Stroper moeilijk te strikken
De zegetocht van de laaglandbever
Jachtopzieners voeren
ongelijke strijd in
bossen en velden
De moderne stroper is vaak een
crimineel. Met zijn geweer
voorzien van geluiddemper
schiet hij alles wat voor zijn
loop komt. De buit wordt
verkocht. Bang voor arrestatie
hoeft hij niet te zijn. Minder dan
1500 jachtopzichters en
boswachters moeten meer dan
800.000 hectare bossen en
velden controleren. „Criminelen
hebben vrij spel."
door Petra Huijser
Zijn zwarte auto is van het for
maat tank omdat hij anders
zo van de weg wordt ge
duwd. En thuis voor de deur parke
ren, doet jachtopzichter Rob Mulder
nooit. „Dat kost me dan vier ban
den, want die steken ze lek." 'Ze',
dat zijn de stropers. Mulder probeert
hen in West-Brabant, zijn werkge
bied, zoveel mogelijk dwars te zitten.
Het is een inzet die ze niet waarde
ren. Mulder is, ondanks de zware
wagen, in zijn dertig jaar als jachtop
zichter diverse keren van de weg ge
reden en in elkaar geslagen. Ook is
hij beschoten en krijgt hij thuis mid
den in de nacht soms vervelende te
lefoontjes.
Dat hoort erbij, zegt hij schouderop
halend. Deze nacht gaat hij weer al
leen op patrouille in een 15.000 hec
tare tellend gebied dat loopt van het
Brabantse Steenbergen tot Zeeland.
Gewapend met een Walther P5, dat
wel. „Zonder ga ik niet op pad, stro
pers hebben meestal ook een geweer
bij zich en het moet wel een beetje
gelijk op blijven gaan."
Het is een ongelijke strijd. Want
waar Mulder in zijn eentje op pad
gaat, werken stropers vaak in groe
pen. Vaak met drie auto's. De voor
ste verkent het terrein, in de middel
ste zitten de mannen met geweren
en wordt de buit vervoerd. De ach
terste wagen moet de jachtopzichter
tegenhouden bij een eventuele ach
tervolging. „Dan kan de rest hem
rustig smeren. En als je die wagen
dan doorzoekt, terwijl die mannen je
grijnzend aanstaren, is ie natuurlijk
brandschoon", vertelt Mulder met
wrange lach op het gezicht.
Het voorbeeld is exemplarisch voor
het gevecht tegen de bierkaai van de
minder dan 1500 jachtopzichters en
boswachters. Samen zijn ze verant
woordelijk voor 800.000 hectare bos
sen en velden in 'het buitengebied'.
Ze proberen er een ieder die zich
niet aan de regels houdt, aan te pak
ken. Vooral in deze tijd van het jaar
hebben ze daar hun handen vol aan.
Stikdonker
De vraag naar wild bereikt in de
maanden oktober tot en met decem
ber een piek terwijl ook de gelegen
heidsstroper die met kerst haas of
ree op het menu heeft staan, zijn ge
weer uit de kast haalt.
Het betekent dat jachtopzichter
Jachtopziener Rob Mulder tuurt met zijn nachtkijker de velden af. Foto: GPD/Robert van den Berghe
Mulder nu bijna iedere avond en
nacht op pad gaat. Hij werkt daarbij
in volstrekte duisternis. Letterlijk. Als
hij de hoofdweg verlaat, zet hij kop
lampen uit en remlichten af. Het
voorkomt dat stropers hem in de
open velden, waar licht opvalt, al
van verre zien aankomen. Blindva
rend op zijn kennis van de weggetjes
rijdt hij in het stikdonker rond en
stopt als hij ergens in de verte ver
dacht licht ziet blinken. Met behulp
van verrekijker en nachtkijker wor
den auto en inzittenden dan beke
ken. „Lang niet altijd zijn 't mensen
met kwaad in de zin. Ik zie ook veel
vrijende paartjes."
Op een dijkje rijdt een auto stap
voets. „Dat is verdacht, bijna ieder
een rijdt hier juist harder dan toege
staan. Zo'n langzame chauffeur kan
een stroper op verkenning zijn."
