Lofzang op Leiden
'Stugge Tukker' Lenferink wil al ruim een jaar overal bij zijn in de stad
'Leidse burgers zijn
tamelijk direct,
maar mijn vrouw ook'
Reportage
„Leiden gaf me meteen ai een goed gevoel", zegt Henri Lenferink na ruim een jaar burgemeesterschap. En zijn verliefdheid is echte liefde geworden. Foto: Dick Hogewoning
Bij zijn komst naar Leiden werd hij links en
rechts ingehaald door de verhalen. Henri
Lenferink? 'Prototype van een Tukker',
werd vanuit zijn wethouders-werkterrein
Arnhem overgebriefd. Stug, een tikkeltje
pedant, wars van uiterlijk vertoon en
daarom niet echt geschikt voor het ambt
van burgemeester. Wel voor de baan op
zich, maar niet voor het representatieve
gedeelte. Ruim een jaar na zijn aanstelling
blijken de hem destijds vooruitgereisde
typeringen volkomen achterhaald. Henri
Lenferink (47) heeft zich in Leiden laten
kennen als een open en betrokken
persoonlijkheid, die het alleen maar
jammer vindt dat hij niet nóg meer zijn
gezicht kan laten zien bij stadse
aangelegenheden. „Het doet me pijn dat
ik niet overal bij kan zijn."
door Paul de Tombe
Zijn verliefdheid is echte liefde geworden. Henri
Lenferink is van Leiden gaan houden in het dikke
jaar dat hij er nu burgemeester is. Van Leiden en
van de Leidenaar. „Mij was verteld dat Leidenaars heel
direct zijn en dat ik nog de nodige moeite met de aparte
mentaliteit van dat rare volk zou krijgen", herinnert hij
zich. „Ik heb er niks van gemerkt. Het is geweldig leuk
om met Leidse burgers om te gaan. Ze zijn inderdaad ta
melijk direct, maar dat is mijn vrouw ook. Dus was ik al
een beetje getraind in zo'n benadering."
Zijn lach vult de fraaie burgemeesterskamer in het stad
huis. Lenferink zit er ontspannen aan tafel. In pak, vol
komen op zijn gemak. Op het moment dat hij na weken
zoeken 'eindelijk' een uurtje de tijd heeft gevonden om
zijn indrukken over Leiden prijs te geven, wordt hij zo
enthousiast dat hij zelfs zijn wethouders laat wachten.
„Zeg maar dat ze zonder mij beginnen", geeft hij als
boodschap mee aan de ambtenaar die hem komt waar
schuwen dat de collegevergadering begint. De sociaal
democraat (PvdA) en historicus zit dan net echt goed op
zijn praatstoel, is bezig aan een betoog over de zaken die
hij als de grootste problemen van deze 'prachtige stad'
beschouwt - „het gebrek aan goede woningen en de po
vere verkeersverbindingen" - en is niet van plan het ge
sprek te onderbreken. Integendeel, hij neemt alle tijd om
het af te maken.
Het tekent de Henri Lenferink van die dag. Hij is vanaf
moment één van het gesprek zichzelf, gedraagt zich ami
caal en buitengewoon openhartig.
Ja, ook hij kende de uit Arnhem overgewaaide verhalen
dat hij geen burgemeesterstype zou zijn en absoluut
niets op zou hebben met alle publieke 'poespas' rond
dat ambt. „En die verhalen begrijp ik nog wel ook want
ik richtte me als wethouder altijd meer op de inhoud van
mijn baan. Ik koos er bewust voor uit de representatieve
sfeer te blijven omdat ik er in die functie niks mee op
schoot. En ik ga nog steeds vooral voor de inhoud. Maar
hier is de combinatie van representatie en serieus werk
geweldig leuk Veel leuker dan ik ooit had gedacht," zegt
Lenferink.
