Belgische frietkot met uitsterven bedreigd Riek Schagen: Heerlijk dat ik al die rollen heb mogen spelen HDC232 eg maar Riek, al dat ge-mevrouw, daar word ik maar chagrijnig van en dat wil ik nou net niet wezen, nooit. Het leven heeft zoveel leuks, als je je kansen maar pakt én een beetje geluk hebt. Heb ik gekregen, wat een voorrecht. Een machtig leven heb ik. Ongelooflijk rijk. Het begon niet zo best, dat klopt. Begin vori ge eeuw. We woonden in Amersfoort. Toen ik een half jaar was, verhuisde ik met vader en moeder, twee zusjes en een broertje naar Amsterdam. Moeder was werkvrouw, vader rangeerder bij het spoor. In Amsterdam deed hij mee aan de grote spoorwegstaking van... nou ja, dat jaartal dat weet ik niet meer. Maar het gevolg wel: hij kreeg geen werk meer en dat betekende nog meer ar moede in ons arbeidersgezin. Zes kinderen zijn er nog bijgekomen in dat kleine huisje twee hoog achter; ik was de vierde in de rij. Vier zijn er nu overleden en ik ben niet eens de oudste. Dat is Bep, mijn zus van 93. Arm waren we, zeker, maar ook rijk ondanks alle ellende. Vader zong in het mannenkoor; ik zie me nog zitten op zijn schoot als hij ons voorzong. Hij is jong ge storven, een goede man. Op mijn twaalfde werd ik kindermeisje. Moest ik zeggen dat ik veertien was, want ei genlijk mocht ik nog helemaal niet werken. Maar ja, dat geld hè, dat hadden mijn ouders hard nodig. Toneelspelen, dat vond ik als jong ding al heerlijk, even uitbeelden wie je niet bent, maar wel wilt zijn. Ontsnappen aan het dagelijks leven, dat was het mis schien wel. Met mijn zusters speelde ik ama teurtoneel en daar kwam ik Dotje van Dal- sum tegen, ja inderdaad de vrouw van de grote Albert. Zij zei: 'Riek, als er ooit een rol letje voor je is, dan vraag ik aan Dallie, mijn man, of jij dat mag spelen." Ze heeft woord gehouden en ik weet het nog, als de dag van gisteren. Eén zinnetje mocht ik zeggen, in Maria's boodschap van Cloudel, een droevig stuk. Non speelde ik. Om half acht 's avonds zat ik al klaar in mijn kostuum, om half elf pas moest ik op, voor die ene zin, na Albert van Dalsum die aan me vroeg: 'Wat zoekt gij, zuster?' En dan ik: 'Ik zoek bloemen om tus sen haar handen op het graf te leggen'. Dat was niet moeilijk maar ik deed het kennelijk goed want toen ik afkwam zei Van Dalsum met die zware stem van hem: 'Wat heb je dat móói gezegd, Riek'. Dat was het begin. Toen had ik het toneel geroken, voorgoed'. Na de oorlog heb ik een soort examen ge daan in Allerzielen, een stuk van Herman Heijermans, met als tegenspeler Hans Tie- meyer. Ik slaagde en warempel, toen was ik actrice, actrice bij het Amsterdams-Rotter dams toneel, terwijl ik al die jaren daarvoor met plezier kindermeisje en werkvrouw was geweest. En dan zie ik weer mijn moeder, zelf altijd werkvrouw geweest, die toen zei: 'Riek, meid dóe het, anders blijf je je hele le ven poetsen'. Goed hè! Ze is mijn grootste fan geweest; 84 was ze tóen ze stierf. Swieb Al die toneelstukken, die films, tv-series. De mensen kennen me vooral als Saartje van Swiebertje, als de brave huishoudster die al les regelde, in die gezellige huiskamer waar Swieb en Malle Pietje de draak staken met Bromsnor. Ik heb het graag gedaan, zeven tien jaar lang. Ik ben er bekend door gewor den en heb mede daardoor een prachtleven gehad, maar Saartje heeft echt niet mijn le ven bepaald. Ik heb veel méér gespeeld. In de film Fanfare, met Albert Mol en Hans Kaart, Keetje TippelKaas, van Elschot; Ciske de Rat, met Kees Brusse; Op Hoop van Zegen de Kleine