'Wantrouwen jegens VS
niet verwarren met
verlangen naar Saddam'
De oorlog is voorbij,
maar Irak is nog verre
van vredig. Precies een
jaar na de invasie blijken
talloze Irakezen
ontevreden over het
leven in hun door terreur
geteisterde land. De
Amerikanen worden
gehaat en de door hen
samengestelde 25 leden
tellende regering
gewantrouwd. „Vroeger
hadden we hier één dief.
Nu hebben we er 25." In
de theehuizen van
Bagdad klonk deze week
gejuich toen bekend
werd dat Spanje deze
zomer zijn troepen zal
terugtrekken. „Nu de
Amerikanen nog."
door Wessel Penning
Met Palestine Hotel in Bag
dad is een hotel uit een
Vietnamfilm. Een staatsho-
tel, een prachtig voorbeeld van ver
gane glorie. Een hotel waar het per
soneel een corrupte indruk maakt en
waar het wemelt van de Amerikaan
se journalisten. In dit hotel loopt Jan
en alleman met wapens in en uit.
Hier dwalen Filipijnse bewakers met
zware karabijnen door de gangen en
ontmoet je in de lift met woestijn
zand bedekte soldaten.
Boven het hotel cirkelen Amerikaan
se legerhelikopters, die soms op een
tiental meters voor je hotelraam op
duiken. De (hooggeplaatste) Ameri
kanen die in dit hotel verblijven - de
vijfde verdieping is uitsluitend voor
Amerikanen - worden iedere och
tend opgehaald door tanks, die dan
met denderend geweld het hotel
plein over scheuren.
Palestine wordt tegenwoordig om
muurd en bewaakt door wachtto
rens, tanks en een legertje militairen,
die ook het aanpalende park langs
de Tigris hebben afgesloten. Een lit
teken, veroorzaakt door een granaat
scherf, bewijst dat de bewaking niet
waterdicht is. Een maand geleden
werd de twaalfde verdieping van het
hotel door zes raketten geraakt, afge
vuurd vanaf een ezelkar. In het Pa
lestine Hotel, kortom, is duidelijk
merkbaar dat de Iraakse vredestijd
nog lang niet is aangebroken.
Op 20 maart 2003 begon deze oor
log, door de Amerikanen 'de bevrij
ding van Irak' genoemd. De eerste
srikaanse mariniers in de buurt van het hoofdkwartier van Saddams elitetroepen in Bagdad. Foto: AP
Een brandende oliepijpleiding in Tikrit. Foto: AP
klap, een raketaanval op de wijk bij
het Rasheedvliegveld, raakte veel,
behalve Saddam. In de daaropvol
gende dagen hadden de geallieerde
troepen meer succes. De grensplaats
Safwan, in het zuiden, werd door de
Amerikanen overdonderd. Op naar
Bagdad! De Britten wilden naar Bas-
ra, de tweede stad van het land en
begonnen een aanval op de zuidelij
ke stadjes Umm Qasr en Al Faw.
De informatie over het verloop van
de strijd bleek zeer onbetrouwbaar.
Er kwamen verhalen over de val van
Umm Qasr, over een sji'ïtische op
stand in Basra en over Irakezen die
blijmoedig de bevrijders verwelkom
den. Wanneer na een dikke week
Basra nog steeds niet is gevallen en
de Amerikanen bij Nasirijah en Najaf
op flinke tegenstand stuitten, kantelt
de wereldopinie.
In die dagen maakt de Irakese minis
ter van Informatie al-Sahaf zich on
sterfelijk met berichtgeving over gro
te Amerikaanse verliezen en specu
leert de wereld over een gruwelijke
slag om Bagdad, dat weieens het
'Stalingrad van Mesopotamië' zou
kunnen worden. Er verschijnen arti
kelen over op handen zijnde chemi
sche aanvallen, over man tegen man
gevechten, over zelfmoordacties en
over niet te nemen Irakese verdedi
gingslinies. In de Verenigde Staten
ligt defensieminister Donald Rums
feld onder vuur.
