De laatste missie van een pionier Paters sinds honderd jaar actief in Zuidoost Papua Xs I k ge I oof n iet zo i n Rooifver-0 Sinterklaas spelen' H 5K? ZATERDAG 26 MAART 2005 Manokwari O - Biak Sarm, SÖrong Jayapura _n I R'd AN J AY A J Aitape Fakf& Kokenau Tanah.Merah-O DigoelJ Merauke^ AUSTRALIË datumgren s QWewak Talasea j \J ,-yMadang ri C v I ap KikorU, <0~PAPUA- NEW Kerema L T ij C U I N F A Pt. Moresby -LJ ;A U S T R A L I 500 km Hij is de laatste Nederlandse pionier in de jungle van Zuidoost-Papua, in het voormalige Nieuw-Cuinea. '&e allerlaatste van vele honderden Nederlandse missionarissen, paters, broeders en zusters uit Brabant iarrj nen en Zeeland die hem hier de afgelopen honderd jaar zijn voorgegaan. Met hulp van de Rotary Club uit mri Roosendaal helpt hij de Papua's bij het vinden van een nieuwe vorm van bestaan, het planten van rubberbomen. Het is de laatste missie van Kees de Rooij, „Welkom in de rimboe." door Mathieu Kothuis Pater Kees de Rooij onderweg op de Digoel. Foto's Mathieu Kothuis Voor de wennen u trekt. „De missie heeft hier vrede gebracht", zegt een oude Papua, verwijzend naar de stammenoorlogen van vroe ger. De Papua's hebben veel aan de Nederlandse missionarissen te dan ken. Ook nu nog. In De Rooij's pastorie lijkt het doorlopend spreekuur. Om de haverklap komen mensen om raad of advies, om materialen en of om het (radiografisch) overmaken van geld naar Merauke. In de pastorie is een rommelig ka mertje ingericht als radiokamer. De Rooij houdt hier contact met Merau- ke en de andere missieposten in het gebied. Dankzij de triplexfabriek in Asiki is de missionaris sinds kort ook mobiel bereikbaar. De vooruitgang is ook in de jungle niet meer te stop pen. Met het oog op zijn vertrek uit Ge- rentiri stimuleert De Rooij de Pa pua's om de gewonnen rubber steeds meer zelf tot halffabrikaat te verwerken. Dat gebeurt nu nog veel op de pastorie, maar langzaam maar zeker schaffen de Papua's zelf per sen aan, een investering van drie miljoen Rupiah (bijna 300 euro). Verder zijn er nog veel aluminium bakken nodig (drie euro per stuk), waarin de rubber, gemengd met mierenzuur, tot latex stolt. Als De Rooij kans ziet, dan bestemt hij zijn geld vooral daarvoor. Toch is hij er de man niet naar om zijn hand op te houden en in Neder land om geld voor zijn rubberproject te bedelen. „Heb ik ook nooit ge daan. Ik vind over het algemeen dat de ellende in de Derde Wereld toch al te veel wordt geëxploiteerd. Hier is een boel ellende, maar er gebeuren gelukkig ook veel goede dingen." „Dat moeten we meer laten zien. Bovendien geloof ik niet zo in Sin terklaas spelen. De Papua's zullen het zelf moeten doen. Gelukkig heb ben ze nu ook zelf in de gaten dat ze met hun rubberbomen een nieuwe toekomst hebben." Loods Met hulp van de overheid is aan de Digoel inmiddels een nieuwe loods gebouwd waarin de rubberbalen worden opgeslagen. Via een afnemer in Surabaya hoopt de missionaris op de vestiging van een filiaal van dat bedrijf in zijn dorp. De vooruitzich ten zijn goed. Dan hebben de Pa pua's een gegarandeerd afzetkanaal en een nieuwe bron van inkomsten. pua's in dat het loont om rubberbo men te planten. Met 250 bomen komt een gezin al gauw aan een re delijk maandinkomen. De rubber in dit gebied is nog een erfenis uit de Nederlandse tijd. Sindsdien zijn bij de Papua's in het gebied Gerentiri in totaal 200 hecta re rubberbomen aangeplant. Met hulp van de Rotary Club uit Roosendaal zette De Rooij een paar jaar geleden bewustwordingscursus sen op. „We wilden de mensen hier veel bewuster maken van hun eigen mogelijkheden, zoals de aanplant van rubberbomen." De cursussen werden een doorslaand succes. „Vroeger hadden de Papua's alleen een tuintje dat alles leverde wat ze nodig hadden. Die tijd is veranderd. Ze kunnen niet achterblijven bij de immigranten. Onderdeel van de cursussen