Zeker, ook de geboren Twent weet dat hij in het oosten
van het land te boek stond als stug. „Zal best een beetje
waar zijn", beaamt hij. „Ik ben een Tukker en een Tuk
ker is niet zo direct in de communicatie. Het mooiste
compliment dat ik mijn vader tijdens een maaltijd ooit
aan mijn moeder heb horen geven was: „Nou, dit is wel
te eten", en de zwaarste kritiek proberen Tukkers vaak
op zachte wijze te presenteren. Dat doe ik ook en het is
soms best een voordeel dat ik niet al te confronterend
ben. Pedant misschien wel, ja. Althans, wel geweest. In
het begin van mijn carrière als raadslid en wethouder. In
die tijd had ik de neiging om te zeggen dat het moest
gaan zoals ik vond dat het moest gaan. Dat ben ik later
op een andere manier gaan brengen om te voorkomen
dat anderen hun hakken in het zand zouden zetten,
maar in het begin gedroeg ik me inderdaad wel een
beetje arrogant."
Het leverde Lenferink („Na de geboorte van onze doch
ter ben ik wat dat betreft volkomen veranderd") in de
gemeenteraad van Arnhem diverse kwalificaties op. Hij
werd na zijn komst in de gemeentepolitiek in 1986 gere
geld neergezet als 'het slimste jongetje van de klas' en la
ter als 'de wethouder van alles'. Niet zo vreemd, omdat
hij eerst financiën en vervolgens ruimtelijke ordening,
volkshuisvesting, grondzaken, archeologie en monu
mentenzorg in zijn portefeuille had en bovendien een
aantal functies vervulde op het terrein van het grotester
denbeleid. Lenferink werd tijdens zijn negen jaar duren
de verblijf in het college ook de man van de grote dos
siers, pakte overal in de stad wel iets aan en werd op die
manier voor de één 'de bouwer' en voor de ander 'de
sloper' van Arnhem.
Hij kan die paradox gemakkellijk verklaren. .Arnhem
had zware littekens overgehouden aan de Tweede We
reldoorlog en daarna was er sprake van een heel povere
architectuur omdat er geen geld was. Sommige wijken,
waar de kwaliteit van de woningvorm bedroevend was,
waren toe aan herstructurering en daar was ik mee be
zig", legt hij uit. „Daarvoor moest gesloopt worden,
maar de kwalificatie sloper heb ik nooit als vervelend er
varen, want de plannen voor die wijken hadden een
groot en breed draagvlak. Sloper was dus niet negatief
bedoeld."
Bouwer zal hij in Arnhem niet meer worden. Op het mo
ment dat de stad in de steigers stond, vertrok Lenferink.
Op verzoek van de PvdA-top en na het overwinnen van
de nodige twijfel ging hij met Amsterdammer Harry
Groen de referendumrace aan om het burgemeester
schap van Leiden. Een stad met een middeleeuws hart,
wat voor de historicus een voorwaarde was om te sollici
teren. Lenferink zegevierde met ruime voorsprong, na
een charme-offensief van drie weken. Hij nam met tra
nen in zijn ogen afscheid van Arnhem, maar kende nooit
spijt van zijn keus.
„Nog geen seconde", benadrukt hij. „De scheiding deed
me pijn. Ik had het zeer naar mijn zin in mijn vorige
functie en iedereen vond het jammer dat ik weg ging,
maar Leiden gaf me meteeen al een goed gevoel. Tijdens
de campagne was ik overal welkom. Ik kwam bij alle leu
ke activiteiten en op alle mooie plekken. Daar was ik al
verliefd op en daar ben ik heel snel echt van gaan hou
den. Van de Burcht, van de Pieterskerk. Prachtige plek
jes", glinstert het in zijn ogen. „In de eerste tijd na mijn
aanstelling zat ik m'n eentje aan De Vliet in Leiden, in
het zogenaamde burgemeestershuis waarin ook Lemstra
heeft gewoond. Als ik van daaruit naar het stadhuis wan
delde, dacht ik elke dag: wat is het toch allemachtig
mooi dat ik burgemeester mag zijn van zo'n stad."
De lofzang van Lenferink, na een paar maanden met
vrouw en dochters herenigd in een royaal koophuis op
de Lammenschansweg, is nog niet ten einde. „Ook de
markt in Leiden is uniek. Er wordt altijd gezegd dat een
enkelzijdige markt niet werkt en dat alleen markten waar
de kramen tegenover elkaar staan bestaansrecht zouden
hebben. Nou, dan is Leiden de uitzondering want die
enkelzijdigheid werkt hier prima en de sfeer die er hangt
is heerlijk," betoogt de burgemeester. „Maar natuurlijk
is het niet overal alleen maar mooi. Ik krijg pijn in mijn
ogen als ik naar de supermarkt van Hoogvliet kijk. Die
kan nog net blijven staan, maar dat is een van die plekjes
in de binnenstad die eigenlijk anders ingevuld hadden
moeten worden."
