Water in de mond maakt
een mens vindingrijker
Terreurdaad op de
Haarlemmerstraat
Postuum eerbetoon
aan tante Marie
En dat voor
een zak
aardappelen
winter, ie had nemen het
Smullen van gestolen aardappels
Mijn verloofde heeft thuis zes weken onder de
vloer gezeten, omdat er steeds razzia's waren.
Zijn dagelijks eten was een wortel, die hem
werd aangereikt door een gat. Met de kerst
hadden we niets, alleen kou en honger. Omdat
we het zo koud hadden gingen we vroeg naar
bed, maar we konden niet slapen omdat we
honger leden. Een aantal maanden na het ein
de van de oorlog zijn we getrouwd. Een trouw
jurk had ik niet - er was nog geen lapje stofte
krijgen - maar ik kon wel een avondjapon le
nen van een buurmeisje. Mijn man had geen
behoorlijke schoenen maar kistjes aan."
Mevrouw E. van der Boogaart (85),
Leiden
Net als veel andere Nederlanders was mijn va
der lid van de NSB, maar als kinderen hebben
wij er maar weinig van gemerkt dat hij fout
was. Voor ons was hij een goede vader. Hij was
dol op zijn gezin. Ook op mij, een te vroeg ge
boren zorgenkindje, dat door die verdomde
oorlog met dat schieten en die bombardemen
ten pas als vijftiger leerde lezen en schrijven.
Daarom kan ik nu op papier zetten dat mijn va
der, volgens een broer van mijn moeder, een
'brood-NSB'er' was. En dat een buurvrouw die
bij de ondergrondse had gezeten, later heeft
gezegd: „Die man was geen NSB'er, hij heeft
juist met ons meegewerkt."
M. S., Kativijk
Wij hebben meegemaakt dat er een bom op
een huis in de buurt viel. Het hele gezin was
dood, vader, moeder en vier kinderen. Een baby
had het overleefd, die was met wieg en al uit
het huis geslagen en in een boom blijven han
gen. Dat was een groot wonder en het gesprek
van de dag.
Mijn broertje verloor eens alle suikerbonnen.
Kregen we de hele maand geen suiker. Zelf heb
ik een keer bij de melkboer het kraantje van de
melkbus opengedraaid. 'Komt een vogeltje uit',
hadden ze gezegd. Dat was niet waar natuur
lijk, maar mijn moeder moest wel die 40 liter
melk betalen die uit de bus was gestroomd.
Mevrouw Schoo-v/d Broek,
De Kaag
Met mijn dochtertje van anderhalf, mijn zoon
tje van een halfjaar en mijn man woonde ik op
een bovenkamer bij mijn lieve broer Jaap in de
Narmstraat. Hij was aannemer en getrouwd
met een vrouw met drie kinderen. Op een dag
werd er 's morgens om zeven uur gebeld. Er
stond een agent voor de deur, die mijn broer
wel kende. De agent kwam waarschuwen dat
er een razzia in de buurt op handen was. „Dus
maak dat jullie een schuilplaats hebben." Nou,
die had mijn broer, op zolder.
Omstreeks elf uur toen mijn man en broer zich
hadden verstopt, werd er opnieuw gebeld.
Mijn schoonzuster deed open en twee Duitsers
liepen met hun geweer in de hand door het
huis. Ik heb ze gevraagd of ze zachtjes wilden
doen, omdat er twee jonge kinderen lagen te
slapen. Wonder boven wonder gingen ze weg,
misschien omdat ze zelfvader waren.
Na de bevrijding zijn mijn man en mijn broer
meteen naar de agent gegaan om hem te be
danken.
M, Schimmel-van de Broek,
Leiden
POTTELBERGH
De gebeurtenis vond plaats op een moment dat wij
beslist (nog) niet van echte honger konden spreken.
Wel had iedereen last van zeurende hek.