vormde een stuk landbouwvoorlichting, het planten van fruitbomen en het ver zorgen en tappen van de rubber. De Rooij maakte na de mis op zondag vaak van de gelegenheid gebruik om de Papua's te leren hoe ze hun bo men moesten behandelen. Op de pastorie koopt De Rooij wekelijks van de Papua's de gewonnen rubber in. siepost van De Rooij diep in de jungle van Irian Jaya, het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea. Ontspannen stuurt Kees de Rooij (64) zijn prauw met buitenboordmotor over de brede Digoel, enkele honderden ki lometers diep in het binnenland van Papua. Binnen een paar uur is hij van hier in Tanah Merah, verder stroomopwaarts aan de Boven-Di- goel. In dit godvergeten land vestig de de Nederlands-Indische regering in de jaren twintig van de vorige eeuw een concentratiekamp. Hier werden gevaarlijke criminelen en politieke gevangenen opgesloten. Ontsnappen uit dit open kamp in de jungle lieten de gevangenen wel uit hun hoofd. Malaria en andere ge vaarlijke ziekten lagen op de loer. Of anders vielen de ontvluchters wel ten prooi aan de koppensnellers die toen de bossen nog bevolkten. In deze uithoek begon Tilburger Kees de Rooij 35 jaar geleden zijn werkzame leven als missionaris. Eerst tien jaar als pastoor in de mis siepost Ninati, de laatste 25 jaar in Gerentiri. In de eerste jaren reikte zijn uitgestrekte missiegebied tot aan het centrale bergland van Papua en de grens met Papua New Guinea. Zijn huidige parochie met slechts 5.000 inwoners is ter grootte van de provincie Brabant al een stuk klei ner. Vroeger maakte De Rooij elke drie maanden lange voettochten langs zijn dorpen. Over glibberige paden door moerasgebieden, met bloed zuigers aan de benen. Wadend door rivieren en langs smalle bergpaadjes over heuvelachtig terrein. Merauke, 380 kilometer zuide lijker van Gerentiri, is een boomtown. De havenstad met 60.000 inwoners trekt veel nieuwko mers, immi granten van de andere Indonesi sche ei lan den, die hier komen profiteren van de ongekende mogelijkheden. Papua is het Wilde Oosten van Indonesië, klaar om te worden opengelegd. De Papua's vormen inmiddels een min derheid in eigen land. Nog pas kort geleden levend als verzamelaars van de vruchten en de jacht in het bos, kan de oorspronkelijke bevolking zich maar moeilijk aanpassen aan de nieuwe tijd. Aankomst „Vannacht om drie uur is het anker geworpen aan de monding bij Mer auke. De ingang is moeilijk bevaar baar", aldus een verslag van 14 au gustus 1905 van de aankomst in Nieuw-Guinea van de eerste Neder landse missionarissen van de con gregatie van het H. Hart (msc) uit Tilburg. Dit jaar viert het bisdom Merauke op grootse wijze zijn hon derdjarig bestaan. Precies honderd jaar geleden begon de Nederlandse missie bij de Pa pua's. De paters Nollen en Braun en de broeders Van Roesel en Oomen waren de eerste religieuzen die er voet aan land zetten. De Neder lands-Indische regering had pas drie jaar daarvoor een eerste bestuurs post in Merauke gevestigd. De tocht van Merauke (36 uur vlie gen vanuit Nederland) naar Gerenti ri in het binnenland gaat per jeep via de zogenaamde trans-Irian, een rou te die vlak langs de grens met Papua New Guinea loopt. De weg dient een strategische doel voor het Indonesi sche leger bij de bestrijding van de rebellenbeweging OPM. Die bestaat nauwelijks nog, maar vlak over de grens wonen nog vele honderden sympathisanten en OPM-rebellen, die daar hun heil hebben gezocht, op de vlucht voor het Indonesische leger. Reizigers via de „Ik ben honderd procent pastoor, maar ook honderd procent ontwik kelingswerker." In die laatste functie heeft hij vrijwel alles hier zelf opgebouwd. Dankzij zijn technische aanleg („ik kan alles, behalve koken en zingen") bouwde hij kerken en scholen, na een cursus in Nederland een gezondheidskli- niekje, een winkeltje aan de pastorie en een bank van