Boeren zaten er warmpjes bij
er permanent'
'Saamhorigheid was
Een schep tarwe in de kussensloop en wegwezen
Stroom van stedelingen zorgde voor spanningen op platteland
Bisschoppen
dreigden
met ae hel
'Er werd niks gevierd
daarvoor was er te
veel zorg en angst'
Met z'n achttienen in een daglonershuisje
VRIJDAG
24 DECEMBER
2004
iid in Haarlemmermeer' meldt een krantenkop
van woensdag 27 juni 1945. Het artikel doet
verslag van een zoektocht door leden van het
lilitair Gezag, onder escorte van een twintigtal
marechaussees, naar goederen die boeren in
Haarlemmermeer hebben ingenomen van
tedelingen in ruil voor levensmiddelen. Het zou
een vruchtbare speurtocht worden.
door Henk Geist
D ij meer dan één inval werden
ontstellende voorraden aange-
troffen", schrijft de verslaggever.
„Wat te zeggen van een man waar een halve
vrachtauto vol linnengoed werd wegge
haald? Doch dit was lang niet alles: op zolder
werden twee slaapkamerameublementen
aangetroffen, die nota bene geheel waren in
gepakt!"
Hij is ook helder in zijn conclusie. „In het al
gemeen kan worden geconcludeerd dat het
onderzoek aan
helaas droeve ver
wachtingen heeft
beantwoord. Er
werden zeer veel
kennelijk nieuwe
ameublementen
aangetroffen en
de meeste boeren
zaten er warmpjes
bij. Doch er wa
ren ook uitzonderingen."
De conclusie van de verslaggever verbaast
de Haarlemse economisch-historicus Hein
Klemann, docent aan de Universiteit van
Utrecht, geenszins. „Er waren boeren die
zich als helden hebben gedragen en tot diep
in de hongerwinter brood gaven aan ande
ren. Ze wisten lange tijd grote morele waar
den hoog te houden. Ze schonken voedsel
aan familieleden en vage kennissen, dorps
genoten konden tegen kostprijs bij hen te
recht. Maar er kwamen ook stedelingen met
pakken geld en met cadeaus langs. Dan cor
rumperen sommige boeren."
De Haarlemmermeerse boeren stonden vol
gens Klemann slecht aangeschreven. „Het
heette dat je kon rekenen op een norse en
stijve ontvangst. Die slechte naam komt
misschien omdat er met Amsterdam, Haar
lem en Leiden drie grote steden rondom la
gen die te maken hadden met ernstige hon
gersnood. Vanaf oktober 1944 kwamen er
steeds grotere groepen stedelingen naar de
boeren. Ze kregen honderden tot duizenden
mensen per dag over hun erf. Daar werden
die boeren stapelgek van, ze konden een
voudigweg ook niet aan al die mensen ver
kopen. De stroom werd gewoon te groot.
Daardoor ontstonden er steeds grotere
spanningen tussen boeren en stedelingen.
De boeren worden vervloekt en de stedelin
gen worden uitgekotst. Hoe dichter een boer
bij de stad woonde, hoe meer mensen er
langs kwamen, hoe meer irritatie en span
ning."
Uit vrees dat de stedelingen zullen nemen
waar ze recht op denken te hebben, roept
het verzet de boeren op om zoveel mogelijk
te helpen. De trek naar de Haarlemmermeer
wordt op een gegeven moment zo groot dat
de Crisis Controle Dienst besluit om de pol
der in november en december zo goed mo
gelijk af te sluiten voor de stedelingen. Kle
mann: „Men wilde zo redden wat er te red
den viel voor de distributie van voedsel. La
ter werd de controle minder streng en pro
beerden voedselzoekers met bootjes de
Ringvaart over te steken."
