Ik woon
in het
interview
Een trommel Quality Street, zo noemt Frénk van der Linden
(48) zijn tweede interviewbundel: Laten we eerlijk zijn, die
deze week verscheen. Het ene gesprek glijdt als een zacht
snoepje naar binnen, op het andere moetje kauwen,
ledereen kan zappen door de selectie van spraakmakende
interviews die hij de afgelopen 25 jaar op papier zette. „Ik
heb natuurlijk wel de illusie dat er een lijn in zit: eigenlijk is
het een portret van Nederland/'
door Dick Hofland
Waarom vind jij Goofy leuk?"
Zes jaar was hij. Als juf Jansen - 'God hebbe
haar ziel' - moest vergaderen, wat toch al
snel twintig minuten duurde, zei ze altijd: Frénk, vertel
jij ze maar een verhaal. Dat kon hij als de beste. Of ze zei:
Ga jij maar met ze praten. Dan vroeg hij of een jongen
uit de klas naast hem wilde komen zitten en dan begon
hij te vragen: Lees jij de Donald Duck? Waarom vind jij
Goofy leuk? Een geboren interviewer. „Het interview is
mijn biotoop, ik woon in het vraaggesprek."
,,Ik deel geen hosties uit"
Op een briefje moest hij de leiding van de School voor
de Journalistiek in 1977 uiüeggen waarom hij die oplei
ding wilde doen. „Ik wil de wereld verbouwen, recht
vaardig maken." Jaja, er ging wat fout in het onder
maanse en dat moest gestopt. Onmiddellijk. Geboren in
de zuilencultuur, kind van zijn tijd. Beetje evangelisch-
joumalistieke inslag. Ging, daar heb je het, heel bewust
niet voor Vrij Nederland werken. „Ik wilde journalistiek
bedrijven en dat kon daar niet. Want bij VN had links al
tijd gelijk, ook als links geen gelijk had. Ja kom, ik deel
geen hosties uit." Nee, liever klappen.
Dit soort leugens pik ik gewoon niet!"
Techniek? Wat nou techniek? Hij stelt zo vaak technisch
verkeerde vragen, of suggestieve vragen of vragen waar
zijn mening vanaf spat. Hij zegt wel eens: „Nu moet u
uw mond spoelen, want dit soort leugens pik ik niet! Zeg
nou maar gewoon hoe het zit." Of, helemaal tegenover
gesteld: „Hoe zou je het tegen je geliefde zeggen?" Dat
mag niet van de School voor de Journalistiek, maar tot
zijn verbijstering krijgt hij meestal antwoord. „Mensen
willen begrepen worden en ik geef ze absolutie, ik zeg: Ik
begrijp je. Mensen hebben wel eens tegen me gezegd: Jij
begrijpt me beter dan mijn therapeut. Een interview is
chemie, een reageerbuisje waarin je twee mensen stopt.
In het slechtste geval ontploft de boel, in het beste geval
ontstaat er iets prachtigs."
„Ik ben koning Éénoog"
Kenners zeggen: Er is geen betere. Dat heeft nu wel lang
genoeg geduurd, vindt hij, dat meest erin terviewergedoe.
„Ik ben een spits die er twintig inschopt, soms 28 en
heel soms meer dan dertig. Ben je dan twee keer zo goed
als iemand die er zeventien inschopt? Nee, die ander is
ook heel goed. Als ik dan koning ben, dan kies ik voor
het compromis, koning Éénoog." Vergeten we Connie
Palmen niet? Zij ziet hem de opvolger van haar overle
den man Ischa Meijer spelen, maar vindt dat Frénk er
niets van bakt. „Een verfrissend geluid. Als iedereen je
geweldig vindt, wordt het heel eng. Ik heb haar kritiek op
de achterkant van mijn boek gezet. Er moest ook humor
„Jij moet de kerk uit"
Zeg maar dat er drie fases zijn. Eerst de hakbijl, dan de
zakdoek en nu, ja, wat nu eigenlijk? „Evenwicht. De ene
keer de harde aanpak, de andere keer de zachte, soms in
hetzelfde interview. Het gaat om de balans." In de jaren
tachtig interviewde hij met het idee dat de gesprekspart
ners niet deugden. Vooral politici. De secretaresse van
Luns zei zelfs: Als u nu niet ophoudt, krijgt de minister
een hartaanval.
De jaren negentig waren de gevoelige jaren; vol empa
thie, vol inlevingsvermogen zat hij tegenover de geïnter
viewde. Die een kind was verloren, of een partner, of al
les. „Toevallig, nou ja toevallig, ben ik in die periode ge
scheiden van mijn eerste liefde. Ik begon me af te vra
gen: Waar gaat het nou helemaal om in het leven?. Ik
vond dat ik helemaal fout bezig was geweest, privé en
professioneel. Mijn geliefde geloofde heilig in God, ik to
taal niet. Ik was in het geheel niet in staat haar diepste
wezen lief te hebben. Zij zei niet: Jij moet de kerk in,
maar ik zei constant: Jij moet de kerk uit."