lening voor Papua's die geld willen sturen naar familie of de kinderen die in Merauke naar school gaan. Door zijn lange verblijf en zijn ken nis van het land en gewoonten van de Papua's trad De Rooij een aantal malen op als bemiddelaar voor het Indonesische leger bij gijzelingsac ties van OPM-rebellen. De laatste keer in 2001 toen 3 Koreanen en 15 Indonesiërs werden gegijzeld. De lei der van de gijzeling, Willem Onde, bleek later van de aardbodem ver dwenen, vermoedelijk vermoord door het leger. De pastorie van Gerentiri, een hou ten gebouwtje, staat naast het oude kerkje van de missiepost op een heuvel in de bocht van de Digoel. Het uitzicht is er fantastisch. Rond om de pastorie veel fruitbomen, door De Rooij zelf geplant. Achterin de zeven hectare grote pastorietuin staan de rubberbomen. Aan de over kant van een glad geschoren gras veld het door De Rooij opgerichte internaat voor een twintigtal meisjes uit de dorpen in de buurt, die in Ge rentiri op school gaan. Het internaat wordt geleid door zijn huishoudster Thea, een onver vangbare steun voor De Rooij. Achter de kerk staat nog een oude loods waar de meisjes voor het avondeten de tot la tex gestolde afgetapte rubber uitper sen en door de mangel in rubberen matjes draaien. Het stimuleren van de aanplant van nog meer rubber bomen in zijn missiegebied en de verwerking van de gewonnen rubber wordt het laatste project van de mis sionaris. De Rooij's laatste missie voordat hij over twee jaar zijn pasto rie definitief overdraagt aan een In donesische collega. Twijfel Als het rubberproject goed loopt dan ben ik hier klaar. Dan zit mijn werk erop en kan ik met een gerust hart vertrekken." Toch klinkt er eni ge bezorgdheid in zijn stem. Twijfel over de vraag of de Papua's het uiteindelijk niet zullen moeten afleggen tegen de veel gehaaidere immigranten en daarmee vervallen tot tweederangs burgers in eigen land. Bij de grootste werkgever in het gebied, de triplexfabriek in Asiki, werken bijvoorbeeld maar een handjevol Papua's. Anders dan hun landgenoten van de andere Indone sische eilanden zijn de Papua's nog nauwelijks gewend aan een geregel de baan. Vandaar dat het rubberproject van de missie zo'n belangrijk alternatief voor de Papua's vormt, vindt De Rooij. Dankzij de stijgende vraag naar natuurlijke rubber op de we reldmarkt zien ook steeds meer Pa- "r w trans-Irian kunnen alleen op pad met een speciale surat jalan, een reisbrief. Bij de zes controleposten langs de route verwacht de dienst doende militair telkens een pakje si garetten. Van een echte weg is nau welijks sprake. Slechts voor een klein deel geasfalteerd is de trans-Irian voor het grootste deel een modderig bospad, weggehakt in de jungle. In deze regentijd slijpen jeeps en vrachtwagens diepe sporen in de ro de bosgrond. Urenlang gfibberen in de klei, over vervaarlijk krakende bruggetjes van planken en boom stammetjes en door diepe modder poelen. Onderweg moeten verschillende reddingsoperaties worden onderno men om vastgelopen trucks uit de modder te bevrijden. Geroutineerd maken de chauffeurs van de jeeps de touwen aan de trucks vast om ze met vereende kl achten op vaste bo dem te trekken. Na vijftien uur wordt Asiki bereikt, een tien jaar oud dorp aan de Bo- ven-Digoel dat zijn bestaan vooral dankt aan de komst van een grote triplexfabriek die met Koreaans ka pitaal in de jungle is gebouwd. Aan de overkant van de rivier ligt Geren tiri, de residentie van Kees de Rooij. „Welkom in de rimboe", lacht de pastoor. Vitaal Kees de Rooij, kort van stuk, lachen de oogjes, uiterst vitaal voor zijn leeftijd, is een actief man, altijd be zig. „Ik heb nu eenmaal geen zittend gat." Een pionier pur sang. In zijn lange leven in Papua vooral vertrou wend op eigen inzicht, eigen kun nen, ongetwijfeld met Gods hulp.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2005 | | pagina 3