De slechte reputatie van de boeren valt vol
gens Klemann zeker te relativeren. „Ze han
delden zwart, maar hadden tegelijkertijd ook
onderduikers. Er zijn ook vele verhalen be
kend van boeren die wel gratis onderdak of
eten schonken. De mensen die voedsel
zochten, kregen niet altijd iets mee terug,
maar ze kregen vaak wel een boterham of
glas melk om direct te nuttigen. Op het laatst
hadden de boeren ook niks meer te verko
pen. Trouwens, Amsterdammers op zoek
naar voedsel hadden ook een slechte naam.
Die stonden te boek als brutaal en diefach
tig"
Volgens de vorig jaar overleden amateur-his
toricus Cor Lücke uit Zwanenburg waren
veel agrariërs in Haarlemmermeer humaan
en anti-Duits. Ze hielpen landgenoten in
hongersnood waar ze dat maar konden.
Maar onder de Haarlemmermeerse boeren
en voedselhandelaren zaten ook mensen die
niets weggaven. „Vergeet niet dat al die boe
ren natuurlijk wel een leverplicht hadden
aan de overheid. Een aantal durfde daarom
In de winter van '44 en '45 was er een grote trek naar platteland. De boeren kregen honderden tot duizenden mensen per dag over hun erf en
werden daar soms stapelgek van.
niet zomaar voedsel weg te geven of te rui
len. Want o wee als ze tekort hadden voor de
Duitsers, dan zwaaide er wat.
Dal de boeren in deze barre lijden goed ver
dienden, is duidelijk. Klemann: „Opvallend
veel agrariërs wisten in de hongerwinter hun
hypotheken af te lossen. De bisschoppen
waarschuwden in een herderlijk schrijven
tegen woeker. Boeren die de prijs opdreven,
zouden worden vervloekt. De bisschoppen
dreigden letterlijk met de hel. De meeste
boeren wilden echter geen geld voor hun
producten, want wat moesten ze daarmee?
Ze lieten zich betalen in nalura, met van al
les wat na de oorlog nog geld zou kunnen
opleveren: linnengoed, schoenen, klokken,
sieraden, piano's, kunstwerken, je kan het zo
gek niet bedenken."
De verslaggever die vlak na de oorlog getuige
was van de invallen door de marechaussee
in Haarlemmermeer, geeft ook een aardige
opsomming van hetgeen bij de boeren werd
gevonden. Tweehonderd pakken lucifers,
een linnenkast vol zeep, honderden pakjes
scheermesjes, fietsen en vooral fietsbanden,
tachtig flessen levertraan. De aangetroffen
goederen vonden een goede eindbestem
ming, meldt de verslaggever. Het rijk zou
zorgen voor distributie onder de oorlogs
slachtoffers.
was de verplichte levering aan de bezetter en
ook de broodvoorziening moest gewaar
borgd worden. Tenslotte moesten de bak
blikken van de boerengezinnen zelf gevuld
worden. Daarna kwamen pas de geduldig
wachtenden aan de beurt. Een grote schep
tarwe in de meegebrachte kussensloop en
wegwezen. Volgende.
De lange rij dunde eigenlijk nooit uit. Pol
derbewoners hadden bij veel boeren over
het algemeen een streepje voor. Al had je
dus zelf eigenlijk geen honger, je werd er wel
degelijk ongewild mee geconfronteerd.
Mijn oudere broers kookten zo nu en dan
een partijtje goedgeschrobde suikerbieten in
een grote waskuip. Met als resultaat: stroop
in de meest primitieve vorm, maar eetbaar.
Nog ruik ik de weeïg zoete geur die uit de
kuip opsteeg. Verder kwamen we de lange,
bitterkoude maanden door met het knagen
op grote winterwortelen. Zelfs in het klaslo
kaal tijdens de lessen. De leraar wist ervan, N
maar liet het oogluikend toe, vooral ook om
dat zijn eigen zoon lustig mee knaagde.
maar dat gevoel van saamhorigheid hebben we nog al
tijd en speelt bij ons nog steeds een grote rol."
Gebrek aan voedsel hebben de onderduikers in het
Breijershuisje nooit gekend. Sam, een dagloner, en zijn
zonen, die allen op het land werkten, kwamen altijd
thuis met tarwe of melk. Een warme maaltijd en vier
sneden brood met één plakje kaas per dag was er voor
iedereen in huis, onderscheid werd er niet gemaakt.
