Een Macamba
<bp Nieuw-Zuid
Stille trom
ei
De wereld van Quick Boyzer Maarten Bak
3.
SPORT
zaterdac 12 maart 2005
SI
Gertjan van Geen
s pas zijn derde seizoen, maar het gevoel van
Ijten Bak zegt hem dat hij al veel langer bij
Boys speelt. Met de komst van de blonde
tuiten naar Nieuw-Zuid, en iets later die van
rik van Beelen, begon de dominantie van de
jkers die vorig seizoen uitmondde in het
tampioenschap. Maarten Bak over het mis-
in een profcarriére, voetbal op Curacao, zijn
in het speciaal onderwijs, het af en toe door
fan de stoppen en Quick Boys. En betrokke-
rer Bak.
het niet over zichzelf zeggen, maar desge-
;d wil Bak het schoorvoetend wel beamen,
sta een raspaardje. En ook nog een van het uit-
snde soort. Een technisch begaafde dribbe-
Üe een man kan uitspelen, een meer dan
Idelde voorzet heeft en ook nog eens kan
„Ik ben een voetballer die de bal moet
1", zegt de 26-jarige geboren Leidenaar.
me altijd makkelijk afgegaan. Ik heb er al-
geloofd dat ik betaald voetballer zou wor-
^IVan kleins af aan. Ik heb er ook veel voor ge-
^*Maar misschien ben ik niet goed genoeg,
Sk meer voor mezelf moeten op komen. Dat
[bij Quick Boys zit, is een bevestiging van
kwaliteiten. Maar vergis je niet. Het verschil
n hoofdklasse en eerste divisie is groter dan
—pensen denken. Quick Boys zou best mee
ren, maar zeker niet in de top", zegt de man
jn eerste stappen op een voetbalveld bij het
e ZLC in De Mors zette.
jBak elf jaar was, kreeg zijn vader een baan
^ira^ao, waarop het gezin naar het Antilli-
1 eiland vertrok. Hij bracht er drie jaar door.
len heel goede ervaring in een heel andere
die ik niet had willen missen. De macam-
ien niet al te vleiende bijnaam voor blanke,
(fl^ese Nederlanders, red.) gingen doorgaans
"ien. Ik heb er ook over getwijfeld, maar ik
'oetballen. Eerst in een wijkteam, later bij
istad, een grote club. Voetbal was een be-
We speelden op kunstgras en op het
;en door de vulkanische ondergrond grote
zodat je het uit je hoofd liet om een sli-
maken. Je wist nooit of er wel een
irechter was, we speelden altijd op het
de dag en begonnen nooit op tijd.
laste ik me daar makkelijk aan. Makkelijker
dan toen ik terugkwam en we tijde-
ijn oma in Ridderkerk gingen wonen. Ik
allemaal maar gekke Nederlanders.
:sloten, terwijl ik de vrolijke mensen op
10 gewend was."
teurafdeling, waar jonge talenten in eerste in
stantie gestald werden. Daar dwong Bak, stude
rend aan de Haagse Academie voor Lichamelijke
Opvoeding (HALO), alsnog een contract af. Voor
malig teamgenoot Robbert van Wijk (Rijnsburgse
Boys) volgde hetzelfde traject. „Maarten was al
tijd een rustige jongen in de groep, goed bezig
met zijn studie. In het begin keken we een beetje
raar tegen hem aan. Zo'n jongen uit Leiden met
dat aparte accent, een blonde kop en een iets
langere nek. En dan kwam hij ook nog eens met
het verhaal dat hij een paar jaar op Curasao had
gewoond."
Een serieuze kans op een voortbestaan als prof
bleef uit. Het bleef bij te veel optredens in het
tweede. Het trainersduo Rinus Israel/Lex
Schoenmaker zag het niet in hem zitten. Bak: „In
mijn laatste contractjaar speelde ik niet meer. In
de nacompetitie ineens weer wel, wat de hoop
terug bracht." Dordrecht toonde even interesse,
maar daar bleef het bij.
Van Wijk herinnert zich Bak als een sluwe voet
baller. Altijd wachten tot een verdediger instap
te en dan passeren. Qua denkniveau was hij een
van de betere voetballers. En hij stond zijn man
netje. Ik kan me duels herinneren op de training
tussen hem en Winston Faerber. Hij bleef hém
maar opzoeken om hem door z'n benen te spe
len. Hij wist dat hij dan een schop zou krijgen,
maar daardoor leerde hij wel ontwijken. Als je
ziet wat voor buitenspelers we in Nederland heb
ben, dan zijn er maar weinig zoals hij. Een drib
belaartje en altijd aanspeelbaar. Zoiets als Mitea
bij Ajax, maar dat is geen Nederlander. Dat hij
het als prof niet gered heeft, komt door zijn ge
brek aan snelheid. En hij heeft pech gehad dat de
trainers het niet in hem zagen zitten."
