WETENSCHAP 'lechts-links kan net zo makkelijk lechts-rinks zijn ^'Wetenschappers moeten weer helden worden' Er zijn zelfs kraaien die tot tien kunnen tellen' Canadese ornitholoog ontwikkelde IQ-test voor vogels Geen debat Handelsgeest homo sapiens verdreef Neanderthalers Aseksualiteit Nieuwe vaten voor vaatpatiënten HDC 298 zaterdag 2 april 2005 van de vork en de le- :rt meteen het pro- zeggen: de vork ligt ®^e lepel. In de Arrente- i; Australische aborigi- Hdat: de vork ligt ten J^fSn de lepel. De Tzeltal ieeggen dan weer: de (i^pven de lepel, en de RT4 Belize zullen je vertel- vork aan de neus van 'Of ^ewe'' rec^s en "en even gemakkelijk tóMnks zijn. DO p van links en rechts ^jalve universeel. Het ^ïtureel bepaald. Taal- E f en antropologen zeg- i Kb verschillen in waar- ju maken hebben met ö^illende manier van waarneming, bnderzoeker Stephen van het Max Planck jkoor Psycholinguïstiek Ten onderzoekt al tien ■ze waarop in ver- talen de ruimtelijke jing wordt verwoord. [Xftal wetenschappers ^^r zijn leiding in twin- p in vijftien landen 1*1 ar de samenhang Ipjmtelijk woordgebruik Olijke oriëntering. zoekers kwam tot ver- urcjesultaten. Wij ver- j I !er links en rechts een Ti richting of een be- flj gaan daarbij uit van waar wij ons zelf be- 1 .fgenover het voorwerp )-3.eging. Wij nemen ons Ons begrip van rechts en links is allesbehalve universeel. Foto: CPD/Rob Keeris lichaam als maatstaf om links of rechts aan te duiden. „Andere volkeren gebruiken voor hun ruimtelijk taalgebruik volledig verschillende parame ters", legt Levinson uit. „Wij hebben in de verschillende continenten ruwweg drie taal kundige uitdrukkingswijzen voor ruimtelijke oriëntering ge vonden. In het wetenschappe lijk jargon noemen wij die fra mes of reference (FoR)." „Een eerste FoR is onze subjec tieve en op het eigen en dus be weeglijke lichaam georiënteer de rechts-linksonderscheid. Noem dat de relatieve of ego centrische benadering, die trouwens door de meeste men sen wordt gebruikt en die de vork links van de lepel legt." „Een tweede manier van ruim telijke uitdrukking gebruikt als uitgangspunt de verschillende windstreken", aldus Levinson. „Die zijn niet veranderlijk want het noorden blijft altijd het noorden. Dat doen de Australi sche aboriginals wanneer zij de vork ten noorden van de lepel leggen. In ruim dertig procent van de wereldtalen wordt deze benadering gebruikt. Wij noe men dat de absolute FoR." „Een derde manier om een ruimtelijke oriëntering te bepa len is die welke uitgaat van de plaats van het object ten op zichte van een ander object. Dat doen de Mopans met hun: de vork ligt aan de neus van de lepel. Dat is de intrinsieke of objectgerichte benadering." De vraag die zich nu stelt is hoe het tot deze uiteenlopende ver schillen van ruimtelijke waar neming kon komen. Is het een kwestie van cultuur, van levens omstandigheden, van kennis van de ruimte, van taalgebruik? „Dat is onder wetenschappers een twistpunt", geeft Levinson toe. „Onderzoek naar talen die een andere ruimtelijke woor denschat gebruiken dan de on ze, leidt nog steeds tot heftige discussies. De meeste psycho logen, linguïsten en kenniswe tenschappers beschouwen het rechts-links onderscheid als het meest natuurlijke en universe le." „In onze westerse cultuur ne men wij onszelf als maatstaf voor alles. De Griekse wijsgeer Protagoras bestempelde in de vijfde eeuw voor Christus reeds de mens als maatstaf van alle dingen. Later stelde Kant dat het menselijk lichaam de bron is van onze basisintuïties over de natuur van de ruimte." De thesis van Levinson en zijn medewerkers is nu dat de taal een belangrijke invloed heeft op ons ruimtelijk denken, in dachtig de spreuk: 'zeg mij hoe je spreekt en ik zal zeggen hoe je denkt'. Dat botst met de me ning van andere wetenschap pers die beweren dat vooral het leefmilieu het ruimtelijk waar nemen beïnvloedt. Ligt het im mers niet voor de hand dat plattelandbewoners zich meer op de windstreken oriënteren en stadbewoners op links en rechts? Waarop Levinsons medewer kers