Waarheid, met Willeke Alberti; De Vliegenvanger van Steinbeck, allemaal heer lijke rollen, het zijn er met elkaar wel hon derd geweest. In het begin deed ik in de meeste stukken huishoudelijk werk, maar later heb ik van al les gespeeld, verpleegster, koningin zelfs. Maar ja, dat beeld van de dienstbare huis houdster, dat hangt wel een beetje om me heen. Kwam ook omdat niemand zulke rol len wilde spelen. Ik wel, wat gaf mij het? Ik was erbij, bij het toneel, daar ging het me om. Ik noemde net dat stuk De Vliegenvan ger. Toen kreeg ik echt een fijne recensie: 'Dat een actrice zo natuurlijk de as kan weg vegen bij de kachel.' Geen kunst, ik had als werkvrouw jaren niets anders gedaan. Ja, commercieel ben ik ook gegaan, dat kun je wel zeggen. Dertig jaar geleden belde Jan de Jong me op, de directeur van Sorbo. Dat ken je toch wel, dat zinnetje: 'Sorbo hier, Sorbo daar, Sorbo is uw hulp in huis'. Zegt Jan: "Mevrouw Schagen - het werd al gauw Riek - wilt u mijn bedrijf als Saartje aan gaan prijzen? Heb ik gedaan, jarenlang, eerst in tv-spots, later ook in tientallen winkels toen er nog niet van die hele grote supermarkten waren. Als zo'n nijvere middenstander dan bijvoorbeeld tien meter Sorbo had gekocht, kwam ik een middag in zijn winkel, als pu bliekstrekker. Met drommen kwamen ze, de mensen, de huisvrouwen, de kinderen. Ik reisde het hele land door, soms twee keer per week. Mooi werk, dankbaar ook. Tien, Foto: GPD/Nederlands Audiovisueel Archief twaalf jaar geleden ben ik ermee gestopt toen Jan overleed. Wim Sonneveld Rond mijn veertigste ben ik gaan schilderen. Dat kwam omdat ik een jaar daarvoor mijn man had leren kennen, Bert Westermann, een knappe econoom, zoon van de kunst schilder Westermann. Toen ben ik ook be gonnen en dat is een beetje uit de hand ge lopen. Olieverf, gouaches, tekeningen. Mys tieke abstracties noemde ik ze. Ik maakte maar wat, had nook een voorbeeld, maar mijn werk sloeg wel aan. Tientallen exposi ties, tot in Spanje en Kopenhagen toe. Waar hang ik niet? Ik ben ermee gestopt toen Bert overleed, negentien jaar geleden, op de avond vlak voordat we van Amsterdam naar Vorden zouden verhuizen waar Jan de Jong een prachtig atelier voor me had. Ze hebben me geweldig bijgestaan hier, de familie De Jong en vele, vele vrienden. Ik ga hier ook nooit meer weg uit deze Achter hoek, zo mooi, zo vredig. Amsterdam is ge weldig, maar hier ben ik thuis. Minpunten in mijn leven? Nou, daar word ik even stil van, want zo veel zijn dat er niet. In mijn beroepsleven schiet me er maar één te binnen. Ik zou met Wim Sonneveld spelen in een stuk van Annie M.G. Schmidt, een grote rol, maar op het laatste moment ging het niet door. Huilend liep ik het theater uit, want daar verdween voor anderhalf jaar in komsten. Toen kwam Guus Oster, de direc teur van de Amsterdamse Schouwburg, me achterna rennen: 'Riek, Riek. ik heb een rol voor je in Zacht met de Deuren, onder regie van Ko van Dijk'. Nou, toen was mijn kostje weer gekocht. Echte tegenslagen, nee die heb ik dus niet gehad. Ja natuurlijk, de dood van moeder en van mijn man, familieleden, vrienden, dat deed pijn, heel lang, maar dat maakt ieder een mee, als je zo oud wordt. Kinderen, nee die hebben we niet gekregen. Misschien was ik er te oud voor, had ik het te druk. Bert had een zoontje uit een eerder huwelijk, die overleed toen hij zes jaar was. Daar is die goede man nooit overheen geko men. Kijk, daar hangt een tekening van zijn zoontje, heb ik altijd bewaard. Mooi hè! Méns voel ik me. Geen actrice