Er zijn er meer, in zijn ogen. „Haarlemmerstraat en
Breestraat hebben een povere uitstraling in architectuur
en bestrating. Dat moet veranderen om de winkelfunctie
van Leiden sterker te maken. Er zijn wel goede zaken in
die straten, maar het totaalbeeld is niet best. Winkelen
moet een belevenis zijn, een ervaring en dat is het wel
op de markt, maar niet in die twee straten. Het Aal
marktplan kan er verbetering in brengen, de komst van
ZATERDAG
10 JULI
2004
„Ik vind dat de mensen er recht op hebben dat de burgemeester
komt. En zelf vind ik het geweldig om te gaan."
Archieffoto: Hielco Kuipers
de Rijn Gouwe Lijn ook. Zodra die er is kan de Breestraat
heringericht worden en kunnen de puien worden aange
past, zodat er een interessant en aantrekkelijk gebied
ontstaat."
Hij is mede om die reden een fervent voorstander van de
snelle tram, die een van de grootste problemen van Lei
den zou kunnen oplossen. Naast het gebrek aan kwalita
tief goede eengezinswoningen in stad en directe omge
ving („te weinig jonge mensen met kinderen kunnen
naar een huisje met een tuin") is dat de povere oost
west verkeersverbinding. Een groot obstakel in de stad.
„Er gaat te veel zwaar verkeer over wegen als de Chur-
chilllaan en Willem de Zwijgerlaan die er niet geschikt
voor zijn", zegt hij. „Dat moet anders. Mensen massaal
het openbaar vervoer in krij
gen is een illusie, maar je
kunt wel proberen een ver
schuiving van een paar pro
cent te bewerkstelligen. Dat
lijkt niet veel, maar is het in
de praktijk wel. Eén procent
extra zorgt voor het vastlo
pen van het verkeer, twee
procent minder leidt tot
doorstroming. Het is net als
bij woningen. Een tekort van twee procent levert wo
ningnood op. Met een procent te veel word je gecon
fronteerd met leegstand en dalende prijzen."
Lenferink gaat die vraagstukken oplossen in samenwer
king met de gemeenten in de regio, waarbij hij „een
steeds grotere samenwerkingsbereidheid" proeft, en de
gemeenteraad. Een duiventil, de laatste decennia, een
hok dat zich maar moeilijk laat besturen. Lenferink rela
tiveert ook dat heel sterk. „Ik vind wel dat het debat
soms te weinig op inhoud wordt gevoerd, maar het ni
veau van de Leidse raad is niet slechter dan dat van Am-
hem", vindt hij. „Een aantal mutaties van de laatste tijd
is ook niet voortgekomen uit negatieve redenen, maar
omdat mensen naar het buitenland vertrokken of een
hogere functie kregen. Maar er heerste hier ook een ster
ke afrekencultuur. Die proef ik op dit moment helemaal
niet meer. Er is sprake van een sfeeromslag in de raad,
van een kentering in de manier om iets te bereiken. De
politiek om aan te sturen op tegenstellingen is veranderd
in een politiek gericht op samenwerking en openheid."
Het spreekt Lenferink aan, nu hij als persoon eenzelfde
soort ontwikkeling heeft meegemaakt. Als wethouder
bleef hij het liefst op de achtergrond, als burgemeester
wil hij overal bij zijn. Niet alleen bij de 3 oktoberfeesten
(„magnifiek en heel bijzonder"), maar ook bij jubilea en
honderdjarigen. „Ik vind dat de mensen er recht op heb
ben dat de burgemeester komt", zegt Lenferink. „En zelf
vind ik het geweldig om te gaan. Als dat niet zo was, zou
je dat onmiddellijk zien, want ik kan niet toneelspelen.
Ik kan absoluut niet doen alsof."
„Ik vind wel dat het debat soms te weinig op inhoud wordt gevoerd."
Archieffoto: Taco van der Eb
Eric Nordholt
over de ziekte
van Nederland
Voedingsindustrie
zorgt goed voor
dikke mensen
Libië na de
bekering
van Gaddafi