Mulder geeft gas om de wagen te
volgen maar haakt af als de auto de
hoofdweg weer opschiet. „Misschien
vermoedt hij onraad en houdt hij het
voor gezien. Of zoekt hij nu een paar
kilometer verderop zijn heil. Ik ben
helaas maar alleen en kan gewoon
niet overal tegelijk zijn. Niet alleen
stropers weten dat. Ook andere cri
minelen komen steeds vaker uit de
stad naar het buitengebied om hier
aan de slag te gaan met bijvoorbeeld
wietteelt en XTC-laboratoria."
Hoewel hij daarover geregeld de po
litie tipt, is het niet Mulders taak hen
aan te pakken. Jachtopzichters en
boswachters zijn namelijk geen poli
tieagenten. Ze zijn groene BOA's,
buitengewoon opsporingsambtena
ren, gespecialiseerd in flora en fau
na. Ze krijgen hun opsporingsbe
voegdheid na en uitgebreide oplei
ding, afgesloten met een examen.
Hoewel hun werk lijkt op dat van
een politieagent, zijn ze in dienst
van particulieren. Dat kunnen groe
pen jagers zijn voor wie ze een ter
rein beheren of organisaties als Na
tuurmonumenten. Ook zijn nogal
wat jachtopzichters in dienst van
landeigenaren.
Afname
Het aantal jachtopzichters en bos
wachters neemt af, stelt mr. Robert
Croll. Hij is voorzitter van de Neder
landse Vereniging voor Natuurtoe-
zicht, die de belangen van de jacht
opzichters behartigt. „Oyeral bezui
nigen natuurorganisaties en het toe
zicht sneuvelt als eerste. Dat is na
melijk duur. De werkgever betaalt
niet alleen het salaris van de BOA,
hij draait ook op voor de opleidings-
kosten van vaak duizenden euro's."
Die daling heeft volgens Croll, in het
dagelijks leven voorzitter van de
strafsector van de rechtbank in Zut-
phen, verstrekkende consequenties
voor rechtshandhaving in het bui
tengebied. „De politie concentreert
zich al geruime tijd alleen nog op de
stad. Criminelen zijn ook niet gek,
die verlaten de stad dus en trekken
het buitengebied in. Ze weten dat
agenten daar, sinds de afschaffing
begin jaren negentig van de veldpo
litie, niet of zelden komen en er so
wieso de weg niet meer kennen. Cri
minelen hebben vrij spel. Ik raad het
niemand aan om na zes uur 's
avonds in het buitengebied te gaan
wandelen, want je weet niet wie of
wat je tegenkomt.
Het beperkte aantal groene opspo
ringsambtenaren doet volgens Croll
zijn uiterste best het tij te keren, al
klaagt hij over onlogische regels die
'zijn' jachtopzichters hinderen. Zo
mag een jachtopzichter alleen ingrij
pen op het terrein waarvoor hij be
voegd is. „Het kroondomein van Ha
re Majesteit wordt door openbare
wegen doorsneden. Een stroper die
op die weg met een lichtbak rijdt en
daar vanaf een ree schiet, is onbe
reikbaar voor een jachtopzichter. Hij
kan hem pas pakken als ie uit de au
to komt om het ree in te laden."
Naast een financiële regeling die
jachtopzichters en boswachters
goedkoper moet maken, pleit Croll
ervoor hen onder te brengen bij de
politie. „Op die manier schep je bre
de bevoegdheden en wordt het ook
voor het publiek duidelijker met wie
ze te maken hebben. Voordeel is ver
der dat ze dan mee kunnen doen
met dat nieuwe communicatienet
werk C2000. Dat is alleen voorbe
houden aan hulpdiensten en daar
vallen de BOA's niet onder. Nu wer
ken jachtopzichters vaak met mo
bieltjes om te voorkomen dat ze
worden afgeluisterd."
De problemen die Croll schetst, zijn
dagelijkse kost voor jachtopzichter
Freek Kutterik. Hij leerde het vak
nog van zijn vader, die het weer van
diens pa had doorgekregen. Zelf
werkt Kutterik al 23 jaar op een dui
zend hectare groot particulier land
goed in het oosten van het land. Pre
ciezer wil hij het niet benoemd heb
ben. „Stropers lezen de krant ook en
ik wil geen gedonder."
Voor de kick
Hij vertelt weemoedig over vroeger,
toen een stroper nog een haas
schoot omdat hij honger had. „Nu
doen ze het voor de kick of de han
del. Ze hebben een lichtbak waar
mee ze op het veld schijnen, het dier
staat stil in het licht en ze knallen
het met een geweer voorzien van ge
luiddemper zo af. Ze schieten echt
op alles wat voor de loop komt.