Er was in Noordwijkerhout een 'Wehrmachtsheim'
gevestigd in de gymzaal van de Jozefschool. Duitse
militairen, soms met invités, brachten hun vrije tijd
door in het heim waar ze onder meer koffie, gebak
en schnaps konden kopen. Voor de leverantie van
dat gebak, niet meer dan een met gelei gevulde
korst, was een van de plaatselijke bakkers uitverko
ren.
Op zekere dag kregen wij van die bakker opdracht
om een lekkage aan het warmwaterreservoir op de
oven te repareren. Dus waren wij, mijn vader en ik,
te midden van een warme stoffige bende van over
tollige en afgedankte bakblikken en dito platen,
bloemzeven en versleten schieters, bezig om het
mankement te herstellen. De oven stond midden in
de bakkerij en wij zagen vanaf onze hoge werkplek
beneden de bakker/eigenaar met zijn personeel
druk doende met lekkernijen, waarvan wij al gerui
me tijd verstoken waren. Óp ons herhaald verzoek
om een gebakje te mogen proeven werd kortaf en
negatief gereageerd. 'Nee, dat gaat echt niet en
maak je werk nu eens af!'
Met 't water in de mond, wordt een mens steeds
vindingrijker.
Toentertijd behoorde tot onze uitrusting een filters
tas. Een ovale lederen tas met een houten bodem,
ter berging van het handgereedschap. Aan de bo
venkant waren koperen ringen aangebracht waar
een sterk koord door was geregen. Goed aangetrok
ken droeg je die tas over je schouder naar 't werk.
De muren rond de oven waren voorzien van rekken,
waar bakplaten met gebakjes op lagen te harden
(drogen). En toen zag mijn vader een mogelijkheid
om ons gezin te trakteren. Met een oude schieter,
zo'n houten stok met een plat voorstuk, schoof hij
van de bovenste platen een rijtje lekkers af, om ver
volgens de vangst voorzichtig naar onze verblijf
plaats te trekken. Ondertussen had ik, op zijn aange
ven, de gereedschapstas leeggemaakt, om er per
vangst zo'n 4 a 5 gebakjes in de stapelen. Met bo
venop een rode zakdoek en een knot hennep, stuur
de hij mij naar huis. Desgevraagd antwoordde ik de
bakker: 'Ik moet een andere afsluiter halen, deze
past niet!'
Toen ik thuis de tas op de tafel omkeerde begon on
ze moeder beurtelings de bakker en Onze Lieve
Heer te bedanken. Het brave mens dacht dat we de
ze goede gave op ons eerlijke gezicht hadden losge
peuterd. Uiteraard hebben we haar de ware toe
dracht nooit verteld. Ze had die dingen subiet terug
gebracht, of ze in de bakkerswinkel betaald.
Van enige represaille richting bakkerij door de be
zetter is natuurlijk nooit sprake geweest. De bakker
was, zoals veel Nederlanders, gewoon te schijterig
om van regels af te wijken. Maar, misschien is dat
anno 2004 een te gemakkelijke mening.
Mc. Sluis sr.
Noordwijkerhout.
Een Leidse gracht in 1945. Welke is moeilijk te zien. Er staat in elk geval geenB
boom meer.
Dagelijks leven in de hongerwinter: koken op een noodkacheltje en de was drogen in de enig verwarmde kamer van
het huis. Foto: Spaarnestad
Vlak voor het einde van de oorlog
pleegde een SD'er op de Haarlem
merstraat in Leiden een terreurdaad
die het leven kostte aan een jongen
van 17 jaar. Het drama voltrok zich
in maart 1945 voor de bed- en interi
eurwinkel van Van der Klugt, op het
stuk tussen de Pelikaanstraat en het
Havenplein. Jongens van een jaar of
zestien, zeventien trokken daar een
zak aardappelen uit een Duitse be
stelauto en wilden ermee vandoor
gaan. Niet zomaar een kwajongens
streek, maai- een daad uit pure wan
hoop.
