In haar studententijd werd Beatrix 'een mens'
MIEHI
BO APR
Een Koho in Leiden
De foto spreekt boekdelen: een piepjonge
prinses Beatrix hangt uit het raam van een
auto (haar auto?), de meiden van haar
jaarclub Agapanthus staan om haar heen.
Beatrix werd lid van de WSL in september
1956. Haar Leidse tijd was er een van
onbezorgdheid, van 'gewoon meedoen' met
haar leeftijdsgenoten. Maar verschil was er
natuurlijk wel, want hoe gewoon is gewoon
als je kroonprinses bent? En wie ging er
verder met de auto naar de
studentenvereniging?
door Nienke Ledegang
Achttien was Beatrix toen ze
van Paleis Soestdijk naar
het Leidse Rapenburg ver
huisde. Nog wat jong, maar het ru
moer rondom Greet Hofmans, de
'natuurgeneeskundige' die de ge
moederen van haar ouders zo had
beziggehouden, was in die tijd nog
nauwelijks verstomd. Het was daar
om niet raar dat de jonge Beatrix wel
zin had om haar vleugels uit te
slaan.
Leiden lag voor de hand. Niet alleen
was het een van haar voorvaderen,
Willem van Oranje, die de universi
teit stichtte, haar moeder Juliana
had in de jaren twintig al in Leiden
gestudeerd. En traditie wordt op
prijs gesteld, óók in koninklijke krin
gen. Daarbij: de gemoedelijkheid, de
overzichtelijkheid van de stad,
maakten het een geschikte plek voor
een studerende kroonprinses.
Zoals dat gaat met koninklijke hoog
heden: niets werd aan het toeval
overgelaten. Er werd een studiepro
gramma voor Beatrix uitgestippeld.
Vakken in de theoretische en toege
paste sociologie zou ze volgen, eco
nomie, parlementaire geschiedenis
en staatsrecht. Dankzij haar (toen al)
sterke eigen wil, werd daar na een
jaar de vrije studierichting rechten
aan toegevoegd. Dat was wat zij wil
de! En zeker, daar werd mee inge
stemd.
Ook werd al in 1955, een jaar voor
dat Beatrix naar Leiden kwam, ge
zocht naar een geschikte woonplek
voor de prinses. Het statige Rapen
burg, al eeuwenlang dé plek voor
hoogleraren en andere geleerde en
geziene Leidenaars, was een passen
de omgeving.
Het oog viel op Rapenburg 45, een
groot pand met een chique uitstra
ling, dat in het bezit was van het
Leids Universitair Fonds (LUF) en al
een tijdje leegstond. Omdat het
pand te groot was voor de prinses al
leen én omdat men het liefst had dat
iemand een oogje in het zeil hield en
de prinses met raad en daad terzijde
kon staan in praktische kwesties,
werd een betrouwbare, prettige fa
milie gezocht om de benedenverdie
ping van het huis te bewonen. Die
betrouwbare, prettige familie was
het gezin van Job Dreiber, in de ja
ren vijftig korte tijd wethouder in
Leiden en later burgemeester van
Middelburg, Zwolle en Arnhem. „Ik
werd benaderd of ik met mijn vrouw
en twee kinderen aan het Rapenburg
wilde gaan wonen. Nu, dat wilden
wij wel. Het is een heel prettig huis."
Bovendien werd het speciaal voor de
komst van de kroonprinses in 1955
grondig verbouwd.
Over de tijd, zo'n vijfjaar, dat Drei
ber de 'huisbaas' was Beatrix, wil hij
liever niet vertellen. „Dat hoort niet,
vind ik. Ik wil wel kwijt dat wij een
heel goede tijd hebben gehad aan
het Rapenburg 45 en dat geldt, dat
weet ik zeker, ook voor Beatrix.
Vooral mijn vrouw had wel eens
contact met haar en was soms haar
De ultieme bevestiging van het 'Leidse bloed' van Koningin
ze het eredoctoraat.
Archieffoto: Hielco Kuipers
Prinses Beatrix te midden van haar jaarclub Agapanthus, een foto uit de 'Kronieken van de V.V.S.L.'. Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden
raadgever. Ik werkte natuurlijk bui
tenshuis. En ach, zoveel contact
hadden we uiteindelijk ook niet. Zij
had haar eigen verdieping, samen
met een middelbareschoolvriendin,
Renée. Verder was er altijd één re
chercheur in huis, die had zijn eigen
kamer, helemaal aan het einde van
de gang bij ons beneden. Nee, ik heb
dat nooit als vervelend ervaren, het
waren erg aardige mensen."
