Leiden Marathon
zit weer in een
opwaartse spiraal
Bullebak
I ^ang.L
En al zou
hij zichzelf
zijn, nou
en? Jezelf
zijn is ook
een rol, de
moeilijkste
nog wel
ZATERDAG 11 juni 2005
SPORT
oor Anton Diedrich
e Leiden Marathon is springlevender dan ooit. In
et kloppend hart, het kantoor aan de Doezastraat,
likt het naar een pas gebruikte gymzaal en versge-
•ukte startnummers. Een kantoor van georgani-
jerde chaos, waar computers overuren draaien en
medewerkers struikelen over het opgestapelde
ipierwerk. De organisatie rekent morgen op meer
in zevenduizend deelnemers. Enkele jaren gele
en leek de Leiden Marathon op instorten te staan,
het wegvallen van de hoofdsponsor. Met hulp
jn nieuwe sponsors en nieuwe hardlooponderde-
n, slaat de Leiden Marathon de weg in naar een
oeiende toekomst. Althans, dat zeggen Tjeerd
heffer, voorzitter van de Stichting Marathon Lei-
in, en secretaris Robert Laan. Zij reageren op tien
ellingen over de marathon.
Wie nooit heeft meegelopen in de Leiden Ma-
thon, weet niet wat hij mist.
heffer: „Helemaal mee eens. Het is een ervaring
e het waard is om ervaren te worden. Je bent
et compleet als je het niet hebt meegemaakt."
iatu „En daarnaast zet je een prestatie neer die
aar aan een kleine groep Nederlanders is voor-
ihouden. Je volbrengt iets waar je het de rest
n je leven over kunt hebben."
De marathon is geslaagd als er niemand in
t ziekenhuis belandt.
heffer: „We gaan een heel prettig feest vieren
we na afloop van het medisch team te horen
jgen dat alles in orde is. Ook als iemand in het
ikenhuis ligt, maar er weer bovenop komt."
an: „We hebben meegemaakt dat mensen naar
t ziekenhuis moesten, maar gelukkig werd het
oit een langdurige opname." Scheffer: „Vorig
ir kreeg een van de lopers een hartstilstand. Ge
dag liep een dokter vlak in zijn buurt, die heeft
im gereanimeerd. Bij onderzoek in het zieken-
is bleek hij een heel slecht hart te hebben, een
ek later is hij gedotterd." Laan: „Hij was ach-
af blij dat het hier gebeurde. Hij had een huisje
de Ardennen, en als hij daar was, ging hij dage-
s een rondje hardlopen. Zakt hij daar in elkaar,
vinden ze hem nooit op tijd." Scheffer: „Gek
loeg komen de meeste probleempjes voor op
tien kilometer. Dat zijn vaak de minder ge-
de of minder ervaren lopers, die even willen
Laan: „Als iemand mocht komen te
irlijden tijdens de marathon is dat een smet op
organisatie, terwijl die er niks aan kan doen. Er
mensen die tegen beter weten in en ook tegen
tersadvies in toch blijven hardlopen." Schef-
,De preventie tijdens de Leiden Marathon is
optimaal. We doen alles dat in ons vermogen ligt
om mensen tegen zichzelf te beschermen. Als het
warm weer is en de medische commissie zegt:
'Niet doen', dan gaat de marathon niet door.
Twee jaar geleden is dat bijna gebeurd, maar een
uur voor de start koelde een stortbui het gelukkig
af."
3. Steeds strengere regels bedreigen het voort
bestaan van de Leiden Marathon.
Scheffer: „Nee. De regels zijn geen bedreiging. Wij
kunnen goed inspelen op veranderingen. Natuur
lijk valt daarbij wel eens een vloek, als we horen
over strengere eisen voor verkeersregelaars of
minder politie-inzet op de marathondag." Laan:
„Je krijgt in Nederland met de claimcultuur te
maken die overwaait uit Amerika. De gemeente
wil daarom zo min mogelijk met de marathon te
maken hebben, terwijl we vroeger alles voor el
kaar kregen. Nuon sloeg pijpen om de lopers van
water te voorzien, dat doen ze niet meer. Want
stel dat er plotseling vuil water uitkomt en iemand
wordt ziek, dan krijgen ze een schadeclaim aan
hun broek. Nu halen we het water via tuinslangen
uit de kraan bij mensen thuis." Scheffer: „De re
gelgeving moet wel heel ver gaan, willen we er
mee stoppen."
4. De Leiden Marathon blijft een groot regionaal
evenement, maar nationale uitstraling is er
nooit van gekomen.