„Het heeft mij verbaasd dat hij het nooit gehaald
heeft", zegt de toenmalige trainer van de ama-
teurtak Ruud de Groot. „Met Maarten was prima
te werken. Hij staat goed in het leven. Ik dacht
dat hij het profvoetbal makkelijk aan kon, heb
ook een lovend rapport over hem geschreven. Hij
is misschien niet de snelste, maar je hoeft ook
niet razendsnel te zijn. We zijn niet allemaal Rob
ben of Rommedahl. Van Persie en Leonardo zijn
niet snel, maar kunnen wel een mannetje passe
ren. Nu blijkt elke week weer dat hij zich goed
manifesteert in de top van de hoofdklasse. Het
zou me niks verbazen als Gert Aandewiel hem
net als Hendrik van Beelen wil meenemen naar
Haarlem."
Met een afgeronde opleiding tot gymleraar op
zak zocht en vond Bak twee deeltijdbanen in het
lager onderwijs. Hij werkt deels op een basis
school in Nootdorp en deels op een school met
speciaal onderwijs in de Haagse Moerwijk. Het is
een ZMLK-school, wat staat voor zeer moeilijk le
rende kinderen. Bak: „De combinatie is leuk. Het
een is niet zo zeer zwaarder dan het ander. Les
geven op een ZMLK-school is in het begin heel
apart. Ik schrok ervan. De kinderen zitten er niet
vanwege zweetvoeten. Ze hebben een IQ lager
dan 60. Er hoeft maar iets te gebeuren en ze kun
nen heel boos en agressief worden. Ik had stage
Maarten Bak: „Ik heb altijd de wil om te winnen gehad. Dan kan ik mezelf verliezen en domme dingen doen." Archieffoto: Cees van Hoogdalem
gelopen op een mytylschool, voor kinderen met
meervoudige handicaps. Dat zijn verder normale
kinderen. Maar ik kan niet zeggen dat ik met de
ze kinderen een andere band heb."
Vooruitkijkend op een bestaan als amateurvoet
baller had hij reeds beslist dat het in dat geval
Nieuw-Zuid zou worden. „Ik heb het voetbal in
de Bollenstreek altijd gevolgd. Quick Boys pres
teerde niet goed, maar ik wist dat het een slee
ping giant was. Ik had een gesprek met Aijen van
der Werf, Gert Aandewiel en Hans van der Plas
en vanaf de eerste training merkte ik het wel. De
organisatie stond als een huis. Quick Boys is een
amateurclub, maar voor sommige dingen in de
organisatie hoeft een profclub zich niet te scha
men."
Met Bak bracht ook Remco Torken een kwali
teitsimpuls bij de club die zo hunkerde naar suc
ces. Toen Hendrik van Beelen ook nog eens te
rugkeerde op het oude nest, viel alles samen. De
tandem Bak/Van Beelen is door weinig defensies
te stoppen. „Ik heb dat nooit eerder gehad met
een andere speler", zegt Bak. „Hendrik en ik voe
len elkaar goed aan. Dat is bijzonder."
Van Beelen heeft een soortgelijk gevoel. „In de
jeugd had ik hetzelfde met Dirk Kuijt. Bij de profs
speelde ik met goede voetballers, maar nooit was
het zoals dit. We hebben dezelfde voetbalgedach
te. Als ik in balbezit moet kiezen, zoek ik hem op.
Maarten heeft een fantastische techniek. Hij is
een voetballer zoals er weinig rondlopen. Een
aparte speler. Ik was al gecharmeerd van hem
toen ik tegen hem speelde en hem op televisie
zag. Met hem spelen is helemaal fijn."
Tegen hem voetballen is minder. Niet als Bak
goed speelt en niet als hij een mindere dag heeft.
Twee keer liep hij een langdurige schorsing op na
onbesuisde overtredingen. Een keer kreeg hij vijf
wedstrijden aan zijn broek toen hij bij Hoek-spits
Arjan Human op zijn been ging staan. Later volg
den nog eens drie duels schorsing voor een on
behouwen tackle op de benen van Patrick Kalke-
ma van Ter Leede. Het is moeilijk voor te stellen
dat zo'n sierlijke voetballer gruwelijk over de
schreef kan gaan. „Ik heb altijd de wil om te win
nen gehad", zegt Bak. „Dan kan ik mezelf verlie
zen en domme dingen doen. Dennis Bergkamp,
Barry van Galen en Eric Cantona hadden dat ook.