Dan opeens is de oorlog voorbij. Op
zondag 6 april wordt Basra ingeno
men en op dinsdag 8 april staan de
Amerikanen voor Bagdad. Op 9 april
rijden ze met hun tanks vrijwel on
gehinderd over de doorgaande we
gen het centrum van de stad in. Ze
stoppen op het Firdosplein. Roepen
er wat straatjongens bij en trekken -
bij wijze van staatsgreep - met z'n al
len het enorme beeld van Saddam
Hussein om. Het tafereel is live te
zien op de internationale televisie
zenders. De Irakezen uit de omlig
gende wijk Karada durven op dat
moment nog niet massaal de straat
op, maar op de balkons van de flats
wordt al feestgevierd.
Het Firdosplein is inmiddels wereld
beroemd, maar zo oogt het niet. Het
plein mocht onder Saddam al niet
worden betreden en die gewoonte
geven de inwoners van Bagdad niet
op. Het plein stinkt naar vies fon
teinwater en verpietert onder on
kruid en afval.
Op de sokkel van Saddam is het af
gelopen jaar een 'beeld van de vrij
heid' gezet, dat vervolgens is beplakt
met portretfoto's van ayatollah's.
Aan de zuilen rondom het plein heb
ben sjiieten wat opwekkende span
doeken gehangen. Het plein is nog
steeds van niemand. „Een plein voor
honden", schampert Kamal Mahdi.
Op de historische woensdag van 9
april 2003 liep Kamal met een witte
vlag door zijn stad. De val van het
beeld maakte hem intens gelukkig.
„Dat was het einde van de dictator.
Bijna alle Irakezen waren blij. Tot
die dag voelden we iets heel zwaars
op onze borst drukken. Dat 'iets',
veel zwaarder dan een standbeeld
was opeens weg. Een opluchting",
zegt Kamal.
Of het beeldspektakel echt was of
geregisseerd, vindt Kamal niet inte
ressant. Hij weet nog dat hij schrok
toen een van de soldaten een Ameri
kaanse vlag tevoorschijn haalde. „Ik
dacht: zijn zij nu hier de baas?"
Later was er nog iets.
„Wil je geld?", vroeg een Amerikaan
se soldaat. „Ik heb veel Iraaks geld.
Als je wilt, geef ik je zo tien miljoen
dinar?"
Kamal: „Dat is vijfduizend dollar!
Hoe kom je daaraan?"
De soldaat: „Dat zijn jouw zaken
niet!"
Kamal: „Ik wil weten waar je dat geld
vandaan hebt."
De soldaat: „Wegwezen, jij!"
Die avond dronken de Amerikaanse
soldaten Turkse koffie in het Palesti
ne Hotel en in de weken erna was de
lobby het domein van groepen over
vermoeide mariniers, die het hotel
nog weken op stelten zetten en
drank en vrouwen hun kamers pro
beerden op te slepen.
Stukken stad lagen die dagen in
puin. Een jaar later is te zien dat veel
van de zo bekritiseerde precisiebom
bardementen wél zijn gelukt. De mi
nisteries, de paleizen van Saddam,
de communicatiecentra en de kan
toren van geheime dienst en politie
zijn verwoest, maar voor het overige
is Bagdad relatief onbeschadigd uit
de strijd gekomen.
Minder precies waren de bommen
werpers in de elitewijk Mansur. Hei
lig overtuigd van de aanwezigheid
van Saddam aldaar, gooiden de
Amerikanen een flinke bom op een
huizenblok. De bom trof slechts ge
zinnen: 28 doden, waaronder veel
kinderen. En Saddam? Die zat vol
gens buurtbewoners op het moment
suprème een paar straten verderop
een heerlijke middagmaaltijd naar
binnen te werken.
Buurtbewoner Rafaad toevallig ook.
„De soep zat gelijk in mijn gezicht",
weet hij nog. Bovendien had de ont
ploffing alle ruiten tot in de verre
omtrek kapot geblazen. Rafaad zag
ter plekke de hel op aarde. „Armen,
benen, hoofden. Toen de ambulan
cebroeders kwamen, konden ze al
leen maar rapen." In de weken na de
oorlog zetten de Amerikanen de plek
af en waren ze wekenlang bezig met
een grote schoonmaak in de bom-
krater van veertien meter diep. „Wat
deden ze daar", vraagt Rafaad zich
af.