Volgde een korte periode van 'vulkanische verliefdheid'
op een andere vouw. Geweldig, maar hij hoopt het nooit
meer mee te maken. Nu alweer acht jaar met Annet, die
hij altijd Mijn Mooie Maar Meedogenloze Verloofde
noemt. Hij ziet haar alleen in het weekeinde en in de va
kanties. Verder woont hij alleen. Zonder tv, zonder ra
dio, zonder gsm. „Ik lees."
„Je moeder zegt: Ik hou van je, maar ze gaat wel weg.
De ellende begon op zijn
elfde. Vier jaar lang vloog
er van alles door het huis,
vier jaar waren zijn vader
en moeder bezig elkaar de
hersens in te slaan. „Je
moeder zegt: Ik hou van je,
maar ze gaat wel weg." Als
hij de psychologen mag ge
loven, is hij door de schei
ding buitengewoon alert
geworden op wat er om
hem heen gebeurt. Een
controlfreak, die elke dag
een vel volschrijft in zijn
dagboek, die zijn archief
tot in de puntjes bijhoudt,
die zakelijke afspraken tot
op het overdrevene af con
troleert.
Ook iemand die altijd op
zijn tenen loopt: „Waar is
het gevaar? Wie gaat mij nu
weer verlaten?" Hij noemt
het zijn radar. Bijvoor
beeld. Hij zit op een feest
je, hoort verderop iemand
iets vertellen, een halve zin maar, over haar man die is
verongelukt. Brutaal misschien, maar dan schuift hij
aan. Hoort dan dat die man is neergestort met een F16
en in een pilotenklasje van twaalf mensen zat waarvan er
al acht zijn neergestort. Hij ziet dan meteen een foto van
dat klasje op de voorpagina en een serie verhalen. „Van
af dat moment bén ik een half jaar een F16."
Als je de lezer serieus neemt, strijk je hem tegen de haren
in"
Voor Playboy interviewde hij niet Rob de Nijs, maar Cis-
ka Dresselhuis. Die kon fulmineren tegen het gebruik
van de vrouw als lustobject. Voor het chique, intellectue
le NRC/Handelsbad interviewde hij geen toponderne
mers of beursgoeroes, maar liet hij mensen aan het
woord over geloof, hoop en liefde, en voor Nieuwe Revu
maakt hij met collega Pieter Webeling geen verhalen
over deejays en popsterren, maar spreekt hij met politici.
„Ik denk altijd heel goed na wat ik doe voor welk medi
um. De eerste reactie van die jonge Revu-lezers over po
litiek is toch: Jezus, nee hè, een interview met zo'n saaie
Haagse kop, wat krijgen we nou?! Dus maak ik een serie
met politici. Ik wil iets laten knersen in die hoofden, ik
wil niet alleen maar plezieren. Als je de lezer serieus
neemt, dan strijk je hem tegen de haren in. Hij moet
voelen dat-ie iets leest, alsof ik met een naaldhak op zijn
eikel ga staan."
Frénk moet verrassen. „Het móet een beetje link zijn,
niet alleen voor de lezer, ook voor mijzelf. Pas in het mij
nenveld voel ik dat ik leef."
„Ik voel me een mini-missionaris"
De hormonen hiphoppen nog altijd heen en weer in zijn
lijf. Na het interview met LPF-minister Nawijn, waarin-ie
zei voor de doodstraf te zijn, zat Frénk in de auto met
zijn collega te dansen van geluk. Jongenslol. Net Kuifje.
Als kind las ik Kuifje. Vooral De Blauwe Lotus vond ik
geweldig. Ik begreep er niets van, maar ik voelde: ik wil
reporter worden."
Een glas witte wijn drinken op het Catshuis, achter de
schutting kijken. Hij is er bij geweest, hij heeft geleefd.
„Af en toe voel ik me een mini-missionaris, want ik wil
het misschien wel te graag vertellen, uitdragen. Laten
zien hoe het zit, wat er echt speelt, hoe iemand echt
denkt.
,Ik streef naar waarheid en schoonheid"
Er zijn verschillende vormen van onthulling. Het diepste
wezen van iemand; liefde, gevoelens, emoties. Bas van
der Vlies, die zegt dat, als-ie moest kiezen tussen de lief
de voor zijn moeder en de liefde voor God, hij voor God
zou kiezen. Je hebt ook de onthulling van een faux pas.
Weer Van der Vlies. Als-ie het voor het zeggen zou heb
ben, wacht Nederland een bijna dictatoriale christelijk-
fundamentalistische samenleving.
„Het valt of staat uiteindelijk met het vermogen om ver
trouwen te creëren. Dat kan alleen als ik ook te vertrou
wen ben en mensen ruiken of dat zo is." Annette Nijs
vertrouwde hem. Na het interview moest ze aftreden als
staatssecretaris van onderwijs. „Ik spreek haar nog regel
matig. Ze zegt zelf dat ik mijn werk goed heb gedaan.