Het rare is dat ik in mijn hoofd het idee heb, dat
er iets heel anders is gebeurd. Totdat ik ermee op
tv word geconfronteerd. Dan schrik ik en heb ik
er meteen spijt van. Wat heb ik nou weer gedaan?
Vorig jaar heb ik daardoor de kampioenswed
strijd gemist en werd ik met mijn neus op de fei
ten gedrukt. Ik denk er veel over na. Ik heb me de
laatste twee wedstrijden (2-0 verlies tegen Del-
tasport, 1-0 nederlaag tegen Scheveningen, red.)
in moeten houden. 'Doe niets doms', zei ik tegen
mezelf. 'Het seizoen is nog niet voorbij'."
Robbert van Wijk vindt dergelijk gedrag niet 'des
Baks', hoewel hij als speler van Rijnsburgse Boys
juist door hem langdurig geblesseerd raakte. „Óc
kreeg een knietje in mijn rug, maar van opzet was
geen sprake. Later kreeg ik last van mijn kuit en
de klachten bleken uit mijn rug te komen. Ik heb
een heel seizoen niet gevoetbald. De wil om kos
te wat kost te winnen, herken ik. Volgens mij
geldt voor alle voetballers dat de knop om gaat
zodra ze het veld in stappen. Ik ben buiten de lij
nen ook anders dan ertussen."
Van Beelen ziet het af en toe doorslaan van de
stoppen als enige minpuntje aan zijn kompaan.
„Het zit in zijn karakter. Als het goed gaat, lachen
we om acties die mislukken. Als het slecht gaat,
borrelt een soort frustratie op en doet hij dingen
die hij niet moet doen. Juist omdat hij zo goed is,
benadeelt hij dan zijn team."
Maar vooralsnog laat Bak de supporters op
Nieuw-Zuid vaker smullen, dan dat ze een nare
smaak van hem in de mond krijgen. Waar Van
Beelen trainer Aandewiel volgt naar Haarlem,
ziet de blonde linksbuiten zich niet meer in de
eerste divisie tegenstanders voorbij snellen. Bak:
„Ik heb bewust gekozen voor de combinatie werk
en voetballen bij Quick Boys. Gert Aandewiel
heeft me ook niet gewaagd. Ik zit hier goed. Het
voelt alsof ik hier al jaren speel en er moet veel
gebeuren wil ik weggaan. Ik ben een Quick Boy
zer, hè?"
Hoeveel tijd steekt u in de club?
,,'s Zomers is dat iedere dag wel een uur
of vijf. Dan moet je er namelijk voor zor
gen dat het terrein er goed uitziet voor
het komende seizoen. In de winter ben
ik een dag of vier op de club te vinden.
Vindt uw vrouw het niet vervelend?
„Nee, zij vindt het allemaal prachtig. Ze
is zelf ook al een tijd vrijwilliger, ze staat
in de kantine achter de bar. We vinden
het samen erg leuk om dit voor de club
te doen. Dat moet ook wel, anders is het
natuurlijk geen doen."
Krijgt u genoeg waardering voor het
werk dat u doet?
„Nou en of. Vorig jaar zijn Leo en ik op
een geweldige manier in het zonnetje
gezet. We werden naar het gemeente
huis gelokt, waar we een koninklijke on
derscheiding kregen. Ik schiet weer vol
als ik er aan denk."
Blijft u dit nog lang doen?
„Ik vind het geweldig leuk, ik zie het
echt als een hobby. Zolang ik het nog
leuk vind, blijf ik het doen. En zoals het
er nu uitziet is dan nog een hele tijd."
Voor Mekaar is een serie over vrijwilligers in de
sport. Kandidaten voor deze rubriek kunt u
mailen naar sportredactie.ld@hdc.nl of schrif
telijk aanmelden via postbus 54, 2300 AB Lei
den.
Meer dan een week nu al is
Rinus Michels dood en
nóg is er geen straat, school of
sportpark naar hem vernoemd,
'n Raar geval.
Okay, Rinus Michels was Rem
brandt niet en Erasmus was hij
evenmin. Maar wel was hij, om
in dezelfde termen te spreken,
de Rembrandt én Erasmus van
de Nederlandse voetbalcoaches.
Hij was onbetwist de eerste en
hoewel betwist, waarschijnlijk
ook de beste.