Zwangere reegeiten, moeders met
kalveren, piepjonge hazen, het
maakt allemaal niet uit." Kennis
heeft hij genoeg over de stropers in
zijn gebied, maar ze betrappen is
vaak lastig. Want duizend hectare is
veel voor een man alleen die het op
neemt tegen stropers die op wisse
lende plekken toeslaan. „En ze blij
ven niet stilstaan als ik ze zie."
Maar soms is het raak. Kutterik ver
haalt over de stroper die vorig jaar
op heterdaad werd betrapt. De
vrouw van die stroper zette haar
man keurig in het veld af. Als ie klaar
was, belde hij naar huis en dan pikte
ze hem met de buit weer op. „Hij
bekende alleen dat jaar al zestig re
eën te hebben geschoten. Zestig! En
die man was al jaren actief. Hij ver
kocht het vlees. Waarschijnlijk aan
vrienden en kennissen of aan een
poelier die het niet zo nauw nam.
Die betaalden waarschijnlijk nog
geen vijftig euro voor zo'n gestroopt
beest."
Hoe weinig hij ook opheeft met zo'n
schietende man, nog lager op de
ladder staat in zijn ogen de stroper
die met strikken werkt. „De dieren
die daarin terecht komen, sterven
een gruwelijke dood. Je ziet aan hun
lijkjes dat ze een ware doodsstrijd
hebben gevochten. Zeker bij reeën
zie je ook dat de hele grond is omge
woeld in een wanhopige poging om
te ontsnappen. Het is een marteling
die soms uren voor ze duurt."
Jachtopziener Rob Mulder ontdekt
tijdens zijn partrouille deze avond
een illegale fazantenkooi. In de kooi
ligt graan en het diertje dat naar bin
nen gaat, tikt tegen een ijzerdraadje
dat het deurtje openhoudt. Dat valt
dicht waarna de fazant gevangen zit.
„De stroper hoeft de volgende dag
alleen de kooi maar even te legen en
het deurtje weer opnieuw open te
zetten."
Mulder maakt de kooi onklaar. We
gaan morgenochtend vanaf zeven
uur posten en dan maar duimen.
Ook een opzichter heeft soms maz
zel nodig."
Na twee ochtenden posten is het
raak en wordt de stroper op heter
daad betrapt. Zijn straf? Inbeslagna
me van de kooi en een boete.
De bever, het grootste knaagdier van West-Europa,
keerde in 1988 terug in Nederland en blijkt daar
sindsdien uitstekend te gedijen. Naar verwachting zal
de populatie in De Biesbosch in 2010 uit zo'n
vijfhonderd exemplaren bestaan.
door Paul de Schipper
De Biesbosch telt nu zo'n zestig beverburchten, die zich bevinden langs begroeide oevers.
Het was een mooie najaarsdag in 1988.
Minister Braks had haast. Hij moest gauw
terug naar Den Haag, had het druk met
kabeljauwvissers en melkquota. Maar 's
morgens kon hij wel even naar het hart
van de Biesbosch komen om daar een
aantal bevers uit te zetten.
Het was een proef voor vijf jaar. Braks
mocht de eerste van tien immigranten uit
de DDR loslaten. Kosten 1500 D-mark
per stuk, want in het toen nog commu
nistische Oost-Duitse arbeidersparadijs
wisten ze wel van prijzen. De kosten wer
den betaald door het Wereld Natuur-
fonds. Zo kwam het grootste knaagdier
van West-Europa terug in onze natte del
ta. Nederland was weer een knuffelbeest
rijker.
Aan die ene ochtend met minister Braks
ging vijfjaar voorbereiding vooraf. Bos
wachter en beververkenner Dirk Feij: „In
die tijd was de bever een ambtelijk pro
ject en er waren heel wat rapporten ge
schreven eer het zover was. In Oost-
Duitsland ging het ook niet zo makkelijk.
Ze stelden als voorwaarde dat we de be
vers met de hele familie tegelijk afna
men."
De Oostduitsers adviseerden Staatsbos
beheer ook om voor de bevers een kunst
hol te maken. Feij: „Met een hekje ervoor
dat ze door moesten knagen voor ze echt
de vrijheid kregen. Zo konden ze aan de
nieuwe omgeving wennen. Er waren er
bij die dat hekje na een dag al wegge-
knaagd hadden, andere dieren bleven
weken in dat kunsthol." Het was afwach
ten wat er zou gebeuren.