Scheffer: „Als constatering op dit moment klopt
dat wel. Maar als het om de toekomst gaat, is de
stelling volmaakte onzin. We hebben tien jaar
lang een sponsor gehad en kunnen groeien. Daar
na hebben we een paar jaar moeten bezuinigen
op het budget en het prijzengeld. Dat gaat weer
de goede kant op, we komen in een opwaartse
spiraal. Binnen een paar jaar zijn we groter dan
we ooit geweest zijn. Ik heb in 1999 geroepen dat
we binnen tien jaar op Studio Sport zouden ko
men. Dat gaat gebeuren." Laan: „We wilden eerst
een evenement neerzetten waar lopers met ple
zier naartoe gaan. Dat staat. Op die basis kunnen
we aan topsport gaan bouwen." Scheffer: „Als we
ons in de 'moeilijke jaren' op toppers hadden ge
focust, dan had de marathon het niet oveleefd."
5. De marathon is meer een gezellige recreatie
dag dan een sportwedstrijd.
Scheffer: „Absoluut niet mee eens. Het credo is:
dit is een bloedserieuze sportwedstrijd met veel
gezelligheid eromheen. Daarom moet iedereen
binnen vijf uur binnen zijn. Dan is het echt over
en krijgen ze geen medaille. Dat is enerzijds om te
voorkomen dat je lopers krijgt die niet goed ge
noeg getraind zijn en anderzijds kun je de straten
ook niet zo lang afsluiten." Laatu „Veel atletiek
verenigingen sturen een grote delegatie. Die men
sen willen serieus presteren." Scheffer: „Wij zijn
Tjeerd Scheffer (rechts) en Robert Laan op het marathonbureau. Foto: Mark Lamers
een populaire wedstrijd onder atleten, maar we
geven geen startgeld en er is niet veel prijzen
geld." Laan: „Dat is de verzakelijking van de
sport. Atleten die een goede tijd kunnen lopen,
zitten thuis alle wedstrijden af te bellen waar ze
het meeste kunnen opstrijken." Scheffer: „De lo
pers die 2.30 lopen, kunnen in Rotterdam veertig
ste worden. Bij ons doen ze mee voor de overwin
ning, dat is voor hen ook veel leuker."
6. De marathon moet door de Leidse binnenstad
voeren.
Laan: „Dat is tricky. Het is steeds een keiharde
onderhandeling met de gemeente over wat er
mag in de binnenstad. Als je de start op de Bree-
straat wilt hebben, dan kun je niet alle singels af
sluiten. Wil je over de singels, dan moet je starten
op de Willem de Zwijgerlaan. Maar dat is dan
weer niet in het centrum. Het heeft ermee te ma
ken dat verkeer moet kunnen blijven doorstro
men in de stad." Scheffer: „Ons antwoord op die
stelling is een volmondig 'ja'. Door de binnenstad
is echt het mooiste. Welke gek organiseert nou
een marathon? Wij dus. En waarom? Omdat we
de stad willen voorzien van een leuk hardloopeve
nement. Dan is het logisch dat je de binnenstad
wilt aandoen. Ik ben trots op mijn stad, ik wil
graag dat mensen hem zien en ervan genieten."
7. Tjeerd Scheffer weet wel raad met de 70.000
euro uit het Leidse topsportfonds.
Scheffer: „Jazeker. Je moet kijken naar de kansen
die de stad heeft. Misschien zijn er talentvolle
hardlopers die de nationale top kunnen bereiken,
misschien is er een club die in de eredivisie kan
spelen. Iets als basketbalclub BS Leiden, al zijn
die er met 70.000 euro nog lang niet. Topsport
moet bevorderd worden, want het stimuleert de
breedtesport." Laan: „Er is een gezegde: een sla
pende garnaal belandt uiteindelijk in een cocktail.
Als je blijft doen wat je deed, wordt het resultaat
steeds minder. Wij proberen altijd nieuwe ele
menten te bedenken, ook al ontbreken soms de
financiële middelen. Met meer prijzengeld zou de
marathon betere lopers kunnen aantrekken."
8. Als Tjeerd Scheffer ermee stopt, is dat het ein
de van de Leiden Marathon.
Laan: „Zeker niet. Iedereen is vervangbaar. We
hebben vaker een wisseling van vrijwilligers, ook
in het organisatiekader. Dat kan omdat de organi
satie goed op poten staat. Als dan iemand ver
trekt, kukelt de marathon niet in elkaar. Als ie
mand anders directeur van Philips wordt, dondert
het bedrijf toch ook niet om?" Scheffer: „We heb
ben op papier staan dat de marathon zo moet zijn
ingericht, dat hij niet afhankelijk is van een enkele
individuele inbreng. Als een van de vrijwilligers
die het verkeer regelen op de marathondag even
niet op zijn post staat, er komt een auto het par
cours op en die rijdt een paar lopers dood, dan is
dót het einde van de Leiden Marathon. Die men
sen hebben we nodig, ze moeten op hun post
zijn. In het beleidsteam is iedereen vervangbaar."