repliceren dat spraaksyste men sterk van elkaar kunnen verschillen ondanks overeen komstige leefomstandigheden. Indien ons ruimtelijk denken inderdaad afhankelijk zou zijn van onze levensomstandighe den, zouden alle mensen die zich in eenzelfde leefmilieu be vinden zich aan dezelfde din gen moeten oriënteren. „Dat is niet het geval," stelt Le vinson. „Een duidelijk bewijs leveren de Mopans, de Tzeltals lappers moeten weer een beet- ENworden. Ze moeten op postze- ïwijnaar net de helft van de Ne- Nobelprijswinnaars op een ipareeuwigd, geeft te denken, srg? leden van De Jonge Akade- ugdafdeling van de eerbied- elkKNAW (Koninklijke Neder- h6ademie van Wetenschappen) 1cj^ch voorgenomen wetenschap vophappij op te schudden. s_jS zinnigs wilt zeggen over we- r raatschappelijke vragen, dan 'ennis en inzichten uit verschil lende disciplines bijeenbrengen", aldus DJA-voorzitter Jonker, hoogleraar cogni tiewetenschap aan de Radboud Univer siteit. Minister Van der Hoeven (Wetenschap) wil de jonge onderzoekers echte kansen geven. Dat kan mogelijk door promo vendi vrij te stellen van onderwijstaken. Promoties zouden ook korter en effici ënter kunnen. Van der Hoeven bena drukte de noodzaak van fundamenteel onderzoek. Momenteel wordt misschien te veel ge keken naar het maatschappelijk nut van de wetenschap, aldus de minister. We zijn geen groentjes in de wetenschap, liet Jonker weten. Twaalf onderzoekers zijn al hoogleraar. Wel zijn ze minder dan tien jaar geleden gepromoveerd. Elk lid van de Jonge Akademie krijgt jaarlijks een reisbeurs voor het bijwonen van een of meer wetenschappelijke conferenties. De Jonge Akademie wil jongeren inte resseren voor wetenschap. Bestaande initiatieven richten zich volgens DJA echter te veel op de bètawetenschappen. Ook de alfa- en gammawetenschappen zouden aan bod moeten komen. De onderzoekers blijken niet ongevoelig voor de status van wetenschap en we tenschapper. Wetenschappelijk helden dom kan worden afgelezen aan het aan tal postzegels dat er van je is gemaakt, leerden ze van de directeur van het techniekmuseum NEMO. Want dat houdt verband met de mate waarin je onderzoek bij een breed publiek bekend is. Jan Tinbergen (economie, 1969) is de laatste Nederlandse Nobelprijswinnaar die op een zegel kwam. UL sf( b/lj l-3-r de Jaeger sul et toch vreemd, dat in 3 der dieren, die om afoo veel ontsnapt aan arr;hen." Deze verzuch- Louis Couperus, begin 'ruw, in zijn verhaal De "Hn, gaat nog steeds op jieesten van ons. Ge- euii er fanatieke voge- 'biwel goed opletten en apiedrag gedetailleerd in i-vjigen. i Louis Lefebvre. Deze Lixe ornitholoog ontwik bul methode om de intel- 5.jan vogels te meten. Hij erf de manier waarop in voedsel vinden en )o(gen- 3_gebruikte hiervoor eduizend waamemin- ^jogelkenners, die de 1 driekwart eeuw zijn en in vakbladen en ten. De nieuwe, onbe- :dingsgewoonten wer- "Tgistreerd; en op basis "kwam de onderzoeker *5ptal; de score op de IQ- «II rzoeker, van de univer se! Toronto, benadrukt sbt deze meetmethode ;elijk kunt meten hoe kis zijn. Het gaat er eer- Hoe inventief de dieren ian voedsel te komen. heb je het over een bordeel. Je kunt echter ïlvten of een vogel zijn e eeft aangeleerd door 1 hier en af te kijken, of t zelfheeft ontdekt", Eonderzoeker in het ïappelijk blad Science. 16e kraai en de Vlaamse p :en het hoogst. Valken op een tweede plaats, "Hoor haviken, reigers 4ten. „Die uitkomst is Orassing. Kraaien zijn 5lme vogels", zegt Hans jan Vogelbescherming -pd. VCend dat kraaien sa- ibken om hun honger te 4ian een koppel op ro- iaagt de ene helft bij- _Jd een tortelduif van pj, terwijl de ander er CTQot met de eieren of De kraai komt samen met de Vlaamse gaai als slimste vogel uit de bus. Foto: GPD/Koen van Weel 2n- J een groep kraaien aan Van een weiland te kij- e wachten. Een andere jiéert laag over het ge- lardoor alle broedende weidevogels hun nest verlaten. De kraaien aan de kantlijn zien hun kans en slaan toe. „Wat ook gebeurt is dat boeren stokken plaatsen bij nesten om ze te beschermen tijdens het