Dreiber bewaart dan geen slechte
herinneringen aan de rechercheurs,
het is goed voor te stellen dat dat
voor Beatrix zelf anders lag. Altijd als
zij thuiskwam, ging even die deur
aan het einde van de gang open. De
rechercheur wilde dan weten wie er
thuiskwam. En als Beatrix de straat
op ging, volgde de rechercheur al
tijd. Tot in de V&D aan toe. Welis
waar op een gepaste afstand van 20
meter, maar toch.
Alleen in haar eigen 'appartement'
had Beatrix alle privacy. Drie kamers
waren er, een mooie, grote aan de
voorkant (recht tegenover het Rijks
museum van Oudheden), nog twee
kleinere, een groot balkon, een bad
kamer en een klein keukentje. Niet
slecht voor een 19-jarige. Die privacy
had de prinses ook wel nodig, want,
hoewel het niet zo erg was als in de
studententijd van bijvoorbeeld Wil-
lem-Alexander, de roddelpers lag al
tijd op de loer. Dreiber: „Er zijn een
boel rare verhalen geschreven, ver
halen waarvan ik kan zeggen: er
klopt geen barst van. Nee, meer zeg
ik daar niet over."
Maar niet alleen de roddelpers be
lemmerde Beatrix zo nu en dan in
haar bewegingsvrijheid. Fred Melai,
emeritus hoogleraar die, toen Drei
ber naar Middelburg vertrok, op het
Rapenburg 45 woonde en Beatrix
nog heel kort meemaakte: „Er was
natuurlijk buitengewoon veel be-
Beatrix: in februari van dit jaar ontving
dat Beatrix op de Club, zoals de
WSL door de leden werd genoemd,
Koho werd genoemd, een afkorting
van Koninklijke Hoogheid. Maar
daar kan Kramers, die een jaar eer
der dan Beatrix begon met studeren,
zich niet zoveel van herinneren.
„Wel heb ik van jaargenoten van
haar wel eens gehoord dat ze het
door de bank genomen niet eens zo
leuk vonden dat Beatrix bij hun lich-
De handtekening van Beatrix in het zweetkamertje van het Leidse Academiegebouw. Archieffoto: Hielco Kuipers
langstelling voor de prinses. Ook van
de meisjes van de Vereniging Vrou
welijke Studenten te Leiden (WSL)
waarvan zij lid was. Iedereen wilde
wel vriendinnetjes worden met een
kroonprinses. Gelukkig was Beatrix
toen al een stevige mevrouw met
een eigen wil. Ze was lid van de
WSL en maakte daar veel plezier,
maar ze liet zich niet belagen. Ze
was een goed opgevoed meisje met
een moeilijke opdracht, namelijk: te
leven met een grote terughoudend
heid."
Uiteindelijk heeft Melai Beatrix nog
geen jaar meegemaakt. Beatrix was
een voortvarend studente en ging di
rect na haar afstuderen op zichzelf
wonen. Wat niet wil zeggen dat Me
lai weinig ervaring heeft met het bie
den van onderdak aan leden van de
koninklijke familie. Tussen 1961 en
1966 woonde prinses Margriet bij de
Melai's in huis. Zij volgde als het wa
re haar zus op. Ook Melai treedt lie
ver niet in de details van die periode.
„Dat geeft geen pas." Zijn zoon Fred
junior is spraakzamer, maar kan zich
minder herinneren van het Rapen
burg 45. „Ik was drie jaar toen Mar
griet kwam en zeven toen ze weg
ging. En van Beatrix kan ik me al he
lemaal niets herinneren. Wel vind ik
het, als ik nu terugkijk, erg leuk dat
wij toen een prinses in huis hadden.
Een doodenkele keer kwam Juliana
op bezoek. Ik heb nog bij haar op
schoot gezeten. En mijn ouders zijn
later, als bedankje voor alles, nog op
Soestdijk wezen eten. Dat is toch
best bijzonder. In die tijd vond ik
vooral die rechercheurs heel span
nend. Die lieten mij soms hun pis
tool zien. En dan werd mijn moeder
weer boos."