Harry: „In de hongerwinter, toen grote groepen hongeri
ge stedelingen zich meldden bij de deur van het huisje,
werd het aantal boterhammen door Antje teruggebracht
naar drie per dag. We ke
ken door het rooster en
zagen al die benen voor
bij komen. Iedereen die
aanklopte, kreeg een
snee brood. Ze had dui
zend gulden schuld bij
de bakker. Dat hebben
we nooit geweten, dat
bleek pas na de oorlog.
Sieny: „Het waren dood
arme mensén.. Na de
oorlog heeft oom Sam de
uitkering van de Stichting 40-45 geweigerd. Later is er
wel een oplossing gekomen, maar jammer genoeg heeft
tante Ant dat niet mogen beleven. Zij stierf 5 mei 1977.
Oom Sam zei altijd dat in de bijbel geschreven staat dat
je elk mens onderdak moet bieden, zelfs Duitsers. Dat
was zijn drijfveer. Ant hoopte in de hemel te komen. Ze
waren streng hervormd. Ome Sam geloofde nog dat de
aarde op vier pijlers rustte en niet rond was."
Geheim
„Ze hebben nooit getracht ons tot een ander geloof te
brengen. Het waren zeer bijzondere mensen. Toen de
oorlog voorbij was, vroegen ze alleen of we als beloning
op zondag mee wilden gaan naar de kerk. Al die achttien
bewoners van het Breijershuisje kwamen toen als laatste
de kerk binnengelopen. De mensen wisten niet wat ze
zagen, want het was een goed bewaard geheim geble
ven. We zijn er allemaal doorheen gekomen. Dat was de
trots van tante Ant."
Harry: „Wat ze gedaan hebben, is zo ongelooflijk gewel
dig. In zo'n klein huisje. We zijn er vorig jaar, vlak voor
dat het werd gesloopt, nog even geweest. Ik wist niet wat
ik zag, ik kon me niet meer voorstellen dat we daar ooit
gezeten hebben. Die mensen verdienen het echt om in
de hemel te zitten naast God. We voelden ons er totaal
veilig, het was een warme opvang. Er waren wel kleine
irritaties, maar echt ruzie is er nooit geweest tussen die
achttien mensen in dat kleine huisje. Zij zorgden voor je,
alsof wij hun kinderen waren. Voor ons zijn Sam en Ant
en hun kinderen altijd familie gebleven."
Het menu voor Kerstmis zal niet bepaald
veel afgeweken zijn vein het normale dage
lijkse gerecht. Wat ik wel denk is dat er heel
wat Flappies - om met cabaretier Youp van 't
Hek te spreken - voor ons, argeloze kinde
ren, spoorloos verdwenen zijn. Waar je ook
zocht nergens was het lievelingskonijn te be
kennen. Aan de verdacht goedgevulde jus-
pan op tafel dacht je stomweg niet.
Cerard L. toogman, Nieuw-Vennep
men niet zelf een lapje kleigrond had om te
bewerken, waren er altijd wel buren of ken
nissen die de helpende hand toestaken. De
saamhorigheid was immers groot.
De boeren zorgden er met hun noeste ar
beid voor dat de graanschuren gevuld wer
den en gevuld bleven. Na het binnenhalen
van de goudgele oogst volgde de bijna on
vermijdelijke uitdeling van tarwe aan tiental
len, al uren, wachtenden, die van heinde en
ver gekomen waren. Dat gebeurde pas nadat
er al vele zakken tarwe opzij gezet waren. Er
Het moet Kerstmis 1944 zijn geweest toen
de Sicherheitsdienst weer voor de deur van
het arbeidershuisje aan de IJweg bij Nieuw-
Vennep stond. Voor de zevende keer deden
ze een inval bij de familie Breijer, op zoek
naar ondergedoken joden. Weer werd er
niemand gevonden.
door Henk Geist
Honger in de Haarlemmermeerpolder, die
vele tientallen jaren bekend stond als 'de
Graanschuur van het Westen'? Een grotere
tegenstelling lijkt nauwelijks denkbaar. Zo
extreem was het gelukkig niet. De bewoners
konden zich redelijk staande houden temid
den van alle ellende die oorlog, elke oorlog,
met zich meebrengt.
