zusters Franciscanessen richtten
in 1975 de Stichting Kloosterverzor
gingshuizen Amalia van Solms op.
De werknemers van deze stichting
worden tegenwoordig ingezet voor
zowel zorgbehoevenden als voor het
religieuze instituut in het geheel.
Bijzonder aan de constructie is dat
de zusters niet worden opgenomen
in een zorginstelling; de instelling
werkt in het huis van de zorgbehoe
vende.
Voor zuster Marcelline een groot
voordeel, maar ook pijnlijk. „Mijn
thuis wordt me een beetje afgeno
men. Ik betreur het dat ik de aflo
pende zaak van ons kloosterleven
moet meemaken. Dit had ik nooit
verwacht. Ik koos voor geborgen
heid en het verborgen zijn. Naza
reth is al 41 jaar mijn thuis. De
meeste andere zusters wonen hier
nog veel langer. Maar we kiezen er
voor om tot het laatste moment hier
te kunnen blijven wonen."
Dat heeft tot gevolg dat niet alleen
lekenpersoneel in huis wordt ge
haald, maar dat sinds een halfjaar
ook zorgbehoevenden van buiten
tijdelijk in het klooster verzorgd
kunnen worden. Daar houdt het
niet mee op; vanaf eind volgend jaar
komen er in Nazareth 34 zorgplaat-
sen en 31 plaatsen voor demente ou
deren.
Op dit moment zijn ongeveer veer
tig van de zesenzestig zusters zorg
behoevend. In de toekomst worden
dat plaatsen voor de leken. Uitein
delijk zal met het uitsterven van de
kloostergemeenschap een zorgin
stelling ontstaan die in dienst staat
van de gemeenschap. Het zal be
heerd worden door de speciaal in
het leven geroepen Stefaniestich-
ting. „Zo hebben de zusters het ge
wild", aldus zuster Marcelline.
„Veel mooie kloosters worden afge
broken. Dat willen wij niet. Wij voe
len ons het beste bij het overdragen
van het kloostergebouw aan de sa
menleving. De zusters hebben het
er wel moeilijk mee. Het past niet
bij de contemplatie."
De veranderingen in het klooster
hangen samen met de veranderin
gen in de samenleving en de kerk.
Zorgden voorheen de zusters voor
onder meer onderwijs, ziekenzorg,
gezinszorg en maatschappelijk
werk, in de jaren zestig worden de
ze taken overgenomen door de over
Zuster Marcelline van de Ven in een van de gangen van klooster Nazareth in Oirschot: „Ik betreur het dat ik de aflopende zaak van ons
kloosterleven moet meemaken. Dat had ik nooit verwacht." Foto GPD/Kees Martens
heid. Met het Tweede Vaticaans
Concilie is tussen 1962 en 1965 de
katholieke kerk gemoderniseerd.
Het maatschappelijk belang was een
belangrijke reden voor nieuwe zus
ters om in te treden in het klooster.
De meesten waren afkomstig van de
kloosterinternaten of van een van
de scholen waar de zusters lesgaven.
„Vroeger had je niet veel keuze als
vrouw", herinnert zuster Marcelline
zich. „Als je niet wilde trouwen,
bleef je tot je dood voor je ouders
zorgen of je stelde je in dienst van
een pastorie. Tegenwoordig kun je
je ook ongehuwd in dienst stellen
van de maatschappij."
Vergrijzing
Na 1969 meldden zich geen nieuwe
kloosterlingen meer. Zuster Marcel
line was een van de laatste zusters
die in 1957 intrad in het klooster in
Oirschot. De congregatie vergrijst
langzaam. Vijfentwintigjarige
kloosterfeesten bestaan niet meer,
maar wel vijftig-, zestig- en zelfs ze
ventigjarige bruiloften. Het feest
voor zusters die jaren geleden hun
eeuwige gelofte aflegden voor God.
Hun huwelijk met God. De gouden
ring om de vinger van zuster Mar
celline getuigt ervan.
Ooit bedroeg het ledental van de
congregatie van de zusters Francis
canessen achthonderd zusters. Te
genwoordig zijn dat er niet meer
dan 135. In Nazareth woonden in
1957 ruim honderd zusters, nu zijn
er dat 66. Drie jaar geleden is het al
gemeen bestuur overgedragen aan
de zusters in het missiegebied in
Brazilië.
Klooster Nazareth is sindsdien niet
langer het moederhuis van de zus
ters Franciscanessen. Oirschot is een
provincie en zuster Marcelline pro
vinciaal-overste. Zuster Marcelline:
„De zusters in Brazilië zijn onze
erfgenamen. Daar sluiten zich nog
altijd jonge mensen aan bij de
kloostergemeenschap. De gemiddel
de leeftijd van de zusters is er veer
tig, hooguit 45. In Nazareth is dat
85"
„Er zijn nog veel arme gebieden in
Brazilië. De zusters vangen straat
kinderen op, zorgen er voor bejaar
den, geven onderwijs en zijn werk
zaam op een pastoraat. Het werk
dat de Nederlandse regering in de
jaren zestig van ons heeft overgeno
men, is aan hun nog besteed."