Voor mij een beetje te goed, zegt ze er dan lachend ach
teraan."
„Als het alleen maar om het scoren gaat, dan ben je al
dood.
Twee keer per jaar moet een interview toch wel opening
Journaal zijn. Bovenal wil hij mooie dingen maken. „Ik
vind het echt geweldig als iets mooi is geworden in de
esthetische zin van het woord, of ontroerend. Als het al
leen maar om het scoren gaat, dan ben je al dood, want
innerlijk leeg. Ik streef naar waarheid en schoonheid en
het accent ligt elke keer anders."
Nijs vond-ie mooi én waar, maar in zekere zin vond-ie
het jammer dat ze moest aiftreden. „Is er eindelijk eens
een politicus open en eerlijk, moet ze weg." Ja, er zit al
tijd iets dubbels in. Verder slaapt hij er geen nacht min
der om.
„Mijn bundels te dik? Nou, geluk d'r mee.
„Ik had ook een kleine selectie kunnen maken uit mijn
duizend interviews die ik zelf het meest geslaagd vind.
Dat is niet leuk voor de lezer, want daar zit geen idee
achter. Ik zie deze bundel als een trommel Quality
Street. Het ene gesprek glijdt als een zacht snoepje zo
naar binnen, op het andere moet je wat meer kauwen. Al
heb ik natuurlijk wel de illusie dat er een lijn in zit."
„Het begint met Janmaat en eindigt met Paul Scheffer;
wat van Janmaat niet werd getolereerd is een kwart eeuw
later politiek correct. Dat zegt iets over een samenleving.
Dan kun je zeuren of zo'n bundel zeshonderd, negen
honderd of twaalfhonderd pagina's moet zijn, maar als
ik een criticus daar wel eens over hoor, denk ik: waarom
obsedeert jou dat zo? Als chefkok Johnny Boer zijn derde
ster wil of een schrijver een oeuvre van dertig meter op
de plank wil, dan zijn het gepassioneerden, die iets
groots willen doen."
„Bij mij is het ineens: dik doen. Nou geluk d'r mee. Je
kunt in dit boek zien hoe ik me ontwikkel. Er staan ook
interviews in waar ik me voor schaam, zoals de ruzie met
Jos Brink. Die stukken zijn veelzeggend over mij en de
tijd. Je kunt er onder meer goed in terug vinden, dat ik
momenteel veel meer vrede met mezelf heb dan toen ik
begon."
„Ik wil laten zien hoe mensen overleven, hoe ze zich met
vallen en opstaan door het bestaan slaan. Ik leer daar
van, misschien ontroert het ook de lezer en heel, heel
misschien kan iemand er iets van leren."
„Ik ben een junk die verslaafd is aan zichzelf."
Freek de Jonge komt twee keer voor in het boek. Eén
keer in een groot interview, één keer in een kort citaat uit
een eerder gesprek. Daarin zegt hij: Ik ben een junk die
verslaafd is aan zichzelf. „Dat is het mooiste en eerlijkste
dat Freek ooit over zichzelf heeft gezegd. Er zijn jaren ge
weest dat ik zo over mezelf voelde. Ik heb heel lang niet
gehouden van de persoon Frénk van der Linden. Nu iets
meer. Maar met de vakman heb ik een veel betere ver
standhouding. Net als Freek heb ik dat monomane, mijn
radar staat altijd aan. Ik kan volledig opgaan in mijzelf
en mijn werk en alles en iedereen om mij heen vergeten.
Het duurt nog wel even voordat ik Boeddhist ben, vrees
ik."
Frénk van der Linden: Laten we eerlijk zijn. 25 jaar spraakmakende
interviews. Met een voorwoord van Arnon Grunberg. Uitgeverij LJ.
Veen. Prijs: 19,90.
Wereldrecord
Frénk van der Linden gaat voor RTV Noord-Holland op zaterdag 25 junih
wereldrecord interviewen verbeteren. Van twaalf uur 's middags tot In
één 's nachts ontvangt hij elke twintig minuten een bekende Nederland
die in Noord-Holland is geboren of werkt. Op zondag 3 juli zendt de NPS<
Nederland 3 om 17.00 uur een compilatie van een uur uit van die maratto
Het programma heet '25 keer 25 keer laten we eerlijk zijn'. De studio wo'
omgebouwd tot een soort Big Brother woonkamer met tafel, stoelen,j
kast, piano en een stukje kunst-voetbalveld. Gasten kunnen dan eventw
ook iets laten horen of zien.
Van der Linden krijgt van te voren niet te horen wie de bezoekers zijn. E'
onder meer een masseur in de studio aanwezig om te zorgen dat dep1
sentatorfit blijft en niet in slaap valt.
Rasinterviewer Frénk van der Linden: „Mensen hebben wel eens tegen me gezegd: Jij begrijpt me beter dan mijn therapeut." Foto's: GPD/Phil Nijhuis
ZATEROAt
14 MEI
2005
E
B