Op het moment dat
de jongens de zak
aardappelen van de
wagen trokken, draai
de juist een Duitse
patrouille vanaf de
Pelikaanstraat de
Haarlemmerstraat
op. Een in Leiden bev
ruchte SD'er had de
leiding. Hij overzag
de situatie bij de be
stelauto en schreeuwde de jongens
toe dat ze moesten blijven staan.
Natuurlijk kozen ze het hazepad en
twee van hen vluchtten de Maria
Gijzensteeg in.
Eén jongen redde het niet. Hij werd
getroffen door een kogel uit het ma
chinepistool van de SD'er, viel op
straat en overleed aan zijn verwon
dingen. Hij werd neergelegd in een
zaak naast Van der Klugt, waar een
Duitse officier binnenkwam. Vol
gens ooggetuigen moest die zich in
houden om de SD'er niet aan te vlie
gen. Zijn opmerking: „En dat voor
een zak aardappelen", sprak echter
boekdelen.
Het verhaal gonsde onmiddellijk
door de stad en werd steeds anders
verteld, tot het ten slotte om een
vierjarig jongetje ging dat voor het
stelen van een brood was doodge
schoten. In die versie heeft het ja
renlang de ronde gedaan tot oogge
tuige Martin van der Klugt het negen
jaar geleden aanpaste. Het precieze
verhaal werd op papier gezet door
mevrouw Hoek-Verlind, zus van
Gerrit Verlind, de jongen die destijds
werd doodgeschoten.
„Het gebeurde op 20 maart 1945. Ik
was 12 en mijn broer was 17. Hij
werkte bij de Grofsmederij en liep
op wachtgeld, zoals ze dat toen
noemden. Hij was die ochtend vroeg
de deur uit gegaan.
Toen mijn moeder en
ik later naar de stad
gingen en op de Oude
Herengracht in de
richting van de Haven
liepen, zagen we een
oploopje van mensen.
Mijn moeder vroeg
een van hen wat er
aan de hand was en
kreeg te horen dat er
een jongen was neer
geschoten. Even later, op de Haar
lemmerstraat, kwam iemand me
vertellen dat het om mijn broer ging.
Moeder en ik zijn opgevangen bij
Van der Klugt en later naar het poli
tiebureau gegaan, waar mijn broer
in een cel was neergelegd. Met een
handkar is hij naar ons huis aan de
Bronkhorststraat gebracht, waar hij
opgebaar d heeft gestaan. Mijn vader
die als dwangarbeider in Duitsland
werkte, mocht niets van het voorval
weten. Hem mocht geen bericht
worden gestuurd. Pas toen hij na de
bevrijding terugkwam in Leiden, in
juni 1945, heeft hij te horen gekre
gen dat zijn zoon was doodgescho
ten."
Met medewerking van H. Kwik,
Leiden
Op 29 september 1944 werd bij ons
het zesde kind geboren, een heel
klein meisje met blond haar. Zolang
moeder haar zelf nog voedde ging
het wel, maar later werd het zwakker
en zieker. Op een dag, ze was een
paar maanden oud, kwam de dokter
langs en zei tegen moeder: 'Laat
haar maar in haar bedje, ze is zo ziek
dat je haar niet eens meer kan ver
voeren naar een ziekenhuis, ze zal in
de loop van de avond wel overlij
den.' De dokter ging weg. Moeder
huilde en liep heen en weer en keek
steeds maar in het wiegje.
Toen kwam tante Marie en vroeg
hoe het met het kindje was. 'O, Ma
rie, het gaat dood, de dokter is net
weg, ik moet het maar laten liggen
en geen eten proberen te geven',
jammerde moeder. Maar tante Ma
rie zei: 'Ben je bedonderd Jo en dat
vind jij goed?'
'Maar ik krijg geen brief voor het zie
kenhuis, ze nemen niemand meer
aan', huilde moeder. 'Dat zullen we
nog wel eens zien', zei tante. 'Haal jij
een kussen en een schone sloop', zei
ze tegen mij. Ik rende naar boven,
blij dat er hulp kwam.