Met de verbouwing in 1994 van het
klooster in een kloosterbejaarde
noord, is er hard gewerkt om de rij
ke, tweehonderdjarige historie van
de zusters in Oirschot niet verloren
te laten gaan. In het kloostermuse
um gunnen de zusters de leek een
blik in hun leven van een halve
eeuw geleden. Het eerste wat op
valt, zijn de dikke, zwarte tralies
waarachter de zusters slechts twee
keer per jaar familiebezoek moch
ten ontvangen.
Een cel
Confronterend is ook het nage
bouwde kamertje waar de zusters
sliepen. De enige ruimte die ze voor
zichzelf hadden was niet groter dan
tweeënhalf bij drie meter. De zus
ters spraken dan ook niet van een
kamer, maar van een cel. Het enige
dat erin stond waren een bed met
een strozak erin, een teiltje, een
stuk zeep en een speldenkussen. Er
was geen verwarming.
Er waren zeker ook heel leuke mo
menten in het klooster. De vele fo
to's aan de muur getuigen ervan. Te
zien is hoe enkele zusters een to
neelstuk opvoeren in burgerkle
ding, hoe een Sinterklaaszuster het
klooster bezoekt, dat zusters sa
menkomen om muziek te spelen, en
hoe een aantal van hen dubbel ligt
van het lachen tijdens gymnastiek
oefeningen op de binnenplaats.
Zuster Marcelline laat er geen twij
fel over bestaan. Ze koos voor het
klooster uit pure liefde. „Liefde
voor God en liefde voor het gebed."
Volgens haar vormen de zusters één
grote familie. „Toen ik na een paar
jaar in het klooster bij mijn familie
ging logeren, voelde dat niet meer
als thuis. Het klooster wel."
MARIEKE RAVEN
Op dit moment wonen vier zorgbehoeven
den van buiten het klooster in bij de zusters.
Ze hebben een kamer in dezelfde vleugel als
de zusters, maar volgen niet alle religieuze
vieringen mee. Ook hebben ze een eigen in
gang aan de zijkant van het gebouw.
De leken schijnen er geen moeite mee te heb
ben. De stichting Kloosterverzorgingshuizen
Amalia van Solms krijgt regelmatig het ver
zoek voor permanente inwoning. Daar kan
ze helaas niet aan voldoen. Nog niet.
Een kind met dyslexie heeft het moeilijk in de klas.
Orthopedagoge Marianne Eleveld (29) uit het Friese
Delfstrahuizen pleit ervoor woordblindheid zo vroeg mogelijk
op te sporen en zo snel mogelijk te beginnen met een
aangepast lesprogramma. Dat kan al bij kleuters.
Volgens de statistieken zit er in elke
klas. wel een kind met dyslexie.
Dom of lui werden ze vroeger ge
noemd, omdat ze niet net zo goed
konden lezen als hun klasgenoten
en daardoor makkelijk achterop
raakten. Gelukkig is er de laatste ja
ren veel meer aandacht voor het
probleem, constateert orthopedago
ge Marianne Eleveld. Zij is onlangs
aan de Rijksuniversiteit Groningen
gepromoveerd op een onderzoek
naar dyslexie bij jonge kinderen.
Haar studie is onderdeel van een
-Aldert Groeneveld (8) uit Joure is een van de zeventig kinderen die hebben meege-
aan het onderzoek van Marianne Eleveld. Zijn vader Jan-Lieuwe Groeneveld (43) is
ectisch, zijn moeder José Beeksma niet. „We wisten dat de kans er in zat dat Ron-Al-
ook dyslectisch is", verklaart zijn vader. „En je wilt niet datje kind dezelfde weg
andelt."
Lieuwe heeft het zwaar gehad op de lagere school. „Ik liep altijd op het randje. Maar
ers had ik naar een speciale school gemoeten." Hij werd getest voor de havo, maar
in de eerste klas van de mavo al zitten. „Negens en tienen voor wis- en natuurkun-
een twee voor Frans."
indelijk haalde hij zijn lts-diploma. Uit de test aan het begin van het onderzoek
duidelijk dat de toen vierjarige Ron-Aldert een risico op dyslexie had. Kleuren en
tjes kon hij niet snel benoemen. In groep 3 had hij moeite met leren spellen en le-
Maar nu, in groep 4, gaat het eigenlijk best goed. Een achterstand van twee maan-
meer is het niet, zegt remedial teacher Anneke Posthumus. Pas in groep 5 kan defi-
ef vastgesteld worden of Ron-Aldert dyslexie heeft.
ouders denken dat de intensieve begeleiding hun zoon heeft geholpen. De school
dt zich aan het advies van onderzoekster Eleveld om Ron-Aldert extra tijd te gun-
om het spellen en lezen onder de knie te krijgen. Een hulpmoeder en een oudere
ling helpen hem daarbij. Ook thuis oefent hij met zijn moeder aan de hand van een
rdenlijst of leest hij zijn jongere zusje voor. En elke avond voor het slapen gaan, le-
zijn ouders hem voor. „Papa leest dit heel anders voor", zei Ron-Aldert een keer te-
zijn moeder. Jan-Lieuwe: „Als ik een zin niet goed kan lezen, verzin ik de rest."
groot landelijk onderzoek aan de
universiteiten van Groningen, Nij
megen en Amsterdam naar dyslexie.