9. De marathon duurt te lang.
Scheffer: „Wat een Amerikaanse opmerking. Dit is
geen zapsport voor mensen die maar dertig se
conden hun aandacht ergens bij kunnen houden.
Dingen die lekker lang duren, lijken haast niet
meer te mogen. De tien kilometer schaatsen, op
zondagmiddag voor de buis hangen met pen en
papier om de schema's bij te houden, dat wordt
tegenwoordig als vreemd ervaren. Maar blijkbaar
zijn er nog steeds lopers die het leuk vinden en
nou Tang'? Honderd of tweehonderd kilometer is
Tang'. Die 42 kilometer en een beetje, dat rijd je in
een kwartier als je even gas geeft. De marathon
duurt maar één dag, en we zijn er het hele jaar
mee bezig." Laan: „Mijn oma zaliger hoorde over
de 3M-marathon, die dacht dat het drie meter
was. Da's aan de korte kant."
10. Ondernemers en gemeente moeten meer
doen om van de marathondag een feestdag te
maken.
Scheffer: „Daar ben ik het wel mee eens, hoewel
ik me afvraag of de gemeente meer kón doen. We
krijgen subsidie en morele steun vanuit college en
gemeenteraad. Wat de ondernemers betreft: we
hebben vier grote en ongeveer tachtig kleinere
sponsors. De marathon biedt een behoorlijke
spin-off naar de horeca en sportkledingwinkels in
de stad. Wat ons betreft zou er meer moeten kun
nen, wij zeggen: gooi de hele stad maar open.
Maar dan wel omdat het marathondag is, niet zo
maar als extra koopzondag. Dan lopen de winke
lende mensen en de marathon elkaar in de weg."
Laan: „Wij willen dat mensen het gevoel krijgen:
hee, de marathon is in Leiden, da's gezellig, daar
gaan we heen."
VOOR .V, E if A A R
he Opdam.
63 jaar.
jats: het 'blauwe bruggetje' over De Vliet in
I u bij de marathon betrokken geraakt?
n liep in de eerste editie van de marathon
tas de eerste en de laatste keer, zijn knieën
fcet en hij kon niet meer hardlopen. Daarna
in helpen als vrijwilliger en wilden we behal-
ti ook de lol ervan hebben."
e edities meegemaakt?
I keer zijn ze ons vergeten. Iemand anders re-
rrijwilligersposten en onze vaste plek aan de
pdseweg werd uit het parcours geschrapt. Wij
s vervolgens weer aangemeld. Daardoor
[onze veertiende keer in vijftien marathons."
Wat is uw taak?
„We delen sponzen uit aan de lopers. En we houden
het parcours ook schoon, zodat de deelnemers niet
over eikaars weggegooide sponzen struikelen. We krij
gen het best druk, want de halve en hele marathon ko
men er langs en de hele op de terugweg nog een keer.
Je moet zorgen dat de sponzen schoon zijn, dat ze niet
op de grond zijn gevallen, want de lopers drinken eruit.
Je wilt toch niet dat ze onderweg last van diarree krij
gen of zo."
Wat is er zo leuk aan?
„Het enthousiasme van de mensen. Je hoort de hele
tijd 'dank je wel, wat gaaf dat jullie er weer staan'.
Sommigen kunnen als ze bij ons langskomen van ver
moeidheid alleen een dankbaar knikje opbrengen. Je
moet het eens beleven, het is echt leuk. We staan er
met zijn negenen. Mijn dochter gaat mee en mijn zus
ter komt ook voor het eerst helpen. Het is een gezellige
dag, echt een uitje. En de motoragent weet dat hij de
laatste keer dat hij langskomt, aan het einde van de
marathon, een nat pak van ons krijgt. Hij heeft een
keer wraak genomen door mijn dochter met haar kont
in een bak water te zetten."
Hoe lang gaat u hier mee door?
„Zo lang het kan. Als mijn handen het niet meer doen
of ik kan niet meer zo lang op mijn benen staan, dan
houdt het pas op. Hardlopen kan ik niet, dat is niks
voor mij. Maar vrijwilligerswerk doe ik wel meer."
Heeft u thuis dan niks te doen?
„Mijn dochter is deze maand voor de tweede keer het
huis uit gegaan en mijn man vindt het prima dat ik dit
doe. Ik ben ook nog oppasmoeder, daar blijf je jong
bij."
Aan het einde van de docu
mentaire over Ton Boot
zegt Ton Boot over Ton Boot
dat Ton Boot geen tovenaar is.
Moet een ander eens durven.