Tante Marie ging op haar fiets met
houten banden vervoer halen en
kwam terug met vader en een koets
met paard van Jein van Jorissen. Ze
nam het kind, rolde het in een de
kentje, legde het op het kussen en
gaf het aan vader, dan kon zij eerst
instappen. Moeder huilde: 'Marie,
laat het hier', maar ze luisterde niet.
Vader had nog geen woord gezegd
en deed alles wat tante zei.
Een paar uur later kwamen ze terug
en vertelden dat ze het kind ook in
het ziekenhuis niet aan wilden ne
men, omdat er geen brief van de
dokter was. Maar tante, die altijd in
de verpleging had gewerkt, had ge
zegd: 'Hier ligt het kind en we ne
men het niet mee terug'. Ze had va
der meegetrokken aan zijn mouw:
'Kom op Jan, ze kijken er heus wel
naar.' Weken heeft mijn zusje in het
ziekenhuis gele
gen en toen ze
weer thuis kwam
was het al een 'HieV ligt het
vrolijk meisje. 1 1
Ze kwam thuis KlYlU WC
in de honger- 7
busjes met poe- -
dervoeding maar UlSt mee terüg
haast geen melk,
maar daar had je
vrienden voor.
Want als we 's
avonds in de enige verwarmde ka
mer rond de tafel zaten, met een
kaarsje en ons boterhammetje, werd
er op de deur geklopt. Dan kwam er
een grote politieagent binnen, die
een halve fles melk uit zijn zak haal
de: 'Voor jullie kindje.' Als vader
hem uitliet, zag ik dat hij een half
pakje shag of een paar sigaretjes aan
de agent gaf.
We hebben de hongerwinter over
leefd. Ook tante Marie. Door haar
kordate optreden heeft ons zusje af
gelopen zomer haar zestigste ver
jaardag kunnen vieren, met haar
kinderen en kleinkinderen, familie
en vrienden.
Dit te Bijleveld-Korbee,
Leiden
Houten blokjes tussen de tramrails worden losgerukt. Ze gingen rechtstreeks de kachel in.
Foto: Archiefdienst voor Kennemerland.
Op de terugtocht uit de Haarlemmer
meer stonden mijn broer en ik op
een dag in 1944 te wachten voor de
Spanjaardsbrug in Leiden. Allebei za
gen we dat het schip dat langskwam
aardappelen vervoerde en we zijn het
gevolgd om te kijken waar het aan
zou leggen. Dat bleek achter café
Vlasveld aan de Lage Rijndijk te zijn
en 's avonds rond een uur of tien zijn
we daar in een houten peurbakje
naar toe gevaren om te kijken of we
een paar zakken aardappelen konden
stelen.
In het donker hebben we op de boot
eerst de loopplank tussen wal en
schip weggehaald, wat ons de tijd
zou geven om te vluchten en vervol
gens hebben we drie zakken aardap
pelen overgeheveld in de peurbak.
De vierde zak scheurde, waardoor er
aardappels op de bodem van het
schip kletterden en in het water
plonsden.
Bij het vluchten hoorden we achter
ons een harde plons. Een van onze
roeispanen brak doormidden en met
anderhalve spaan zijn we de Nieuwe
Vaart in gevaren, naar de Rijnkade bij
de Kalkzandsteenfabriek, richting
Evortsestraat. Honderd meter verder
op had de door ons gewicht en het
gewicht van de aardappels laag lig
gende peurbak zoveel water gemaakt
dat-ie langzaam begon te zii
hebben de boot naar de k:
stuurd en zijn de volgende
gegaan om te kijken wat er
over was.
De aardappelen lagen er noj
we hebben een zak meegeni
naar huis. Vader, moeder ei
zonen hebben er heerlijk v<
ten.
Gestolen goed gedijt niet, z<
maar zelfs na de oorlog heel
aardappel nooit meer zo lel
smaakt als toen, in 1944.
S. Erades,
Leiden