Over de oorzaken is nog weinig
vastgesteld. Zeker is voor Eleveld
dat het geen modeverschijnsel is,
maar een hardnekkige, erfelijke
aandoening. „Alle gangbare extra
hulp die een school biedt, levert te
weinig op."
Driejaar lang volgde ze kinderen in
Friesland, Groningen en Drenthe
van wie een van de ouders dyslec
tisch is. Van deze groep kreeg 20
procent uiteindelijk problemen met
lezen en spellen. Volgens Eleveld is
die kans in theorie 40 procent.
„Twaalf kinderen zijn in groep 2
blijven zitten, die heb ik in groep 3
dus niet meer kunnen testen."
En dat is nou net niet wat deze kin
deren verder helpt. Ze krijgen dan
dezelfde lesstof nog een keer voor
geschoteld, terwijl ze pas echt ge
baat zijn bij een speciaal op hen toe
gesneden programma.
Trainen
In haar onderzoek heeft Eleveld ge
probeerd kleuters in groep 1 en 2 te
trainen in zogenoemde leesgerela-
teerde vaardigheden. Dan gaat het
om het bewustzijn van verschillen
de spraakklanken. Ze oefende dit
bewustzijn door met de kinderen
woorden te rijmen, te 'hakken' in
lettergrepen en die weer aan elkaar
te 'plakken'.
Als test werkt het wel. Maar tot haar
verbazing bleek dit het leren lezen
en spellen in groep 3 niet te verge
makkelijken. „Dat is raar, want in
andere landen heeft deze training
wel succes. Waarschijnlijk komt dat
omdat het Nederlands een transpa
rante, regelmatige taal is." Je zegt
het, zoals je het schrijft. „In het En
gels bijvoorbeeld worden klanken
op veel verschillen de manieren uit
gesproken en dan helpt het om te
oefenen."
Jan-Lieuwe Groeneveld kijkt toe terwijl zijn zoon Jan-Aldert leest. Vader en zoon zijn allebei dyslectisch.
FotoJVD/Siep van Ungen
Ook het trainen van de snelheid
waarmee kleuters bijvoorbeeld
kleuren en plaatjes benoemen, le
verde geen resultaat op. Een kleuter
herkent dan wel het plaatje van een
schoen of een jas, maar heeft relatief
veel tijd nodig om het juiste woord
erbij te vinden. Een trage 'benoems-
nelheid' zegt wél iets over de kans
dat kinderen later moeite krijgen
met lezen en spellen, ontdekte Ele
veld.
Tijd en aandacht
Dit is snel en eenvoudig te testen.
Ze pleit er voor om zo'n test in
groep 1 bij alle kinderen uit te voe
ren. Weliswaar bestaat er tegen
woordig meer aandacht voor dys
lexie dan pakweg tien jaar geleden.
Zo beschikken alle scholen nu over
een dyslexieprotocol, waarin is vast
gelegd hoe de school hiermee om
gaat. Maar dat wordt volgens de on
derzoekster nog niet overal opti
maal benut. „Veel leerkrachten heb
ben het gevoel dat ze allemaal indi-
vidu'tjes in de klas hebben met alle
maal verschillende problemen, die
ze niet voldoende tijd en aandacht
kunnen geven."
En dan schiet de dyslectische leer
ling er nog wel eens doorheen. Het
komt volgens Eleveld nog geregeld
voor dat de diagnose pas op tien- of
elfjarige leeftijd wordt gesteld.
„Met alle emotionele en sociale pro
blemen van dien. Een kind dat niet
meer naar school wil, bijvoorbeeld."
Kinderen die een risico op dyslexie
hebben, moeten volgens Eleveld
vanaf groep 3 - of liefst nog eerder -
een aangepast programma volgen
om te leren lezen. De komende ja
ren wil zij zo'n programma ontwik
kelen. „Nu blijkt dat het niet helpt
om de leesgerelateerde vaardighe
den te trainen, moeten we waar
schijnlijk meer doen aan de lees
vaardigheden", concludeert ze.
Dezelfde stof, maar dan op een aan
gepaste manier. „Hoe of wat, daar is
meer onderzoek voor nodig."
PAULINE VAN KEMPEN