Beatrix was een serieuze studente.
Hoewel zij, bij de uitreiking van het
eredoctoraat van de Lëidse universi
teit vorig jaar vertelde geen bevlogen
wetenschapper te zijn, was zij een
consciëntieuze studente. Een geïnte
resseerde studente bovendien. „Ik
was geboeid door de studie en de
uiteenlopende onderwerpen waar ik
mee in aanraking kwam", vertelde
zij vorig jaar in de Pieterskerk. Vele
namen van oud-hoogleraren zijn
haar bijgebleven. „Professor Rypper-
da Wierdsma bracht mij waardering
bij voor de heldere opzet van ons
Nederlands staatsrecht en voor de
trias politica." Professor van Asbeck,
Van Panhuys, Samkalden, Van Lier.
Bekende 'Leidse' namen die Beatrix
haar 'voortreffelijke leermeesters'
noemt.
Toch moest Beatrix soms strijden
om door deze mensen gelijk behan
deld te worden. Henny Kramers-
Pals, die tegelijk met Beatrix lid was
van de WSL, herinnert zich: „Bij een
tentamen moest ze er soms nadruk
kelijk op wijzen dat ze precies als ie
der ander getoetst wilde worden.
Daar had ze ook groot gelijk in. Toen
al was ze iemand die een grote dos
sierkennis had, die hard werkte."
Dat de kroonprinses lid werd van de
WSL was 'toch wel bijzonder', zegt
Kramers nu. „Ik weet nog goed dat
ons werd gevraagd de prinses met
respect te behandelen. In de tijd dat
Juliana lid was van de WSL schijnt
dat een beetje fout te zijn gegaan, ie
dereen noemde haar Juul. Wij moes
ten Beatrix met Koninklijke Hoog
heid aanspreken. Nu ja, in de prak
tijk werkt dat natuurlijk niet. Er ont
staan op zo'n vereniging toch
vriendschappen." Het verhaal gaat
ting zat. Het was toch een beetje an
ders dan normaal."
Beatrix heeft er mee moeten leven,
die strijd tussen gewoon willen mee
doen, maar toch iets bijzonders zijn.
Bij een roeiwedstrijd op de Vliet zet
te ze een grote zonnebril en een
hoed op om minder bekijks te heb
ben. Dat zag er voor een sporter na
tuurlijk toch raar uit. Niettemin is
Beatrix er in geslaagd een leuke, ont
spannen tijd te hebben bij de WSL,
de vrouwenvereniging die slechts
een paar deuren verder zat dan haar
woonhuis, op het Rapenburg 65. Te
kenend hiervoor is het feit dat Bea
trix bij haar afstudeerlunch in 1961
tegenover haar vriendinnen ver
zucht zou hebben: „Jullie hebben
een mens van mij gemaakt."
Beatrix deed daar ook erg haar best
voor, actief als ze was binnen de
WSL, later opgegaan in Minerva.
Behalve de vele activiteiten met haar
jaarclub Agapanthus zat zij in de re
dactie van het blad Nitor en zat zij
één jaar in de Almanakcommissie.
De vergaderingen vonden bij toer
beurt bij de leden thuis plaats, dus
óók bij Beatrix - waar altijd weer die
rechercheur op de achtergrond aan
wezig was. Het zegt iets over haar
wens om er 'gewoon' bij te horen.
Het ligt dan ook in de lijn der ver
wachting dat Beatrix net zo goed uit
volle borst meezong met de Novie
tenrevue van 1956, het jaar van haar
aankomst op WSL. 'In Leiden kwam
ik als noviet, als bange grauwe muis.
Het lag mij niet, ik had verdriet, en
wilde terug naar huis Leidser
dan Leids reik ik nu de hand en
Leidser nog is mijn Douzamand.
Wat gaan mij de studenten uit an-
d're steden aan. Want Leiden, ja Lei
den staat ver bovenaan.' Wie zei dat
er geen Leids bloed stroomt in de
aderen van koningin Beatrix?
Koningin Beatrix feliciteert haar oudste zoon Willem-Alexander met zijn bul. De kroonprins
3 juli 1993 doctorandus in de geschiedenis, met een gemiddelde van 7,5 en een 8 voor zijn e
tie over Charles de Gaulle. Archieffoto: Loek Zuyderduin