Tót Rinus Michels waren voet
balcoaches betaaldevrijwilli
gers. Sinds Rinus Michels is
voetbalcoach een beroep.
Rinus Michels en mijn vader
waren cursusgenoten.
Mijn vader was spil van Storm
vogels, Rinus Michels mid voor
van Ajax. Ze hebben duels met
elkaar uitgevochten in de jaren
vijftig en kwamen elkaar weer
tegen op de trainerscursus van
de KNVB. Mijn vader werd
trainer (en een goede ook,
maakt u zich daarover geen
zorgen), maar Rinus Michels
werd Rinus Michels.
Dat Rinus Michels uiteindelijk
ook Rinus Michels geworden is
dankzij Johan Cruijff, is een
niet te miskennen feit. Zoals Jo
han Cruijff nooit helemaal Jo
han Cruijff had kunnen wor
den, zonder mijnheer Michels.
(Het is als met autorijden. Eerst
moet je je rijbewijs halen,
daarna pas kun je Michael
Schumacher worden. En dan
nog kun je niet zonder een Fer
rari.)
Rinus Michels wérd geen trai
ner, hij was het. Zijn diploma's
verschaften hem als het ware
de vrijheid om het vak van
trainer opnieuw uit te vinden.
Er zijn landen waar minder
van je wordt gevraagd om het
tot postzegel, munt of stand
beeld te schoppen.
Ernst Happel was nog niet
overleden, of het Prater Stadion
in Wenen werd herdoopt in het
Ernst Happel Stadion.
Happel heb ik nimmer gespro-
Michels was de
Rembrandt én
Erasmus van
de Nederlandse
voetbalcoaches
ken, maar ik heb genoeg over
hem gelezen om te weten dat
waar ter wereld hij zich ook be
vond, hij zich altijd meer Wie
ner voelde dan wereldburger.
Toch vraag ik mij af of hem
daar postuum een groot plezier
mee is gedaan, door dat stadi
on, zeljs in 'zijn' Wenen, naar
hem te vernoemen.
Liever had hij een keertje extra
de Europa Cup gewonnen, lijkt
me. Of een verloren kaartspel
opnieuw gespeeld. Happel was
geen man van koude drukte. In
dat opzicht hadden Happel en
Michels waarschijnlijk meer
overeenkomsten dan verschil
len. Maar eenmaal dood verlies
je kennelijk je rechten.
Zo is er nu ook een lobby gaan
de om de Amsterdam Arena te
hernoemen.
Die lobby was er al toen de Are
na nog naamloos was. Toen
bestond even de geestdrift om
het stadion naar Johan Cruijff
te vernoemen. Gebeurde niet.
Eén van de (grootste) bezwaren
was dat de naamgever nog on
der ons is. Dat nadeel kleeft
niet langer aan Michels. De Ge
neraal is dood - leve het Rinus
Michels Stadion, zou je den
ken.
Maar zo eenvoudig is dat nog
niet.
Ajax heeft zich er nog niet voor
of tegen gekant, maar heeft ook
geen zeggemchap in deze. De
club is slechts huurder van
'zijn' stadion.
De directie van de Amsterdam
Arena schijnt niet voor te zijn.
Wat iets anders is dan tegen,
maar die kant gaat het dus wel
op. De Arena is namelijk hele
maal geen'voetbalstadion. Er
wordt volgend jaar misschien
wel in gehockeyd, een WK
schaatsen is al eens overwogen
en het is verder vooral ook een
concertpodium.
Wat als vorig jaar besloten
was, op de ongekende golven
van medeleven na zijn overlij
den, de Arena om te dopen in
de André Hazes Music Hjll?
Mocht Rinus Michels in zijn
laatste levensjaar ook nog
maar enigszins hebben getivij-
feld aan de grootsheid van zijn
laatste groet aan ons, dan zul
len zeker de uiwaartdienst ter
ere van de volkszanger en nog
onlangs de live op de Belgische
tv uitgezonden kerkdienst voor
Raymond Goethals hem ewan
hebben oi>ertuigd dat de stille
trom al genoeg lawaai maakt.
Alsof Aalst al geen hint op zich
was.
Had Kees Jansma hem, als in
die mooie zomer van 1988, bij
wijze van dagsluiting nog één
vraag mogen stellen, dan had
dit zijn antwoord kunnen zijn:
„Een heel stadion, Kees, is dat
niet wat veel eer voor één man?
Op verering heb ik niks tegen
hoor. Binnen de grenzen van
het normale, natuurlijk."
Frank Snoeks