of schilderes. Heerlijk, dat ik al die rollen heb mogen spe len, dat ik al die kansen heb gekregen en zo de mensen een klein beetje plezier terug heb kunnen geven. Dat is genoeg voor mij. Het leven heeft me geschoold, het is goed ge weest, maar stoppen, nee dat hoor je mij niet zeggen. Straks sta ik op de kerstmarkt hier in Vorden, met mijn zelfgemaakte kaarten. Niet zeuren, niet klagen. Gewoon doorgaan. Op naar de honderd." Een 'ongelooflijk rijk' leven heeft ze. Riek Schagen, bekend van veel méér dan alleen haar rol als 'Saartje van Swiebertje'. Vandaag wordt ze, goedgemutst als altijd, negentig jaar. Vanuit het Gelderse Vorden meldt ze monter: 'Niet zeuren, op naar de honderd'. door Nico Hoffer ZATERDAG 15 NOVEMBER 2005 Riek Schagen is vandaag negen tigjaar geworden. „Ik heb een prachtleven gehad, maar Saartje heeft echt niet mijn leven be paald." Foto: Ab Hakeboom Voor de deur staat een Mercedes te koop. Zeven jaar runt Boutard de zaak nu. „De ge meente durft mijn vergunning niet in te trekken. De frituur maakt deel uit van het patrimonium van Grune", zegt hij zelfverze kerd. „Vroeger", herinnert de frituuruitbater zich, „stonden langs deze weg wel dertig van dit soort chalets. De hele route was bezaaid met frituren en restaurants. Het werd de 'La rou te des frites' (de frietenroute, red.) genoemd. Dan spreek ik over ruim twintig jaar geleden, vóór de aanleg van de autosnelwegen E25 tussen Luik en Luxemburg en E411 tussen Brussel, Namen en Luxemburg." Anno 2003 is er weinig meer over van de frietcultuur langs de N4. Een lege frituur, een houten schuur ter hoogte van Huber- mont met het bord 'fermé' (gesloten) achter het raam, herinnert aan vervlogen tijden. Onkruid groeit voor de deur. De diepe gaten in de desolate parkeerplaats staan vol water. Het Belgische frietkot wordt met uitsterven bedreigd. Steeds vaker weigeren gemeenten om de vergunning te verlengen. Het frietkot past niet langer in het straatbeeld en voldoet niet meer aan de moderne eisen op het vlak van brandveiligheid en hygiëne. Zonde, vindt het Vlaams promotiecentrum voor agro- en visserijmarketing (VLAM). In de week van de friet, van 1 tot 7 december, vraagt de organisatie aandacht voor de ou derwetse frietkraam. Bekende Belgen zoals acteur Michael Pas en zanger Joost Zweegers rijden dezer dagen in gele mini-Coopers (de 'frietmobiel') rond met daarop de slogan 'Ik kom van de frituur' om op die manier het ouderwetse Belgische frietkot te promoten. Uit de radio schalt geregeld een speciaal voor de gelegenheid gemaakte reclamespot: het 'frietlied'. In Nederland wordt vaak laatdunkend ge daan over de aftandse caravans, omgebouw de autobussen en bouwvallige chalets; in België maakt het frietkot deel uit van het cul turele erfgoed. Al in 1862 zou in Antwerpen het eerste frietkot hebben gestaan. Volgens Paul Ilegems, hoogleraar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en bezieler van het frietkotmuseum op de Groenplaats in Antwerpen, staat het frietkot symbool voor de Belgische mentaliteit. Het frietkot is ook een van de weinige dingen die Vlamin gen en Walen met elkaar gemeen hebben. De oude, verbouwde bus met een ketel vet erin, zomaar ergens neergezet, het getuigt volgens hem van anarchisme. Een Belg is al tijd op zoek naar de mazen in de wet; is wars van elk gezag en heeft nog nooit van bouw en woningtoezicht gehoord. Daarvan getuigt de ruimtelijke (wan)orde. De frietcultuur van de Belg verschilt ook grondig van die van de Nederlander. „Een Belg", schrijft Ilegems in zijn