Zeggen over Ton Boot, dat Ton
Boot geen wonderen verricht.
Boot raakt op dreef nu, is niet
meer te stuiten en gaat nog een
stapje verder in zijn analyse
van de persoon Boot. „Ik ben
Onze Lieve Heer niet.Gelukkig
houdt de documentaire hier
op. Anders zou Ton Boot nooit
meer zijn gestopt met de af
braak van Ton Boot. Moet Ton
Boot niet doen natuurlijk, Ton
Boot zo afbranden. Nergens
voor nodig.
Niet voor niets heette de docu
mentaire 'De Kampioenenma
ker'. Dat hij net in het jaar dat
de beelden werden gefilmd met
de basketballers van Groningen
een keertje geen kampioen
werd, is niet erg. Zelfs is het een
pré. Voor het televisieportret én
voor Boot. Het bewijst dat Ton
Boot inderdaad geen oppenve
zen is, maar Ton Boot.
In de grond van de zaak is Ton
Boot een heel sensibele man,
denk ik. Op verlegen af. Hij zal
dat wel ervaren als een zwakte
en wat generaals meestal doen
met hun zwaktes is deze ca
moufleren. Zo ook Boot en dat
gaar hem goed af. Als de docu
mentaire iets duidelijk maakt,
dan is het wel dat een basket
balwedstrijd voor Ton Boot een
militaire operatie is en dit soort
carnaval is bij een bullebak nu
eenmaal in betere handen dan
bij een softie.
Dat Ton Boot ons bezweert dat
hij geen rol speelt maar zichzelf
is, zegt niets. Wie een kunstje,
wat een rol óók is, tot in de per
fectie beheerst en ontwikkelt en
van zijn werk zijn leven maakt,
verliest op den duur uit het oog
dat het ooit op een dag alle
maal begonnen is als een truc.
En al zou hij zichzelf zijn, nou
en? Jezelf zijn is ook een rol, de
allermoeilijkste nog wel.
In het portret verhaalde een
oude vriend van Boot over die
keer dat Boot door zijn onhan
dige presentatie zichzelf beroof-
de van de karn om coach van
Panathinaikos te worden. Lang
leve de voorzienigheid! Boot's
feeling voor spreken in het En
gels verraadt weinig goeds voor
zijn communicatietalent in het
Grieks, om het zo maar te zeg
gen.
Bijna een jaar geleden werd
mij door een serieus sportma-
gazine gevraagd aan wie ik
dacht als opvolger van Dick
Advocaat.
Ton Boot, antwoordde ik.
„We hebben het over voetbal",
werd mij toegesnauwd. „Je col
lega's vinden in meerderheid
dat Marco het moet worden,
snap je?"
„Ja", zei ik. „Ik snap het. Als de
KNVB kampioen wil worden,
moeten ze Boot nemen. Die is
ón-waar-schijn-lijk (en dus
waarschijnlijk) succesvol.
Waarschijnlijk om mij tegen
mijzelf in bescherming te ne
men is dit antivoord niet opge
nomen in de poll van het po
pulaire sportblad. Ze moeten
daar gedacht hebben dat ik
dronken was, in vakantiesfeer,
met mijn hoofd er niet bij, of
alle drie, toen ik Boot voor
droeg als bondscoach van het
Nederlands voetbalelftal. Toe
gegeven, ik was op vakantie.
Ton Boot kan zichzelf niet rela
tiveren, dat is natuurlijk een
nadeel. Maar heel veel coaches
waarmee Ton Boot vaak in één
adem wordt genoemd kunnen
zichzelf helemddl niet relative
ren. Liever een coach die zich
zelf niet relativeert dan één die
zichzelf nooit relativeert.
Een schitterend, alles over hem
zeggend dialoogje voerde Ton
Boot met zijn sterspeler Travis
Reed. Die speelde al een poos
onder zijn kunnen, geteisterd
door liefdesverdriet. Boot trok
zich dit enorm aan, vooral dat
de Amerikaan geen bal meer
door het netje gooide zat hem
dwars. Hierdoor verloor Gro
ningen wedstrijden.
In een intiem gespretjè ver
klapte Boot dat hij ook één keer
liefdesverdriet had gehad. Je
kunt twee dingen doen vertelde
de ervaringsdeskundige aan de
ontredderde basketbalkolos
Reed, doorgaan met je leven of
zelfmoord plegen. Wil je zelf
moord plegen?"
Nee, schudde Reed het hoofd.
Dat nou ook weer niet. Waar
mee, voor Boot, het probleem
was opgelost.
Elke andere coach die zich er
zo van afrnaakt wordt ont
haald op boegeroep en actieco-
mité's, maar Boot, in deze rol,
was ontwapenend. Onbehol
pen charmant.
Frank Snoeks