Dirk Feij: „Wij kunnen wel zeggen: de
Biesbosch is een goed bevergebied, maar
dat moet de bever toch zelf ook ontdek
ken. Al snel bleek dat de omgeving le
vensvatbaar was." Staatsbosbeheer kon
de omzwervingen van de dieren volgen
omdat sommige beesten een zendertje in
hun buik hadden.
Nu, vijftien jaar later, heeft de bever zich
in heel het westelijke rivierengebied ver
spreid. Van Andel in het oosten tot voor
bij Alblasserdam in het westen. „Als de
bevers bij Alblasserdam de hoek omkij
ken, zien ze de Van Brienenoordbrug. Zo
ver zitten ze al", aldus boswachter Dirk
Feij van Staatsbosbeheer. „Bovendien is
het dier vertrouwd geraakt met mensen:
watersporters en bevers schrikken niet
meer van elkaar."
In de periode najaar 1988 tot najaar 1991
werden in totaal 42 uit de Elbe afkomsti
ge bevers in de Biesbosch uitgezet. De
eerste jaren verliepen moeilijk. De bevers
gingen net zo snel dood als ze uitgezet
werden. Ze kregen van schrik allerlei
ziekten, kwamen onder een auto, raakten
gewond door rondslingerende vishaken,
werden gestrikt door boeren, gekooid
door muskusrattenvangers of doodgebe
ten door een huishond.
Midden jaren '90 ging het beter. Nadien
is het aantal gestaag toegenomen. Bos
wachter Feij schat dat er nu honderd tot
honderdvijftig bevers in de Biesbosch
huizen. „Precies durf ik het niet te zeg
gen, maar volgend jaar gaan we er een
uitgebreide volkstelling houden."
Bevers zijn natuurarchitecten. Dat zit
hem in de voeding. Een bever leeft van
boombast. Soms eet het dier ook kruiden
of wortels, maar de bast van wilgenbo
men is zijn lievelingseten. Dirk Feij:
„Soms de bast van een es of een popu
lier, maar 90 procent van wat de bever
eet, is wilg. Het dier is in staat om een po
pulier van veertig, vijftig jaar oud en meer
dan een meter dik om te knagen. Dat
doet-ie instinctmatig. Hij wil de bast van
de takken bereiken, dus moet de boom
om."
Wie goed oplet, kan de knaagsporen van
deze dieren zien. Dammen bouwen de
bevers in de Biesbosch niet. Dat doen ze
alleen om water vast te houden, en in de
Biesbosch is water genoeg.
Bevers doen ook aan 'woningbouw'. Ze
bouwen burchten, hun schuilplaatsen.
Ze slepen met takken en modder en ma
ken daar een heuvel van een paar meter
doorsnee, met een holle ruimte binnenin.
Dat is de slaap-, kraam-, en familiekamer.
Bevers leven paarsgewijs en kennen geen
echtscheidingsregeling. Mannetje en
vrouwtje blijven een leven lang bij elkaar.
De Biesbosch telt zestig beverburchten.
Ze bevinden zich vrijwel altijd langs de
begroeide oevers, gecamoufleerd door
overhangende bomen. Boswachter Feij:
„Uiterst beschut en veilig. Die modder
wordt zo hard als gewapend beton. De
ingang bevindt zich onder water. Er kan
geen ander beest in dan de bever." Elders
in Nederland groeien er ook nieuwe be
vervolken. In Flevoland ontsnapten vanaf
eind 1990 bevers uit het Natuurpark Lely
stad. Sindsdien is een kleine populatie
ontstaan, die zich langzamerhand over
Flevoland verspreidt. Vanuit Duitsland
vestigden zich vanaf eind 1992 enkele be
vers in het stroomgebied van de Maas in
Limburg. Een aantal van de dieren werd
doodgereden, maar toch houden zich
verspreid over de provincie nog enkele
bevers op. In het natuurgebied de Gel
derse Poort achter Nijmegen werden
vanaf 1994 bevers uitgezet.
Als de bevers in de Biesbosch en in de
rest van Nederland zich in het huidige
tempo blijven voortplanten, kunnen we
er in 2010 volgens deskundigen zowat
vijfhonderd tegemoet zien.
De bever knaagt complete boor
stammen om.
Foto's: GPD/Jacques van der Ne