maaien. De kraai weet dat er een nest hoort bij elke stok. Hij vliegt van stok naar stok op zoek naar een hapje." Van Vlaamse gaaien, die ook behoren tot de kraaiachtigen, is bekend dat ze eikels en beuken nootjes in de grond stoppen als wintervoorraad. Dat is aardig slim. De vruchten die ze niet terug vinden, kiemen in het voorjaar en zorgen voor bosverjonging. De Vlaamse gaai wordt daarom ook wel bosbouwer genoemd. De gekleurde gaai zie je ook wel in de achtertuin ondersteboven aan een net met pinda's han gen. Voedselgedrag dat hij heeft afgekeken van kool- en pimpel- Peters wijst op ander gedrag dat intelligentie verraadt. Kraaien kunnen zelfs tellen. Dat bleek bij het fotograferen van een ko lonie roeken. „Vogels worden vaak gefotografeerd vanuit een tentje. Twee personen lopen daar naar toe en verschuilen zich. Na een poosje komt er een persoon uit en wandelt weg. De meeste vogels denken dan dat de kust veilig is en komen te rug." „Kraaien niet. Die weten dat er nog iemand in het tentje zit. Daarom moet je met vijf of zes man naar de tent. Als er dan op den duur eentje achterblijft, is de kraai de tel kwijt. Er zijn zelfs kraaien die tot tien kunnen tel len." Opvallend is dat vogels die hoog scoren vaak dieren zijn die bij mensen niet populair zijn. Kraaien worden gehaat, omdat ze er gemeen uitzien en het liefst smullen van een dode prooi. In de top van de IQ- test staan veel aaseters, zoals de aasgier. Van deze vogel is wel een zeer bijzondere techniek geobser veerd. Ten tijde van de bevrij ding van Rhodesië (nu Zimbab we) werd melding gemaakt van aasgieren op mijnenvelden. De vogels bleven op de omheinen de hekken wachten tot gazelles of andere dieren per ongeluk op een mijn trapten en zichzelf opbliezen. De gier deed zich te goed aan de kant-en-klare hap jes. Een ander voorbeeld van ver nuft is de honingeter op de Afrikaanse savanne. De vogel weet ergens een bijenkolonie in een boom, maar kan daar niet bij. Hij zoekt een honingdas, pest dit dier zodat die het vo geltje achterna komt. Niets ver moedend wordt de das naar de pot met honing geleid. Aange komen trotsteert de das de bij en de Yukateks die allen Mid den-Amerikaanse Maya-volke ren zijn die in identiek dezelfde landelijke omgeving leven. De Mopans hebben een intrinsieke of objectgerichte ruimtelijke waarneming, de Tzeltals steu nen voor hun ruimtelijke oriën tering op de windstreken en de Yukateks gebruiken de begrip pen rechts en links zoals wij." „Dat is toch een aanwijzing dat niet het leefmilieu maar waar schijnlijk ook de taal het ruim telijk bewustzijn sterker beïn vloedt dan wij tot hiertoe heb ben aangenomen. Nog iets: sprekers van een taal die zich op de windstreken oriënteren, hebben ook een heel andere ge barentaal dan wij." Een ander interessant punt dat de wetenschappers hebben waargenomen, is de ontwikke ling van het oriëntatievermogen bij kinderen uit de verschillen de ruimtelijke waarnemingssys temen. Kinderen van volkeren die zich op de windstreken ori ënteren, blijken dat innerlijke kompas sneller aan te leren dan het onderscheid tussen rechts en links. Kinderen van de Mexicaanse Tzeltal tussen de vier en acht jaar kunnen reeds in hun taal gebruik perfect de vier wind streken onderscheiden. Onze kinderen beginnen pas rond vijf of zes jaar rechts van links te onderscheiden en dan nog al leen op het eigen lichaam, zoals de rechter- of linkerhand. Rond hun achtste jaar kunnen zij rechts en links aanwijzen op het lichaam van anderen. Zij moeten meestal tot hun elfde jaar wachten om precies te kunnen aanduiden dat het mes links van de lepel ligt. Het kabinet negeert weten schappelijke inbreng in het maatschappelijk debat. Dat stelt rector-magnificus Fokke- ma van de Technische Univer siteit Delft. „Als onze techni sche deskundigen de vinger op een zere plek leggen bij de rijks overheid, dan zie ik een terug tredende overheid die niet be reid is het debat te voeren met mijn hoogleraren", aldus Fok- kema. Als voorbeeld noemt hij de wijze waarop de overheid nieuwe inzichten