vorig jaar ver schenen Volkomen Frietboek, „is beschei den, voelt zich niet moreel superieur. Heel anders dan de Nederlander, die naast zijn schoenen loopt en doorgaans van zichzelf vindt dat hij gelijk heeft. En zie: waar een Belg zijn frietje haalt bij een frietkot om de hoek, gaat de Nederlander naar de snackbar met vergunning." In Nederland is het nauwelijks denkbaar dat iemand in zijn voortuin een frituur neer- poot. In België is het de normaalste zaak van de wereld. Neem bijvoorbeeld Friterie Mar cel, langs de N63 in Nandrin. Pal voor zijn ri ante woning in aanbouw heeft hij een hou ten chalet neergezet. Hij doet goede zaken. In amper vijf minuten tijd stoppen er zes au to's om een 'pakske friet' te bestellen. Een houten hokje, langs de oprit van het woon huis, doet dienst als toilet. „Een frietkot", vindt Ilegems, „is een avon tuur. Je weet nooit hoe dik, hoe vers, hoe vet en hoe lekker de frieten zullen zijn. Heel an ders dan bij McDonalds, waar de frieten al tijd dun en slap zijn." Beatrice Simon bakt dikke, stevige frieten. De ramen van haar knalgele bus zijn besla gen. Binnen hangt de zoete, weeïge geur van versgebakken patat. Haar assortiment sau Frieten haalt de Belg niet bij de snackbar, maar bij het frietkot. Het zo Belgische fenomeen dreigt echter te verdwijnen. De omgebouwde stadsbus; de caravan met ketel vet en het schots en scheve frietchalet voldoen niet meer aan de moderne eisen op het vlak van brandveiligheid en hygiëne. door Pascale Thewissen Jean-Claude Boutard legt zijn handen op zijn ronde buik. Daar komt de naam van zijn zaak vandaan, legt hij lachend uit. 'Le p'tit bedon', het betekent zoveel als 'het buikje'. Zijn frietkot langs de weg van Bastogne naar Marche-en-Famenne is een bonte verzame ling oude troep. Al 40 jaar staat de houten keet langs de N4 in Grune (Nassogne). Het tocht er vreselijk. Het deert Boutard niet. „Lekker toch, die frisse Ardense lucht." Roestige stoelen aan wankele tafels; vergeel de vitrages, schilderijen van bloemen en kas telen aan de wand. Het terrein achter de fri tuur ligt bezaaid met oud ijzer. Boutard woont in een caravan achter het frietchalet. Frietkot 'Le p'tit bedon' langs de weg van Bastogne naar Marche-en-Famenne is een bonte verzameling oude troep. Foto's: GPD/Harmen de Jong zen is enorm: van de typische zurige Belgi sche mayonaise tot aioli (knoflook); van to- matencurry tot de pittige andalouse. Een vi- andel heet hier een krokidel. En een gehakt bal wordt geserveerd met 'sauce Lapin', de op traditionele wijze met azijn, uien en stroop bereide konijnensaus. Simon, opgestoken geblondeerde haren en een blauw wit gestreept schort om, heeft het druk. Het is spitsuur in frituur Marsipulami, genoemd naar het bekende Waalse stripfi guurtje, langs de autosnelweg E25, vlakbij het industrieterrein van Bastogne. Simon runt de zaak samen met haar man en doch ter. „We doen nog alles zelf. Schillen, snij den en bakken", zegt ze trots. Problemen met de gemeente heeft ze nog niet, zegt ze. „Maar ik weet dat ze ons het liefst allemaal in een bakstenen pand zou den stoppen. Nee, ik zie dat niet zitten. Laat mij maar hier mijn werk doen. Ze drukt op een knop. Met een diepe zucht gaat de deur van de bus open. De volgende klant komt binnen. Zo gaat dat de hele dag door. Elke dag, uitgezonderd zon- en feestdagen, van elf uur 's ochtends tot acht uur 's avonds. Non stop. Frietbus Marsipulami vlakbij het industrieterrein van Bastogne.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2003 | | pagina 6