Groot is het wantrouwen ten opzich
te van de Amerikanen, maar dat
moet niet worden verward met een
verlangen naar Saddam, zegt Aws,
een bedachtzame student uit
Mansur. „Zeker zeventig procent
van de Irakezen is blij dat die man
weg is. Ik schat dat maar twintig pro
cent wil dat de Amerikanen nog
even blijven. Ik wil dat ze blijven. We
hebben hier wat stabiliteit nodig. Zo
slecht is het leven nu ook weer niet."
Aws is een roepende in de woestijn.
Wie vandaag Irakezen op de man af
vraagt of het slechter kan, hoort ze
beslist 'nee' zeggen. Ze willen, zeg
gen ze, een leven zonder bomaan
slagen. Overal wijzen vingers naar de
Amerikanen die, vinden de mensen,
al te pontificaal aanwezig zijn en zo
terroristen uit verre landen uitdagen
om in Irak hun slag te slaan.
Er wordt geklaagd dat mooie parken
tot Amerikaanse bases zijn omge
bouwd en dat de soldaten niet de in
druk wekken zich erg betrokken te
voelen met het wel en wee van de
bevolking. In sommige theehuizen
ging deze week licht gejuich op toen
de nieuwe Spaanse regering besloot
haar troepen terug te halen uit Irak.
„Nu de Amerikanen nog", hoorde je
Irakezen zeggen.
Mopperen op Amerikanen, die het
land onveilig hebben gemaakt. Mop
peren op de regeringsraad, die het
land uiteendrijft en op een kwade
dag nog eens een burgeroorlog op
gang zal helpen. Mopperen over
Koerden die te veel eisen. Mopperen
over sjiieten die denken dat ze Allah
zelf zijn. Mopperen over soennieten
die praatjes voor tien hebben. Mop
peren over stroomstoringen en wa
tertekorten. Mopperen. De Irakees
die nooit in vrijheid spreken kon,
doet het nu graag en vaak.
Dus zindert Bagdad van het cynis
me. Over de 25 leden tellende rege
ringsraad. „Vroeger hadden we één
dief, Saddam. Nu hebben we er vijf
entwintig. Over Saddam. „Hij zwaai
de altijd op een aparte manier. Met
zijn handpalm opzij. Als een scheer
mes! Kon-ie je keel afsnijden."
Lachen, gieren, brullen in oud-Bag-
dad, in de ijzerwinkel van de Koerd
Sherwan.
Met vriend Mohammed is Sherwan
eens even lekker aan het schelden
op de Amerikanen en zwartgallig
aan het doen over de ongewisse toe
komst van Irak en over de nieuwe
politici die net als Saddam er alleen
zitten om hun eigen zakken te vullen
en die verdraaide Amerikanen hel
pen om het land leeg te plunderen.
Sigaretje erbij, kopje zoete thee.
Een vraag. Noem eens een land
waarop het nieuwe Irak moet lijken?
„Koeweit", roept Mohammed.
Koeweit? Dat land is zowat de 51ste
staat van Amerika?
„Dan worden wij de 52ste staat",
roept Mohammed.
Bulderend gelach fede ijzerwinkel.
Ander onderwerp:3&ddam. Zijn
beeltenis is uit het straatbeeld ver
dwenen. Zijn portretten verminkt,
van zijn beelden resten nog slechts
de sokkels. Hij is voorgoed weg.
Kwam hij hier weieens op bezoek?
„Oh ja!", grijnst Sherwan. „En dan
juichten we hem natuurlijk toe.
Want anders zouden zijn mannen
later komen om je kop eraf te hak
ken."
Mohammed: „Dus zongen we: Be-
roh beldam nefdite ja Saddam. Sad
dam, we willen bloed en ziel voor je
geven."
Oude tijden herleven in hartje Bag
dad. Want Sherwan en Mohammed
doen het in koor nog eens luidkeels
voor. „Beroh beldam nefdite ja Sad
dam." Ze zingën het drie keer.
Mohammed daarna, opeens serieus:
„Ie moet natuurlijk nooit je bloed en
ziel aan één man geven, maar aan
ons hele volk!"