over overstro mingsrisico's naast zich neer legt. De Delftse hoogleraar Stive kwam twee jaar geleden met alarmerende onderzoeksresul taten. Volgens Fokkema werden die rapporten op het ministerie van verkeer en waterstaat aan vankelijk terzijde geschoven. De Tilburgse econoom Erwin Bulte en zijn Amerikaanse col lega's Richard Horan en Jason Shogren braken zich het hoofd over de vraag waarom de Nean derthaler uitstierf en de mens overleefde. Zij lieten er hun economische modellen op los en kregen antwoord. Beide mensensoorten hebben een stevige concurrentiestrijd gevoerd om voedsel. Handels geest en taakverdeling van de moderne mens hebben de Ne anderthaler te gronde gericht. Daarmee schoffelen ze be staande theorieën onderuit: dat de twee soorten met elkaar zouden hebben gevochten, dat ze zijn gefuseerd of - de meest gangbare - dat de Neandertha ler minder dan de mens was aangepast aan zijn omgeving, survival of the fittest. Alles wijst erop, zegt Bulte, dat de mens handel dreef, aan ar beidsdeling deed en zich speci aliseerde. Bewezen is dat hij op grote schaal en over lange af standen zaken als ivoor, steen en schelpen verruilde. Voor zo ver de Neanderthaler ruilde, ge beurde dat binnen het eigen groepje. Bulte stelt het zich zó voor. Specialisatie stelde de mens in staat de besten te laten jagen, anderen legden zich toe op de productie van wapens, op huis vesting (rotsschilderingen). „De Neanderthaler moest het allemaal doen om te overleven. In de strijd om het vlees heeft hij het uiteindelijk afgelegd te gen de superieure menselijke jagers." Is het dan niet gek dat die Neanderthaler met al die hersens minder handelsgeest bezat? Bulte, speculerend: „De mens heeft zich in een vreemd gebied moeten invechten. Juist dat na deel is hij met handel en speci alisatie gaan compenseren. Voor de Neanderthaler ging het allemaal wel zijn gangetje." Die theorie wordt ondersteund door de wetenschap dat de Ne anderthaler in zijn hele bestaan van 250.000 jaar amper vooruit gang heeft geboekt. Homo sap- iëns bestaat pas 100 tot 150.000 jaar. Beiden hebben dezelfde voorouder, maar naar schatting 500 miljoen jaar geleden splits ten de evolutielijnen zich. Voortplanting door middel van seks is evolutionair gezien een stuk kostbaarder dan het alternatief, aseksuele voortplanting. Dat het merendeel van de hogere organismen zich toch via seks voortplant, is dan ook een van de grootste evolutionaire raadsels. Patrick Meir- mans deed onderzoek bij paardebloemen, die zich zowel seksueel als aseksueel kunnen voortplanten. Hij constateerde dat paardebloemen die zich aseksueel voortplanten een voorkeur hebben voor meer ver stoorde plekken, terwijl seksuele paardebloemen vooral voorkomen op relatief stabiele plekken. De evolutionaire kosten van de seksuele voortplanting zijn dus lager dan wordt aangenomen. Foto: Frans Roomer en en peutert de honingraten uit de holle boom. Het vogeltje wacht zijn beurt af en vult dan zijn eigen maag. Er zijn nogal wat slimme vogels die gereedschap gebruiken bij voedselbemachtiging. Zo hakt een boomklever een noot open die hij in een boomschorsspleet heeft geklemd. Een spechtvink steekt een cactusdoorn in de gang van een insectenlarve. De opgehengelde larven eet hij op. Opvallend is de lage score van de papegaai met zijn relatief grote hersenen. Dat brein dient blijkbaar niet om op een ver nieuwende manier voedsel te zoeken, maar heeft alles te ma ken met zijn spraakvermogen. Peters: „Overigens, kun je ook kraaien woordjes en simpele melodieën leren. Goudvinken spannen op dat gebied de kroon. Die kun je de hele Radetzkymars laten zin gen." door Henk Hellema Hart- en vaatziekten staan nog altijd hoog op de lijst van veel voorkomende kwalen. Diverse behandelingen kunnen uit de kast worden gehaald om de ge volgen van dichtgeslibde slag aders te beperken. In Maas tricht en Eindhoven houdt pro fessor Mark Post zich met nieu we ontwikkelingen op dit ge bied bezig. Enkele weken gele den hield hij zijn oratie over de vorming van nieuwe natuurlijke bloedvaten