De meeste waren in het bezit van een tuin
tje, dat steeds meer aangepast werd aan de
dagelijkse behoeften. Aardappelen en groen
ten kregen noodgedwongen prioriteit. En als
au de la troupe' van de bewoners van het Breijershuisje. Zittend tweede
ks Antje Breijer en tweede van rechts Sam Breijer. Staand vierde en vijf
links Harry en Sieny Cohen. Foto: Archief Stichting Crash
POTTELBERGH
Het eenvoudige daglonershuisje bood gedurende een
groot deel van de oorlog niet alleen onderdak aan Sam
en Antje Breijer en zes van hun kinderen. In de woning
van vier bij zes meter wisten ze ook nog eens tien joodse
onderduikers verborgen te houden, onder de vloer van
de woonkamer.
De leefomstandigheden waren er uiterst eenvoudig, ver
tellen Harry en Sieny Cohen, twee van de onderduikers
in het Breijershuisje. Ze zijn inmiddels 84 en 80 jaar oud
en woonachtig in Amstelveen. De zelfgetekende platte
grond van het huisje maakt duidelijk dat de leefruimte
onder de vloer niet hoger was dan zo'n zeventig centi
meter. „We konden niet eens rechtop zitten. Er lag stro
op de grond en licht en lucht kwamen slechts binnen
door twee kleine muurroosters. De schuilplek verlieten
we alleen even om ons om de beurt te wassen bij het
gootsteentje in de keuken. Onder de vloer werd gege
ten en 's-nachts of als er visite was, werd de behoefte ge
daan in een emmer of een jampotje, waar de anderen bij
waren.
'Ome' Sam
De inval met Kerst '44 kunnen de Cohens zich niet in
het bijzonder herinneren. Hariy: „Natuurlijk was het
spannend, we hadden angst, bij elke inval klopte het
hart ons in de keel. In het laatste half jaar van de oorlog
leefden we bijna continu onder de grond, omdat het te
gevaarlijk werd." Vooral die ene keer, toen een Duitse
soldaat onder de vloer verdween, maar hij keek gelukkig
niet achter het gemetselde muurtje, waar de onderdui
kers zich bevonden.
Bij de zevende inval was 'ome' Sam, zoals de Cohens
hem nog steeds noemen, het zat. Hij liet de Duitsers we
ten dat het nu zo langzamerhand toch wel duidelijk was
dat er bij hem geen onderduikers zaten. Of de Sicherhei-
Harryen Sieny Cohen anno 2004.
Foto: United Photos de Boer/Michel Schnater
tsdienst nu eens wilde ophouden met die invallen. Tante
Ant herhaalde dat verzoek de volgende dag in een brief
aan de autoriteiten. Met succes, verdere invallen bleven
achterwege.
Hoe de kerstdagen in de hongerwinter werden beleefd
staat de Cohens niet meer helder voor de geest. Sieny:
„Daar stonden we toen niet bij stil. We zaten waar
schijnlijk gewoon onder de grond. Er werd helemaal
niks gevierd, zeker geen kerstdiner of zoiets, want daar
voor was er te veel zorg en angst. Een klein kerstboom
pje was er dus ook niet, daar waren de tijden niet naar.
Sinterklaas hebben we nog wel iets aan gedaan, met
kleine cadeautjes. Bij ons thuis werd er ook nooit kerst
gevierd, het is een christelijke feestdag, die voor ons
geen bijzondere betekenis heeft. Maar saamhorigheid
was er in het Breijershuisje permanent, daar was geen
kerst voor nodig. Wij doen nog steeds niet aan kerst,