en over de ontwik keling van kunstvaten. Bij het lopen steeds even stil moeten blijven staan. Vanwege de pijn. Het treft patiënten met etalagebenen, zoals dat zo tref fend wordt gezegd. Anderen hebben last van pijn op de borst. Beide aandoeningen zijn het gevolg van dichtslibbende slagaders. Voor de behandeling van sterk vernauwde been- en hartvaten staan de arts verschillende be handelingen ter beschikking. Zoals medicijnen om de bloed vaten te verwijden of om in de weg zittende bloedstolseltjes op te lossen. Of dotteren, het met een ballonnetje weer open- drukken van één of meer vaten, en het vervolgens plaatsen van een buisje om het vat open te houden. Patiënten met één of meer ver stopte kransslagaders in het hart krijgen ook wel omleidin gen om de vaatblokkades te omzeilen. „Bij ongeveer een kwart van deze patiënten hel pen de bestaande behandelin gen echter niet of onvoldoen de", aldus Post. „Wij denken hen een aanvullende oplossing te kunnen bieden door de aan maak van nieuwe bloedvaten te stimuleren." In grote lijnen is bekend hoe dat zou moeten gebeuren. Door het toedienen van bepaalde stoffen, zogenaamde groeifac toren. „Dat moet wel goed ge beuren, anders wordt het een rommeltje en ontstaat er een wirwar van slecht functioneren de vaatjes." Met goed bedoelt Post langzaam en langdurig. „De groeifactor moet in kleine doses en gedurende een perio de van minstens vier, maar lie ver acht weken worden gege ven, en alleen plaatselijk in het aangetaste en daardoor slecht doorbloede weefsel." Het wekenlang afgeven van kleine porties groeifactor denkt hij op twee manieren te kunnen bereiken. „Ie kan de groeifactor inbouwen in een soort gel die de stof langzaam afgeeft. In proefdieren werkt dat. In het hart van varkens hebben we nieuwe bloedvaten kunnen ma ken door de groeifactor in een soort gelbolletjes in het hart te spuiten." Deze methode is ech ter niet geschikt voor menselij ke patiënten. Post is nu op zoek naar voor de mens geschikte materialen. Een andere methode is om cel len in hart of benen de groeifactor tijdelijk zelf te laten maken. „Dat is mogelijk via gentherapie. Via een kreupel vi rus dat zich niet kan vermeer deren, is het mogelijk het gen voor een groeifactor de cel in te loodsen. Eenmaal in een cel kan het gen gedurende een aantal weken het commando geven de groeifactor aan te ma ken, waarna deze door de cel wordt uitgescheiden." Deze experimentele behande ling werkt in proefdieren. Post is momenteel betrokken bij een onderzoek in Duitsland en En geland waarbij aan zo'n hon derd uitbehandelde hartpatiën ten deze vorm van gentherapie wordt gegeven. Resultaten van het onderzoek zijn nog niet beschikbaar. Nieu we bloedvaten zouden ook in het laboratorium kunnen wor den gemaakt. Ook daar is Post mee bezig. Dat onderzoek wordt vooral in Eindhoven ge daan. ,Een bloedvat is één van de gemakkelijkste structuren om te kweken", schrijft Post in zijn oratie. Hoewel het toch een heel lastig karwei blijft, wil hij toch graag gezegd hebben. „Ook een bloedvat zit heel ver nuftig in elkaar." Post hoopt zijn doel te bereiken door op een geschikt dragerma teriaal, een kunststof, cellen te zaaien. Stamcellen uit het beenmerg van patiënten zelf. „Die stamcellen kunnen zich al gelang de omstandigheden in de drie benodige celtypen spe cialiseren. In endotheelcellen die de binnenkant van de vaten moeten bekleden, en in spier en bindweefselcellen voor de nodige veer- en spankracht." Het is natuurlijk de kunst om in het laboratorium de stamcellen in die drie celtypen te laten ver anderen. Dat lukt nu nog niet. „Momenteel kijken we naar de invloed van mechanische krachten op de stamcellen in bioreactoren. Ook in natuurlij ke bloedvaten staan de vaatcel- len immers aan voortdurend trek- en duwwerk bloot. Mis schien moet een deel van deze ontwikkeling wel in het lichaam zelf plaatsvinden." Een kunstbloedvat in een bioreactor met een binnendiameter van 2 tot 3 millimeter. Foto: GPD

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2005 | | pagina 11